Organisatie | Arnhem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VERORDENING WET INBURGERING |
Citeertitel | Verordening Wet inburgering gemeente Arnhem |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Besluit weging voorrangscriteria verordening wet inburgering
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-03-2013 | 01-01-2013 | 22-03-2013 | nieuwe regeling | 11-03-2013 Arnhemse Koerier,20-03-2013 | 2013.0.011.173 |
11-02-2010 | 01-01-2010 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 25-01-2010 Arnhemse Koerier 10-2-2010 | 2009.0.110.928 |
Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem;
b. de wet: de Wet inburgering;
c. de bijstandsnorm: de norm zoals bedoeld in artikel 5, sub c, van de Wet werk en bijstand (WWB);
d. doelgroep: de personen bedoeld in artikel X, tweede , derde en vijfde lid van de Wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige..
Indien de inburgeringsplichtige, of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat die inburgeringsplichtig is, geen belanghebbende in de zin van de WWB is, wordt bij de toepassing van het eerste lid sub c uitgegaan van de bijstandsnorm die voor hem zou gelden, in het geval hij wél belanghebbende zou zijn.
Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars
Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars behorende tot de doelgroep op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringvoorzieningen of taalkennisvoorzieningen.
Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening
Indien de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behorende tot de doelgroep, die een eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet is verschuldigd, is geslaagd voor het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, wordt hem eenmalig een bonus ter hoogte van het bedrag van de eigen bijdrage uitgekeerd.
Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening
De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 40% van de bijstandsnorm doch ten hoogste € 500, indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.
De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 40% van de bijstandsnorm doch ten hoogste € 500, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringexamen heeft behaald.
De Wet inburgering (WI) treedt op 1 januari 2007 in werking en komt in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen. De WI regelt de inburgeringplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.
Bij het invulling geven aan de inburgeringverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen, hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringexamen. Aan de inburgeringverplichting is voldaan, wanneer het inburgeringexamen is behaald (een resultaatsverplichting).
Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringvoorziening aan te bieden. Een inburgeringvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.
In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:
Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen
Artikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.
Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringvoorzieningen
Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen, hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringexamen. Voor een aantal bijzondere groepen biedt de wet extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om voor deze groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringvoorziening aan te bieden. Het gaat om de volgende vier groepen inburgeringsplichtigen:
Aan inburgeringsplichtigen die behoren tot de eerste twee groepen (nieuw- en oudkomers die een algemene bijstand of een nader aangeduide uitkering ontvangen en oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben) kán het college een inburgeringvoorziening aanbieden (artikel 19, eerste lid, WI). Het college is verplicht een inburgeringvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, WI).
Het aanbod behelst een inburgeringvoorziening die toeleidt naar het inburgeringexamen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding.
De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringvoorzieningen aan deze vier groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:
Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete
Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 WI bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Het eerste lid spreekt voor zich. Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.
Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars
De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt de WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringvoorzieningen. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.
Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad. Overeenkomstig het Grote Stedenbeleid (GSB) waarbij het college de raad periodiek moet rapporteren, is ten aanzien van de informatieverstrekking in het kader van de WI in lid 3 van dit artikel bepaald dat het college de raad driejaarlijks informeert.
Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen
De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 19 WI en artikel 24a WI).
Daarnaast zijn er twee groepen inburgeringsplichtingen waaraan het college een inburgeringvoorziening moet aanbieden. Het college is verplicht een inburgeringvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, WI).
In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen aan welke groepen inburgeringsplichtigen en inburgeraars bij voorrang een inburgeringvoorziening wordt aangeboden. Bovendien wordt in dit artikel vastgelegd binnen welke kaders het college tot zijn keuze van doelgroepen moet komen.
Het is van belang dat deze kaders (in casu het aanwijzen van groepen waaraan een inburgeringvoorziening wordt aangeboden) niet te eng te definiëren. Zo zijn in de verordening geen aandachtswijken met naam benoemd om het college de ruimte te geven om in te spelen op ontwikkelingen. Eind 2006 is duidelijk dat hier in ieder geval de wijken Klarendal, St. Marten, Presikhaaf, Het Broek, Malburgen en Geitenkamp onder vallen.
Het college zal binnen de in dit artikel gestelde kaders gedurende een aantal jaren groepen moeten kunnen aanwijzen. Het alternatief is dat de verordening op dit onderdeel steeds opnieuw moet worden gewijzigd. Een andere reden om de kaders niet te strak vast te stellen is dat gemeenten op dit moment geen duidelijk zicht hebben op de precieze omvang van de groep oudkomers zonder werk of uitkering waaraan een inburgeringvoorziening kan worden aangeboden. Te strenge criteria zouden wel eens kunnen leiden tot het niet benutten van de beschikbare middelen voor het aanbieden van inburgeringvoorzieningen.
Dit artikel regelt dat de groepen die het college aanwijst bij voorrang een inburgeringvoorziening krijgen aangeboden. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een inburgeringvoorziening aan te bieden aan inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die het heeft aangewezen (maar wel behoren tot de doelgroepen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, WI).
Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die het aanwijst een inburgeringvoorziening kan aanbieden.
Op grond van de actieve informatieplicht van het college aan de raad (artikel 169, tweede lid, Gemeentewet) ligt het voor de hand dat het college zijn besluit aan welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een aanbod zal worden gedaan ter kennisname aan de raad aanbiedt. Het streven is dit snel na het raadsbesluit te laten plaatsvinden.
Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening
In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening , met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI en artikel 24a W). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeraar die daarvoor in aanmerking komt of wil komen, een op de persoon toegesneden inburgeringvoorziening samen te stellen.
In het eerste lid wordt aangegeven welke doelstellingen door het college in acht moeten worden genomen bij de samenstelling van de inburgeringvoorziening. In het tweede lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:
De samenstelling van de inburgeringvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.
In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen of uitkeringsgerechtigde vrijwillige inburgeraars die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel dat een aanbod voor een inburgeringvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.
De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inburgeringvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeraar die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere sociale zekerheidswet of sociale zekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringvoorziening.
In de wet is geregeld, waaruit een inburgeringvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid, WI, en artikel 24a WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringvoorziening krijgen aangeboden in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.
Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding
Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringvoorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.
Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage
In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).
In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Bij het bepalen van het maximaal aantal termijnen wordt aangesloten bij de duur van de aangeboden inburgeringvoorziening.
Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringvoorziening.
Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.
In dit artikel wordt geregeld dat de inburgeraar die slaagt voor zijn inburgeringsexamen of het Staatsexamen Nederlandse taal een stimuleringsbonus krijgt ter hoogte van de eigen bijdrage.
Indien buiten zijn schuld de inburgeringsplichtige inburgeraar niet slaagt en na gedane inspanning blijkt niet in staat te zijn tot het behalen van het inburgeringsexamen zal de inburgeringsplichtige worden ontheven van zijn inburgeringsplicht. Ook in dat geval bestaat er een aanspraak op een stimuleringsbonus.
Indien geen eigen bijdrage is verschuldigd bestaat er geen aanspraak op een stimuleringsbonus.
Indien dit artikel is vastgelegd dat de vrijwillige inburgeraar, met wie na 1 januari 2010 voor het eerst een inburgeringsovereenkomst wordt afgesloten geen eigen bijdrage is verschuldigd. Met deze bepaling heeft de raad gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 24e, tweede lid, WI.
Artikel 6 Opleggen van verplichtingen
Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringvoorziening is vastgesteld.
Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod
Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringvoorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringvoorziening aan de inburgeraar op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt gestuurd naar het adres waarop de inburgeraar staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het college de inburgeraar een aanbod heeft gedaan.
Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).
De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeraar het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeraar van een verklaring die door de gemeente is opgesteld.
Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.
Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringexamen moet hebben behaald. Het ligt voor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavingbeschikking neemt.
In dit artikel is teven opgenomen op welke wijze ten aanzien van vrijwillige inburgeraars een aanbod wordt gedaan.
Dit artikel biedt de basis om de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvorrziening aan te bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.
Artikel 8 De inhoud van de beschikking
Het besluit tot het toekennen van een inburgeringvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.
In de beschikking zullen de toegekende inburgeringvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.
De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).
Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.
Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringvoorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringexamen.
Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen.
Uit oogpunt van gelijkheid is voor de hoogte van de boete, net zoals dat voor de Wet inburgering nieuwkomers geldt, in artikel 9 eerste, tweede en derde lid aansluiting gezocht bij de gemeentelijke verordening die regels stelt ten aanzien van het verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 18, tweede lid van de Wet werk en bijstand, de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2004, waarbij meer specifiek is aangesloten bij de maatregel bij het niet nakomen van trajectafspraken.
De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.
In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale zekerheidswet of – regeling.
Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.
Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 9, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringexamen niet heeft behaald, maakt het vierde lid van artikel 9 het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Omdat er in dat geval sprake is van recidive is het standaardboetebedrag verdubbeld. Het wettelijke maximum bedraagt € 1000 (artikel 34, onderdeel d, WI). Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringexamen moet behalen.
Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringexamen niet heeft behaald, regelt het vierde lid dat het college opnieuw een bestuurlijke boete kan opleggen.
De verordening treedt met terugwerkende kracht in werking tot en met 1 januari 2013. Gelet op het feit dat de verordeningen geen belastende bepalingen kent (t.o.v. de verordening zoals die tot dan gold) bestaan hiervoor geen belemmeringen. Daarnaast bestaat er geen noodzaak voor het bepalen van overgangsrechtelijke bepalingen.