Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijmegen

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Nijmegen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijmegen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Nijmegen
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Nijmegen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinanciën uitgangspunten financieel beleid regels beheer inrichting financiële organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 212

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200901-01-2009Onbekend

03-12-2008

Gemeenteblad 2009/046

Raadsvoorstel 248/2008

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening ex artikel 212 Gemeentewet Financiële verordening gemeente Nijmegen

 

De raad van de gemeente Nijmegen besluit,

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

vast te stellen:

de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Nijmegen

 

1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Nijmegen en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

primitieve begroting per 1 januari:

de begroting zoals vastgesteld door de raad voorafgaand aan het kalenderjaar, onder toevoeging van de raadsbesluiten tot 1 januari van het betreffende kalenderjaar.

 

2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast. Door het college worden de producten aan de programma’s toegewezen.

  • 2.

    De raad kan bij aanvang van een nieuwe raadsperiode, op basis van de door het college aan de programma’s toegewezen producten, een aantal thema’s vaststellen.

  • 3.

    Wijziging in de programma’s, de onderverdeling in producten en de toewijzing aan thema’s kan alleen op grond van dringende redenen en wordt expliciet aan de raad voorgelegd.

  • 4.

    de raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

Artikel 2a. Begrotings- & Verantwoordingscyclus

Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college aan de raad van de perspectiefnota, de begroting met meerjarenraming, de primitieve begroting per 1 januari van het begrotingsjaar (ter kennisname), de voorjaarsnota, de najaarsnota, een voorstel voor budgetoverheveling en de jaarstukken.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per product weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per product weergegeven.

  • 2.

    In de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt de raming van de uitputting van het krediet in het begrotingsjaar weergegeven.

  • 3.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 3a. Kaders ontwerp-begroting

Het college biedt aan de raad voor het zomerreces een perspectiefnota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de ontwerp-begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Bij raadsvoorstellen, met gevolgen voor budgetten en/of beleid, doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten, investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

Artikel 5. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de uitvoering van de stadsbegroting van het lopende kalenderjaar. De voorjaarsnota heeft als peildatum 1 april en de najaarsnota 1 september. Deze nota’s zijn afwijkingenrapportages.

  • 2.

    De tussenrapportage bevat een uiteenzetting over de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van de baten en lasten per programma.

  • 3.

    In de tussenrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten in de begroting, resulterend in een bijstelling van de raming toegelicht.

     

3. Financieel beleid

Artikel 6. Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1.

    Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in maximaal 5 jaar afgeschreven.

  • 2.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen en disagio worden lineair afgeschreven waarbij een afschrijvingsduur geldt die maximaal gelijk is aan de looptijd van de lening.

  • 3.

    Het college stelt richtlijnen voor de activering en afschrijving van materiele vaste activa vast. Deze richtlijnen worden ter kennis van de raad gebracht.

Artikel 7 Beleidskaders

Het college biedt ter vaststelling aan de raad beleidskaders aan waarin de inhoud van de paragrafen uiteen wordt gezet. Eens in de vier jaar evalueert het college de beleidskaders en legt zonodig een bijgestelde versie ter vaststelling voor aan de raad.

Artikel 7a. Reserves, voorzieningen en weerstandsvermogen

  • 1.

    In de paragraaf weerstandsvermogen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten de hoofdlijnen van het in lid 2 genoemde beleidskader op;

  • 2.

    het college biedt ter vaststelling aan de raad een nota reserves en voorzieningen aan. De nota behandelt:

    • o

      de vorming en besteding van reserves;

    • o

      de instelling voorzieningen;

    • o

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen;

    • o

      maatregelen rondom risicomanagement;

    • o

      elementen en omvang weerstandscapaciteit;

    • o

      systematiek berekening gewenst weerstandsvermogen.

Artikel 7b. onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten de hoofdlijnen van het in lid 2 genoemde beleidskader op;

  • 2.

    het college biedt ter vaststelling aan de raad een beleidsnotitie over het beleidskader onderhoud kapitaalgoederen aan.

Artikel 7c. verbonden partijen

  • 1.

    In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten de hoofdlijnen van het in lid 3 genoemde beleidskader op;

  • 2.

    Van elke verbonden partij wordt in ieder geval het volgende opgenomen:

    • o

      de naam en vestigingsplaats;

    • o

      het financieel belang van de gemeente;

    • o

      de zeggenschap van de gemeente;

    • o

      het publiek belang dat wordt gediend met de deelname;

    • o

      risico’s die samenhangen met de verbonden partij;

    • o

      beleidsontwikkelingen.

  • 3.

    het college biedt aan de raad ter vaststelling een beleidskader verbonden partijen aan.

Artikel 7d. Grondbeleid

  • 1.

    In de begroting en de jaarstukken wordt een paragraaf grondbeleid opgenomen.

  • 2.

    verder biedt het college eveneens bij de begroting en de jaarstukken een Voortgangsrapportage Grote Projecten (VGP) aan. Deze nota behandelt in ieder geval de voortgang van de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen planexploitaties en maakt onderdeel uit van de begrotings- en rekeningstukken.

  • 3.

    het college biedt de raad een nota grondbeleid aan waarin opgenomen de strategische visie op grondbeleid.

Artikel 7e. Subsidies

  • 1.

    Het college biedt een kadernota subsidies aan de raad ter vaststelling aan. In deze kadernota wordt beleidsmatig verwoord hoe het gemeentelijk subsidiebeleid en de bestuurlijk-juridische aspecten zijn vormgegeven. Deze kaders worden opgenomen in een gemeentebrede subsidieverordening (NKS).

  • 2.

    Het college legt jaarlijks bij de Perspectiefnota de subsidieplafonds voor.

  • 3.

    Bij de begroting wordt het uitvoeringsprogramma subsidies als bijlage opgenomen.

Artikel 7f. Bedrijfsvoering

  • 1.

    In de begroting en de jaarstukken wordt een paragraaf bedrijfsvoering opgenomen.

  • 2.

    In deze paragraaf wordt inzicht gegeven in de beleidsvoornemens en de realisatie van de bedrijfsvoering.

Artikel 8. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van bestemmingsreserves en voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten de compensabele BTW.

Artikel 9. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet ter vaststelling aan de raad jaarlijks voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolrechten en reinigingsheffingen.

Artikel 10. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • o

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • o

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • o

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • o

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2.

    Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • o

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met minimaal een A rating afgegeven door tenminste één gezaghebbende rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%;

    • o

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrente waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

    • o

      derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico’s;

    • o

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • o

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

  • 3.

    Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofd van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 4.

    Het college stelt regels vast ter uitvoering van de financieringsfunctie en legt deze vast in een besluit financieringsstatuut.

 

4. Financieel beheer en interne controle

Artikel 11. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • o

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel;

  • o

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, reserves en voorzieningen;

  • o

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • o

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • o

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • o

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 12. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel. Op basis van een risico-analyse komt het college jaarlijks met een invulling van de te onderzoeken processen.

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

 

5. Financiële organisatie

Artikel 14. Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

  • o

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken (deelproducten) aan de directies;

  • o

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • o

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • o

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • o

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de deelproducten van de productraming en de productrealisatie.

     

6. Slotbepalingen

Artikel 15. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2009. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Deze verordening treedt in de plaats van de ‘Financiële verordening gemeente Nijmegen vastgesteld door de raad op 12 november 2003.

Artikel 16. Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam ‘Financiële verordening gemeente Nijmegen’.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 3 december 2009.

de burgemeester,

de griffier,

Toelichting op de verordening 212

In de verordening 212 moet minimaal geregeld worden wat in de gemeentewet opgenomen is in artikel 212. Onderstaand is aangegeven welke elementen dit betreft.

artikel 212 uit de Gemeentewet

zegt dat de financiële verordening de uitgangspunten voor het financieel beleid en regels voor het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie moet bevatten. De elementen financieel beleid, financieel beheer en financiële organisatie komen terug in de hoofdstukindeling van de verordening.

Het eerste lid van artikel 212 Gemeentewet stelt aanvullende eisen aan de inhoud van de verordening.

De verordening moet waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en interne controle wordt voldaan. Ook deze eisen vindt men terug in de indeling van de verordening.

Zo behandelt het tweede hoofdstuk van de verordening de verantwoording over de uitvoering van de begroting.

In hoofdstuk 3 zijn kaders voor het financieel beleid en in hoofdstuk 5 kaders voor de financiële organisatie opgenomen. Deze kaders maken tezamen de interne controle waaronder de controle op de rechtmatigheid van de (financiële) beheershandelingen mogelijk. Regels over interne controle zelf staan in hoofdstuk 4, het hoofdstuk over het financieel beheer. De interne controle richt zich mede op de rechtmatigheid van de (financiële) beheershandelingen.

Het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet geeft aan welke regels in elk geval in de verordening moeten zijn opgenomen. De verordening moet in elk geval regels bevatten voor waardering en afschrijving van vaste activa, grondslagen voor de berekening van tarieven en prijzen en de algemene doelstellingen en te hanteren richtlijnen en limieten voor de financieringsfunctie. Deze regels zijn opgenomen in het hoofdstuk 3, het hoofdstuk over het financieel beleid.

Inhoudsopgave verordening:

hoofdstuk 1: inleidende bepalingen

hoofdstuk 2: begroting en verantwoording

hoofdstuk 3: financieel beleid

hoofdstuk 4: financieel beheer en interne controle

hoofdstuk 5: financiële organisatie

hoofdstuk 6: slotbepalingen

 

Toelichting op de artikelen

 

Artikel 1. Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel van de verordening gedefinieerd.

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst.

Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (derde lid artikel 189 Gemeentewet).

In lid 4 is opgenomen, dat op voorstel van het college de raad niet-financiële indicatoren per programma vaststelt. Het is het zogenaamde SMART-maken van de begroting. Hoewel het geen wettelijke plicht is, biedt het de mogelijkheid om, per programma van de begroting toch enkele indicatoren op te nemen om de gemeente te monitoren.

Artikel 2a. Begrotings- en verantwoordingscyclus

Een aanvullend artikel voor de begrotings-en verantwoordingscyclus is opgenomen. Het artikel bepaalt dat het college ieder jaar aan de raad een overzicht aanbiedt met daarin de data waarop belangrijke financiële stukken aan de raad worden aangeboden. Het overzicht is bij wijze van spreken het spoorboekje voor de raad en het college voor de financiële jaarplanning.

Dit biedt de mogelijkheid om te komen tot een aantal bestuurlijke afweegmomenten in de loop van een kalenderjaar. Bij het vaststellen van de jaarkalender zullen deze momenten bepaald worden.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Zo wordt in het eerste lid het college opgedragen de productenraming bij de begroting te voegen. En zo wordt ook bepaald de productrealisatie bij het jaarverslag te voegen. Dit zijn geen standaard verplichting in het BBV. De verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen is opgenomen in lid 2 en 3.

Artikel 3a. Kaders begroting

Hierin staan een aantal uitgangspunten die het college bij het opstellen van de begroting en meerjarenraming in acht moet nemen. Dit in aanvulling op de bepalingen van de artikelen 189 en 193 Gemeentewet, het BBV en het achterliggende document bij het BBV uitgangspunten gemodificeerd stelsel van baten en lasten provincies en gemeenten (in dit document staan in aanvulling op het BBV de basisregels voor het opstellen van de ontwerp-begroting en de meerjarenraming).

Dit artikel bepaalt dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen aan de begroting een nota vaststelt waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de ontwerp-begroting en de meerjaren raming.

Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 4 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. Autorisatie van de baten en lasten vindt plaats op programmaniveau (lid 1). Voor begrotingswijzigingen doet het college bij de tussentijdse rapportages voorstellen aan de raad (lid 3).

Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is gekozen deze bij begrotingsbehandeling mee te nemen (lid 2). Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

Artikel 5. Tussentijdse rapportage

Een belangrijk onderdeel van de planning en controlcyclus voor de raad zijn de tussenrapportages. Op basis van tussenrapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. Gekozen is voor twee tussenrapportages.

Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage. Het derde lid bepaalt over welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college zich in de rapportage moet verantwoorden.

Artikel 6. Waardering & afschrijving vaste activa

In het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet is onder letter a de uitdrukkelijke bepaling opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat.

Het BBV laat een aanzienlijke beleidsvrijheid aan gemeenten voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen.

Natuurlijk geldt hierbij wel het criterium dat gemeenten de afschrijvingsmethodiek en afschrijvingstermijn van een actief met economisch nut moeten afstemmen op de verwachte economische levensduur. Indien dit wordt nagelaten, wordt het getrouwe beeld van de jaarrekening namelijk aangetast.

Artikel 7a. Reserves, voorzieningen en weerstandsvermogen

Dit artikel bepaalt dat het college een nota over de reserves en voorzieningen aan de raad aanbiedt. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor de vorming van reserves en voorzieningen.

Artikel 7b. Onderhoud kapitaalgoederen

Het is belangrijk om het onderhoud kapitaalgoederen in meerjarig perspectief te bekijken. Het vaststellen van een beleidsnota past hierbij beter dan het jaarlijks vaststellen bij de begroting. Een dergelijke nota krijgt beleidsmatig veelal meer aandacht. In de paragraaf kapitaalgoederen in de begroting en jaarrekening kan zodoende worden volstaan met de hoofdlijnen van de beleidsnota en de toetsing van de beleidsuitvoering aan deze nota.

Artikel 7c. Verbonden partijen

In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel welke informatie de paragraaf Verbonden partijen in elk geval moet bevatten. Het kan zijn dat de raad aanvullende wensen heeft voor de informatie in deze paragraaf. Daarom artikel 7c waarin deze aanvullende informatievraag van de raad wordt gedefinieerd. Opgenomen is dat de raad in de paragraaf Verbonden partijen per verbonden partij ook wordt geïnformeerd over de naam en vestigingsplaats van de verbonden partij, het financieel belang van de gemeente in de verbonden partij, de zeggenschap van de gemeente in de verbonden partij en het publiek belang dat met de verbonden partij wordt gediend. Lid 3 geeft aan dat het college de raad een nota aanbiedt voor het vaststellen van de kaders voor het toekomstig beleid voor verbonden partijen.

Artikel 7d. Grondbeleid

In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel 6 welke informatie de paragraaf Grondbeleid in elk geval moet bevatten. In lid 2 wordt de periodieke informatieverstrekking over de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten geregeld.

Het derde lid bepaalt dat het college aan de raad een nota grondbeleid aanbiedt. Met de nota kan de raad de kaders voor het toekomstig grondbeleid vaststellen.

Artikel 7e. Subsidies

In dit artikel heeft de kadernota subsidies een plaats gekregen en is hiermee verbonden aan de verordening 212

Artikel 7 f. Bedrijfsvoering

In het Besluit Begroting en Verantwoording wordt de paragraaf bedrijfsvoering voorgeschreven. Artikel 7f bevestigt dit en er wordt aangegeven dat de beleidsvoornemens ter zake in de begroting worden opgenomen en de realisatie van deze voornemens in het jaarverslag worden verantwoord.

Artikel 8. Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 7 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten.

Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen.

Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan voorzieningen en de compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229 b Gemeentewet biedt.

De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.

Artikel 9. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet).

Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolrechten en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt.

Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijk besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e, artikel 160 Gemeentewet).

Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen.

Artikel 10. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. In artikel 9 wordt invulling aan deze wettelijke plicht gegeven. Het eerste lid bevat richtlijnen voor de uitvoering van de financieringsfunctie. In het tweede lid staan de kaders voor het financieel beleid opgesomd, die bij de uitvoering in acht moeten worden genomen.

Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties mogen gemeenten alleen uit hoofde van de publieke functie (artikel 2 Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 Gemeentewet dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerp-besluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen.

Het derde lid stelt aanvullende eisen aan dergelijke besluiten. Het publieke belang moet door het college worden gemotiveerd.

Daarbij draagt de verordening het college op bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten zo mogelijk zekerheden te bedingen.

Artikel 11. Administratie

Onder artikel 11 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie.

Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.

Artikel 12. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 13 bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken.

Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant.

Artikel 14. Financiële organisatie

Artikel 13 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente.

Artikel 15. Inwerkingtreding

De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De jaarstukken van het vorig begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.

Artikel 16. Citeertitel

Artikel geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.

Vaststelling

Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet).

De financiële verordening heeft enkel interne werking en is dus niet een besluit van algemene strekking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht.

De verordening hoeft dan ook niet te worden gepubliceerd, voordat zij in werking kan treden.