Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Alkmaar

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Alkmaar houdende regels voor horeca-, prostitutie-, speelautomaten- en evenementenvergunningen in het kader van de Wet Bibob

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlkmaar
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van de burgemeester van de gemeente Alkmaar houdende regels voor horeca-, prostitutie-, speelautomaten- en evenementenvergunningen in het kader van de Wet Bibob
CiteertitelBeleidsregel gemeente Alkmaar voor horeca-, prostitutie-, speelautomaten- en evenementenvergunningen in het kader van de Wet Bibob
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregel gemeente Alkmaar voor horeca-, prostitutie-, speelautomaten- en evenementenvergunningen in het kader van de Wet Bibob, zoals vastgesteld op 6 januari 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Bibob

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-11-2016nieuwe regeling

02-11-2016

Gemeenteblad 2016, 153822

.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel gemeente Alkmaar voor horeca-, prostitutie-, speelautomaten- en evenementenvergunningen in het kader van de Wet Bibob

In deze beleidsregel wordt aangegeven hoe de burgemeester omgaat met de bevoegdheden op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) bij aanvragen om horeca-exploitatievergunningen, drank- en horecavergunningen, vergunningen voor een seksbedrijf of een escortbedrijf, vergunningen voor speelautomatenhallen en evenementenvergunning. De inzet van het Bibob-beleid voor overige aanvragen zijn opgenomen in afzonderlijke beleidsregels.

Inleiding

Op 1 januari 2005 is de Beleidslijn voor de horeca-, prostitutie- en speelautomatenhalbranche in het kader van de Wet Bibob in werking getreden. Het Bibob-instrumentarium wordt dan ook reeds bij een groot aantal gemeentelijke vergunningen voor inrichtingen of bedrijven toegepast. Inmiddels acht de burgemeester het noodzakelijk de beleidslijn te updaten en uit te breiden naar andere onderwerpen.

 

Uit artikel 7, eerste en derde lid, van de Wet Bibob vloeit voort dat de Wet Bibob van toepassing is op alle gemeentelijke vergunningen en ontheffingen die op grond van een gemeentelijke verordening verplicht zijn gesteld voor een inrichting of een bedrijf. Dit betekent dat de burgemeester beschikt over de weigerings- en intrekkingsbevoegdheden van artikel 3 van de Wet Bibob die zien op het voorkomen van criminele facilitering, met inbegrip van de mogelijkheid om aan het landelijk Bureau Bibob een advies te vragen. De toepasbaarheid van de Wet Bibob op gemeentelijke vergunningen die zijn geregeld in de Drank- en Horecawet en de Wet op de kansspelen vloeit uit deze wetten zelf voort. De genoemde wetten bevatten dan ook zelf de weigerings- en intrekkingsgronden, als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Artikel 3 van de Wet Bibob regelt dat een bestuursorgaan een aangevraagde beschikking (vergunning) kan weigeren of een verleende beschikking (vergunning) kan intrekken als er sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking zal worden gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten, het plegen van strafbare feiten of het vermoeden dat voor het verkrijgen van de vergunning strafbare feiten zijn gepleegd. Bij mindere mate van gevaar kunnen voorschriften aan de vergunning worden verbonden.

Vergunningen in het kader van deze beleidsregel

Deze beleidslijn beschrijft hoe de burgemeester het Bibob-instrumentarium toepast met betrekking tot vergunningen voor horeca-inrichtingen (inclusief coffeeshops), seksinrichtingen, speelautomatenhallen en evenementen. Concreet gaat het daarbij om:

  • vergunningen op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet;

  • vergunningen op grond van artikel 2:24 van de Algemene plaatselijke verordening Alkmaar voor een exploitatievergunning horeca;

  • vergunningen op grond van een gedoogverklaring en de exploitatievergunning voor het exploiteren van een coffeeshop;

  • vergunningen op grond van artikel 3:5 van de Algemene plaatselijke verordening Alkmaar voor het exploiteren van een seksbedrijf of een escortbedrijf;

  • vergunningen op grond van artikel 30c, eerste lid en onder b, van de Wet op de kansspelen voor het exploiteren van speelautomatenhal;

  • vergunningen op grond van artikel 2:15 van de Algemene plaatselijke verordening Alkmaar voor het organiseren van (commerciële) evenementen.

 

Deze vergunningen worden in het vervolg van deze beleidsregel aangeduid als vergunning.

Wanneer kan de Wet Bibob toegepast worden?

Bij nieuwe aanvragen en bij het intrekken van een verleende vergunning

Artikel 7, eerste lid, van de Wet Bibob bepaalt dat een vergunning die op grond van een gemeentelijke verordening – de Algemene plaatselijke verordening (Apv); de Verordening op de Kansspelen – verplicht is gesteld voor een inrichting of een bedrijf door de burgemeester kan worden geweigerd dan wel ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet Bibob.

 

Artikel 27, derde lid, van de Drank- en Horecawet bepaalt dat een vergunning op grond van deze wet kan worden geweigerd in het geval en onder voorwaarden van artikel 3 van de Wet Bibob. Artikel 31, tweede lid, van de Drank- en Horecawet bepaalt dat een vergunning op grond van deze wet kan worden ingetrokken in het geval en onder voorwaarden van artikel 3 van de Wet Bibob.

 

Artikel 30e, derde lid, van de Wet op de kansspelen bepaalt dat een vergunning op grond van deze wet kan worden geweigerd in het geval en onder voorwaarden van artikel 3 van de Wet Bibob. Artikel 30f, derde lid, van de Wet op de kansspelen bepaalt dat een vergunning op grond van deze wet kan worden ingetrokken in het geval en onder voorwaarden van artikel 3 van de Wet Bibob.

Subsidiariteit- en proportionaliteitsbeginsel

De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn belangrijke uitgangspunten van de Wet Bibob. Hiermee wordt enerzijds bedoeld dat de burgemeester eerst – voordat een adviesaanvraag bij het landelijk Bureau Bibob wordt gedaan – dient te beoordelen of de bestaande weigerings- dan wel intrekkingsgronden van de relevante verordening of wet van toepassing zijn om de vergunning te weigeren of in te trekken. Anderzijds dient de burgemeester zorgvuldig af te wegen of hij direct, zonder advisering van het landelijk Bureau Bibob de Wet Bibob kan toepassen. Het onderzoek van het landelijk Bureau Bibob is namelijk verstrekkender en diepgaander en daardoor ingrijpender dan het eigen onderzoek. Dit eigen onderzoek vindt plaats met behulp van het landelijk vastgestelde Bibob-vragenformulier. Kortom: alvorens advies wordt aangevraagd aan het landelijk Bureau Bibob, dienen eerst de gangbare en minder vergaande mogelijkheden te zijn benut.

 

Anderzijds dienen de (juridische) gevolgen van het intrekken of weigeren van een vergunning afgewogen te worden. Wordt een vergunning ingetrokken of geweigerd, dan houdt dit in dat een ondernemer zijn vergunde werkzaamheden niet (meer) mag uitvoeren. Een intrekking van een vergunning is een ingrijpende maatregel waar terughoudend mee zal worden omgegaan.

Termijnen

De beslistermijn met betrekking tot de aanvraag van een exploitatievergunning voor een horeca-inrichting en een evenementenvergunning op grond van de Apv is acht weken na ontvangst van de aanvraag (artikel 1:2, eerste lid, van de Apv). Deze termijn kan eenmaal met acht weken worden verlengd (artikel 1:2, tweede lid, van de Apv). De beslistermijn voor een aanvraag voor het exploiteren van een seksbedrijf of een escortbedrijf bedraagt twaalf weken (artikel 3:5, derde lid, van de Apv). Deze termijn kan eenmaal met twaalf weken worden verlengd (artikel 3:5, vierde lid, van de Apv).

 

De beslistermijn met betrekking tot de aanvraag van een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet is drie maanden na ontvangst van de aanvraag (artikel 26, derde lid, van de Drank- en Horecawet). De Wet op de kansspelen geeft geen termijnen waarbinnen op aanvragen om een vergunning moet worden beslist. Derhalve zijn de algemene bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht hier van toepassing. Volgens deze wet moet binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag zijn besloten. Als na acht weken nog geen beslissing is genomen moet het betreffende bestuursorgaan de aanvrager daarvan in kennis stellen en een redelijke termijn noemen waarbinnen de beslissing tegemoet kan worden gezien. Als het bestuursorgaan tot adviesaanvraag bij het landelijk Bureau Bibob overgaat, wordt deze termijn op grond van artikel 31 van de Wet Bibob opgeschort. Deze opschorting duurt acht weken en kan eenmaal met vier weken worden verlengd.

 

Onvolledige aanvragen en termijnen.

Op grond van artikel 4:5 van de Awb dient het bestuursorgaan na ontvangst van de aanvraag zo spoedig mogelijk te beoordelen of de aanvraag compleet is. Een aanvraag is pas compleet wanneer de aanvrager, in de gevallen genoemd in deze beleidslijn, tevens het Bibob-formulier en (indien noodzakelijk) aanvullende bescheiden heeft ingediend. Is de aanvraag onvolledig, dan laat het bestuursorgaan de aanvrager weten welke stukken nog ontbreken. De aanvrager dient vervolgens binnen de gestelde termijn de aanvraag met de gevraagde gegevens te completeren. Doet hij dat in het geheel niet dan wel onvolledig, dan kan het bestuursorgaan de aanvraag buiten behandeling laten of de aanvraag weigeren op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet Bibob. Gedurende de periode dat de aanvrager zijn aanvraag volledig maakt, wordt de beslistermijn op grond van artikel 4:15 van de Awb opgeschort.

Overige vergunningen of sectoren die onder de Wet Bibob vallen

Wanneer er reeds eerder door een betrokkene een aanvraag bij de gemeente is gedaan voor een ander soortige vergunning, waarvoor een Bibob-advies is afgegeven, kan het toch nodig zijn om opnieuw advies aan te vragen het landelijk Bureau Bibob.

Algemene beleidsuitgangspunten

In de eerste plaats heeft te gelden dat de gemeente Alkmaar streeft naar een effectieve en uniforme toepassing van de Wet Bibob, waarbij zowel de rechtsgelijkheid wordt bevorderd als de administratieve lasten, de extra werkzaamheden en de duur van de procedures voor de aanvrager en voor de gemeente zoveel mogelijk worden beperkt.

 

Voor de omvang van de werkzaamheden die de uitvoering van de Wet Bibob met zich meebrengt maakt het, vanwege de concentratie van de horeca-, kansspel- en seksbedrijven in de binnenstad, niet veel verschil of de wet van toepassing wordt verklaard voor de hele gemeente of alleen voor de binnenstad. Ook geldt dat het binnen de horeca- en prostitutiebranche lastig is om te werken met bepaalde risicoprofielen omdat binnen de gehele branche een verhoogd risico op criminele inmenging bestaat.

 

Uitgangspunten in deze beleidsregel zijn dan ook de volgende.

  • Coffeeshops: bij alle aanvragen om een gedoogverklaring en exploitatievergunning voor een coffeeshop;

  • Speelautomatenhallen: bij alle aanvragen om een speelautomatenhalvergunning;

  • Seksbedrijven en escortbedrijven: bij alle aanvragen om een exploitatievergunning voor een seksbedrijf of een escortbedrijf;

  • Horeca-inrichtingen: bij alle aanvragen om een exploitatievergunning en/of drank- en horecavergunning voor horeca-inrichtingen met uitzondering van:

    • -

      aanvragen voor inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet;

    • -

      wijziging/aanvulling leidinggevende op de drank- en horecavergunning, niet zijnde de exploitant. Dit is in overeenstemming met de Drank- en Horecavergunning. Er vindt wel een toets plaats op basis van zedelijkheidseisen.

  • Evenementen: in ieder geval bij alle aanvragen om een evenementvergunning voor het organiseren van een vechtsportgala;

  • Tip van de officier van justitie: in gevallen waarin de officier van justitie overeenkomstig artikel

    26 van de Wet Bibob adviseert om bij het landelijk Bureau Bibob een advies aan te vragen wordt een advies bij het landelijk Bureau Bibob aangevraagd.

 

De uitgangspunten in deze beleidsregel betreffen een voorzetting van het reeds bestaande Bibob-beleid. Nieuw in het beleid is dat Bibob ook van toepassing is bij evenementen, waaronder in ieder geval wordt verstaan de vechtsportevenementen. Uit onderzoek komt naar voren dat er bij vechtsportevenementen sprake kan zijn van een vervlechting van de onder- en de bovenwereld, hetzij in de organisatie van een dergelijk evenement dan wel bij de financiering ervan. Toetsing van de aanvrager overeenkomstig de Wet Bibob is dan ook gewenst.

 

N.B.: de hiervoor beschreven beleidslijn betekent geenszins dat de burgemeester zich verplicht de toepassing van de Wet Bibob te beperken tot de in deze beleidslijn genoemde gevallen. Voor vergunningen waarbij op grond van de beleidslijn niet direct tot een Bibob-onderzoek wordt overgegaan geldt dat het de burgemeester lopende de behandeling van de aanvraag om de vergunning altijd alsnog kan overgaan tot het toepassen van een Bibob-onderzoek indien hij aanwijzingen krijgt dat er sprake kan zijn van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, mits de wet dit toelaat.

 

Indien er een vergunning is verleend en de burgemeester voor de vraag wordt gesteld of de vergunning dient te worden ingetrokken op grond van de Wet Bibob, worden de hierboven vermelde uitgangspunten ook gehanteerd.

Beoordeling aanvraag – toepassing Wet Bibob.

Bij de toepassing op grond van artikel 3 van de Wet Bibobal dan niet een vergunning te verlenen of in te trekken beoordeelt de burgemeester eerst zelf de aanvraag en onderzoekt de mogelijkheid tot het intrekken van een verleende vergunning dan wel de mogelijkheid om de vergunning onder nadere voorschriften te verlenen. Wanneer de burgemeester zelf voldoende informatie heeft weten te verzamelen waaruit blijkt dat er sprake is van een situatie als omschreven in artikel 3 van de Wet Bibob kan rechtstreeks worden overgegaan tot weigering, wijziging of intrekking van de vergunning.

 

Indien uit het in eerste instantie gehouden eigen onderzoek vragen of twijfels naar voren zijn gekomen die niet beantwoord kunnen worden, bestaat er op grond van het Convenant bestuurlijke en geïntegreerde aanpak georganiseerde criminaliteit, bestrijding handhavingsknelpunten en bevordering integriteitsbeoordelingen de mogelijkheid om het Regionale Informatie en Expertise Centrum Noord-Holland (RIEC) te bevragen. Het RIEC kan informatie inwinnen bij de convenantpartners (Belastingdienst, politie, openbaar ministerie), een en ander ter bevordering van de beoordeling van het Bibob-dossier.

Aanvraag om advies bij het landelijke Bureau Bibob.

Mocht de burgemeester bij een vergunningsbeoordeling na eigen onderzoek en/of bevraging van het RIEC nog vragen onbeantwoord zien, dan kan een beroep worden gedaan op het landelijk Bureau Bibob. Dit bureau heeft toegang tot gesloten bronnen, zoals politieregisters en strafregisters, waardoor een brede screening van vergunninghouder en overige zakelijke partners mogelijk is. Overigens heeft te gelden dat indien de vragen of twijfels dusdanig zijn dat er sowieso een advies van het landelijk Bureau Bibob noodzakelijk is, de tussenkomst van het RIEC niet nodig is.

 

De burgemeester doet dit als:

  • er na raadpleging van het RIEC nog vragen blijven bestaan over de integriteit van de persoon van de aanvrager, de financier of overige zakenpartners van de onderneming, dan wel de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en /of over de inventaris van de inrichting;

  • er na raadpleging van het RIEC nog vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur of de activiteiten in en/of de directe omgeving van de onderneming;

  • er na raadpleging van het RIEC nog vragen blijven bestaan over de financiering van de onderneming;

  • er na raadpleging van het RIEC nog vragen blijven bestaan over het levensgedrag van de persoon van de aanvrager;

  • als de officier van justitie op grond van artikel 26 van de Wet Bibob de gemeente tipt over een bepaalde aanvraag een advies aan het landelijk Bureau Bibob te vragen.

De Wet openbaarheid van bestuur.

Op grond van artikel 28 Wet Bibob is een ieder die krachtens de Wet Bibob informatie krijgt met betrekking tot een derde verplicht tot geheimhouding van deze informatie. Op grond van het gestelde in artikel 4 van de Wet openbaarheid van bestuur vallen diverse in het kader van de Wet Bibob verstrekte gegevens niet onder de algemene informatieverstrekkingplicht van deze wet. De in het kader van de Wet Bibob vergaarde informatie valt ook onder de werking van de Wet bescherming persoonsgegevens.

 

De Beleidsregel gemeente Alkmaar voor horeca-, prostitutie-, speelautomaten- en evenementenvergunningen in het kader van de Wet Bibob, zoals vastgesteld op 6 januari 2015, wordt ingetrokken.

 

De Beleidsregel gemeente Alkmaar voor horeca-, prostitutie-, speelautomaten- en evenementenvergunningen in het kader van de Wet Bibob is op 2 november 2016 vastgesteld door de burgemeester.

De burgemeester van Alkmaar,

P.M. Bruinooge,

burgemeester