Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels re-integratie Den Haag 2016 |
Citeertitel | Beleidsregels re-integratie Den Haag 2016 |
Vastgesteld door | gemandateerde functionaris |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Beleidsregels re-integratie Den Haag 2015 worden met de inwerking van de nieuwe beleidsregels ingetrokken en de beleidsregels Loonkostensubsidie Den Haag worden met ingang van 1 januari 2015 ingetrokken.
Artikel 2.1 van de Re-integratieverordening Participatiewet Den Haag 2015
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-11-2016 | 05-07-2016 | 06-02-2018 | Onbekend | 06-10-2016 Deze regeling wordt bekendgemaakt door plaatsing in het gemeenteblad binnen een week na het besluit tot vaststelling ervan. | BSW/2016.198 |
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,
Gelet op artikel 2.1 van de Re-integratieverordening Participatiewet Den Haag 2015 (RIS 277363),overwegende dat nadere regels nodig zijn inzake voorwaarden en inhoud van de re-integratievoorzieningen en voor de invulling van de tegenprestatie:
de volgende beleidsregels vast te stellen: “Beleidsregels re-integratie Den Haag 2016” onder intrekking van de “Beleidsregels re-integratie Den Haag 2015”.
Het college kan in aanvulling op het eerste lid aan de belanghebbende die een re-integratietraject volgt een reiskostenvergoeding voor openbaar vervoer verstrekken, indien de belanghebbende geen andere vergoeding voor reiskosten ontvangt en er geen alternatief vervoer mogelijk is. De eigen bijdrage voor de reiskostenvergoeding bedraagt één euro per enkele reis, met een maximale eigen bijdrage van 35 euro per maand.
Het college kan aan de werkgever die een belanghebbende in dienst neemt een tegemoetkoming verstrekken indien de werkgever hiervoor extra kosten moet maken, waaronder kosten voor extra begeleiding en compensatie van tijdelijk productieverlies. De toegekende subsidie wordt door het college forfaitair verstrekt.
De hoogte van de vergoeding bedraagt 2.250 euro bij een arbeidsovereenkomst voor een periode van zes maanden, op basis van een 32-urige werkweek. Een werkgever kan maximaal twee keer voor dezelfde werknemer deze vergoeding ontvangen, indien aansluitend op het eerste contract een nieuw arbeidscontract wordt aangeboden van tenminste zes maanden.
De hoogte van de vergoeding aan de werkgever, ten behoeve personen die bij aanvang van de leerwerkstage 18 jaar of ouder zijn, bedraagt 500 euro per maand voor de duur van zes maanden, op basis van een 32-urige werkweek. De hoogte van de vergoeding aan de werkgever voor personen die bij aanvang van de leerwerkstage 16 of 17 jaar zijn, bedraagt 300 euro per maand voor de duur van zes maanden, op basis van een 32-urige werkweek.
Artikel 2.6 Vervoersvoorzieningen
Het college verstrekt indien noodzakelijk kilometervergoedingen op basis van de woon- werkafstand, volgens de ANWB-routeplanner ‘snelste route’, op basis van volledige postcodes en per enkele reis afgerond naar boven. Bij het vaststellen van de hoogte van de kilometervergoeding en algemeen gebruikelijke kosten woon-werkverkeer per kilometer wordt aangesloten bij de beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen 2015.
Het college beoordeelt in het individuele geval of een jobcoach nodig is, welk begeleidingsregime daarbij past en stemt met de werkgever en werknemer de wijze van jobcoaching af. Hierin wordt onderscheid gemaakt in een jobcoach die het college toekent aan de werknemer of een subsidieverstrekking in de vorm van een jobcoach-cheque waarmee de werkgever zelf een jobcoach regelt.
Het college kan een dienstverband van geringere omvang aanbieden dan het gestelde in het derde lid, indien sprake is van een medische urenbeperking of de belanghebbende anderszins (voorlopig) niet de mogelijkheid heeft om het gestelde aantal uren te werken. Dit kan een dienstbetrekking zijn van 16, 20, 24 of 28 uur.
Artikel 2.9 Forfaitaire loonkostensubsidie en proefplaatsing
Nadat het college in overleg met de werkgever van mening is dat de vaststelling van de loonwaarde van de persoon, bij aanvang van de dienstbetrekking achterwege kan blijven, bedraagt de hoogte van de loonkostensubsidie gedurende maximaal de eerste zes maanden van de dienstbetrekking 50 procent van het totale bedrag van het wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een bij ministeriële regeling vastgestelde vergoeding voor werkgeverslasten.
Burgemeester en wethouders kunnen van de bepalingen in deze regels afwijken voor zover toepassing daarvan in individuele gevallen leidt tot een onbillijkheid van individuele aard.
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 5 juli 2016.
Artikel 2.8, lid 4 over dienstverbanden van geringere omvang bij beschut werk is gewijzigd. Artikel 2.9 over de forfaitaire loonkostensubsidie is aan de Beleidsregels re-integratie 2015 toegevoegd.
Het uitgangspunt blijft dat het aantal arbeidsuren beschut werk voldoende moet zijn om uit de uitkering te komen. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders ligt de grens op 32 uur. Voor gehuwden en daaraan gelijkgestelden geldt dit bij een volledig dienstverband. Deze norm geldt indien sprake is van kostwinnerschap, dat wil zeggen dat het moet gaan om de partner die het belangrijkste deel van het inkomen verdient en daarmee de rest van het gezin onderhoudt.
Wanneer sprake is van een medische urenbeperking kan het college reeds een beschutte werkplek aanbieden die kleiner van omvang is dan het aantal werkuren waarmee iemand uit de uitkering komt. Met dit gewijzigde artikel kan het college een dergelijke beschutte werkplek van kleinere omvang ook aanbieden wanneer de medewerker anderszins (voorlopig) niet de mogelijkheid heeft om het gestelde aantal uren te werken. Hiermee wordt meer maatwerk geboden en in individuele gevallen het proces versneld van UWV adviseren beschut werk tot plaatsing bij de werkgever. Het aantal arbeidsuren kan na initiële plaatsing uitgebreid worden naar het gestelde aantal uren om uit de uitkering te komen.
Artikel 2.9 Forfaitaire loonkostensubsidie
Om versnelling in het plaatsingsproces te brengen en werkgevers snel een beeld te kunnen geven van de financiële gevolgen op de korte termijn, maakt de gemeente Den Haag gebruik van de mogelijkheid om -vooruitlopend op de voorgestelde wetswijziging -een forfaitaire loonkostensubsidie van 50 procent van het wettelijk minimumloon in het eerste half jaar van het dienstverband toe te kennen. Dit is met terugwerkende kracht toegestaan tot en met 5-7-2016.
Werkgever en gemeente moeten het erover eens zijn dat een forfaitaire loonkostensubsidie wordt ingezet in de plaats van een loonkostensubsidie gebaseerd op een vastgestelde loonwaarde.
De gemeente houdt de mogelijkheid om, direct vanaf het begin van de plaatsing van een kandidaatbij een werkgever, een loonwaarde op de werkplek vast te stellen en een daarop gebaseerdeloonkostensubsidie toe te kennen. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als voorafgaand aan dedienstbetrekking voldoende duidelijkheid is verkregen over de productiviteit van betrokkene.
Dieduidelijkheid kan bijvoorbeeld zijn verkregen tijdens een periode waarin een kandidaat voorafgaand aan de dienstbetrekking–eventueel met behoud van uitkering- bij de werkgever werkzaamheden heeft verricht.
Nadat de forfaitaire loonkostensubsidie is verstrekt, wordt de
loonkostensubsidie voortgezet, maar berekend op basis van een op de werkplek vastgestelde loonwaarde. Tijdens de periode waarin met een forfaitaire loonkostensubsidie is gewerkt zal een goed beeld zijn ontstaan van demogelijkheden en de productiviteit van de werknemer in zijn functie.
De mogelijkheid voor gemeenten om mensen een proefplaatsing aan te bieden blijft onveranderdbestaan.
De forfaitaire loonkostensubsidie geldt niet voor de voorziening Beschut werk.