Organisatie | Moerdijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Standplaatsenbeleid gemeente Moerdijk |
Citeertitel | Standplaatsenbeleid gemeente Moerdijk |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-10-2016 | Nieuwe regeling | 11-10-2016 Moerdijkse Bode week 43 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk;
1. dat het in verband met een efficiënte en eenduidige afdoening van aanvragen voor standplaatsvergunningen gewenst is over te gaan tot vaststelling van beleidsregels;
2. dat beleidsregels een goed instrument vormen om overlast, problemen op het gebied van de openbare orde, de veiligheid en de zedelijkheid en gezondheid te reguleren;
gelet op het bepaalde in titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 1 en hoofdstuk 5, afdeling 4 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Moerdijk
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
a. Apv: de Algemene plaatselijke verordening gemeente Moerdijk;
b. standplaats: standplaats als bedoeld artikel 5:17 lid 1 van de Apv;
- een gedeelte van de openbare weg, dat gedurende één of meerdere dagen per week kan worden ingenomen als standplaats, inclusief de daarbij horende (verkoop)wagen en eventuele uitstallingen, voor een periode tot maximaal 12 weken per jaar;
- een gedeelte van de openbare weg, dat gedurende één dag per week voor telkens maximaal twee uur, kan worden ingenomen als standplaats, inclusief de daarbij horende (verkoop)wagen en eventuele uitstallingen,;
d. vaste standplaats: een gedeelte van de openbare weg, dat gedurende één of meerdere dagen per week kan worden ingenomen als standplaats, inclusief de daarbij horende (verkoop)wagen en eventuele uitstallingen, voor een periode van minimaal 13 weken per jaar;
e. vergunning: de vergunning tot het innemen van een standplaats als bedoeld in artikel 5:18 lid 1 van de Apv;
f. vergunninghouder: degene aan wie door het college een vergunning is verstrekt om een vaste of tijdelijke standplaats in te nemen.
a. zich kan legitimeren door een geldig identiteitsbewijs zoals nader aangegeven in de Wet op de identificatieplicht en in het geval van een vreemdeling volgens de Vreemdelingenwet 2000 zich door middel van een geldig verblijfsdocument aan kan tonen, dat hij/zij de bevoegdheid heeft om in Nederland te mogen verblijven en te werken c.q. te ondernemen;
1.Het college wijst locaties aan waar in beginsel de enige mogelijkheid bestaat voor het innemen van een standplaats en neemt deze op in een overzicht zoals bedoeld in bijlage A van deze beleidsregels.
2. Bij het beoordelen van locaties zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel en bij het beoordelen van de aanvraag voor een vergunning wordt getoetst aan de volgende criteria:
Bescherming openbare orde en veiligheid / beperken overlast
a. de doorgang van hulpdiensten als politie, brandweer en ambulance wordt niet belemmerd (minimaal 3,50 meter vrij);
b. de toegang tot gebouwen wordt niet belemmerd;
c. binnen een straal van 100 meter vanaf de standplaats wordt geen door de gemeente ingestelde weekmarkt gehouden tijdens het innemen van de standplaats;
d. geur- of geluidshinder of enige andere vorm van overlast die te verwachten is voor gebruikers of zakelijk gerechtigden van de in de nabijheid van de standplaats gelegen onroerende zaken kan afdoende worden beperkt door het stellen van voorschriften;
Waarborgen (verkeers)veiligheid
e. de aangevraagde standplaats belemmert niet het uitzicht op kruisingen, oversteekplaatsen of uitritten en dergelijke;
f. de aangevraagde standplaats is niet gelegen op een locatie, die is aangewezen voor belanghebbenden om te parkeren, tenzij op een aangewezen parkeerplaats een (tijdelijk) parkeerverbod is ingesteld;
g. de benodigde vrije doorgang voor het verkeer ter plaatse (voetgangers, fietsers, gemotoriseerd verkeer) wordt niet belemmerd;
h. de standplaats werkt niet verstorend of verwarrend op de verkeerskundige inrichting ter plaatse en leidt niet tot onveilige verkeerssituaties of onveilig verkeersgedrag;
i. de standplaats leidt niet tot een onaanvaardbare toename van de parkeerdruk;
Waarborgen redelijke eisen welstand
j. het aanzien van monumentale gebouwen of stedenbouwkundige ensembles wordt niet aangetast;
k. het uitzicht op monumenten of kunstobjecten wordt niet aangetast;
l. de aangevraagde standplaats bevindt zich niet op de bij de gemeente in beheer zijnde gazons of groenstrook;
m. er wordt voldaan aan de gestelde brandveiligheidsvoorschriften, zoals genoemd onder bijlage C van deze beleidsregels.
3. Het college kan het aantal te verstrekken vergunningen per locatie beperken, indien:
a. er sprake is van ongewenste marktvorming;
b. er ruimtelijk beperkingen zijn op de aangevraagde locatie;
c. de openbare orde en veiligheid in gevaar wordt gebracht.
4. Het college kan de standplaatslocaties zoals bedoeld in bijlage A van deze beleidsregels periodiek actualiseren. 5. Het college kan voor het innemen van tijdelijke standplaatsen afwijken van de aangewezen standplaatslocaties zoals bedoeld in bijlage A van deze beleidsregels.
De bepalingen uit de Winkeltijdenwet en –verordening zijn onverminderd van toepassing op standplaatsen voor zover er sprake is van het verkopen of het ter verkoop aanbieden van goederen.
Tijdens de jaarlijkse kermissen zijn de vaste standplaatsen op de betrokken locaties niet te benutten.
1.Een standplaatsvergunning vermeldt in ieder geval:
a. de naam en voornamen, de geboortedatum en –plaats, het adres en de woonplaats van de vergunninghouder;
b. de toegewezen standplaats met vermelding van de afmetingen ervan, inclusief een gewaarmerkte tekening;
c. de branche waartoe de vergunninghouder behoort;
d. de wijze waarop de vergunninghouder zijn elektriciteit betrekt;
e. dat de vergunninghouder zelf zorg draagt voor de inzameling en afvoer van zijn afval en dat hij zijn standplaats schoon oplevert;
f. de brandveiligheidseisen die eventueel van toepassing zijn.
2. Het college kan extra voorschriften aan de vergunning verbinden ter bescherming van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu.
1.Een standplaatsvergunning is in beginsel niet overdraagbaar.
2. Van het gestelde in lid 1 van dit artikel kan het college in bijzondere gevallen besluiten af te wijken indien hiervoor een schriftelijk verzoek wordt ingediend door een vergunninghouder.
Een standplaatsvergunning kan worden ingetrokken:
a. op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;
b. indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in deze beleidsregels genoemde vereisten;
c. indien als gevolg van infrastructurele-, herinrichtings- of reconstructiewerkzaamheden aan de openbare weg of de openbare ruimte evenals wijzigingen van het bestemmingsplan geen gebruik meer kan worden gemaakt van de vergunning;
d. indien ter verkrijging van de vergunning onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;
e. indien de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbondenvoorschriften en beperkingen;
f. indien de vergunninghouder drie aaneengesloten maanden geen gebruik maaktvan de verleende vergunning, zonder toestemming van de gemeente;
g. indien de vergunninghouder niet voldoet aan de financiële verplichtingen als bedoeld in artikel 11 van deze beleidsregels;
1.Op de voor de inwerkingtreding van deze beleidsregels ingediende aanvragen waarop nog niet is beslist zijn deze beleidsregels van toepassing.
2. Vergunningen die zijn verleend voor vaststelling van deze beleidsregels blijven van kracht tot en met de geldigheidstermijn van deze vergunningen zolang de weigeringsgronden uit artikel 1:8 van de Apv niet van toepassing zijn.
1.Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking ervan.
2. Deze beleidsregels worden bekendgemaakt op de gemeentepagina in de Moerdijkse Bode en op de website van de gemeente.
3. De ‘Beleidsregels standplaatsen gemeente Moerdijk 2008’ vastgesteld op 22 januari 2008 worden ingetrokken op de dag van inwerkingtreding van deze beleidsregels.
Standplaatsvergunningen worden ingedeeld op basis van de volgende categorieën:
Branche 1: Snacks en aanverwante artikelen (frites, loempia’s, broodjes, etc.)
Branche 2: Vis en aanverwante artikelen
Branche 5: Overige food (o.a. kaas, brood, suikerwaren, etc.)
Branche 6: Non food (diensten en detailhandelsgoederen o.a. tassen, kleding, schoenen, fietsartikelen, etc.)
BIJLAGE C BRANDVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Opstelling mobiele verkoopwagens
Opstelling kramen met toestellen voor kook- of bakdoeleinden
Indien de opslagruimte van de gasflessen deel uitmaakt van de bakwagen dient deze ruimte aan het volgende te voldoen:
de ruimte mag uitsluitend voor opslag van de gasflessentank worden gebruikt; - de vloer, wanden en plafondconstructie van de opslagruimte dienen 30 minuten brandwerend en gasdicht ten opzichte van de verkoopruimte te zijn uitgevoerd; - de ruimte mag uitsluitend aan de buitenzijde van de bakwagen toegankelijk zijn en moet door middel van een deur of luik zijn afgesloten; - de ruimte moet direct op de buitenlucht zijn geventileerd door middel van een opening van tenminste 1 dm. Deze opening moet zo laag mogelijk in de buitenwand van de ruimte of in de bodem zijn aangebracht. Gasleidingen en – appendages
Kramen met toestellen voor kook- of bakdoeleinden