Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Goeree-Overflakkee

Beleidsregels debiteurenbeleid Participatiewet, Ioaw en Ioaz Goeree-Overflakkee

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGoeree-Overflakkee
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels debiteurenbeleid Participatiewet, Ioaw en Ioaz Goeree-Overflakkee
CiteertitelBeleidsregels debiteurenbeleid Participatiewet, Ioaw en Ioaz Goeree-Overflakkee
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015nieuwe regeling

21-10-2014

gmb-2015-862;01-01-2015

Z-14-27454/29784

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels debiteurenbeleid Participatiewet, Ioaw en Ioaz Goeree-Overflakkee

Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,

overwegende dat door de uitvoering van de Participatiewet, de Ioaw, de Ioaz en de Bbz de gemeente met enige regelmaat vorderingen op uitkeringsgerechtigden en anderen heeft;

gelet op de Participatiewet, de Ioaw, de Ioaz en de Bbz;

b e s l u i t e n:

vast te stellen de Beleidsregels debiteurenbeleid Participatiewet, Ioaw en Ioaz Goeree-Overflakkee

1 Typen vorderingen

  • 1.1

    Bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening

    De regels voor aflossingsbedragen en –ritme van de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening liggen vast in de beleidsregels bijzondere bijstand. De uitgangspunten van deze beleidsregel gelden slechts voor deze vorderingen voor zover de beleidsregels bijzondere bijstand niets regelen.

  • 1.2

    Bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van krediethypotheek of pandrecht

    Voor deze vorm van bijstand heeft het college separate beleidsregels vastgesteld, de beleidsregels hypotheek en pandrecht bijstand. Hierin zijn aparte regels opgenomen. De regels van deze richtlijn gelden dan ook niet voor deze vorderingen.

  • 1.3

    Vorderingen uit verhaal van bijstand

    De regels in deze beleidsregel over aflossingscapaciteit en -ritme zijn niet van toepassing op het verhaal zelf. Verhaal is geregeld in de Participatiewet (art. 61 e.v.)

  • 1.4

    Algemene bijstand in de vorm van een geldlening

    Dit is een vorm van bijstand die weinig verstrekt wordt. Hierop is deze beleidsregel van toepassing.

  • 1.5

    Teruggevorderde kosten van bijstand

    Het college kan in een aantal in de wet genoemde gevallen de gemaakte kosten van bijstand terugvorderen. Op de hieruit ontstane vorderingen is deze beleidsregel van toepassing.

2 Aflossing van vorderingen

  • 2.1

    De minimale aflossingscapaciteit

    Bijzondere bijstand in de vorm van een lening wordt afgelost in overeenstemming met de beleidsregels bijzondere bijstand. In alle andere situaties wordt de aflossingscapaciteit vastgesteld op minimaal 6% van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. Dit ongeacht de aard van de vordering(en). In de executoriale fase wordt geïncasseerd volgens de beslagregels. Uiteraard dient met eventuele andere beslagen rekening gehouden te worden.

  • 2.2

    Inkomen hoger dan de toepasselijke bijstandsnorm

    Zodra het inkomen hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag, bestaat er een extra aflossingscapaciteit. Indien het hogere inkomen voortvloeit uit de toepassing van een inkomensvrijlating op de uitkering van betrokkene, blijft de aflossing evenwel ongewijzigd. Om te bepalen wat de daadwerkelijke aflossingscapaciteit is, wordt een berekening gemaakt. Hierbij is de rekenmethode zoals opgenomen in artikel 475d van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering leidend, met dien verstande dat 60% van de ruimte in het inkomen boven de beslagvrije voet wordt aangemerkt als aflossingscapaciteit. Het aflossingsbedrag blijft altijd minimaal 6% van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

  • 2.3

    Het aflossingsritme

    Gelet op het feit dat de uitkeringsverstrekking per maand geschiedt en de geautomatiseerde administratie is ingericht op deze periodiciteit, wordt het aflossingsritme bepaald op eenmaal per maand. Slechts in zeer bijzondere omstandigheden, wanneer de debiteur voldoende aannemelijk maakt dat hij bij een aflossingsritme van eens per maand in financiële problemen zal geraken, kan hiervan worden afgeweken. Een simpele voorkeur voor een ander betalingsritme is dus niet voldoende.

  • 2.4

    De wijze van aflossen

    Indien de debiteur een uitkering van de gemeente Goeree-Overflakkee ontvangt, wordt de aflossing verrekend met de maandelijkse uitkering. Slechts in bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Indien de debiteur geen uitkering van de gemeente Goeree-Overflakkee ontvangt, is hij zelf verantwoordelijk voor de tijdige betaling van de aflossing. Hierbij verdient het de voorkeur indien de debiteur een automatische betaling regelt met zijn bank of werkgever.

  • 2.5

    Vorderingsoverzicht

    Ter informatie van de debiteur wordt hem in ieder geval minimaal éénmaal per jaar een overzicht van de vordering(en) op hem verstrekt. Hierin wordt opgenomen de hoofdsom van de vordering, de ontvangen aflossing en het restant van de vordering. Het overzicht van de stand van zaken per 1 januari wordt jaarlijks vóór 1 maart aan de debiteur verstrekt. Indien de debiteur hierom verzoekt word een tussentijds overzicht verstrekt.

3 Niet-nakoming van de aflossingsplicht

  • 3.1

    Wettelijk traject

    In de beschikking tot terugvordering wordt de debiteur verzocht om binnen de termijn van 6 weken als genoemd in artikel 4:87 Awb de gehele vordering te voldoen of contact op te nemen met de gemeente om uitstel van betaling aan te vragen (artikel 4:94 Awb).

    Als de debiteur geen contact opneemt en niet betaalt, dan wordt de wettelijke procedure verder gevolgd zoals opgenomen in de paragrafen 4.4.2. en 4.4.4. Awb.

  • 3.2

    Uitstel van betaling

    Als de debiteur contact opneemt met de gemeente om uitstel van betaling aan te vragen, dan worden de criteria toegepast als genoemd in het vorige hoofdstuk. Dit kan leiden tot een betalingsregeling, die wordt opgenomen in de beschikking tot uitstel van betaling.

  • 3.2

    Wijziging van de beschikking tot uitstel van betaling

    In bepaalde omstandigheden kunnen er voor de debiteur redenen zijn de gemeente om wijziging van de aflossingsverplichting te verzoeken. Dat kan zijn het verminderen van het aflossingsbedrag, het later voldoen aan de aflossingsverplichting of het in een bepaalde periode geheel niet voldoen aan de aflossingsverplichting.

     

    De gemeente beoordeelt bij een verzoek om wijziging van de beschikking aan de hand van het criterium als genoemd in artikel 4:96 onder c Awb (veranderde omstandigheden). Dit kan leiden tot een nieuwe berekening van het aflossingsbedrag conform het bepaalde in onderdeel 2. Bij het geheel niet voldoen aan de aflossingsverplichting gedurende een bepaalde periode, kan het gaan om situaties waarin de debiteur wordt bedreigd in zijn elementaire levensbehoeften, namelijk wonen en energievoorziening. Indien de debiteur aantoont dat wegens betalingsachterstanden zijn energievoorzieningen dreigen te worden afgesloten of huisuitzetting dreigt, is opschorting van de betalingsverplichting mogelijk.

4 Executie

  • 4.1

    Algemeen

    Executie van de vordering vindt plaats indien de debiteur zijn aflossingsverplichting niet nakomt. Executie vormt als het ware het sluitstuk van het incassobeleid. De gemeente gaat in de volgende gevallen tot executie over:

    • 1.

      indien de debiteur na het ontvangen van de aanmaning (artikel 4:112 Awb) in gebreke blijft;

    • 2.

      indien een minnelijke aflossing door middel van inhouding op de uitkering als gevolg van een (externe) beslaglegger opzij dreigt te worden gezet.

    In deze gevallen leidt dit tot het uitvaardigen van een dwangbevel (artikel 4:114 Awb).

  • 4.2

    Geen executie indien de restsom lager is dan € 50

    Op grond van efficiencyoverwegingen wordt in principe afgezien van executie van vorderingen met een restsom lager dan € 50. Dit geldt niet indien er meerdere vorderingen zijn die tezamen meer belopen dan € 50. Hiermee wordt aangesloten bij het bepaalde in de Beleidsregel Terugvordering.

5 Debiteurenonderzoek

  • 5.1

    Inleiding

    Het college kan onderzoek verrichten naar de debiteur en de vordering. Dit onderzoek dient ertoe, om vast te stellen of de vastgestelde betalingscapaciteit nog altijd correct is. Indien de betalingscapaciteit hoger of lager is geworden kan deze worden aangepast.

     

  • 5.2

    Gevallen waarin debiteurenonderzoek plaatsvindt

    Debiteurenonderzoek vindt plaats:

    • 1.

      in gevallen waarin de debiteur niet aflost op de vordering;

    • 2.

      bij vorderingen die ontstaan zijn door een terugvorderingsbesluit, waarbij het restant van de vordering naar verwachting niet zal zijn afgelost binnen 24 maanden na het moment waarop het onderzoek volgens paragraaf 6.4 zou moeten plaatsvinden;

    • 3.

      ten aanzien van debiteuren op wie kosten van bijstand worden verhaald.

  • 5.3

    Te onderzoeken gegevens

    Bij het debiteurenonderzoek wordt onderzoek gedaan naar en gerapporteerd over de volgende onderdelen:

    • 1.

      het saldo van de vordering;

    • 2.

      de wijze van aflossing over de periode sinds het ontstaan van de vordering en/of het laatst uitgevoerde debiteurenonderzoek;

    • 3.

      de financiële positie van de debiteur;

    • 4.

      de mogelijkheid om de hoogte van de aflossing aan te passen aan de financiële positie van de debiteur.

  • Het bovenstaande geldt niet in de gevallen aangeduid in paragraaf 6.2 onder c. Daarbij vindt een integrale herbeoordeling van de verhaalsbijdrage plaats op grond van de geldende TREMA-normen. Wijzigingen in de draagkracht worden in verhaalsgevallen slechts meegenomen indien zij tenminste € 46 per maand bedragen.

6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2015.

Met de inwerkingtreding van de beleidsregels komen de Beleidsregels debiteurenbeleid Wwb, Ioaw en Ioaz te vervallen.

7 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels debiteurenbeleid Participatiewet, Ioaw en Ioaz Goeree-Overflakkee’.

Aldus vastgesteld op 21 oktober 2014 door

burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,

secretaris, locoburgemeester,

drs. B. Marinussen F.J. Tollenaar