Organisatie | Gooise Meren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | PROTOCOL CALAMITEITEN EN GEWELD WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GOOISE MEREN 2016 |
Citeertitel | Incidenteel handelingsprotocol calamiteiten en geweld Gooise Meren 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-12-2016 | Onbekend | 11-10-2016 Onbekend | Onbekend |
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
PROTOCOL CALAMITEITEN EN GEWELD WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GOOISE MEREN 2016
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
In artikel 3.4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) is geregeld dat aanbieders in de zin van de Wmo 2015 bij de toezichthoudende ambtenaar onverwijld melding moeten doen van:
De meldingsverplichting strekt ertoe te zorgen dat de toezichthouder op de hoogte is van ernstige incidenten en situaties die door hem mogelijk moeten worden onderzocht of ingrijpen vereisen.
Een calamiteit is in de wet omschreven als: ‘niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van een voorziening en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een cliënt heeft geleid’ Een calamiteit is daarmee onder meer:
De aanbieder en de beroepskrachten die voor hem werkzaam zijn, verstrekken bij en naar aanleiding van een melding (van een calamiteit of geweld) aan de toezichthoudende ambtenaar de gegevens, daaronder begrepen persoonsgegevens, gegevens betreffende de gezondheid en andere bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, voor zover deze voor het onderzoeken van de melding noodzakelijk zijn.
Recent heeft een aanbieder aangegeven wellicht een melding te zullen doen. De toezichthoudend ambtenaar van de gemeente Gooise Meren dient een melding van het RIBW af te handelen. Dit dient deze toezichthouder te doen aan de hand van een protocol voor uitvoering van de toezichtstaak en de te nemen stappen naar aanleiding van bovengenoemde melding.
Er is door de gemeente Gooise Meren geen standaardprotocol opgesteld. Daarom is n.a.v. de te verwachten melding een protocol vastgesteld. Dit protocol wordt vooruitlopend op vaststelling door het college van burgemeester en wethouders na overleg met de portefeuillehouder Wmo en de betrokken beleidsafdeling gehanteerd. Dit protocol dient bekrachtigd te worden door het college van burgemeester en wethouders.
In dit protocol zijn (procedure)bepalingen opgenomen voor de behandeling van meldingen die betrekking hebben op calamiteiten en geweld.
Gelet op bovenstaand, besluit het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren vast te stellen het protocol meldingen calamiteiten en geweld:
Artikel 2 Melden bij toezichthoudend ambtenaar
Een aanbieder doet bij de toezichthouder calamiteiten en geweld, onverwijld melding van:
Paragraaf 2 Procedure meldingen
Artikel 6a Ontvangstbevestiging
De toezichthouder calamiteiten en geweld doet binnen vier weken na de ontvangstbevestiging onderscheidenlijk de termijn, bedoeld in het tweede lid, schriftelijk of elektronisch aan de aanbieder een beknopte omschrijving toekomen van de acties die de toezichthouder calamiteiten en geweld zal ondernemen en doet daarbij mededeling van de termijn waarbinnen een en ander zal plaatsvinden.
Artikel 6b Calamiteitenprotocol/communicatie
Het hoofd van de uitvoeringsdienst start zo spoedig mogelijk na binnenkomst van de melding een afstemmingsoverleg met de wethouder Wmo, de communicatie adviseur en zo nodig de burgemeester ter bepaling of opschaling naar een bestuurlijk calamiteitenoverleg nodig is conform het calamiteitenprotocol Sociaal domein (mei 2016).
Na een melding vergaart de toezichthouder calamiteiten en geweld de kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen die nodig is om te kunnen vaststellen of sprake is van een situatie die voor de veiligheid van cliënten of de maatschappelijke ondersteuning of anderszins voor het leveren van verantwoorde maatschappelijke ondersteuning een bedreiging kan betekenen en aanleiding kan geven tot het nemen van maatregelen.
De toezichthouder calamiteiten en geweld stelt in de bevestiging, bedoeld in artikel 6, eerste lid, de aanbieder in de gelegenheid binnen een termijn van zes weken met inachtneming van door de in de bijlage bij dit protocol “Richtlijn rapportage over een calamiteit of geweld bij de verstrekking van een voorziening” gestelde eisen, eerst zelf onderzoek te doen naar de relevante feiten, tenzij de aard van de melding of andere informatie over de aanbieder de toezichthouder calamiteiten of geweld aanleiding geeft dit niet te doen. De toezichthouder calamiteiten en geweld kan op verzoek van de aanbieder de termijn verlengen.
Van het horen als bedoeld in het vierde lid, onder b, wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt voorgelegd aan degenen met wie gesproken is. Zij krijgen de gelegenheid om binnen twee weken schriftelijk of elektronisch te reageren op eventuele feitelijke onjuistheden in het verslag. De ontvangen correcties worden in het verslag verwerkt dan wel gemotiveerd terzijde gelegd.
Artikel 8 Beëindiging onderzoek
Indien de toezichthouder calamiteiten en geweld op grond van het onderzoek door de aanbieder vaststelt dat de aangelegenheid waarop de melding betrekking heeft, door de aanbieder naar zijn oordeel zorgvuldig is onderzocht en voldoende maatregelen zijn genomen, beëindigt de toezichthouder calamiteiten en geweld het onderzoek naar aanleiding van de melding.
Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de reacties, bedoeld in artikel 9, derde lid, doch in ieder geval binnen vier weken na de in dat lid genoemde termijn, stelt de toezichthouder calamiteiten en geweld een rapport vast omtrent het onderzoek van de melding. Het rapport bevat de relevante feiten, de conclusies van de toezichthouder calamiteiten en geweld en advies over de te nemen maatregelen.
Bij de vaststelling van het rapport betrekt de toezichthouder calamiteiten en geweld de reacties, bedoeld in artikel 9, derde lid. Indien degenen aan wie het conceptrapport op grond van artikel 9 ter kennis is gebracht, wezenlijk met de toezichthouder calamiteiten en geweld van mening verschillen over de relevante feiten, zoals vastgelegd in het conceptrapport, en de toezichthouder een reactie niet of niet geheel overneemt, deelt hij dit schriftelijk of elektronisch gemotiveerd aan de betrokkene mede.
Paragraaf 3 Overige bepalingen
Indien de toezichthouder calamiteiten en geweld van oordeel is dat het onverwijld nemen van maatregelen noodzakelijk is met het oog op de veiligheid van cliënten of de maatschappelijke ondersteuning, is de toezichthouder bevoegd af te wijken van de artikelen 3 tot en met 10.
Bijlage “Richtlijn rapportage over een calamiteit of geweld bij de verstrekking van een voorziening”
In deze richtlijn wordt uiteengezet aan welke voorwaarden de rapportage moet voldoen die de aanbieder stuurt aan de toezichthouder calamiteiten en geweld naar aanleiding van een calamiteit of geweld bij de verstrekking van een voorziening. Op basis van de rapportage kijkt de toezichthouder calamiteiten en geweld zowel naar de inhoud van de calamiteit of het geweld als naar de onderzoeksmethode: verloopt het onderzoeksproces adequaat en zorgvuldig en kan geconcludeerd worden dat tekortkomingen leiden tot SMART1 geformuleerde verbetermaatregelen die worden geborgd door de bestuurder van de aanbieder2
De colleges van burgemeester en wethouders hechten veel belang aan de inbreng van de betrokken cliënt, diens wettelijk vertegenwoordiger of nabestaande bij het vaststellen van de feiten en het beschrijven van de gebeurtenissen.
De analyse van de aanbieder geschiedt door een commissie die voldoende deskundig is en bij voorkeur bestaat uit onafhankelijke personen. Waar mogelijk wordt deze analyse uitgevoerd door een team dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van alle betrokken disciplines. Vervolgens is het de verantwoordelijkheid van de bestuurder van de aanbieder om ervoor te zorgen dat de zakelijke inhoud van de rapportage met alle betrokkenen wordt gedeeld.
Deze richtlijn is geen in te vullen format maar een handleiding waarin de aspecten worden benoemd die in de rapportage aan de orde moeten komen, tenzij die niet van toepassing zijn.
Het gaat om de volgende aspecten:
Met de inwerkingtreding van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 ( hierna: Wmo 2015) krijgen alle gemeenten er een nieuwe taak bij: het toezicht op calamiteiten en geweld voorgevallen bij de verstrekking van Wmo-voorzieningen.
Op grond van artikel 3.4 van de Wmo 2015 doet de aanbieder bij de toezichthoudende ambtenaar als bedoeld in artikel 6.1 van de wet, onverwijld melding van:
De meldingsverplichting strekt ertoe te zorgen dat de gemeenten op de hoogte zijn van ernstige incidenten en geweld bij de verstrekking van voorzieningen die door de toezichthouder mogelijk moeten worden onderzocht of ingrijpen vereisen.
De aanbieder en de beroepskrachten die voor hem werkzaam zijn, verstrekken bij en naar aanleiding van een melding (van een calamiteit of geweld) aan de toezichthoudende ambtenaar de gegevens, daaronder begrepen persoonsgegevens, gegevens betreffende de gezondheid en andere bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, voor zover deze voor het onderzoeken van de melding noodzakelijk zijn.
In het protocol is vastgelegd wat de toezichthouder calamiteiten en geweld met een melding doet en wanneer deze toezichthouder een onderzoek zal instellen naar hetgeen is gemeld. Ook wordt in dit protocol de wijze van behandelen van meldingen geregeld.
Ook regelt het protocol welke gegevens de toezichthouder calamiteit en geweld nodig heeft ten behoeve van een eventueel onderzoek. Voorts is geëxpliciteerd dat de toezichthouder calamiteiten en geweld indien hij een melding onderzoekt, in principe de aanbieder vraagt dit onderzoek allereerst zelf uit te voeren.
Aan dit onderzoek worden eisen gesteld die ook gelden als de toezichthouder calamiteiten en geweld zelf onderzoek doet. Deze eisen worden vermeld in de bijlage bij dit Protocol. Termijnen verbonden aan het onderzoek zijn in het protocol vastgelegd.
De toezichthouder calamiteiten en geweld zal in alle gevallen het college van burgemeester en wethouders mede adviseren over de eventuele noodzaak tot het inzetten van handhavingsmaatregelen.
De bevoegdheden die de toezichthouder calamiteiten en geweld in het kader van zijn toezichthoudende taak heeft, zijn neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in de Wmo 2015.
Uitgangspunt is dat de toezichthouder calamiteiten en geweld de aanbieder verzoekt om zelf onderzoek te doen naar aanleiding van de meldingen en pas daarna zijn eigen oordeel daarover bepaalt.
Na onderzoek van een verplichte melding kan blijken dat de melding geen calamiteit of geweld betreft. In dat geval is sprake van een andere melding, waarvoor de bepalingen die gelden voor behandeling en onderzoek naar aanleiding van andere meldingen gevolgd moeten worden.
Als een cliënt van een gebeurtenis melding doet die na onderzoek een calamiteit of geweld blijkt te betreffen, zal de toezichthouder calamiteiten en geweld, parallel aan de behandeling van deze niet-verplichte melding overeenkomstig het protocol de aanbieder aanspreken op het niet-nakomen van haar wettelijke meldplicht.
In dit artikel is een aantal definities opgenomen. In het protocol worden daarnaast definities gehanteerd die ontleend zijn aan de Wmo 2015. Dit zijn de volgende definities:
geweld bij de verstrekking van een voorziening: seksueel binnendringen van het lichaam van of ontucht met een cliënt, alsmede lichamelijk en geestelijk geweld jegens een cliënt, door een beroepskracht dan wel door een andere cliënt met wie de cliënt gedurende het etmaal of dagdeel in een accommodatie van een aanbieder verblijft;
Dit artikel komt overeen met artikel 3.4, lid 1 Wmo 2015.
Als een aanbieder zich telefonisch tot de toezichthouder calamiteiten en geweld wendt, zal de toezichthouder calamiteiten en geweld de aanbieder in principe vragen de melding elektronisch of schriftelijk in te dienen. Is dit voor de aanbieder niet mogelijk, dan zal de toezichthouder calamiteiten en geweld de telefonisch gedane melding, indien mogelijk, schriftelijk of elektronisch bevestigen.
De heer P. Keereweer van de Uitvoeringsdienst Sociaal domein is de toezichthouder calamiteiten en geweld van de gemeente Gooise Meren.
Dit artikel regelt in lid 1 de basisgegevens die een aanbieder moet indienen bij de melding van een calamiteit.
Lid 1 onder e geeft aan dat de naam, contactgegevens en de geboortedatum van de betrokken cliënt in de melding moeten staan tenzij deze daarmee niet instemt.
Het tweede lid van artikel 3.4 Wmo 2015 legt aan de aanbieder en aan de betrokken beroepskrachten de verplichting op persoonsgegevens en gegevens betreffende de gezondheid en andere bijzondere persoonsgegevens te verstrekken, voor zover dat voor de behandeling van de melding noodzakelijk is. Deze verplichting doorkruist het beroepsgeheim. Met het oog op een zorgvuldige omgang met persoonsgegevens moet per geval door de toezichthouder calamiteiten en geweld worden getoetst of die gegevens in dat geval ook noodzakelijk zijn.
Op de hulpverlener rust een beroepsgeheim voor alles wat de cliënt hem in vertrouwen heeft medegedeeld. Dit beroepsgeheim zou zich kunnen verzetten tegen het geven van informatie aan de aanbieder (lees: de door deze daarvoor aangewezen functionaris) over calamiteiten die zich in de hulpverlening hebben voorgedaan of over het geweld. De hulpverlener mag dergelijke informatie in beginsel niet zonder toestemming van de cliënt aan anderen doorgeven. Het ligt dan ook in de rede dat de hulpverlener die intern melding zou willen maken van een calamiteit of een geval van geweld tegen een cliënt, in eerste instantie tracht daarvoor de instemming van de cliënt te verwerven. Er zijn echter situaties denkbaar waarin de cliënt niet of niet meer in staat is die instemming te geven of waarin het ‘hogere’ belang van bescherming van de afhankelijke cliënt toch actie van de hulpverlener verlangt. Met het oog daarop is in de Wmo 2015 expliciet bepaald dat de hulpverlener zo nodig zonder toestemming gegevens kan verstrekken die noodzakelijk zijn voor het onderzoek.
Dit artikel regelt in lid 1 de basisgegevens die een aanbieder moet indienen bij de melding van geweld bij de verstrekking van een voorziening.
Bij lid 1 onder e geldt dezelfde toelichting als bij artikel 4, lid 1 onder e.
Om voor de aanbieder duidelijk te maken dat hij aan zijn meldingsplicht heeft voldaan, schrijft het eerste lid voor dat de toezichthouder calamiteiten en geweld een ontvangstbevestiging moet sturen. Daarnaast moeten alle betrokken colleges worden geïnformeerd.
Er kunnen bij een calamiteit of geweld bij de verstrekking van een voorziening meerdere gemeenten betrokken zijn:
De toezichthouder calamiteiten en geweld heeft de verantwoordelijkheid om alle gemeenten die betrokken zijn te informeren en te zorgen voor onderlinge afstemming wanneer dit noodzakelijk is.
In het tweede lid is geregeld dat een aanbieder als deze niet op de voorgeschreven wijze melding doet, alsnog in de gelegenheid gesteld wordt de vereiste gegevens aan te vullen. Indien de aanbieder op dit verzoek niet de vereiste gegevens verstrekt, kan de toezichthouder calamiteiten en geweld deze gegevens op grond van de bevoegdheden in hoofdstuk 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht vorderen, indien zij deze gegevens nodig heeft voor haar toezichthoudende taak.
Het derde lid bepaalt dat binnen vier weken na de ontvangstbevestiging moet worden aangegeven wat de vervolgstappen zullen zijn, inclusief de termijnen waarbinnen deze zullen plaatsvinden. Onder vervolgstappen is ook begrepen dat de toezichthouder calamiteiten en geweld in het merendeel van de gevallen aan de aanbieder vraagt zelf onderzoek te doen naar de gebeurtenis overeenkomstig artikel 6, tweede lid.
Het hoofd van de uitvoeringsdienst is de spilfiguur in de uitvoering van dit calamiteitenprotocol. Hij/zij is de eerste contactpersoon: degene die de melding kort analyseert op te verwachtte gevolgen voor de gemeente. De 24/7 bereikbaarheid van het hoofd uitvoeringsdienst of plaatsvervangers is in iedere gemeente georganiseerd. In een afstemmingsoverleg met de wethouder, de communicatie adviseur en zo nodig de burgemeester wordt bepaald of opschaling naar een bestuurlijk calamiteitenoverleg nodig is.
In dit artikel is geregeld hoe het onderzoek van calamiteitenmeldingen en meldingen van geweld bij de vertrekking van een voorziening plaatsvindt. Het is van belang dat de toezichthouder calamiteiten en geweld allereerst de nodige kennis vergaart over de feiten en belangen die aan de orde zijn. Zonder deze kennis kan hij geen zorgvuldig oordeel vormen over de vraag of er sprake is van een situatie die voor de veiligheid van cliënten of de maatschappelijke ondersteuning of anderszins voor het leveren van verantwoorde maatschappelijke ondersteuning een bedreiging kan betekenen en deswege aanleiding kan geven tot het nemen van maatregelen.
Het tweede lid legt vast dat het proces van verwerven van de benodigde kennis in beginsel start met het bieden van de gelegenheid aan de aanbieder om zelf onderzoek te doen naar de gebeurtenissen (als dat niet reeds is gebeurd). De aanbieder is immers verantwoordelijk voor de kwaliteit van de ondersteuning.
Als de aanbieder ook na het verzoek van de toezichthouder calamiteiten en geweld niet adequaat handelt, zal, zoals in artikel 6, vierde lid, bepaald, de toezichthouder calamiteiten en geweld tot eigen onderzoek overgaan.
Ten aanzien van het onderzoek door de aanbieder is bepaald dat de toezichthouder calamiteiten en geweld dan een termijn vaststelt, waarbinnen dat onderzoek moet plaatsvinden. De termijn bedraagt zes weken en kan eventueel verlengd worden. Voor de verlenging is geen vaste termijn opgenomen omdat dit van de wijze van onderzoek af kan hangen (bijvoorbeeld door de complexiteit van het onderzoek).
Voor de eisen die gelden voor dit onderzoek en de rapportage, wordt verwezen naar de bijlage in dit protocol met de titel “Richtlijn rapportage over een calamiteit of geweld bij de verstrekking van een voorziening”.
Niet in alle gevallen zal eerst onderzoek door de aanbieder gevraagd worden. Een melding kan dermate ernstig van aard zijn dat de toezichthouder calamiteiten en geweld besluit zelf onderzoek te doen naar de gebeurtenis. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn indien een calamiteit zich heeft afgespeeld in een situatie waarin een cliënt in een individueel gesloten setting is opgenomen -zoals bijvoorbeeld in een separeerruimte– en is komen te overlijden, of in een situatie waarin een aanbieder onder verscherpt toezicht is gesteld.
Indien blijkt dat de aanbieder geen onderzoek doet, dan wel dat het onderzoek door de aanbieder niet voldoet aan in de bijlage gestelde eisen, dan kan de toezichthouder calamiteiten en geweld eveneens besluiten zelf onderzoek te doen naar de gebeurtenis.
Het vierde en vijfde lid formuleren eisen waaraan het onderzoek door de toezichthouder calamiteiten en geweld (als hij besloten heeft zelf onderzoek te doen) moet voldoen.
Het vierde lid, onder a, bevat de verplichting van de toezichthouder calamiteiten en geweld om de aanbieder op de hoogte te stellen van het besluit om zelf onderzoek te doen waarbij de toezichthouder calamiteiten en geweld de termijn noemt waarbinnen hij het onderzoek zal verrichten.
Het vierde lid schrijft voor dat de toezichthouder calamiteiten en geweld de aanbieder en zo mogelijk en zo nodig andere direct betrokkenen hoort of bij hen advies inwint. De term ‘direct betrokkenen’ ziet op personen die actief bij de gebeurtenissen betrokken waren, onder wie de cliënt c.q. zijn nabestaanden, maar ook zorgverleners die bij de calamiteit dan wel het geweld betrokken zijn. De bewoording “zo mogelijk” wordt gebezigd omdat niet iedere cliënt of nabestaande betrokken wil worden bij het onderzoek. Ook kan het door de toezichthouder calamiteiten en geweld niet nodig bevonden worden deze bij haar onderzoek te betrekken. Dit kan bijvoorbeeld zo zijn als uit het onderzoek van de aanbieder blijkt dat de cliënt of nabestaanden in hun onderzoek afdoende betrokken zijn geweest. Horen kan ook telefonisch of schriftelijk geschieden.
De toezichthouder calamiteiten en geweld kan één of meer deskundigen raadplegen als dat naar zijn oordeel van belang is voor het onderzoek. Raadplegen van deskundigen houdt in dat hij door de toezichthouders calamiteiten en geweld om een deskundigenoordeel gevraagd worden.
Het vijfde lid bepaalt dat van het horen van aanbieders en andere betrokkenen een conceptverslag wordt gemaakt, dat een zakelijke weergave bevat van hetgeen besproken is. Dit conceptverslag wordt voorgelegd aan degene die gehoord is. Deze wordt in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken te reageren op eventuele feitelijke onjuistheden in het concept verslag. Feitelijke onjuistheden zullen worden gecorrigeerd. Indien correctie niet aan de orde is, zal dat worden aangegeven onder vermelding van de reden daarvan. Daarna zal het definitieve verslag worden toegezonden aan de gesprekspartner.
In het eerste lid is geregeld dat de toezichthouder calamiteiten en geweld, als hij op basis van het onderzoek vaststelt dat de aanbieder de gemelde gebeurtenis adequaat heeft onderzocht en voldoende maatregelen heeft genomen, het onderzoek kan beëindigen.
Het tweede lid regelt aan wie de toezichthouder calamiteiten en geweld mededeling doet van die vaststelling. Deze vaststelling bevat een weergave van het onderzoek en de conclusies uit het eigen onderzoek van de aanbieder en de genomen maatregelen. De toezichthouder calamiteiten en geweld gaat er hierbij van uit dat de aanbieder zelf betrokkenen, onder wie de cliënt of zijn vertegenwoordigers, in kennis stelt van de vaststelling.
Dit artikel vermeldt dat op grond van het onderzoek een conceptrapport wordt opgesteld, aan wie het conceptrapport ter kennis moet worden gebracht en binnen welke termijn zij kunnen reageren op de in het conceptrapport neergelegde feiten. De reactie kan slechts feitelijke onjuistheden betreffen.
Binnen vier weken na de voorlegging van het conceptrapport aan betrokkenen moet de toezichthouder calamiteiten en geweld zijn rapport vaststellen. Dat rapport bevat een zakelijke weergave van de melding, van het daarop volgende onderzoek, van de bevindingen, de conclusies die de toezichthouder calamiteiten en geweld aan het onderzoek verbindt en de maatregelen die hij eventueel nodig acht. De toezichthouder calamiteiten en geweld moet zijn rapport uiterlijk vier weken na ontvangst van de reacties van betrokkenen c.q. het verstrijken van de reactietermijn vaststellen. Het rapport kan ook als conclusie hebben dat er bij de aanbieder op meerdere fronten structurele tekortkomingen in de kwaliteit van de ondersteuning zijn. De toezichthouder calamiteiten en geweld kan dan in opdracht het college de kwaliteit van maatschappelijke ondersteuning in bredere zin gaan onderzoeken.
Dit lid bepaalt hoe de toezichthouder calamiteiten en geweld zal omgaan met de in het eerste lid bedoelde reacties. Het is ter beoordeling van de toezichthouder calamiteiten en geweld of het conceptrapport naar aanleiding van eventuele reacties wordt aangepast. Indien besloten wordt bepaalde reacties niet over te nemen, zullen deze, indien het om essentiële aspecten gaat, gemotiveerd terzijde worden gelegd.
De toezichthouder calamiteiten en geweld zendt het rapport aan de aanbieder. Daarnaast stuurt de toezichthouder calamiteiten en geweld het rapport naar de colleges van burgemeester en wethouders waarvoor dit relevant is. Het is uiteindelijk aan de aanbieder, als verantwoordelijke voor de kwaliteit van de ondersteuning, om eventuele maatregelen te nemen, onverlet de bevoegdheid van de colleges om op advies van de toezichthouder calamiteiten en geweld in voorkomend geval handhavend op te treden.
Indien er een acuut gevaar is voor de veiligheid van cliënten en ingrijpen noodzakelijk is, kunnen niet alle procedurestappen van dit protocol (volledig) gevolgd worden, bijvoorbeeld de termijn voor een aanbieder om te reageren op het conceptrapport van de toezichthouder calamiteiten en geweld. In die situatie kunnen op onderdelen bijvoorbeeld kortere termijnen dan vermeld in het protocol gehanteerd worden of stappen worden overgeslagen.
De colleges van burgemeester en wethouders zijn op basis van de Wmo 2015 verplicht een toezichthouder aan te wijzen die onder meer belast is met het toezicht op de calamiteitenmeldingen en de meldingen over geweld bij de verstrekking van een voorziening. Vanwege deze verantwoordelijkheid dient het college het jaarverslag en eventuele aanbevelingen van de toezichthouder calamiteiten en geweld vast te stellen. Dit besluit dient vervolgens ter kennis gebracht te worden van de gemeenteraden. Persoonsgegevens van betrokken cliënten, beroepskrachten en andere individuen zullen niet in de jaarlijkse rapportages van de toezichthouder calamiteiten en geweld worden opgenomen.