Organisatie | Maassluis |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis houdende regels voor bestuurlijke boeten hondenbelasting Beleidsregels bestuurlijke boeten hondenbelasting 2016 |
Citeertitel | Beleidsregels bestuurlijke boeten hondenbelasting 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-10-2016 | nieuwe regeling | 30-08-2016 | . |
De Beleidsregels bestuurlijke boeten hondenbelasting bevatten beleidsregels voor het opleggen van bestuurlijke boeten bij de heffing van hondenbelasting.
Artikel 2 Begrip belanghebbende
Onder de belanghebbende wordt voor de toepassing van deze beleidsregels verstaan degene aan wie een boete is of kan worden opgelegd.
Een handeling of nalatigheid van een derde die voor of namens de belanghebbende optreedt, wordt aan de belanghebbende toegerekend.
De vaststelling van een belastingaanslag en de vaststelling van een met deze belastingaanslag samenhangende boetebeschikking vinden in beginsel gelijktijdig plaats.
Artikel 6 Ambtshalve vermindering
Indien de belanghebbende niet meer in rechte tegen een hem opgelegde boete op kan komen, gaat de heffingsambtenaar na ontvangst van een verzoek om ambtshalve vermindering na of de boete tot de juiste hoogte is vastgesteld. Indien het de heffingsambtenaar blijkt dat de boete op een te hoog bedrag is vastgesteld, vermindert hij de boete.
De aan de belanghebbende, in verband met het opleggen van boeten, toekomende waarborgen gelden,met uitzondering van het inzagerecht, vanaf het tijdstip waarop de heffingsambtenaar jegens de belanghebbende een handeling heeft verricht waaraan deze in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat aan hem wegens bepaald gedrag een boete is of zal worden opgelegd.
Bij het opleggen van een boete gaat de heffingsambtenaar uit van het bedrag als vermeld in artikel 16 van deze beleidsregels. Aangezien het opleggen van een boete een vorm van straftoemeting is, houdt de heffingsambtenaar vervolgens in voorkomende gevallen rekening met omstandigheden als bedoeld in de artikelen 17 en 18 van deze beleidsregels.
Overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM kan aanleiding zijn tot matiging van de boete, dan wel in uitzonderlijke gevallen tot het vervallen van de boete. Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden, moet onder meer worden gelet op de ingewikkeldheid van de zaak, het processuele gedrag van de belanghebbende en de wijze waarop de heffingsambtenaar de zaak behandelt.
Artikel 10 Beperking van de informatieverplichtingen (artikel 67j van de AWR)
Indien de heffingsambtenaar jegens de belanghebbende een handeling heeft verricht waaraan deze in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat aan hem wegens bepaald gedrag een boete zal worden opgelegd, is de belanghebbende niet langer verplicht ter zake van dit gedrag een verklaring af te leggen voor zover het de boeteoplegging betreft. Het niet verstrekken van de uitsluitend met het oog op de boeteoplegging gevraagde inlichtingen en gegevens leidt niet tot omkering van de bewijslast.
Artikel 11 Recht op inzage (artikel 67m van de AWR)
Het aan de belanghebbende in artikel 67m van de AWR toegekende recht op inzage geldt vanaf het moment waarop de heffingsambtenaar de belanghebbende heeft medegedeeld dat hem een verzuimboete is opgelegd. Indien het voornemen tot het opleggen van een boete (mede) berust op gegevens over derden worden de desbetreffende bescheiden, voor zover mogelijk, geanonimiseerd.
Artikel 13 Begrijpelijke taal (artikel 67g, derde lid, van de AWR)
Indien de heffingsambtenaar weet dat de belanghebbende noch zijn gemachtigde de Nederlandse taal voldoende begrijpt, vult hij de mededeling aan met een vertaling daarvan, althans een korte weergave in een voor de belanghebbende of zijn gemachtigde begrijpelijke taal.
Artikel 14 Termijnoverschrijding
Indien de belanghebbende niet binnen de in de wet gestelde termijn in bezwaar is gekomen tegen de boete en hij gemotiveerd stelt dat de termijnoverschrijding niet aan hem of zijn gemachtigde kan worden toegerekend, verklaart de heffingsambtenaar hem ontvankelijk in zijn bezwaar, tenzij de heffingsambtenaar aantoont dat deze stelling van de belanghebbende niet juist is.
Artikel 15 Overlijden van belanghebbende (artikel 67i van de AWR)
Indien de heffingsambtenaar binnen één jaar na het tijdstip van overlijden van de belanghebbende daarvan op de hoogte raakt en hem geen verzoek heeft bereikt om de boetebeschikking te vernietigen, dan wel de boete te verminderen, past hij artikel 67i, tweede en derde lid, van de AWR ambtshalve toe.
Artikel 17 Verzachtende omstandigheden
Indien het verzuim als bedoeld in artikel 4 van deze beleidsregels het gevolg is van omstandigheden die buiten de directe invloedssfeer van de belanghebbende liggen, kan de boete worden verminderd.