Organisatie | Peel en Maas |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel besluit bijstandverlening zelfstandigen Peel en Maas |
Citeertitel | Beleidsregel Besluit bijstandverlening zelfstandigen Peel en Maas |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | bijstand |
Deze regeling heeft terugwerkende kracht tot op 01-01-2018
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-03-2018 | 01-01-2018 | 01-01-2020 | vaststelling nieuwe regeling onder intrekking van de oude. Wijzigingen in art. 5-6-7-8-9-10-11, vanaf 11 hernummering | 19-03-2018 GVOP www.peelenmaas.nl | 1894/2018/1223289 |
01-01-2017 | 01-01-2020 | vaststelling nieuwe regeling onder intrekking van de oude | 24-10-2016 | 1894/2016/807725 |
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS;
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op het bepaalde in artikel 7, 8 en 10 Participatiewet, de artikelen 34, 35 en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de artikelen 34, 35 en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);
Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de wijze waarop het college uitvoering geeft aan de (beperkte) beleidsvrijheid, die de Participatiewet, IOAW, IOAZ en het Besluit bijstand verlening zelfstandigen ( Bbz 2004) biedt, effectief en rechtmatig in te zetten.
Vast te stellen de volgende beleidsregel:
Beleidsregel besluit bijstandverlening zelfstandigen gemeente Peel en Maas
Naast het gestelde in artikel 2 Bbz 2004 gelden de volgende criteria:
Als een persoon in het kader van het Bbz 2004 eerder een bedrijf als zelfstandige heeft gehad en dit heeft beëindigd, wordt na een nieuwe start, na een periode van meer dan 12 maanden na de eerdere bedrijfsbeëindiging, gedurende de eerste 9 maanden van die start de zelfstandige als startende zelfstandige beschouwd;
Als een persoon eerder een bedrijf als zelfstandige heeft gehad en dit heeft beëindigd, wordt na een nieuwe start, na een periode van meer dan 12 maanden na de eerdere bedrijfsbeëindiging, de zelfstandige als gevestigde zelfstandige beschouwd als de persoon daarvoor minimaal 18 maanden als zelfstandige werkzaam is geweest en in die periode aan het bovengenoemde urencriterium heeft voldaan;
ledereen heeft recht op eigen inkomen. Dat wil zeggen dat iedere gevestigde zelfstandige zoals hierboven beschreven, een aanvraag kan doen voor een bedrijfskrediet op grond van het Bbz 2004, ongeacht de hoogte van het gezinsinkomen. Een uitkering voor levensonderhoud is dan natuurlijk niet van toepassing.
Artikel 3 Voorbereidingskosten
De in artikel 29 van het Bbz 2004 bedoelde bijstand in de met de voorbereiding samenhangende kosten bedraagt ten hoogste € 3.500,-.
Aan een belanghebbende kan begeleiding worden geboden door een door het college aangewezen derde; de kosten van deze begeleiding zullen, tot een maximaal bedrag van€ 5000,- door het college worden vergoed.
In verband met artikel 56, lid 3 Bbz 2004 worden de onderstaande kosten (van onderzoek) door het college vergoed:
Het college stelt het recht op bijstand dan wel begeleiding in het kader van het Bbz 2004 op aanvraag van betrokkene(n)vast.
Een belanghebbende doet aan het college uit eigen beweging of op verzoek direct mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het verleende voorbereidingskrediet dan wel op de begeleiding in het kader van het Bbz 2004.
Artikel 8 Herziening en intrekking voorbereidingskrediet
Het college kan het recht op voorbereidingskrediet dan wel begeleiding herzien of intrekken:
Artikel 9 Terugvordering voorbereidingskrediet
Als het college een besluit tot herziening of terugvordering als bedoeld in artikel 8 genomen heeft, kan het de kosten van het voorbereidingskrediet dan wel de begeleiding die op grond van deze vaststelling gemaakt zijn verhalen op de belanghebbende indien deze onterechte vaststelling hem toegerekend kan worden.
Het college kan de lening voor levensonderhoud en/of bedrijfskrediet terugvorderen.
De invordering vindt plaats conform de artikelen 9 tot en met 19, met uitzondering van artikel 14, van het beleid terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ.
Artikel 12 Commissie van advies Bbz en IOAZ
Het college heeft een commissie van advies Bbz en IOAZ ingesteld op grond van artikel 96 gemeentewet.
Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Panningen, 12 maart 2018
Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,
de gemeentesecretaris/directeur, de burgemeester,
L.P.H. Breukers, W.J.G. Delissen-van Tongerlo
Het college wil op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze uitvoering geven aan het Bbz 2004. Werkzoekenden moeten ondersteund worden bij het starten van een eigen onderneming wanneer dit duurzame uitstroom uit de bijstand tot gevolg heeft. Met betrekking tot gevestigde ondernemers is het van belang dat het college zich inzet om te voorkomen dat voormalige ondernemers in de bijstand komen. Daarnaast wil het college een goede controle en besteding van de Bbz-gelden. Als blijkt dat betrokkene de (betalings-)afspraken niet nakomt, dan is het college bevoegd hiervoor de nodige stappen te ondernemen.
Dit artikel bevat de begrippen van de wetten waarop de bevoegdheid van het college is gebaseerd.
De definitie starter of gevestigd (redelijke termijn) ondernemer is van belang. Momenteel wordt de gemiddelde startertermijn van 18 maanden gehanteerd. Voor de gevestigde zelfstandige zijn er ruimere mogelijkheden binnen het Bbz 2004, dan voor de starter. Door een zelfstandige op een eerder moment aan te merken als gevestigde zelfstandige (het Bbz biedt deze mogelijkheid) ontstaat er voor de zelfstandige meer ruimte om met behulp van het Bbz 2004 de onderneming voort te zetten. Als de redelijke termijn blijft, zoals die nu wordt toegepast, zullen meer zelfstandigen hun onderneming moeten beëindigen. De ex-zelfstandige zal dan aanspraak maken op een uitkering op grond van de Participatiewet, omdat er voor de zelfstandigen geen andere voorzieningen zijn. Onder de ondernemers zijn veel NUG-ERS (niet uitkeringsgerechtigden). Als de inkomenstoets van de Participatiewet gehanteerd wordt, kan er geen hulpverlening in het kader van het Bbz plaatsvinden, als de partner van de zelfstandigen inkomen uit loondienst ontvangt boven bijstandsniveau.
Het gevolg hiervan is dat een eventueel (na financiële hulpverlening) levensvatbaar bedrijf zijn deuren zou moeten sluiten. Door de inkomenstoets los te laten, kan de ondernemer zich wel melden voor een bedrijfskrediet (er is geen andere voorliggende voorziening) en kan de onderneming voortbestaan. Ervaring leert dat bij deze doelgroep de bereidheid en de capaciteit tot terugbetaling hoog is.
Artikel 3 Voorbereidingskosten
Tot de, in de voorbereiding samenhangende, kosten kunnen o.a. gerekend worden: reiskosten, onderzoekskosten, aanschaf van materialen en producten die noodzakelijk zijn voor de op te starten onderneming e.d.
Door de regie in eigen hand te nemen en te houden (het inschakelen van een derde partij door het college) kunnen de kwaliteit, de doorloopsnelheid en de kosten van de startperiode goed bewaakt worden. Daarnaast is de aspirant-ondernemer niet verantwoordelijk voor de kosten van zijn eigen traject naar uitstroom vanuit de Participatiewet. De bijstandsgerechtigde die uitstroomt naar werk in loondienst betaalt zijn traject ook niet zelf.
Als er naar aanleiding van het onderzoek wordt geconstateerd dat het bedrijf niet levensvatbaar is, zijn de kosten die de ondernemer maakt, afgedekt en worden de ingeschakelde partijen (op tijd) betaald. Een ondernemer heeft veelal de financiële middelen niet om te betalen. Als de levensvatbaarheid wordt vastgesteld, worden deze gemaakte kosten meegefinancierd in het te verstrekken bedrijfskrediet.
Dit artikel heeft geen toelichting nodig.
Een accountant en/of boekhouder verricht zijn werkzaamheden tegen betaling. Als een ondernemer hiervoor niet de financiële middelen heeft, wordt er geen boekhouding opgesteld of - als deze al wel is opgesteld- wordt deze niet vrijgegeven. Hierdoor kan een onderzoek zoals bedoeld in artikel 56 lid 3 Bbz2004 niet worden uitgevoerd en moet de aanvraag voor hulpverlening in het kader van het Bbz 2004 te worden afgewezen c.q. buiten behandeling te worden gesteld. De kosten van deze werkzaamheden zijn voor 90 % declarabel bij het Rijk.
Het gaat hier om de verplichting van de belanghebbende om op verzoek of uit eigen beweging onverwijld mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn of bekend had kunnen zijn dat zij van invloed kunnen zijn op d op het verleende voorbereidingskrediet dan wel op de begeleiding in het kader van het Bbz 2004.
Het college stelt het recht op bijstand dan wel begeleiding in het kader van het Bbz 2004 op aanvraag van betrokkene(n) vast.
Artikel 8 Herziening en intrekking
Dit artikel bevat de hoofdregel en geeft aan op welke manier gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot herziening of intrekking van verstrekte gelden op grond van het Bbz 2004.
Dit artikel bevat de hoofdregel en geeft aan op welke manier gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot terugvordering van verstrekte gelden op grond van het Bbz 2004.
Artikel 10 Terugvordering levensonderhoud en/of bedrijfskrediet
Dit artikel heeft geen toelichting nodig.
Het Bbz2004 is een onderdeel van de Participatiewet. Hierdoor zijn ook meerdere regels uit de Participatiewet van toepassing. In het beleid terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ staat op welke manier de invordering moet plaatsvinden. Hierbij blijft maatwerk een belangrijke factor.
Artikel 12 Commissie van advies Bbz 2004 en loaz
Dit artikel heeft geen toelichting nodig.
In bijzondere gevallen en/of omstandigheden moet de
mogelijkheid aanwezig te zijn om af te wijken van het gestelde in deze beleidsregel. Dit artikel geeft aan het college daartoe de bevoegdheid.
Artikel 14 Citeertitel en inwerkingtreding