Organisatie | Heerhugowaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening Welzijn Heerhugowaard |
Citeertitel | Subsidieverordening Welzijn Heerhugowaard |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | vaststellen subsidieverordening welzijn heerhugowaard |
Geen.
gemeentewet, art. 149
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-09-2009 | 23-06-2009 | 01-01-2011 | nieuwe regeling | 23-06-2009 Heerhugowaards Nieuwsblad jrg.25, nr. 38 d.d. 15 september 2009, p.4. | RB2009060 |
de Raad van de gemeente Heerhugowaard;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 april 2009
gelet op het advies van de commissie MO d.d. 11 mei 2009
De (nieuwe) Subsidieverordening Welzijn Heerhugowaard vast te stellen met terugwerkende kracht per 1 januari 2009 onder gelijktijdige intrekking van de (huidige) Subsidieverordening Welzijn
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Subsidiëring van activiteiten geschiedt door de gemeente Heerhugowaard op basis van de bepalingen van deze verordening en op basis van het Subsidiebeleid Welzijn.
Hoofdstuk II Algemene subsidievoorwaarden
Subsidie kan slechts voor een activiteit worden verleend, indien de activiteit bijdraagt aan:
De vraag / behoefte dient duidelijk door de aanvrageraangetoond en door het college van burgemeester en wethouders onderschreven te worden. Indien dit niet of onvoldoende het geval is, wordt geen subsidie verleend.
Indien de activiteit, naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders, zichzelf kan bedruipen door bijv. het innen van contributies, het heffen van toegangsgelden, barinkomsten, sponsorgelden of andere vormen van inkomsten, en/of het bedrag van de egalisatiereserve hoger is dan de vastgestelde norm op basis van art. 13 lid 5, vindt geen subsidiëring plaats. Het college van burgemeester en wethouders kunnen ter ondersteuning daarvan normen vaststellen. Deze normen kunnen als bijlage bij de verordening worden gevoegd.
Indien de markt mogelijkheden ziet om de activiteit aan te bieden, vindt geen subsidiëring plaats, tenzij het college van burgemeester en wethouders vinden dat het voor iedereen toegankelijk moet zijn. Onder de markt verstaan wij alle aanbieders die niet van gemeentelijke subsidie afhankelijk zijn. Dat kunnen zowel commerciële als non-profit instellingen zijn.
De aanvrager zal de te verwachten prestaties of resultaten aan moeten tonen. Vooraf wordt overeengekomen welke prestaties worden geleverd. Afhankelijk van de aard van de activiteit kunnen zowel input- als output-prestaties worden geëist.
Indien het subsidiebedrag, voor de in beginsel voor honorering in aanmerking komende aanvragen, het subsidieplafond overtreft, moeten prioriteiten worden gesteld. Daarvoor gelden achtereenvolgens de onderstaande verdeelregels:
Indien bij toepassing van lid 3 blijkt dat het resterende budget dient te worden verdeeld tussen twee of meer instellingen van wie de aanvraag die op dezelfde datum zijn ontvangen, waarbij het budget ontoereikend is om deze aanvragen volledig te honoreren, dan wordt het budget naar rato van de in beginsel te verlenen subsidie verdeeld over de betreffende subsidieaanvragen.
Het bedrijfsplan, de begroting en jaarrekening van een bedrijfsplangefinancierde instelling dient inzicht te verschaffen in het loongevoelige- prijsgevoelige- en constante deel van de uitgaven. De looncompensatievoor het subsidiejaar (X+1) wordt berekend over het loongevoelige deel van hetsubsidiebedrag van het daaraan voorafgaande jaar (X) en de
prijscompensatie voor het subsidiejaar (X+1) wordt berekendover het prijsgevoelige deel van het subsidiebedrag van het daaraan voorafgaande jaar (X).
Indien de loon- en/of prijscompensatie hoger is dan de feitelijke loon en/of prijsstijging, dan dient het meerdere na afloop van het subsidiejaar te worden toegevoegd aan de egalisatiereserve. Indien de loon- en/of prijscompensatie lager is dan de feitelijke loon en/of prijsstijging, dan kan het tekort worden onttrokken aan de egalisatiereserve.
Het subsidiebedrag kan alleen op verzoek en na schriftelijke toestemming van het college van burgemeester en wethouders voor andere dan de afgesproken activiteiten worden aangewend.
De instelling is bij beëindiging van de subsidie op grond van artikel 22 lid 1, bij vervreemding van roerende en onroerende zaken of bij wijziging van de bestemming, zoals deze door het college van burgemeester en wethouders met de instelling is overeengekomen, aan de gemeente Heerhugowaard een vergoeding verschuldigd, die na overleg met de instelling door het college van burgemeester en wethouders, gehoord de desbetreffende raadscommissie(s) voor advies, wordt vastgesteld.
Hoofdstuk III Aanvraag en verlening
De aanvraag voor subsidie dient bij voorkeur voor 1 april van het jaar voorafgaand aan het eerste subsidiejaar, maar uiterlijk 14 weken voor aanvang van de activiteiten bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend. De subsidie wordt aangevraagd op het daartoe door de gemeente verstrekte aanvraagformulier.
1.Het college van burgemeester en wethouders deelt het besluit op de aanvraag uiterlijk 14 weken na ontvangst van de complete aanvraag aan de instelling mee.
2 In de toekenning wordt de hoogte van het subsidie, de te leveren prestaties, de
subsidieperiode, toegestane reserveringen en eventuele aanvullende voorwaarden vermeld.
Hoofdstuk IV verantwoording en vaststelling
Voor instellingen van wie op grond van lid 4 een accountantsverklaring wordt verlangd geldt een uiterste indieningstermijn van 1 mei.
Een accountantsverklaring wordt verlangd met betrekking tot die activiteiten en/of projecten die tenminste € 50.000 subsidie hebben ontvangen (bedrijfsplan gefinancierde instellingen). De verklaring geeft o.a. een oordeel over de juistheid, tijdigheid, volledigheid en rechtmatigheid van de verstrekte informatie en de gedeclareerde subsidie. De accountant dient te verklaren dat de gestelde subsidievoorwaarden zijn nageleefd en de ontvangen subsidiegelden zijn aangewend voor het beoogde doel.
Bijlage subsidieverordening normen voor berekenen subsidie conform artikel 9.2.
Contributienorm: €3,-- per persoon per jaar
Bijdrage in vormende activiteiten: 50% van de uitgaven
Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten
Afdracht overkoepelend orgaan: de werkelijke kosten
Activiteiten: €227,-- per vormende activiteit met een maximum van 2 activiteiten.
Contributienorm: € 55,-- per persoon per jaar voor volwassenen en
€ 25,-- per persoon per jaar voor jongeren tot 18 jaar
Contributienorm professioneel koor: € 137,--per persoon per jaar voor volwassenen
Neveninkomsten: 15% van de totale minimum contributienorm
Uitvoeringen: minimaal één openbare uitvoering per organisatie per jaar
Organisatiekosten: €14,--per lid
Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten
Kostennorm dirigent: €2.269,--voor volwassenenkoor en
Uitvoeringskosten: tot 50% van de uitgaven met een maximum van
Contributienorm: € 69,-- per persoon per jaar voor volwassenen en
€ 57,-- per persoon per jaar voor jongeren tot 18 jaar
Contributienorm fanfare: € 91,-- per persoon per jaar voor volwassenen
Neveninkomsten: 15% van de totale minimum contributienorm
Organisatiekosten: € 14,--per lid
Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten
Kostennorm dirigent: € 3.177,--voor het eerste orkest en
€ 1.135,-- voor elk volgend orkest
Kostennorm kleding/instrumenten: € 2.269,--
Kostennorm optredens: € 227,--per openbare manifestatie met een maximum van 5 presentaties.
Contributienorm: € 91,--per persoon per jaar
Neveninkomsten: 15% van de totale contributienorm
Uitvoeringen: minimaal één openbare uitvoering per organisatie per jaar
Organisatiekosten: € 14,--per lid
Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten
Kostennorm regisseur: € 1.362,--
Uitvoeringskosten: tot 50% van de uitgaven met een maximum van
Amateurkunst: Straattheater Stoepjee
Contributienorm: € 196,--per persoon per jaar
Uitvoeringskosten: tot 50% van de uitgaven
Contributienorm: € 69,-- per persoon per jaar voor volwassenen en
€ 35,-- per persoon per jaar voor jongeren tot 18 jaar
Neveninkomsten: 15% van de totale contributienorm
Uitvoeringen: minimaal één openbare uitvoering per organisatie
Organisatiekosten: € 14,-- per lid
Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten
Kostennorm instructeur: € 1.135,--
Uitvoeringskosten: tot 50% van de uitgaven met een maximum van
Binnen het jeugdwerk wordt onderscheid gemaakt in:
het Zeekadettenkorps die een hele speciale plaats inneemt, omdat hier activiteiten plaatsvinden op en bij het schip. De leden betalen een fors hogere contributie. De contributienorm is hierop gebaseerd en bedraagt € 125,-- per persoon per jaar voor volwassenen en € 91,-- per persoon per jaar voor jongeren. Voor het overige worden de criteria gevolgd van de jeugdverenigingen met leden.
Contributienorm: € 14,--per persoon per jaar
Neveninkomsten: 15% van de totale contributienorm
Organisatiekosten: € 14,--per lid
Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten
Afschrijvingskosten: € 7,-- per lid
organisatie met leden: € 681,-- per organisatie.
organisatie zonder leden: € 454,-- per organisatie
De contributienorm en het % van de neveninkomsten zijn als volgt opgebouwd:
contributienorm contributienorm % neven-
Honk-/softbal € 46,--€ 69,-- 50
Dutch Triathion C € 46,--€ 69,-- 15
Organisatiekosten: € 14,--per lid
Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten
Afdracht centrale organen: € 35,-- per lid
Kostennorm trainer senioren: € 2.269,-- tot/per 100 leden
Kostennorm trainer jeugd: € 2.269,-- tot/per 100 leden
Indien de restnorm voor jeugd- en seniorleden meer dan 100 is, volgt nog een bijdrage
De contributienorm en het % van de neveninkomsten zijn als volgt opgebouwd:
contributienorm contributienorm % neven-
Reddingsbrigade € 35,--€ 69,--15
Zwemmen en waterpolo € 100,--€ 130,--15
Organisatiekosten: € 14,-- per lid
Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten
Afdracht centrale organen: € 35,-- per lid
Kostennorm trainer senioren: € 2.269,--tot/per 100 leden
Kostennorm trainer jeugd: € 2.269,-- tot/per 100 leden
Indien de restnorm voor jeugd- en seniorleden meer dan 100 is, volgt nog een bijdrage
Het peuterspeelzaalwerk wordt onderverdeeld in peuterspeelzalen met betaalde krachten en zonder betaalde krachten. Voor de peuterspeelzalen met betaalde krachten wordt geen contributienorm gehanteerd, omdat de ouderbijdragen de kosten van de leidsters moeten dekken.
Criteria peuterspeelzalen met betaalde krachten:
Organisatiekosten: € 14,--per kind
Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten
Afschrijvingskosten: € 681,--per groep
Criteria peuterspeelzalen zonder betaalde krachten:
Norm ouderbijdrage: € 14,--voor 2 dagdelen per kind per maand
Organisatiekosten: € 14,-- per kind
Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten
Afschrijvingskosten: € 681,-- per groep
Heerhugowaardse verenigingen, met leden van buiten de gemeente, kunnen aanspraak maken op de volledige bekostigingsbijdrage indien het aantal Heerhugowaardse leden minimaal 50% is.Er vindt een korting op de bijdrage plaats gelijk aan 3x het percentage van de niet-Heerhugowaardse leden boven de 50%.
Voorbeeld:Een Heerhugowaardse vereniging met 70% leden van buiten de gemeente krijgt een korting op de bekostigingsbijdrage van 60%.
Bijlage subsidieverordening: procedure bedrijfsplan conform artikel 18.4
Bijlage subsidieverordening: procedure bedrijfsplan conform artikel 18.4
Start: Twee jaar voor het verstrijken van de bedrijfsplanperiode
-De lopende bedrijfsplanperiode wordt met de instelling tussentijds geëvalueerd. De maatschappelijke ontwikkelingen worden betrokken bij de beleidsverwachting voor de nieuwe bedrijfsplanperiode.
Aansluitende periode juli tot oktober:
-De instelling ontwikkelt op basis van het subsidiebeleid een concept-bedrijfsplan en geeft de financiële consequenties aan.
Aansluitende periode oktober en november:
Aansluitende periode december en januari:
-Het college van burgemeester en wethouders neemt een voorlopig standpunt in over het concept-bedrijfsplan.
Aansluitende periode februari en maart:
-De instelling stelt de definitieve versie van het bedrijfsplan op.
Aansluitende periode april tot en met december;
voorafgaand aan het eerste jaar van de nieuwe bedrijfsplanperiode:
Besluitvorming door het college van burgemeester en wethouders vindt plaats binnen de procedure van het Integraal Subsidieplan Welzijn (ISP).
Bijlage subsidieverordening: betaalschema conform artikel 19.3
Subsidiebedragen tot € 5.000 : betaling in de maand februari
Subsidiebedragen vanaf € 5.000 tot € 50.000 : betaling 50% in de maand februari
: betaling 50% in de maand mei
Subsidiebedragen vanaf € 50.000 : betaling 25% in de maand februari