Organisatie | Ridderkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Inspraakverordening gemeente Ridderkerk 2009 |
Citeertitel | Inspraakverordening gemeente Ridderkerk 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur en recht |
Inspraakverordening gemeente Ridderkerk 2004 wordt hierbij ingetrokken.
Gemeentewet, art. 150
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-11-2009 | nieuwe regeling | 15-10-2009 gemeentejournaal, 05-11-2009 | Gemeentestukken: 2009-265 |
Sinds 1 januari 1994 is in artikel 150 van de Gemeentewet aan de raad de verplichting opgelegd een inspraakverordening vast te stellen. Door de raad van Ridderkerk is op 30 januari 1995 de “Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken” (Inspraakverordening) vastgesteld. Deze is vervangen door de Inspraakverordening gemeente Ridderkerk 2004.
1. De raad stelt een verordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken.
2. De in het eerste lid bedoelde inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voorzover in de verordening niet anders is bepaald.
Uit de laatste zinsnede van het tweede lid van artikel 150 van de Gemeentewet blijkt dat afwijkingen van afdeling 3.4 Awb zijn toegestaan. Dit laatste kan bijvoorbeeld in gevallen waarin het wenselijk is om wel een ontwerp ter inzage te leggen, maar de inspraak daarover op andere wijze te organiseren dan via het mondeling naar voren brengen van zienswijzen of om te werken met andere termijnen, aldus de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel.
Inspraakprocedure/deregulering
Aan inspraak kan op zeer uiteenlopende manieren worden vormgegeven. Door het van toepassing verklaren van de procedureregeling van afdeling 3.4 van de Awb is een sobere regeling overgebleven. Bovendien maakt een globale raamregeling het mogelijk dat recht wordt gedaan aan de behoefte van insprekers en gemeentebestuur mede in relatie tot aard, schaal en reikwijdte van het beleidsvoornemen waarop inspraak plaatsvindt.
Inspraak is een naar tijd en strekking begrensde fase van het totale besluitvormingsproces. Inspraak wordt verleend op het moment dat een beleidsvoornemen rijp is voor besluitvorming. Inspraak valt te onderscheiden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het spreekrecht bij raads- en commissievergaderingen (regeling via het reglement van orde of een commissieverordening).
Er is een wezenlijk verschil tussen inspraak en interactieve beleidsvorming. Interactieve beleidsvorming is een werkwijze, met name bedoeld voor complexe beleidsprocessen waarbij meerdere actoren betrokken zijn. Een overheidsorganisatie betrekt dan in een zo vroeg mogelijk stadium burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere overheden bij het beleid om zo in een open en evenwichtige wisselwerking of samenwerking met hen tot de voorbereiding, bepaling, uitvoering of evaluatie van beleid te komen. Interactieve beleidsvorming mobiliseert daarbij de kennis en steun van betrokkenen bij beleidsproblemen waarvan de overheid op voorhand niet weet - of nog niet wil bepalen - hoe deze opgelost zullen worden.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. Inspraak is overeenkomstig artikel 150 van de Gemeentewet 'eenzijdig' gedefinieerd, dat wil zeggen dat het daarbij niet gaat om gedachtewisseling met het bestuursorgaan.
De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Zoals in de algemene toelichting is vermeld, is afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard. Artikel 4, tweede lid, geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor de uitvoering, de nadere regeling en de organisatie van de inspraak.
Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.
Artikel 2 Onderwerp van inspraak
In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of en binnen welke kaders inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het omvat in elk geval raad, college en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleids-voornemens aan inspraak onderwerpen. Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger kan zijn dat inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Bij beleidsvoornemens die in een later stadium zullen uitmonden in een door de raad vast stellen te nota, dient in overleg met de raad in een zeer vroeg stadium de wijze van inspraak te worden vastgesteld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.
In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Hieronder is opgesomd welke wettelijke verplichtingen gelden. Deze verplichtingen zijn niet opgenomen in de tekst van artikel 2 zelf, omdat in dat geval bij een nieuwe wettelijke verplichting direct de verordening moet worden aangepast.
Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan thans bij:
a. de voorbereiding van het gemeentelijk milieubeleidsplan (artikel 4.17, derde lid, Wet milieubeheer (WM));
b. de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een afvalstoffenverordening die afwijkt van
artikel 10.21 WM (artikel 10.26, tweede lid, WM);
c. de voorbereidingvan het beleid betreffende Maatschappelijke Ondersteuning (art 12 WMO);
d. de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand (art.47 WWB)
e. de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing als bedoeld in artikel 12,
tweede lid, onder a en b, van de Woningwet (artikel 12, vierde lid).
In het derde lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend.
Artikel 3 Inspraakgerechtigden
De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet.
Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden.
Na ter inzage legging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast.
Het is mogelijk een (of meer) standaardprocedure(s) te ontwikkelen die wanneer nodig kan (kunnen) worden ingezet. In lid 3 en 4 wordt verwezen naar aparte verordeningen op beleids-terrreinen waarvoor een wettelijke verplichting tot inspraak geldt.
In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 van de
Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de
inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.
Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?
Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In de MvT bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.
Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.
In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Bekendmaking van de resultaten van de inspraak is uitermate belangrijk. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in het Gemeentejournaal en op de gemeentelijke website.
Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om tijdens de inspraakavond al aan te geven op welke wijze verslag zal worden gedaan van hetgeen in de inspraak naar voren is gebracht en tot welke resultaten dit heeft geleid.
In het vierde lid wordt de burgemeester verplicht om het eindverslag te vermelden in zijn burgerjaarverslag overeenkomstig artikel 170, tweede lid, onder b van de Gemeentewet. Daaruit blijkt dat de burgemeester niet kan volstaan met de vermelding dat de gelegenheid tot inspraak is geboden, maar dat hij een oordeel dient te geven over de kwaliteit van de gehouden inspraakprocedures.
Artikel 6 Intrekking oude verordening
Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de nieuwe in werking treedt (zie artikel 7).
Deze verordening treedt in werking op de dag nadat deze is bekendgemaakt.