Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dongen

Verordening voorzieningen raads- en commissieleden 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDongen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen raads- en commissieleden 2010
CiteertitelVerordening voorzieningen raads- en commissieleden 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. Rechtspositiebesluit wethouders
  3. Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-09-201027-04-2012Nieuwe regeling

15-07-2010

Gemeentelijke informatiekrant, 02-09-2010

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING VOORZIENINGEN RAADS- EN COMMISSIELEDEN 2010

 

De raad van de gemeente Dongen

Gelet op de artikelen 44 en 95 tot en met 99 van de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden,

 

besluit vast te stellen de VERORDENING VOORZIENINGEN RAADS- EN COMMISSIELEDEN 2010

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;

  • b.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

  • c.

    Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144;

  • d.

    Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;

  • e.

    Raadslid: lid van gemeenteraad, niet zijnde wethouder;

  • f.

    Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden en steunfractieleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

  • 1.

    Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2.

    Aan een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1, onder e, en 8 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden vangen de vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 aan op de dag van het afleggen van de eed of belofte bedoeld in artikel 14 van de Gemeentewet.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1, onder e, en 8 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden eindigen de vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 op de dag bedoeld in artikel C4, tweede lid, van de Kieswet, dan wel het tijdstip bedoeld in de artikelen X1, eerste en derde lid, X6 en X8, tweede, derde en vijfde van de Kieswet.

  • 3.

    De vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, worden maandelijks uitbetaald.

Artikel 5 Reiskosten

  • 1.

    De ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden aan het raadslid vergoed.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten;

bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.

Artikel 6 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1.

    De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentebelang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2.

    Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap.

Artikel 8 Computer en laptop

  • 1.

    Aan een raadslid, steunfractielid en griffier wordt voor de uitoefening van het raadslidmaatschap op aanvraag een vergoeding uitgekeerd, voor het gebruik van een privé computer of laptop.

  • 2.

    De hoogte van de vergoeding wordt voor de bestuursperiode 2010-2014 vastgesteld op 20 Euro (bruto) per maand.

  • 3.

    Een raadslid, steunfractielid en griffier kan verzoeken een bedrag van maximaal 960 Euro (bruto), ten behoeve van aanschaf ven een PC, laptop en aanverwante apparatuur, ineens uit te keren. Hiervoor doen het raadslid den de griffier schriftelijk een verzoek bij de voorzitter van de gemeenteraad. Bij dit verzoek dient een aankoopbewijs overlegd te worden.

  • 4.

    Indien een raadslid, steunfractielid en griffier op basis van het derde lid van dit artikel vraagt om uitbetaling van de vergoeding ineens, vervalt de vergoeding zoals beschreven in lid twee van ditzelfde artikel.

  • 5.

    Als het raadslidmaatschap tussentijds eindigt, een steunfractielid stopt met zijn werkzaamheden of de dienstbetrekking van de griffier eindigt en een raadslid, steunfractielid of griffier heeft de vergoeding als genoemd in artikel 8, lid 3 ontvangen, dan zal de vergoeding in evenredigheid naar het aantal resterende maanden van de bestuursperiode terug betalen.

Artikel 9 Internetaansluiting via ISDN, ADSL of kabel

Een raadslid, steunfractielid en griffier ontvangen op aanvraag maandelijks een vergoeding van 20 Euro (bruto) voor het gebruik van een eigen internetaansluiting.

Artikel 10 Spaarloonregeling

Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentepersoneel geldende spaarloonregeling.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor commissieleden

Artikel 11 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1.

    Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van de Gemeentewet ontvangt.

  • 3.

    Geen vergoeding ontvangt degene die:

    • b.

      zitting heeft in een commissie als raadslid of wethouder; uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

  • 4.

    De raad kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen, zulks tot ten hoogste 15% van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoeding, ten aanzien van een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel 12 Reis- en verblijfkosten

  • 1.

    Aan het lid van een commissie dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft:

    • b.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten;

    • c.

      bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.

  • 2.

    Aan het in het eerste lid bedoelde lid van de commissie worden vergoed de noodzakelijk gemaakte verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.

Artikel 13 Buitenlandse excursie of reis

  • 1.

    De gemeenteraad kan een commissie uit gemeenteraad toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.

  • 3.

    De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

Hoofdstuk III De procedure van declaratie

Artikel 14 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

  • a.

    betaling uit eigen middelen; of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente; of

Artikel 15 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1.

    Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, en 12 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2.

    Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend en binnen 2 maanden

    • a.

      indien het een raadslid betreft bij de griffier,

    • b.

      of een door hem aangewezen ambtenaar ingediend, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

Artikel 16 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1.

    De vergoeding van kosten, bedoeld in artikel 7 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

  • 2.

    Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • a.

    Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 2 maanden ingediend bij

    • b.

      indien het een raadslid betreft bij de griffier,

    • c.

      of een door hem aangewezen ambtenaar.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking daags na publicatie.

Dongen, Datum Raadsvergadering 15 juli 2010

DE RAAD VOORNOEMD,

voorzitter griffier

S.P.H.M. Dirven- van Aalst drs. W.N. Vulto

TOELICHTING

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Daarin zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, zijn in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor de secundaire voorzieningen van raadsleden, zoals bijvoorbeeld een regeling beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de raadsleden als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 99 van de Gemeentewet). Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van de gedeputeerde staten vereist.

De verordening bevat bepalingen inzake:

  • -

    de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 11);

  • -

    een vaste algemene onkostenvergoeding voor raadsleden (artikel 3);

  • -

    reis- en verblijfkosten van raads- en commissieleden, (artikelen 5, 6, 12 en 13);

  • -

    beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan raadsleden (artikelen 8 en 9) en faciliteiten in de vorm van deelname van raadsleden aan cursussen, congressen e.d. (artikel 7);

  • -

    de mogelijkheid voor een aantal secundaire voorzieningen voor raadsleden, zoals een zoals de spaarloonregeling (artikel 10)

  • -

    de procedure van declareren (artikelen 14 t/m 18)

De arbeidsverhouding van het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WAO. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening van bijvoorbeeld het ABP.

Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001.

De loon- en inkomstenbelasting

´Opting-in-regeling´

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ´opting-in-regeling´ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Een model voor een verklaring is als bijlage opgenomen in de VNG-ledenbrief van 15 december 2000 (MARZ/CvA/2000005423).

Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten, de zakelijke beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur en zakelijke deelname aan cursussen en congressen.

Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Ook kan betrokkene tegen een forfaitaire fiscale bijtelling in verband met privé-gebruik, een GSM ter beschikking worden gesteld die hij mede voor privé-doeleinden kan aanwenden, en kan hij deelnemen in de spaarloonregeling die er voor het gemeentelijk personeel is.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Zij kan niet deelnemen aan de spaarloonregeling.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven (niet naar de forfaitaire bedragen die gelden voor hen die van de ´opting-in-regeling´ gebruik maken).Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3).

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

  • -

    welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);

  • -

    welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

  • -

    kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien is geopteerd voor de loonbelasting);

  • -

    voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.

Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering

  • -

    bruikleen van computer- en communicatieapparatuur;

  • -

    deelname aan cursussen en congressen e.d.

De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door het raadslid maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op artikel 3 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.

Voor hen die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk III is in verband hiermee een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruit betaalde kosten. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. De gedragscode is opgenomen in de handreiking ´Integriteit van bestuurders bij gemeenten en provincies´ welke bij VNG/ledenbrief van 22 oktober 2001(kenmerk CvA/2001004348) aan de gemeenten is toegezonden. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de vergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.

Op grond van het bepaalde in de artikelen 3 en 4 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kan de raad besluiten dat voor alle leden tot ten hoogste 20% naar beneden wordt afgeweken van de door de minister vastgestelde maximumbedragen. De raad kan bovendien besluiten ten hoogste 20% van de (eventueel verlaagde) raadsvergoeding als presentiegeld uit te betalen.

De raadsvergoeding wordt aangepast bij indeling in een hogere gemeenteklasse of bij overgang naar een andere klasse bij stijging of daling van het inwonertal.

Artikel 3 Vaste onkostenvergoeding

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

  • -

    representatie

  • -

    vakliteratuur

  • -

    contributies, lidmaatschappen

  • -

    telefoonkosten

  • -

    bureaukosten, porti

  • -

    zakelijke giften

  • -

    bijdrage aan fractiekosten

  • -

    ontvangsten thuis

  • -

    excursies.

Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7 t/m 9). De onkostenvergoeding is in verband met deze overheveling naar de gemeentelijke bedrijfsvoering vanaf die datum neerwaarts bijgesteld. De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het (neerwaarts bijgestelde) bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime.

Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering.

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In artikel 3 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de kostenvergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.

Ook voor de onkostenvergoeding geldt dat deze met toepassing van artikel 3 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden met 20% kan worden verlaagd. Tevens wordt de onkostenvergoeding aangepast bij wijziging van de gemeenteklasse.

In de vaste kostenvergoeding zit ook een component telefoonkosten.

In het eerste lid van dit artikel is aangegeven vanaf wanneer de raadsvergoeding aanvangt. Een raadslid dat tijdens de demissionaire periode ook nog wethouder is heeft geen aanspraak op de raadsvergoedingen, maar blijft tot hij aftreedt als wethouder in het genot van de wethouderswedde en de bijbehorende onkostenvergoeding. Dit blijkt onder meer uit de definitie van raadslid in artikel 1, onder c, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Het tweede lid bevat de artikelen dat aangeven wanneer de raadsvergoeding eindigt. Voor een raadslid dat tussentijds ontslag neemt is dat uiterlijk één maand nadat hij zijn ontslag heeft ingediend of zoveel eerder als dat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn onherroepelijk (lees goedgekeurd) zijn geworden.

Artikel 5 Reiskosten raadsleden

In dit artikel is het recht op vergoeding van reiskosten voor raadsleden geregeld. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raadslid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een km-vergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt.

Artikel 6 Verblijfkosten raadsleden

Dit artikel regelt de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raadslid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium

Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt.

De in dit artikel bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 8 en 9 Computer en laptop met ISDN of internetaansluiting

Op aangeven van de VNG heeft de minster aangegeven dat gemeenten niet langer PC’s hoeven aan te schaffen die in bruikleen wordt gegeven aan raadsleden en/of wethouders. De gemeente kan ook kiezen om raadsleden en wethouders te compenseren voor het gebruik van een eigen pc en internetverbinding.

Op basis van de verordening kan een raadslid kiezen voor ofwel een maandelijkse vergoeding ofwel voor een eenmalige uitkering van het totaalbedrag ten behoeve van de aanschaf van een laptop of pc.

De vergoeding voor de internetaansluiting wordt maandelijks uitgekeerd. Het is niet mogelijk om deze ineens te laten uitbetalen.

Artikel 13 Buitenlandse dienstreis

Ook raadscommissies maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moeten gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen de commissieleden de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis.

Voor degenen die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 11 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden het maximale bedrag aangegeven. In artikel 14, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van het presentiegeld is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 15 van het Rechtspositiebesluit. Wanneer daartoe wordt besloten, dan is in artikel 28, vierde lid, een voorbeeldbepaling opgenomen.

Artikelen 14 t/m 16 De procedure van declaratie

In artikel 14 zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 15 en 16 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden.

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

  • -

    reis- en verblijfkosten van raadsleden;

  • -

    reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies

Rechtstreekse facturering bij de gemeente

Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht bij deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden;