Organisatie | Ridderkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit Wet maatschappelijke ondersteuning |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit Wet maatschappelijke ondersteuning |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Geen.
WMO Verordening 2009
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-02-2010 | 01-01-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 26-01-2010 Gemeentejournaal, 04-02-2010 | RI10/00009 |
HOOFDSTUK 1 EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL
Uitvoeringsbesluit Wet maatschappelijke ondersteuning
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk;
Overwegende dat het de bevoegdheid heeft om regels te stellen betreffende de te verstrekken voorzieningen, financiële tegemoetkomingen, eigen bijdrage in de kosten en het persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning(Wmo);
Gehoord de zienswijze van de Wmo-adviesraad en het Beleidsplatform gehandicapten Ridderkerk;
Gelet op Wmo verordening 2009 gemeente Ridderkerk;
Vast te stellen het navolgende Uitvoeringsbesluit Wet maatschappelijke ondersteuning (het Uitvoeringsbesluit).
Artikel 1 Maximale eigen bijdrage en eigen aandeel
De eigen bijdrage en het eigen aandeel samen, bedragen niet meer dan in de Algemene Maatregel van Bestuur, Besluit maatschappelijke ondersteuning opgenomen bedragen te weten:
Voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar € 24,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 26.535 het bedrag van € 24,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 26.535;
Artikel 2 Eigen bijdrage of eigen aandeel voorzieningen
Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager of een bouwkundige of woontechnische aanpassing in of direct bij de woning van een cliënt die zelf geen eigenaar is van de woning, wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht. Indien deze voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt, wordt eveneens gedurende die periode een eigen aandeel in mindering gebracht.
Bij berekening van de eigen bijdrage dan wel vermindering van de financiële tegemoetkoming wordt uitgegaan van het inkomen boven de inkomensgrenzen uit artikel 1. Berekening van de eigen bijdrage dan wel vermindering van de financiële tegemoetkoming vindt plaats op basis van onderstaande tabel. In onderstaande tabel is aangegeven welk percentage van dit inkomen wordt aangemerkt als eigen bijdrage dan wel vermindering van de financiële tegemoetkoming. Ook wordt hierbij de duur van de eigen bijdrage bepaald.
Voorziening tot € 250,00 15% van het inkomen 0 periode van 4 wkn
Voorziening van € 250,00 tot €1000,00 15% van het inkomen 1 periode van 4 wkn
Voorziening van € 1.000,00 tot €2.000,00 15% van het inkomen 3 periodes van 4 wkn
Voorziening van € 2.000,00 tot €3.000,00 15% van het inkomen 5 periodes van 4 wkn
Voorziening van € 3.000,00 tot € 5.000,00 15% van het inkomen 8 periodes van 4 wkn
Voorziening van € 5.000,00 tot € 7.500,00 15% van het inkomen 12 periodes van 4 wkn
Voorziening van € 7.500,00 tot € 20.000,00 15% van het inkomen 20 periodes van 4 wkn
Voorziening vanaf € 20.000 15% van het inkomen 39 periodes van 4 wkn
HOOFDSTUK 2. BEPALINGEN BETREFFENDE HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET (pgb)
Artikel 3 Aanvragen van een pgb
Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.
Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:
De gemeente, op advies van een instelling voor maatschappelijk werk of de Raad voor de kinderbescherming, van oordeel is dat een ten behoeve van een minderjarige aangevraagd budget in zodanige mate niet voor de inkoop van diensten ten behoeve van het kind zal worden gebruikt, dat dit mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding of ontwikkeling van de minderjarige tot gevolg zal hebben.
Voor de definiëring van het begrip inkomen wordt aangesloten bij de Algemene Maatregel van Bestuur, Besluit maatschappelijke ondersteuning.
Artikel 6 Pgb periode en voorschot
Indien het college op basis van een verantwoording als bedoeld in artikel 2.2, vierde lid van de verordening van mening is dat een voorschot is gebruikt voor andere betalingen dan de betalingen waarvoor het pgb is toegekend deelt het college dit binnen 6 maanden na ontvangst van de desbetreffende verantwoording aan de budgethouder mee.
HOOFDSTUK 3 HULP IN HET HUISHOUDEN
Artikel 10 Aanvullende bepalingen betreffende pgb voor Hulp in het Huishouden
Bij de verlening van een pgb voor hulp bij het huishouden worden de budgethouder de volgende extra verplichtingen opgelegd:
Een declaratie van een persoon bij wie de budgethouder hulp bij het huishouden betrekt, bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het sociaal fiscaal nummer en de naam en het adres van de persoon bij wie de budgethouder hulp bij het huishouden betrek, en wordt door deze persoon ondertekend;
II. Een declaratie van een instantie bij wie een budgethouder hulp bij het huishouden betrekt, bevat het btw-nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het tarief, het aantal te betalen uren, en de naam en het adres van de instantie, en wordt namens de instantie ondertekend.
HOOFDSTUK 5. WOONVOORZIENINGEN
Artikel 13. Aanvullende bepalingen betreffende een financiële tegemoetkoming of pgb voor woonvoorzieningen
Voor het verwerven van grond om een woonvoorziening, als bedoeld in artikel 5.1 van de Wmo Verordening, te realiseren, kan een tegemoetkoming in de kosten dan wel een persoonsgebonden budget worden verleend. De maximale aantallen vierkante meters per vertrek en voor de buitenruimte die kunnen worden verstrekt zijn opgenomen in bijlage 2 van dit besluit.
Artikel 14 Verhuiskostenvergoeding
Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 5.1 onder a van de Wmo Verordening bedraagt voor een echtpaar € 2.828,86 en voor een alleenstaande € 2.357,38. Voor inwonende kinderen geldt een extra toelage van € 353,61 per kind tot 18 jaar. Een vergoeding voor een kind van 18 jaar of ouder wordt alleen verstrekt als er sprake is van een verstandelijke, psychische of lichamelijke beperking.
HOOFDSTUK 6 VERVOERSVOORZIENINGEN
Artikel 16 Aanvullende bepalingen betreffende een financiële tegemoetkoming of pgb voor vervoersvoorzieningen
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 6.1 onder c juncto 1 tot en met 3 en artikel 6.1 onder d van de Wmo verordening wordt vastgesteld op basis van de huurprijs, inclusief onderhoud, service en reparatie, zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald. Hierbij geldt het uitgangspunt goedkoopst meest adequaat.
Als de aanvrager een groot deel van zijn vervoersbehoefte voor deelname aan het maatschappelijke verkeer kan en wenst in te vullen met een (aangepaste) fiets, kan de aanvrager in aanmerking komen voor een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel. De vervoersvoorziening wordt maximaal 7 jaar in bruikleen verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming in de meerkosten van de aan te schaffen voorziening ten opzichte van de gemiddelde aanschafkosten van een gewone fiets.
Artikel 18 financiële tegemoetkoming voor de kosten van vervoer
De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 6.5 lid 4 bedraagt het bedrag voor het eigen gebruik van de taxi zoals bedoeld in artikel 21 van dit besluit, tenzij er aanvullend op het collectief vervoer een bijdrage wordt verstrekt, dan wordt de hoogte vastgesteld op de daadwerkelijke vervoersbehoefte.
HOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING
Artikel 19 Aanvullende bepalingen betreffende een financiële tegemoetkoming of pgb rolstoel
Het persoonsgebonden budget voor rolstoelen zoals bedoeld in artikel 7.1 onder c van de Wmo verordening wordt vastgesteld op basis van de huurprijs, inclusief onderhoud, service en reparatie, zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald. Hierbij geldt het uitgangspunt goedkoopst meest adequaat.
Een sportvoorziening wordt uitsluitend verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Het bedrag van de financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal € 2.650,00, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf, service, reparatie en onderhoud van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar.
Artikel 20 Samenhangende afstemming
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 8.3 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing – en conform de ICF-standaarden- het volgende onderzocht:
Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.
Indien prijsontwikkelingen van de betreffende voorzieningen daartoe aanleiding geven, zullen de bedragen genoemd in dit Besluit worden aangepast. Aanpassing zal ten hoogste 1 maal per jaar plaatsvinden en vooraf worden gepubliceerd.
Bijlage 1 Eigen bijdrage of eigen aandeel
De eigen bijdrage voor een voorziening in natura of een eigen aandeel voor een financiële verstrekking kan op twee manieren worden berekend.
1) Er wordt uitgegaan van betaling van 12 perioden van 4 weken plus 1 periode van 4/5 weken per kalenderjaar:
2)Maar bij voorzieningen die bestaan uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van de aanvrager kan maximaal gedurende 39 perioden van 4 weken een eigen bijdrage in rekening worden gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedurende maximaal die periode een met toepassing van de daarvoor geldende regels berekende bedrag in mindering worden gebracht.
NB Voor de niet in artikel 4.1 lid 5 van het Besluit Maatschappelijke ondersteuning genoemde voorzieningen, die in bruikleen worden verstrekt, geldt geen maximumperiode. In dat geval wordt uitgegaan van optie 1.
Eigen bijdrage voor voorzieningen in Natura of pgb
Eigen aandeel van Financiële tegemoetkoming
Geen eigen bijdrage of eigen aandeel
Bijlage 2: maximalisering pgb voor verwerven grond
Deze bijlage verwijst naar artikel 13 lid 2 van het besluit.
Het aantal m2 extra grond waarvoor een gehandicapte een pgb kan ontvangen als gevolg van de Wmo verordening is per vertrek gemaximaliseerd en als volgt bepaald:
1-persoonsslaapkamer 10 m2 4 m2
2- persoonsslaapkamer 18 m2 4 m2
Tabel a is van toepassing in geval van een aanbouw van een vertrek.
Tabel b is van toepassing in geval van uitbreiding van een al aanwezig vertrek.
Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor een pgb in aanmerking komt, bedraagt
Toelichting besluit Wet maatschappelijke ondersteuning
Naast een verordening wet maatschappelijke ondersteuning is er ook een besluit Wet maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld genoemd. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het besluit ingevuld.
De invulling van de eigen bijdrageregeling biedt de mogelijkheid om van de Algemene
Maatregel van Bestuur afwijkende bedragen te hanteren, zij het binnen het kader van de mogelijkheden die de AMvB biedt. Er is voor gekozen om de maximale eigen bijdrage conform de AMvB op te leggen.
Het tweede onderwerp dat in het besluit aan de orde komt is het persoonsgebonden budget. Het Besluit bevat een nadere uitwerking van de samenstelling van alle soorten voorzieningen waarvoor het verstrekken van een pgb mogelijk is. De systematiek van de Verordening is dat collectieve voorzieningen waaronder het collectief vervoer, het primaat hebben. Bij collectieve voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk. Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan bijzondere regels gelden. In hoofdstuk 2 staan de algemene regels die voor alle pgb’s gelden. In de volgende hoofdstukken staan de bedragen en regels voor de pgb die voor de afzonderlijke voorzieningen gelden.
De regels voor de eigen bijdrage en het eigen aandeel staan in Hoofdstuk IV van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (AMvB). Artikel 1 uit Hoofdstuk IV is opgenomen in het besluit. De indexatie van de bedragen volgt de indexatie uit het Besluit maatschappelijke ondersteuning.
Ten opzichte van de vorige verordening is er voor gekozen om voor meer voorzieningen een eigen bijdrage te vragen. In bijlage 1 staan deze opgenoemd.
HOOFDSTUK 2. Bepalingen betreffende het pgb
Artikel 3 Aanvragen van een pgb
Er is sprake van keuzevrijheid. De aanvrager bepaalt of er een pgb wordt verstrekt. Hieraan zijn een aantal beperkingen gesteld.
Het verzoek tot het verstrekken van een pgb wordt afgewezen als duidelijk is dat betrokkene niet in staat is zelf een pgb te beheren. Als er een betrouwbare wettelijke vertegenwoordiger is die het pgb wel kan beheren dan kan alsnog een pgb worden toegekend. In een aantal gevallen kunnen er twijfels zijn aan de betrouwbaarheid van de wettelijke vertegenwoordiger. In dat geval wordt geen pgb verstrekt of wordt het pgb, desnoods als dat reëel is, direct overgemaakt naar de leverancier.
Artikel 6 pgb periode en voorschot
Op grond van artikel 2.2 vierde lid van de Wmo verordening is geregeld dat de budgethouder aan het college verantwoording aflegt over het gebruik van de verleende voorschotten. Het college gaat, op basis van die verantwoording, na of de voorschotten zijn gebruikt voor het doel waarvoor het pgb is verleend. Indien dit niet het geval is, zendt het college de budgethouder binnen zes maanden na ontvangst van het verantwoordingsformulier een mededeling, waarin het aangeeft van mening te zijn dat de verantwoorde betalingen niet voor een pgb in aanmerking komen. Deze mededeling is geen beschikking in de zin van de Awb. Dit betekent dat de budgetverlening en de voorschotvaststelling ongewijzigd blijven. De budgethouder kan ervoor kiezen in het restant van de budgetperiode een bedrag ter grootte van het verkeerd bestede bedrag alsnog wèl aan ondersteuning bij of overname van activiteiten waarvoor het pgb is verleend, te besteden, in welk geval het bedrag kan meetellen voor de uiteindelijke vaststelling van het pgb.
De beschikking tot verlening van een pgb geeft de budgethouder het recht op een pgb, onder de voorwaarde dat hij zich aan de verplichtingen houdt. Pas de beschikking tot budgetvaststelling geeft de budgethouder een onvoorwaardelijk recht op pgb. De vaststelling van het pgb vindt na ieder kalenderjaar plaats, met dien verstande dat de laatste vaststelling na het einde van de budgetperiode plaatsvindt indien die budgetperiode niet op 31 december eindigt.
Het pgb mag uitsluitend gebruikt worden voor het doel zoals geformuleerd in de beschikking. Echter als er sprake is van een pgb voor huishoudelijke hulp en betrokkene kan aantonen dat verantwoorde zorg goedkoper te hebben ingekocht en het meerdere te hebben uitgegeven aan andere c.q. meer zorg dan wordt er niet teruggevorderd.
HOOFDSTUK 3. Hulp bij het huishouden.
Artikel 10 Aanvullende bepalingen betreffende pgb voor Hulp in het Huishouden
Lid 1 onder b geeft aan dat met de betaling van een huishoudelijke voorziening noodzakelijk verbonden kosten betaald mogen worden uit het pgb. Hierbij dient onder meer te worden gedacht aan secundaire arbeidsvoorwaarden van de verlener van huishoudelijke hulp - tot het bij cao overeengekomen niveau - voor het geval de budgethouder werkgever is. De budgethouder-werkgever doet er verstandig aan zich te verzekeren tegen de risico's van het doorbetalen van het loon van de verlener van huishoudelijke hulp bij ziekte, en tegen het risico van een hoge WAO-premie bij arbeidsongeschiktheid. De budgethouder –werkgever. zal zijn administratie kosteloos kunnen uitbesteden aan de SVB. Deze organisatie zal ook - voor de budgethouder kosteloze - verzekeringen tegen eerdergenoemde risico's aanbieden. Een budgethouder die hier geen gebruik van wenst te maken, zal de risico’s zelf moeten dekken. De premies voor dergelijke verzekeringen zijn daarom niet te zien als met de betaling van de voorziening noodzakelijk verbonden kosten. Ook de eigen bijdrage die betrokkene voor de Huishoudelijke Hulp moet betalen, valt niet onder de kosten die gedeclareerd mogen worden. De eigen bijdrage moet uit het inkomen worden betaald, vergelijkbaar met cliënten die zorg in natura ontvangen.
In lid 2 is geregeld dat er een vrijlating geld voor het bedrag dat verantwoord moet worden. Dit bedrag wordt niet teruggevorderd.
In lid 3 is geregeld dat het bedrag voor de pgb wordt vastgesteld op 100% van de uurprijzen uit het bestek voor zorg in natura. Indexering van de hoogte van het pgb volgt de indexatie van de hoogte van het bedrag voor de zorg in natura. Hiervoor gelden de regels uit het Bestek Huishoudelijke Hulp.
In lid 4is geregeld dat de cliënt gratis ondersteuning voor het beheer van de pgb kan vragen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De gemeente heeft hiervoor een contract afgesloten met de SVB.
Het uitgangspunt van de gemeente is overbelasting van de mantelzorger te voorkomen. De gemeente subsidieert het steunpunt mantelzorg om de mantelzorger te ondersteunen in algemene zin. De mantelzorger die de huishoudelijke hulp niet meer voor haar/zijn rekening kan nemen, kan ontlast worden door het indiceren van huishoudelijke hulp door een thuiszorgaanbieder of via een pgb. Als de verzorging meer omvat dan het leveren van huishoudelijke hulp kan voor de cliënt bij het CIZ een indicatie worden gevraagd voor bijvoorbeeld verpleging of persoonlijke verzorging. De combinatie van gemeente en AWBZ voorzieningen moet voldoende zijn om de noodzakelijke zorg te garanderen voor de cliënt te garanderen. Daarnaast biedt de gemeente nu als extra de mogelijkheid van respijtzorg Thuisbegeleiding (BG) aan gedurende 3 uur per maand.
De mantelzorg wordt wel meegenomen bij de indicatie van de hulp bij het huishouden. Als de mantelzorger de huishoudelijke hulp zonder problemen kan geven, is er geen reden voor indicatie van thuiszorg. Mantelzorg kan echter niet verplicht worden gesteld. Indien de mantelzorger aangeeft niet meer in staat te zijn om (tijdelijk) huishoudelijke hulp te verlenen, zal beoordeeld worden of de geïndiceerde uren voor de huishoudelijke hulp dienen te worden aangepast of alsnog toegekend. Hierbij zal ook beoordeeld worden of de mantelzorger op enigerlei wijze ondersteund dient te worden om de zorg te kunnen verlenen door bijvoorbeeld het steunpunt mantelzorg of het aanvragen van een Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) indicatie voor AWBZ zorg.
Daarnaast is er mogelijk behoefte aan respijtzorg voor ondersteunende taken. Het is daarom mogelijk om huishoudelijke hulp te indiceren voor ondersteunende begeleiding voor de mantelzorger. De doelgroep betreft vooral cliënten die niet meer in aanmerking komen voor de Ondersteunende Begeleiding (OB) in het kader van de AWBZ, omdat zij:
Er is een maximum gesteld aan het aantal uren dat geïndiceerd kan worden.
Artikel 12 pgb Thuisbegeleiding
Een cliënt kan een pgb krijgen, maar er moet, gezien de aard van de doelgroep, zekerheid bestaan dat het pgb op de juiste wijze wordt ingezet. Gezien de aard van de doelgroep is het niet reëel om te veronderstellen dat de cliënt een pgb zelf kan beheren. Voor het toekennen is daarom contact met de (wettelijke) vertegenwoordiger nodig.
Als er sprake is van een pgb wordt de hulp niet bij de zorgaanbieder ingekocht. Om adequaat hulp te verlenen, moet de hulpverlener over enige opleiding beschikken om methodisch te kunnen handelen. Na de indicatiestelling moet de beoogde hulpverlener een behandelplan indienen waaruit blijkt dat er inzicht bestaat in de problematiek van de zorgvrager. Er moet helder omschreven staan welk resultaat het traject beoogd en hoe dat bereikt wordt. Dit moet in ieder geval één maal gedurende het traject worden geëvalueerd. Als er geen zorgplan is, wordt het pgb niet uitbetaald.
Ook voor het pgb thuisbegeleiding wordt de hoogte van het pgb op 100% van het uurbedrag voor zorg in natura vastgesteld. Indexering van de hoogte van het pgb volgt de indexatie van de hoogte van het bedrag voor de zorg in natura. Hiervoor gelden de regels uit het Bestek Huishoudelijke Hulp.
Een traject duurt maximaal 55 uur. Na dit traject moet betrokkene in staat zijn zonder de thuisbegeleiding te kunnen functioneren of doorgeleid zijn naar een andere vorm van hulpverlening.
Artikel 13 Aanvullende bepalingen betreffende een financiële tegemoetkoming of pgb voor woonvoorzieningen
In lid 1 is geregeld dat de door het college goedgekeurde offerte het uitgangspunt is voor het bepalen van de hoogte van het pgb. In de offerte moeten alle kosten waarvoor een vergoeding gevraagd wordt staan vermeld. Afhankelijk van de schaal van de verbouwing wordt bezien welke kosten van de verbouwing voor vergoeding in aanmerking komen. Voor een kleine verbouwing zullen niet alle mogelijke kosten vergoed worden. Zo nodig wordt een medische en/of selectie advies opgevraagd.
Lid 4: in de meeste gevallen is de eigenaar de persoon die aanspraak kan maken op een vergoeding. In geval van huurwoning wordt de huurder als aanvrager geaccepteerd indien de hoogte van de aanpassing beperkt blijft tot een bedrag van € 1.200,00.
Artikel 14 Verhuiskostenvergoeding
Een kind van 18 jaar en ouder behoort formeel niet meer tot het gezin en beschikt over een eigen inkomen dan wel uitkering. Als de verhuizing noodzakelijk is en er sprake is van een minimuminkomen kan er een beroep op de bijzondere bijstand worden gedaan.
HOOFDSTUK 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 16 Aanvullende bepalingen betreffende een financiële tegemoetkoming of pgb voor vervoersvoorzieningen
In lid 3 is geregeld dat een aangepaste fiets verstrekt kan worden in plaats van een scootmobiel. Aangezien een fiets algemeen gebruikelijk is, worden alleen de meerkosten vergoed die medisch noodzakelijk zijn om de fiets aan te passen.
Artikel 17 pgb en vervoerskostenvoorziening voor taxi of autokosten
Vergoedingen voor autokosten en taxivervoer worden slechts bij hoge uitzondering toegekend. Het primaat van de vervoersvoorzieningen ligt bij het collectief vervoer. Alleen op strikt medische, individuele indicatie kan van deze regel worden afgeweken. Zie artikel 20 voor de uitzondering op de deze regel.
Artikel 18 Financiële tegemoetkoming voor de kosten van vervoer
Het bedrag is gerelateerd aan de gemiddelde kosten van het collectief vervoer.
Artikel 22 overgangsregeling eigen bijdrage
Er wordt vanaf 1 januari 2010 een eigen bijdrage gevraagd voor woonvoorzieningen en vervoervoorzieningen in bruikleen. Er geldt geen eigen bijdrage voor voorzieningen die al verstrekt zijn. Echter wanneer een oude voorziening wordt ingenomen of aangepast omdat betrokkene op grond van verslechtering of verbetering van de beperking een nieuw of aangepast hulpmiddel nodig heeft, dan is er sprake van een nieuwe situatie en geldt vanaf de datum van de verstrekking wel de eigen bijdrage. Als er alleen sprake is van reparatie van de oude voorziening dan wordt geen eigen bijdrage geheven.