Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Leefmilieuverordening 2005 |
Citeertitel | Algemene Leefmilieuverordening 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bouwen en wonen |
Geen.
-
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-03-2006 | 01-04-2017 | nieuwe regeling | 09-02-2006 Gemeenteblad van Utrecht 2006, nr. 12 | Raadsvoorstel 2006, nr. 29 |
Algemene Leefmilieuverordening 2005 (raadsbesluit van 9 februari 2006)
De raad van de gemeente Utrecht, gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 24 januari 2006
Algemene Leefmilieuverordening 2005.
1.1 Doel van de Algemene Leefmilieuverordening 2005
In een vrij groot deel van de stad zijn nog regelingen van kracht die dateren van voor de inwerkingtreding van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oude uitbreidingsplannen, Voorschriften voor de bebouwde kom 1958 e.d.).
Al deze regelingen hebben gemeen, dat zij geen bepalingen (mochten) bevatten op basis waarvan het gebruik van bestaande gebouwen in de hand kon worden gehouden. Bovendien zijn zij vaak ook op andere punten niet meer afgestemd op de wensen en behoeften van vandaag.
Uiteraard is het vervangen van de oude regelingen door nieuwe bestemmings- of stadsvernieuwingsplannen de voor de hand liggende oplossing van dit probleem. Sinds de inwerkingtreding van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in augustus 1965 zijn er dan ook enkele tientallen nieuwe bestemmingsplannen vastgesteld en goedgekeurd (waarvan er nu -augustus 2005- ruim twintig jonger zijn dan 10 jaar), terwijl op dit moment ook nog eens ruim 40 bestemmingsplannen in voorbereiding of in procedure zijn. Toen enkele jaren geleden de algehele herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening werd aangekondigd, werd duidelijk dat het niet actueel hebben van bestemmingsplannen (dat wil zeggen het hebben van bestemmings-plannen ouder dan 10 jaar) consequenties krijgt. De gemeenteraad heeft daarom in november 2003 het college opdracht gegeven het actualiseren van bestemmingsplannen structureel prioriteit te geven en vóór 2011 af te ronden. Aan deze actualisering wordt voortvarend gewerkt. Het programma voor de actualisering voorziet in het vervangen van het grootste deel van de verouderde plannen door nieuwe bestemmingsplannen.
Desondanks blijven er nog belangrijke delen van de gemeente over, waarvoor op korte termijn nog geen nieuwe juridisch- planologische regeling tot stand kan worden gebracht. Het gevolg hiervan is, dat onvoldoende kan worden opgetreden tegen ontwikkelingen die de woon- en werkomstandigheden in die gebieden ongunstig beïnvloeden.
Het doel van de Algemene Leefmilieuverordening 2005 (verder: ALMV) is nu om de tekorten die de bestaande, oude plannen in de bedoelde gebieden vertonen zoveel mogelijk op te heffen gedurende de periode dat nog niet kan worden beschikt over een van kracht zijnd nieuw en actueel bestemmings- of stadsvernieuwingsplan.
1.2 Kenmerken Algemene Leefmilieuverordening
Een leefmilieuverordening (hierna aangeduid als LMV) is in dit geval een voor de hand liggend instrument, omdat:
1.3 Betekenis van het toevoegsel "algemene"
Het "algemene" is aan de beoogde LMV gegeven, omdat in beginsel één verordening wordt opgesteld voor alle gebieden waar nu nog een verouderde juridisch-planologische regeling van kracht is, die niet binnen afzienbare tijd kan worden vervangen door een nieuw stadsvernieuwings- of bestemmingsplan.
1.4 Voor welk gebied moet de ALMV gelden
Bij het bepalen van het gebied waarvoor de ALMV moet gelden, zijn de volgende overwegingen van belang geweest:
Voor de ALMV komen gebieden in aanmerking waar de vigerende regeling als gevolg van het feit dat die nog op grond van de Woningwet 1901 is vastgesteld, geen of geen afdoende gebruiksbepaling bevat. Het ontbreken van zo'n bepaling betekent in de praktijk, dat niet of onvoldoende kan worden opgetreden tegen een gebruiksverandering waarvoor geen bouwvergunning vereist is.
Wil het opstellen van een ALMV, gelet op de daarmee gemoeid zijnde capaciteit, gerechtvaardigd zijn, dan moet de verordening toch gedurende een redelijke termijn kunnen functioneren. Deze termijn is een kwestie van keuze, waarbij een termijn van één jaar als minimum kan gelden. Hieruit volgt, dat het alleen verantwoord is een LMV voor een gebied te maken, als voor dat gebied niet binnen twee jaar een nieuw bestemmings- of stadsvernieuwingsplan van kracht zal worden. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid, dat onderdelen van een bestemmingsplan al van kracht worden na de goedkeuring door Gedeputeerde Staten én met de mogelijkheid dat bestemmingsplannen ook gedeeltelijk kunnen worden goedgekeurd, waardoor "gaten" in bestemmingsregelingen kunnen ontstaan en daarmee mogelijk ook in de gebruiksmogelijkheden van plannen. Het tijdstip van het van kracht worden en niet dat van de ter inzage legging is in deze bepalend, omdat pas wanneer een bestemmingsplan rechtskracht heeft, ook bestemmingswijzigingen waarbij géén sprake is van bouwactiviteiten, maar alleen van gebruikswijzigingen kunnen worden tegengegaan.
1.5 Gebieden waarvoor de ALMV geldt
Op basis van de bovenstaande overwegingen komen voor de ALMV de gebieden in aanmerking, waarvoor nu (delen van) de volgende juridisch- planologische regelingen van kracht zijn:
In alle in paragraaf 1.5 genoemde regelingen ontbreekt een gebruiksbepaling met betrekking tot gebouwen en andere bouwwerken. Dit betekent, dat op basis van deze regelingen niet kan worden opgetreden tegen gebruiksveranderingen waarbij geen bouwvergunning is vereist.
De bouwverordening (artikel 352 *) beschermt weliswaar het gebruik van die panden waarvan het gebruik overeenstemt met de bestemming, waardoor het bijvoorbeeld niet mogelijk is om woningen waarin gewoond wordt anders dan als woning te gebruiken (bescherming tegen woonruimteonttrekking), maar is ook vaak niet toepasbaar, namelijk in die gevallen waarbij de bestemming (in de VBK-gebieden meestal "wonen") niet is gerealiseerd. De ALMV bevat dus in ieder geval een bepaling op basis waarvan kan worden opgetreden tegen ongewenste veranderingen in het gebruik van bestaande bouwwerken, ook wanneer daarbij geen sprake is van werkzaamheden waarvoor een bouwvergunning vereist is.
Op basis van de Huisvestingsverordening is het in de gemeente Utrecht verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders woonruimte aan de bestemming als zodanig te onttrekken. Het is desondanks niet gewenst, in de zojuist bedoelde algemene gebruiksbepaling woonruimteonttrekkingen uit te zonderen. Een onttrekkingsvergunning kan immers slechts geweigerd worden op grond van volkshuisvestelijke overwegingen, terwijl het ook mogelijk moet zijn woonruimteonttrekkingen tegen te gaan die om planologische redenen ongewenst zijn.
Van een gebruiksverandering is sprake bij een wijziging van het bestaande gebruik (het gebruik dat bestaat op het tijdstip dat het desbetreffende gebruiksverbod van kracht wordt). Dat kan zijn een wijziging van een lichtere horeca-activiteit in een zwaardere horeca-activiteit, van een lichtere bedrijfsactiviteit in een zwaardere bedrijfsactiviteit, maar ook een wijziging in een andere functie dan de bestaande.
2.2 Andere aanvullende bepalingen
Daarnaast lag het voor de hand, nu toch voor een groot gebied een ALMV werd voorbereid, door middel van een globale inventarisatie na te gaan, of er wellicht in de betrokken gebieden ook nog andere problemen spelen die het woon- of werkklimaat zouden kunnen schaden en waarvoor de ALMV een oplossing zou kunnen bieden.
Hierbij is gekeken naar de ervaringen uit de dagelijkse praktijk met betrekking tot de (juridisch-planologische) beoordeling van bouwaanvragen en naar de resultaten van onderzoek dat in een aantal van de betrokken gebieden reeds is of wordt verricht als voorbereiding voor het opstellen van een nieuw stadsvernieuwings- of bestemmingsplan.
Daaruit is gebleken, dat de volgende ontwikkelingen als ongewenst moeten worden beschouwd:
Vestiging of uitbreiding van bedrijven, hinderlijker dan categorie 2 uit de Lijst van bedrijfsactiviteiten, die deel uitmaakt van deze ALMV.
Laan van Nieuw Guinea/Kanaalstraat e.o.:
Uitbreiding van bestaande en vestiging van nieuwe horecabedrijven, speelautomatenhallen, afhaalzaken, belhuizen en winkels, behalve in de Laan van Nieuw Guinea en de Kanaalstraat (voor zover daardoor in deze straten geen zodanige concentratie van horecabedrijven ontstaat dat het woon- en leefklimaat nadelig wordt beïnvloed).
Uitbreiding van bestaande en vestiging van nieuwe horecabedrijven, speelautomatenhallen, afhaalzaken en belhuizen.
Uitbreiding van bestaande en vestiging van nieuwe winkels op plaatsen waar dat zou leiden tot verbrokkeling en minder levensvatbaarheid van het winkelareaal in bedoelde wijken.
Zuidelijke Oude Stad/Buiten Wittevrouwen:
Vestiging van prostitutie. Uitbreiding van bestaande en vestiging van nieuwe speelautomatenhallen, afhaalzaken en belhuizen.
*) Bouwverordening, artikel 352, eerste lid: “Zolang bij een bestemmingsplan, (….) geen voorschriften zijn gegeven omtrent het gebruik van de (…) bouwwerken, open erven of terreinen (….), is het verboden die bouwwerken, open erven en terreinen te gebruiken (….) op een wijze of tot een doel strijdig met de (….) bestemming, nadat de bij het bestemmingsplan aangegeven bestemming is verwezenlijkt.”
Van al deze in beginsel ongewenste activiteiten wordt onderstaand nagegaan, of een regeling daarvan in een ALMV mogelijk is. Hierbij is rekening gehouden met het aanvullend karakter van de Algemene Leefmilieuverordening. Hiermee wordt bedoeld, dat regeling van een bepaalde activiteit in een ALMV niet nodig is, als dat onderwerp elders (in bestemmingsplannen of andere voorschriften) al op afdoende wijze geregeld is.
2.2.2 De vestiging/uitbreiding van bedrijven, hinderlijker dan categorie 2 uit de Lijst van Bedrijfsactiviteiten
Op basis van de nu nog geldende voorschriften kunnen deze activiteiten niet afdoende worden tegengegaan. Uitbreidingen door middel van het in gebruik nemen van bestaande bebouwing zonder dat bouwkundige veranderingen nodig zijn, kunnen niet worden tegengehouden, omdat zowel in de oude bestemmingsplannen als in de VBK een bepaling betreffende het gebruik van bouwwerken ontbreekt. Met behulp van de in de ALMV opgenomen gebruiksbepaling kan hieraan tegemoet worden gekomen.
Vestigingen en uitbreidingen waarbij wèl bouwkundige veranderingen nodig zijn, kunnen worden tegengegaan (door weigering van de bouwvergunning) mits het geldende bestemmingsplan of de VBK de betrokken bedrijven niet toestaan. Ook in dit opzicht schieten de bestaande regelingen echter tekort:
Het gevolg hiervan is, dat wanneer vergunning wordt gevraagd voor het oprichten of vergroten van gebouwen ten behoeve van de hier bedoelde inrichtingen, de geldende voorschriften geen weigeringgrond bevatten. De ALMV biedt hiervoor een oplossing in de vorm van een regeling, waarbij het oprichten of vergroten van een gebouw ten behoeve van een inrichting, genoemd in categorie 3 of hoger van de nieuwe Lijst van Bedrijfsactiviteiten, verboden wordt zonder vergunning van burgemeester en wethouders.
2.2.3 Het verloren gaan van bestaande woningen
Dit verloren gaan kan een gevolg zijn van:
De gebruiksverandering waarvan hier sprake is, is reeds aan de orde geweest in paragraaf 2.1.
De daar bedoelde gebruiksbepaling in de ALMV is voor de hier bedoelde gevallen voldoende.
Voor een gebied waarvoor een ALMV geldt, gaat van rechtswege een sloopvergunningvereiste gelden. Deze sloopvergunning kan worden geweigerd als herbouw niet afdoende is verzekerd. Wanneer het bestemmingsplan ter plaatse uitsluitend woningbouw toelaat, is het op deze wijze mogelijk het verloren gaan van woonruimte te voorkomen, als dat verloren gaan om planologische redenen ongewenst is. Dit ligt anders, als het bestemmingsplan (mede) een andere bestemming dan wonen toelaat. Als in dat geval toch om planologische redenen herbouw in de woonsfeer gewenst wordt, biedt het sloopvergunningvereiste geen uitkomst, omdat een bouwvergunning voor een nieuw gebouw conform het bestemmingsplan niet kan worden geweigerd. In de praktijk zal het echter niet vaak voorkomen, dat het realiseren van een conform het bestemmingsplan toegestane bebouwing nu niet meer gewenst wordt geacht. In ieder geval doet dit probleem zich niet voor in het gebied waar op dit moment de VBK (geel en rood gebied) nog van kracht zijn. Voor dat gebied geldt immers een woonbestemming. Weliswaar bieden de VBK de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen voor het uitbreiden of oprichten van o.m. kantoren, bedrijven en horeca-instellingen, maar deze vrijstellingsmogelijkheid is er alleen als tegen de verlening van een vrijstelling geen volkshuisvestelijke of stedenbouwkundige bezwaren bestaan. Als het woon- en leefklimaat door de oprichting c.q. uitbreiding wordt aangetast is er dus een weigeringgrond voor de bouwvergunning.
In het overige deel van het gebied dat bestreken wordt door de ALMV is over het algemeen evenmin sprake van geldende bestemmingen, waarvan de realisering op dit moment ongewenst wordt geacht. De enige uitzondering hierop wordt gevormd door de in een aantal oudere bestemmingsplannen voorkomende bestemming "bebouwing BB" of "bebouwing B.B.", een bestemming voor bijzondere bebouwing, waarin naast gebouwen als kerken, scholen, verenigingsgebouwen e.d. ook kantoren, theaters en in enkele gevallen warenhuizen zijn toegelaten.
Op de hier bedoelde terreinen zijn in het verleden vaak scholen of kerkgebouwen gerealiseerd, waarvan er vooral de laatste jaren veel leegkomen. Het ligt voor de hand, dat dan door de eigenaren van die gebouwen allereerst gedacht wordt aan het uit economisch opzicht meest aantrekkelijke alternatief dat de vigerende voorschriften bieden, te weten de bouw van een kantoor of een supermarkt.
Toch is dit alternatief op dit moment in de meeste gevallen ongewenst, omdat binnen het Bestuur Regio Utrecht afspraken ten aanzien van te ontwikkelen locaties en aantallen kantoren zijn vastgelegd in het op 27 juni 2005 vastgestelde ontwerp Regionaal Structuurplan, dat een planhorizon heeft van 2015, met een doorkijk naar 2030. Ook de "Detailhandelsnota Utrecht" zal zich meestal verzetten tegen realisering van kan¬toren c.q. winkels op deze terreinen. Bovendien hebben de betrokken terreinen steeds een sociaal-culturele functie voor de omgeving vervuld, waaraan ook nu nog -zij het wellicht met een andere invulling -behoefte zou kunnen bestaan. Tenslotte betekent realisering van kantoren, theaters of winkels op deze terreinen vaak overlast voor de omgeving (door toename van verkeer en parkeren, aan- en afvoer van goederen e.d.).
De hier bedoelde bijzondere bestemming komt voor in de volgende bestemmingsplannen:
De ALMV bevat daarom een bepaling inhoudende, dat het zonder vergunning van burgemeester en wethouders verboden is op de gronden die in de eerder genoemde bestemmingsplannen zijn bestemd voor "bebouwing BB" of "bebouwing B.B." , kantoorgebouwen, theaters of winkels op te richten of te vergroten.
2.3 Het uitbreiden van bestaande en de vestiging van nieuwe theaters, kantoren, winkels en andere bedrijven in een aantal stadsdelen
Voor zover uitbreiding van bestaande vestigingen plaats vindt door het in gebruik nemen van (delen van) bestaande gebouwen, biedt de gebruiksregeling in de ALMV uitkomst. Uitbreiding van bestaande vestigingen door middel van uitbreiding van de bestaande bebouwing of door nieuwbouw op plaatsen waar dat ongewenst is, kan afdoende worden tegengegaan door middel van het instrumentarium van de Woningwet/ Bouwverordening, mits op de plaats waar de uitbreiding c.q. nieuwbouw gepland is, in het ter plaatse vigerende bestemmingsplan dergelijke bebouwing niet is toegestaan; anders is immers geen weigeringgrond voor de bouwvergunning aanwezig. Zoals eerder al is vermeld, bevatten de oude, nog vigerende bestemmingsplannen -afgezien van de daar genoemde B.B. bestemmingen- in het algemeen geen bestemmingen, waarvan realisering op dit moment niet (meer) wenselijk wordt geacht.
Dit laatste leidt uitzondering voor de vestiging of uitbreiding van speelautomatenhallen, horecabedrijven, afhaalzaken en belhuizen.
Deze vormen van -als hinderlijk ervaren- bedrijvigheid vallen binnen de ruimere bestemmingsregelingen 'ontspanning en recreatie', 'recreatieve doeleinden', 'recreatieve en sportieve voorzieningen' dan wel 'detailhandel' en 'dienstverlening'.
Ten aanzien van belhuizen *) geldt, dat deze gebruiksvorm pas enkele jaren bestaat. Ook hiertegen kan op grond van de genoemde bestemmingen en op grond van de VBK niet worden opgetreden als er geen sprake is van bouwactiviteiten. Omdat het hier gaat om een zeer specifieke vorm van publieksgerichte dienstverlening, waarbij door de afwijkende openingstijden aanzienlijke overlast kan ontstaan voor het woon- en leefklimaat is het wenselijk om deze gebruiksvorm te kunnen reguleren en uitbreiding daarvan, waar mogelijk, te kunnen tegengaan.
De ALMV bevat daarom een bepaling die de realisering van die functies alsnog aan een apart vergunningvereiste verbindt.
2.4 Het tegengaan van het gebruik van tuinen en binnenterreinen voor parkeerdoeleinden
Het zal duidelijk zijn, dat door het parkeren in tuinen niet alleen waardevol groen wordt aangetast, maar ook het woon- en werkklimaat wordt geschaad door geluidsoverlast stank e.d. De geldende voorschriften (VBK rood gebied) bieden onvoldoende mogelijkheden om dit ongewenste gebruik tegen te gaan.
De ALMV bevat daarom een bepaling die het gebruik van binnenterreinen en tuinen ten behoeve van parkeerdoeleinden aan een vergunningsvereiste bindt.
Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met de in veel bestemmingsplannen bestaande mogelijkheid om op tuinen en erven aan- en uitbouwen en bijgebouwen van bescheiden afmetingen op te richten. Dergelijke bebouwing valt niet onder het aparte vergunningsvereiste van de ALMV, omdat de ALMV geen betrekking heeft op bouwwerken, maar op gebruik.
2.5 Vestiging van prostitutie in de Zuidelijke Oude Stad en Buiten Wittevrouwen
De bestaande strafwetgeving biedt niet langer de mogelijkheid op te treden tegen de vestiging prostitutie. Bij het voorkomen van de vestiging van prostitutie in het zuidelijk deel van de oude stad en in Buiten Wittevrouwen gaat het er om, te voorkomen dat woningen worden gebruikt voor prostitutiedoeleinden. Gelet op de in de strafwetgeving aangebrachte wijzigingen op het punt van prostitutie, is het mogelijk in de ALMV het gebruik van een gebouw voor prostitutiedoeleinden te bestempelen als een gebruik dat in ieder geval afwijkt van het gebruik van een gebouw voor woondoeleinden.
Op die wijze kan het ongewenste gebruik van gebouwen voor prostitutiedoeleinden worden tegengegaan met behulp van de eerdergenoemde gebruiksbepaling in de ALMV.
Echter de ter plaatse vigerende bestemmingsplannen staan de vestiging van dienstverlening op diverse plekken toe zonder dat uit deze plannen met zoveel woorden blijkt dat prostitutie hiervan uitgesloten is. De vigerende bestemmingsplannen voor het zuidelijk deel van de oude stad en Buiten Wittevrouwen bevatten bestemmingen waarvan realisering op dit moment niet (zonder meer) wenselijk wordt geacht. De ALMV bevat dus een bepaling die de realisering van die bestemmingen alsnog aan een apart vergunningvereiste verbindt.
________________________________
*) Publiekgerichte dienstverlening op het gebied van telecommunicatie, zoals het aanbieden van telefoon- en internetvoorzieningen. Hieronder vallen dus ook internetcafés.
Samenvattend bevat de ALMV een verbod om zonder vergunning van burgemeester en wethouders:
zijn bestemd voor "Bebouwing BB" of "Bebouwing B.B." theaters, kantoren of winkels / warenhuizen op te richten;
zijn bestemd voor "Gemengde Bebouwing, Gb" of "City Bebouwing, C".
voorts bevat de ALMV een bepaling, inhoudende dat het gebruik van een gebouw voor prostitutiedoeleinden in ieder geval niet is begrepen in het gebruik van een gebouw voor woondoeleinden.
3. Toelichting op de voorschriften
Bij de opzet van de voorschriften is uitgegaan van verbodsbepalingen voor activiteiten die in beginsel als ongewenst moeten worden beschouwd, omdat zij het woon- en leefklimaat nadelig beïnvloeden. Welke activiteiten dat zijn, is in het voorgaande hoofdstuk van de toelichting uitvoerig beschreven.
De verbodsbepalingen zijn niet absoluut; dat wil zeggen dat de verbodsbepalingen gelden, maar als de activiteit in kwestie niet zal leiden tot een aantasting van het woon- of werkklimaat of het uiterlijk aanzien van een gebied, kan vergunning worden verleend voor het uitoefenen van deze activiteiten.
Bestaand gebruik - ook al doet dat afbreuk aan het woon- en/of werkklimaat - kan niet onder de verbodsbepalingen worden gebracht. Gelet op het in de wet omschreven doel van een leefmilieuverordening (wering van dreigende en stuiting van reeds ingetreden achteruitgang van woon- en werkomstandigheden) is dat niet toegestaan.
Het gevolg hiervan is dat de verordening overgangsbepalingen moet bevatten, omdat voortzetting van bestaand gebruik altijd is toegestaan. Een uitzondering hierop is het illegale bestaande gebruik. Dat wil zeggen: het bestaande gebruik dat in strijd is met de Algemene Leefmilieuverordening 2000 en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden. Deze uitzondering is in de overgangsbepalingen expliciet opgenomen.
De procedure om te komen tot een goedgekeurde leefmilieuverordening is beschreven in de artikelen 10 tot en met 15 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing. In het kort komt de procedure op de volgende stappen neer.
Gedurende de periode van 15 september tot en met 28 september 2005 heeft het voorontwerp ALMV 2005 voor een ieder ter inzage gelegen ten behoeve van de inspraak. Er zijn naar aanleiding van deze ter inzage ligging geen reacties bij de gemeente binnengekomen.
De verdere procedure bestaat uit het ter inzage leggen als ontwerp vóór 27 november 2005, de dag waarop de ALMV 2000 afloopt, en vervolgens de vaststelling van de leefmilieuverordening door de gemeenteraad binnen twaalf weken na afloop van de ter inzage legging van het ontwerp. Daarna zal de vastgestelde ALMV 2005 ter goedkeuring naar gedeputeerde staten van Utrecht worden gezonden.
1.In deze voorschriften wordt verstaan onder
winkel: een ruimte, waarin bedrijfsmatig goederen te koop worden aangeboden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, worden verkocht en/of worden geleverd aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps of bedrijfsactiviteit; onder winkel worden tevens begrepen publieksgerichte dienstverlenende bedrijven zoals kapsalons, wasserettes, reisbureaus en bankfilialen met loketfunctie, één en ander met uitzondering van afhaalzaken.
1° een seksbioscoop: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin filmvoorstellingen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
2° een sekstheater: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
3° een seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en liveshows (peepshows) van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
4° een (erotische) massagesalon: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin massages van erotische en/of seksuele aard plaatsvinden;
Het is verboden op de bij deze verordening behorende kaart met de lichtgrijze arcering (A1) aangeduide gronden zonder vergunning van burgemeester en wethouders het gebruik van gronden en gebouwen, of van één of meer delen van een gebouw, ten behoeve van woondoeleinden te wijzigen in een gebruik anders dan voor woondoeleinden; onder een gebruik anders dan voor woondoeleinden wordt mede begrepen het gebruik voor prostitutiedoeleinden.
Het is verboden op de bij deze verordening behorende kaart met de lichtgrijze arcering (A1) aangeduide gronden zonder vergunning van burgemeester en wethouders het gebruik van gebouwen en gronden geheel of ten dele te wijzigen ten behoeve van een bedrijf, dat in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten is vermeld in categorie 3 of hoger.
De in het eerste lid bedoelde vergunning kan uitsluitend worden verleend ten behoeve van een bedrijf welke naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen aan de bedrijven die zijn vermeld in categorieën 1 en 2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten en geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu;
Over een voornemen tot een besluit tot afgifte van een vergunning als bedoeld in het eerste lid winnen burgemeester en wethouders advies in van een onafhankelijk deskundige. Indien het advies niet binnen een door burgemeester en wethouders aangegeven termijn is uitgebracht of wel een negatief advies is verkregen, kunnen burgemeester en wethouders de vergunning alleen verlenen nadat van gedeputeerde staten een verklaring van geen bezwaar is ontvangen.
Artikel 5 Theaters, kantoren, winkels of warenhuizen
Het is verboden op de bij deze verordening behorende kaart met de lichtgrijze arcering (A1) aangeduide gronden zonder vergunning van burgemeester en wethouders het gebruik van gebouwen en gronden geheel of ten dele te wijzigen ten behoeve van theaters, kantoren of winkels c.q. warenhuizen op de gronden die in de bestemmingsplannen:
zijn bestemd voor "Bebouwing BB" of "Bebouwing B.B." en waarvan in onderstaand schema van de in dit voorschrift bedoelde bestemmingen de in die bestemmingsplannen opgenomen omschrijving is weergegeven:
Artikel 6 Speelautomatenhallen, horecabedrijven, afhaalzaken of belhuizen
Het is verboden op de bij deze verordening behorende kaart met de lichtgrijze arcering (A1) en met de donkergrijze arcering (A2) aangeduide gronden zonder vergunning van burgemeester en wethouders het gebruik van gebouwen en gronden geheel of ten dele te wijzigen ten behoeve van speelautomatenhallen, horecabedrijven, afhaalzaken of belhuizen.
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders het gebruik van gebouwen en gronden te wijzigen ten behoeve van prostitutiedoeleinden op de bij deze verordening behorende kaart met de donkergrijze arcering (A2) aangeduide gronden die in de bestemmingsplannen:
zijn bestemd voor "Gemengde Bebouwing, Gb" of "City Bebouwing, C".
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders de op de bij deze verordening behorende kaart met de lichtgrijze arcering (A1) en met de donkergrijze arcering (A2) aangeduide gronden, die bestemd zijn tot of in gebruik zijn als tuin of erf, te gebruiken dan wel te doen of te laten gebruiken voor parkeerdoeleinden anders dan in de vorm van het stallen van motorvoertuigen in volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegelaten aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
Een verbod als bedoeld in deze verordening is niet van toepassing op:
het gebruik van een bouwwerk dat reeds bestaat op het tijdstip waarop deze Algemene Leefmilieuverordening 2005 van kracht wordt, met uitzondering van het gebruik dat weliswaar bestaat op het in dit lid genoemde tijdstip maar dat reeds in strijd was met de voor dat tijdstip geldende Algemene Leefmilieuverordening 2000 en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden.
Burgemeester en wethouders nemen bij het gebruik maken van de hun in deze verordening toegekende bevoegdheid tot het verlenen van een vergunning de volgende procedureregels in acht:
Overtreding van het bepaalde in artikel 3, 4, 5, 6, 7 of 8 is een strafbaar feit in de zin van artikel 47 van de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 9 februari 2006.
Drs. A.A.H. Smits Mr. A.H. Brouwer-Korf
BIJLAGE 1 BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2006, NR. 12
LIJST VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN
Bij deze verordening wordt gebruik gemaakt van een nieuwe bedrijvenlijst.
De lijst is gebaseerd op de bestaande Utrechtse bedrijvenlijst, maar aangepast en gemoderniseerd door gebruik te maken van de gegevens van de VNG uitgave "Bedrijven en Milieuzonering".
De zoneringstappen 40m, 100m, 500m en 1.500m van de oude Utrechtse bedrijvenlijst zijn gehandhaafd, vanwege het feit dat veel bestaande bedrijfsterreinen volgens die afstandsstappen zijn opgebouwd.
Er is een extra zoneringstap toegevoegd bij 300m afstand van de woonbebouwing om het gat in de oude bedrijvenlijst tussen 100m (categorie 4) en 500m (categorie 5) op te vullen. Deze extra categorie wordt categorie 4a genoemd, zodat de categoriebenamingen 5 en 6 dezelfde betekenis blijven houden.
Vergelijking VNG-zonering met de Utrechtse zonering
De VNG hanteert de hinderstappen: 0, 10, 30, 50, 100, 200, 300, 500, 700, 1.000 en 1.500m
Deze elf hinderafstanden zijn (als vrijblijvend voorbeeld) samengebundeld tot zes categorieën:
categorie 3: 50m en 100m, de zonering bedraagt dan 100m;
categorie 4: 200m en 300m, de zonering bedraagt dan 300m;
categorie 5: 500m, 700m en 1.000m, de zonering bedraagt dan 1.000m;
categorie 6: 1.500m, de zonering bedraagt dan 1.500m.
De Utrechtse Lijst kent dezelfde werkwijze, maar hanteert enigszins andere zones en andere categoriedefinities.
categorie 1: bedrijven passend binnen de woonomgeving;
categorie 2: bedrijven passend binnen de woonomgeving, maar geconcentreerd in wijk-, buurt- of stadscentrum;
bedrijven die enige afstand nodig hebben, worden als volgt ingedeeld:
categorie 4: van 41m tot 100m;
categorie 5: van 101m tot 500m;
De formuleringen bij de categorieën 1 en 2 worden aangepast:
voor categorie 1 geldt: bedrijven of installaties passend binnen de woonomgeving;
voor categorie 2 geldt: bedrijven of installaties passend op een bedrijfsterrein dat grenst aan woningen of in daartoe aangegeven functiemengingzones waarbij geen noodzakelijke afstand dient te worden aangehouden.
Vanwege de grote sprong tussen de categorieën 4 en 5 is een categorie 4a ingevoerd. Het betreft bedrijven waarvan de hinderafstand op circa 300m ligt. In deze categorie 4a komen alle bedrijven uit de VNG-uitgave die hinderafstanden hebben van 200m of 300m (behoudens de genoemde eventuele uitzonderingen).
Indeling van de bedrijven op grond van hun potentiële hinderlijkheid
De VNG-afstanden tot woonbebouwing voor de diverse bedrijfstypen zijn zoveel mogelijk overgenomen in de nieuwe Utrechtse bedrijvenlijst.
Waar in de oude Utrechtse bedrijvenlijst kleinere afstanden voorkomen en uit ervaring is gebleken dat daarbij geen hinder optreedt, zijn deze kleinere afstanden aangehouden. Daarmee wordt voorkomen dat bedrijven in de nieuwe lijst in een hogere afstandklasse worden geplaatst, zonder dat daartoe vanuit hinderoogpunt enige aanleiding is geweest.
Zowel de VNG-lijst als de Utrechtse bedrijvenlijst zijn indicatief, omdat steeds de mogelijkheid bestaat uit diverse planologische overwegingen de aan te houden afstanden enigszins te wijzigen. Ook is het mogelijk op planologische gronden bedrijven te weren die op basis van afstandscriteria wel toegelaten kunnen worden. Dit betekent dat niet noodzakelijk bij ieder bestemmingsplan exact dezelfde bedrijvenlijst gehanteerd zal worden.
Differentiatie naar grootte in de bedrijfsklassen
Op diverse plaatsen in de nieuwe Utrechtse Staat is een nadere differentiatie van de indeling volgens de SBI-code toegepast, omdat de SBI niet primair bedoeld is om milieueffecten van bedrijven te categoriseren. Vaak bleek de oude Utrechtse lijst al goede differentiëringen te bezitten, zodat deze zijn overgenomen.
LIJST VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN
behorende bij de Algemene Leefmilieuverordening 2005
De gebruikte afkortingen in de lijst zijn:
BIJLAGE 2 BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2006, NR. 12
_______________________________________________
3 regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek- en dansevenementen, in tegenstelling tot zaalverhuur voor congressen en seminars
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen, in het bestemmingsplan bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven.
In dit bestemmingsplan is een functionele differentiatie in ‘harde’ tot ‘zachte’ typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogd de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.
De lijst van horeca-inrichtingen kent een indeling in vier categorieën. De categorieën van A tot en met D lopen af in de zwaarte van de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen. In geval van meerdere soorten activiteiten in één inrichting telt de activiteit in de zwaarste categorie voor de type-indeling van de inrichting.
De volgende categorieën van horecabedrijven zullen voortaan worden onderscheiden met als uitgangspunt hun invloed op het woon- en leefklimaat:
Categorie A. Discotheek; bar-dancing; zaalverhuur/party-centra (regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek-/dansevenementen, i.t.t. zaalverhuur t.b.v. congressen en seminars)
Categorie B. Café; bar; brasserie
Categorie C. Cafetaria; snackbar; grillroom; fastfood-restaurant; automatiek; snelbuffet
Categorie D. Restaurant; bistro; crêperie, lunchroom;konditorei Koffie-/theehuis IJssalon
Het verschil tussen een café en een disco zit in het gelegenheid geven tot dansen als wezenlijk onderdeel van de inrichting.
Het verschil tussen een lunchroom en een cafetaria /snackbar zit in het feit dat cafetaria al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren verstrekt. Het betreft hier laagdrempelige inrichtingen met veel in- en uitgaande bewegingen, die veelal laat open zijn. Deze zaken zijn hoofdzakelijk ingericht voor het meenemen dan wel snel nuttigen ter plaatse van etenswaren. De aantasting van het woon- en leefklimaat wordt vooral veroorzaakt door afval op straat van buiten de inrichting geconsumeerde spijzen en de daarbij behorende stank- en geluidsoverlast.
Een winkel met als nevenfunctie een horeca-voorziening valt bestemmingsplan technisch gezien onder de detailhandelsfunctie. Voorwaarde is dat het horeca-aspect een ondergeschikt deel uitmaakt van het geheel. Hiermee wordt voorkomen dat het probleem van branchevervaging leidt tot het vestigen van winkelfuncties die in de loop van de tijd veranderen in horecafuncties.
Definitie afhaalcentrum: "detailhandelsvestiging met een horeca-exploitatievergunning op grond van de horeca-exploitatieverordening Utrecht".
Bij deze categorie gaat het om horeca-activiteiten die neven- of ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van de instelling. Deze activiteiten worden juridisch-planologisch gezien niet onder de functie 'horeca' begrepen, maar onder de bestemming van de hoofdfunctie van de instelling (sociaal-culturele/maatschappelijke/ (sportief-)recreatieve doeleinden) gerekend.
Voor de toepassing van de lijst van horeca-inrichtingen wordt onder een horecabedrijf het volgende begrepen:
een bedrijf of instelling waar