Organisatie | Ridderkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Maatschappelijke Participatie Ridderkerk 2009 |
Citeertitel | Verordening Maatschappelijke Participatie Ridderkerk 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
De Verordening Maatschappelijke Participatie gemeente Ridderkerk, welke op 8 oktober 2008 door de gemeenteraad is vastgesteld wordt ingetrokken.
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-05-2009 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 23-04-2009 gemeentejournaal, 20-05-2009 | Gemeentestukken: 2009 - 236 |
l: Het Maatschappelijk Participatiefonds: de gemeentelijke regelgeving voor de verstrekking van tegemoetkomingen in de kosten van maatschappelijke activiteiten voor mensen met een minimuminkomen. Op grond van deze verordening kunnen bijdragen worden verstrekt voor de kosten van maatschappelijk participeren en/of aanschaf/vervanging van gebruiksgoederen.
De bijdrage wordt verstrekt indien wordt deelgenomen of wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 5, 7 en 8 en primair wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
5 WWB lid f en artikel 15 WWB aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening.
De aanvrager kan voor de bijkomende kosten, die direct verband houden met en in combinatie met de in artikel 5 bedoelde activiteiten, zoals kosten van (sport)kleding, (sport)schoeisel, muziekinstrumenten en les- of hobbymateriaal een bijdrage ontvangen tot een maximum van €50,= per jaar per gezinslid.
Het college kan jaarlijks de in het kader van deze verordening geldende bedragen verhogen conform de ontwikkeling van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Geen bijdrage wordt verstrekt voor:
a.Bijkomende kosten verband houdende met de in artikel 5,7,9 en 13 bedoelde activiteiten, zoals kosten van telefoon, eten en drank, kapper, vervoer behoudens de in artikel 6 lid
Burgemeester en wethouders kunnen de juistheid en volledigheid van de in het formulier vermelde gegevens onderzoeken of laten onderzoeken.
Het besluit tot verstrekking van de tegemoetkoming kan worden ingetrokken indien de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste, verouderde of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag heeft geleid.
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen voor:
De verordening treedt in werking op de dag nadat zij is bekendgemaakt. Gelijktijdig met het inwerkingtreden van deze verordening vervalt de Verordening Maatschappelijke Participatie gemeente Ridderkerk, welke op 8 oktober 2008 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Dit artikel bevat de begripsomschrijvingen en bevordert de inzichtelijkheid van de verordening.
Gehanteerde termen die niet nader worden gedefinieerd in de onderhavige verordening hebben de zelfde betekenis zoals deze in de Wet Werk en Bijstand zijn verwoord. Dit onderstreept tevens de verwantschap van deze verordening met de WWB.
Lid 2 sub a regelt dat een minderjarig thuisinwonend kind niet als aanvrager in de zin van de verordening kan worden aangemerkt; het kind wordt geacht te behoren tot het gezin.
Lid 2 sub b geeft aan dat de inwoner ingeschreven dient te zijn in het GBA van de gemeente
Ridderkerk. Verder dient de inwoning rechtmatig te zijn. Niet-rechtmatig zijn onder meer kraaksituaties en/ of illegale bewoning, geen geldige verblijfstitel, etc. In lid 2 sub c is bepaald dat studenten niet vallen onder het begrip rechthebbende.
Artikel 2 sub l; Onder gebruiksgoederen vallen gebruiksgoederen ten behoeve van participatie
(zoals sportschoenen, sportkleding, materialen om hobby’s uit te oefenen enz.). Andere gebruiksvoorwerpen (waaronder gebruiksgoederen voor in een woning) vallen hier niet onder.
Dit artikel bevat de gronden op basis waarvan een aanvraag om een bijdrage moet worden getoetst. De vermogenstoets vindt plaats vergelijkbaar met de WWB, met uitzondering van het vermogen in de woning. Met vermogen in de woning wordt geen rekening gehouden.
Aan het begrip inkomen (de bijstandsnorm + vrijlating WWB) dient de volgende toepassing te
worden gegeven. Het inkomensbegrip is afgeleid van de Wet op het Minimumloon c.q. het norminkomen plus gemeentelijke toeslag in het kader van de WWB. Het kan gaan om inkomen uit arbeid c.q. de uitkering ingevolge de WWB, Ioaw, Toeslagenwet, ANW, AOW en aanverwante wetten. Ook (rente)inkomsten uit vermogen worden meegerekend evenals alimentatie, heffingskortingen, pensioenen en lijfrentes.
Inkomsten zoals bedoeld in artikel 31, lid 2 WWB worden vrijgelaten.
Kosten voor de activiteiten bedoeld in artikel 5 moeten worden aangetoond. Mogelijkheden hiertoe zijn facturen of kassabonnen waaruit de kosten en de producten blijken. Verdere mogelijkheden zijn kwitanties, contributiekaarten, abonnementskaarten etc. met naam en prijs vermeld.
De aanvrager dient aan te tonen of de kosten door hem/haar gemaakt c.q. betaald zijn. Bij twijfel of de kosten door betrokkene gemaakt c.q. betaald zijn, of passen binnen het doel van de verordening kunnen Burgemeester en Wethouders een aanvraag afwijzen.
Artikel 5 lid f WWB jo artikel 15 WWB geven respectievelijk een definitie van een voorliggende voorziening en het hebben van geen recht op onderhavige voorzieningen indien er aanspraak op andere voorzieningen of regelingen is, op grond waarvan men geacht wordt deze kosten te betalen. Overigens kunnen zich in de praktijk situaties voordoen die een beoordeling op grond van artikel 10 van deze verordening rechtvaardigen. Op basis van de zich voordoende situatie zal het college van B&W een beslissing moeten nemen.
Dit artikel bevat procedurevoorschriften met betrekking tot de behandeling van aanvragen welke aansluiten bij de Algemene wet bestuursrecht. De aanvraag dient voor de beoordeling van het recht relevante informatie te bevatten. Indien de aanvrager kennelijk niet bereid is de voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijke gegevens te verstrekken dan wordt het verzoek niet in behandeling genomen (artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht).
Artikel 5 De tegemoetkoming voor sport-, culturele- en sociaal-culturele activiteiten
Dit regelt het aanwijzen van georganiseerde verbanden, aan welke men, om voor een bijdrage in aanmerking te komen, kan deelnemen. In gevallen, waarin deze verordening op dit punt niet voorziet, neemt het bestuursorgaan, na een daartoe gedaan verzoek, een beslissing. Vergoed worden zowel de contributie c.q. lidmaatschap van een vereniging als kosten van cursussen. Ook welzijnsactiviteiten, zoals koersbal, biljarten, bridge, bingo en wedstrijdgelden worden vergoed.
Het totaalbedrag van de bijdrage wordt gekoppeld aan het aantal personen per gezin. Onderlinge overheveling van de bijdrage is daarbij toegestaan.
Naast de totale maximale vergoeding van € 100,00 per volwassene kan maximaal € 50,00 per
persoon besteed worden aan bijkomende kosten. De bijkomende kosten moeten direct verband houden met een activiteit waarvoor ook een bijdrage wordt gevraagd. Dit om te voorkomen dat de bijkomende kosten gebruikt worden als een verkapte toelage voor met name kleding. Daarom is er alleen een vergoeding mogelijk voor bijkomende kosten in combinatie met een aanvraag voor een sport of andere voorziening. Wel kunnen er bijkomende kosten op een later tijdstip binnen het kalenderjaar worden vergoed, dan de kosten voor een sport of andere voorziening.
Voor de tegemoetkoming in geval van individuele sport-, culturele-, en sociaal-culturele activiteiten, geldt dat per persoon het maximum bedrag van de bijkomende kosten besteed kan worden. Er is immers geen sprake van bijvoorbeeld contributiekosten.
Artikel 6 De tegemoetkoming lid 3
In vergelijking met volwassenen liggen de uitgaven voor opgroeiende schoolgaande kinderen op
sport-, culturele en sociaal-culturele gebied hoger. Het budget van het Maatschappelijk Participatiefonds wordt daarom ten behoeve van de doelgroep kinderen verhoogd.
Artikel 7 Kosten schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar
Bijkomende kosten van schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar komen voor vergoeding in aanmerking. Het gaat dan om de kosten die niet onder de WTOS onder de 18 jaar vallen. De
WTOS vergoedt het lesgeld, de reiskosten en de boeken. Via het onderhavige fonds kunnen kosten zoals de aanschaf of reparatie van een fiets, aanschaf van regenpak, schooltas, tekendoos, kosten van schoolreisje, “vrijwillige” bijdrage schoolfonds e.d. worden vergoed. Vanaf de leeftijd van 18 jaar komt men voor WSF 2000 of WTOS ouder dan 17 jaar in aanmerking zodat dan de vergoeding ophoudt. Een vergoeding via de bijzondere bijstand is voor deze kosten niet mogelijk. De vergoeding bedraagt € 140,00 per kind.
Artikel 8 Kosten chronisch zieken en gehandicapten
Handicaps en chronische ziekten kunnen fysiek, verstandelijk of psychisch van aard zijn. De aanwezigheid van langdurige thuiszorg, hulpmiddelen voor wonen/ werk, vervoer, lopen / rolstoel, autovoorzieningen en arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% geven een indicatie. Als voorbeelden van chronisch ziekten kunnen worden genoemd cara (o.a. astma), diabetes mellitus, epilepsie, reuma, lever- en darmziekten, spierziekten, migraine, nierziekten, hartafwijkingen, hemofilie, cystic fibrosis, chronische artritis en kanker. Als betrokkene een voorziening in het kader van de WMO, AWBZ of een gehandicaptenparkeerkaart heeft, kan aangenomen worden dat betrokkene in ieder geval onder de doelgroep valt.
Er wordt alleen een vergoeding verstrekt als de aanvraag verband houdt met de handicap/ziekte die betrokkene heeft. De vergoeding bedraagt € 100,00 per persoon.
Toelichting artikel 9 Indexering
Dit artikel dient te voorkomen dat het bedrag van de tegemoetkoming achterblijft bij de ontwikkeling van de prijsindex volgens het Centraal Bureau van Statistiek. Het bedrag van de tegemoetkoming dient daarmee in verhouding te blijven met de gangbare prijzen voor sportieve, culturele en sociaal-culturele activiteiten/duurzame goederen.
Artikel 10 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden
Behoeft geen nadere toelichting.
Behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel dient te voorkomen dat de tegemoetkoming niet conform de vereisten van deze verordening en het beschreven doel is besteed. Terugvordering van het gehele of gedeeltelijke bedrag behoort hierbij tot de mogelijkheden.