Organisatie | Velsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel gebruik onzelfstandige woonruimte Velsen 2016 |
Citeertitel | Beleidsregel gebruik onzelfstandige woonruimte Velsen 2016 |
Vastgesteld door | College van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | Beleidsregel gebruik onzelfstandige woonruimte Velsen 2015 komt te vervallen |
Beleidsregel gebruik onzelfstandige woonruimte Velsen 2015 komt te vervallen
Algemene wet bestuursrecht, titel 4.3
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-10-2016 | Nieuwe regeling | 27-09-2016 Elektronisch gemeenteblad en Jutter/Hofgeest van 6-10-2016 | B16.0416 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen
Gelet op het bepaalde in titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
Tot het vaststellen van beleid met betrekking tot het gebruik van zijn bevoegdheid om af te wijken van de regels van het bestemmingsplan ten aanzien van het gebruik van woningen als onzelfstandige woonruimte.
Woningen zijn bestemd voor bewoning met een vast karakter door één huishouden. Dat is het uitgangspunt, dat juridisch geborgd is in door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplannen.
In de praktijk van alle dag bestaat de behoefte aan het gebruik van panden voor onzelfstandige bewoning. Zo is er vraag naar kamerbewoning voor doelgroepen zoals jongeren en alleenstaanden met behoefte aan goedkope huisvesting. Deze groepen hebben het hoofdverblijf is Velsen, maar vormen geen huishouden met de andere kamerbewoners. Het is op grond van artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 4, respectievelijk lid 9 en lid 11, Bijlage II, van het Besluit omgevingsrecht een collegebevoegdheid om binnen de bebouwde kom door middel van een omgevingsvergunning voor een bestaande woning of voor een bestaand andersoortig pand of voor een termijn van ten hoogste tien jaar af te wijken van de bepalingen van het bestemmingsplan.
In zijn vergadering van 24 april 2012 stelde het college al eerder beleid vast inzake het gebruik van dezelfde bevoegdheid. Het gebruik van woningen voor het kamergewijs beschikbaar stellen van woonruimte komt in dit beleid echter niet voor. Dit beleid is dus aanvullend op het Wabo afwijkingenbeleid 2012.
Bij gebruik onzelfstandige woonruimte is er sprake van het (laten) verhuren of in gebruikstellen van kamers in een woning aan personen die het hoofdverblijf in Velsen hebben, waarbij de personen geen gezamenlijk huishouden voeren. Bewoners hebben de intentie om zich vast in Velsen te vestigen en schrijven zich bij de gemeente in (BRP). Er is daarmee sprake van de functie wonen, huisvesten met vast karakter.
Vormen van gebruik onzelfstandige woonruimte zijn hospitaverhuur en kamerverhuur voor vaste bewoning:
Hospitaverhuur: Verhuur of ingebruikgeving door een particuliere eigenaar van maximaal twee kamers aan maximaal één persoon per kamer in de door de eigenaar zelf bewoonde woning. Hospitaverhuur heeft uitsluitend betrekking op woningen. De eigenaar heeft het exclusieve gebruiksrecht op minimaal vijftig procent van de totale gebruiksoppervlakte wonen van de betreffende woning. Wanneer er in een woning meer dan twee kamers worden verhuurd aan personen die zich in de gemeente Velsen inschrijven, is er in het kader van dit beleid sprake van kamerverhuur voor vaste bewoning.
(Nacht)verblijf bieden aan personen die in Velsen het hoofdverblijf hebben en zich dan ook inschrijven in de basisregistratie personen van de Gemeente Velsen.
Dit beleid richt zich op kamerverhuur voor vaste bewoning. Hospitaverhuur valt daarmee buiten dit beleid omdat de ruimtelijke impact hiervan beperkt is in vergelijking met bewoning door een regulier huishouden. Ook kamerverhuur voor tijdelijk verblijf (ook wel bekend als short stay), dat wil zeggen kamerverhuur aan personen die zich niet inschrijven bij de gemeente Velsen, valt buiten dit beleid. Het tijdelijke karakter maakt dat hier geen sprake is van de gebruiksfunctie wonen, maar van logies. Aanvragen hiervoor worden apart beoordeeld.
Het college staat op het standpunt dat het gebruik van onzelfstandige woonruimte mogelijk moet zijn omdat er maatschappelijk behoefte aan bestaat. Het wordt echter alleen toegelaten op plaatsen waar dat ruimtelijk inpasbaar is. Ruimtelijke inpasbaarheid omvat tevens een toets op leefbaarheid van de woonomgeving. Bewoning van woningen door meerdere huishoudens heeft immers andere effecten op de omgeving dan bewoning door een gezin. Denk aan de parkeerdruk en het veelvuldiger in- en uitverhuizen. Al deze afwegingen zijn van belang bij het toelaten van onzelfstandige woonruimte.
Bij de behandeling van een aanvraag maakt de gemeente een belangenafweging. Daarbij weegt het college de belangen van de aanvrager af tegen het belang van behoud van een woning als zelfstandige woonruimte. Ook de leefbaarheid in de straat of de buurt wordt meegenomen in de afweging (leefbaarheidstoets). Daarnaast beoordeelt de gemeente de beoogde inrichting van de woning en de situatie in de straat. De toetsingscriteria en de vergunningsvoorwaarden zijn vastgelegd in onderstaande beleidsregels.
Bij de beoordeling van aanvragen voor vergunningen voor onzelfstandige woonruimte zal de gemeente per aanvraag een belangenafweging maken. Verhuur van onzelfstandige woonruimte kan gevolgen hebben voor de leefbaarheid, waaronder het straatbeeld en de kans op overlast. De gemeente wil voorkomen dat er nadelige effecten ontstaan op het woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende woning. Er wordt daarom getoetst op de volgende punten:
Artikel 2 Werking van de beleidsregel
Deze beleidsregels hebben betrekking op een aanvraag omgevingsvergunning die tot doel heeft het reguleren/legaliseren of realiseren van onzelfstandige woonruimte. De aanvraag omgevingsvergunning mag niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Van een goede ruimtelijke ordening is in ieder geval geen sprake indien een of meerdere van de weigeringsgronden uit artikel 3 van toepassing zijn.
Een afwijking van het bestemmingsplan voor onzelfstandige woonruimte wordt in ieder geval geweigerd indien:
vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de afwijking zou leiden tot een verstoring van de openbare orde, veiligheid of gezondheid, dan wel een verstoring van een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het pand of deel van een pand waarop de aanvraag betrekking heeft;
Toelichting op de regelgeving rond gebruik onzelfstandige woonruimte
Privaatrecht: het gebruik van onzelfstandige woonruimte wordt contractueel geregeld in een netwerk van overeenkomsten tussen private partijen, zoals huurders, werkgevers, nutsbedrijven, verzekeraars, leveranciers en schoonmaakbedrijven. De gemeente heeft hier geen rol.
Bestuursrecht: De gemeentelijke rol is geregeld in het Bestuursrecht. Van toepassing zijn: de omgevingsvergunning, de regels van het bestemmingsplan, de collegebevoegdheid om af te wijken van deze regels en de voorschriften van de Bouwverordening en het Bouwbesluit.
In de bouwverordening zijn technische voorschriften opgenomen over de nieuwbouw, de verbouw en de staat van bestaande gebouwen.
Het bouwbesluit bevat bouwtechnische voorschriften waaraan alle bouwwerken minimaal moeten voldoen. Een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik is voorgeschreven wanneer bedrijfsmatig nachtverblijf aan meer dan 10 personen wordt verschaft. Een gebruiksmelding is van toepassing wanneer een woning in vijf of meer delen kamergewijs wordt verhuurd.
Wanneer feitelijk in een woning vijf of meer wooneenheden (kamers) afzonderlijk worden bewoond, moet voor de bouwtechnische regelgeving worden uitgegaan van een woonfunctie voor kamergewijze verhuur.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Voor een goede ruimtelijke ordening worden in het bestemmingsplan de kaders vastgelegd waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen plaats kunnen vinden i.c. wat op een perceel het toegelaten bouwvolume en het toegelaten gebruik is. Het bestemmingsplan biedt de burger rechtszekerheid en bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen in zijn woon- en leefomgeving.
De wetgever erkent de behoefte aan flexibiliteit in de praktijk van de ruimtelijke ordening. De wet biedt daarom de mogelijkheid dat het college bij de verlening van een omgevingsvergunning (tijdelijk) afwijkt van de regels van het bestemmingsplan. De gevallen waarbij het gebruik van deze bevoegdheid mogelijk is worden traditioneel 'kruimelgevallen' genoemd, hoewel de ruimtelijke gevolgen in sommige gevallen toch aanzienlijk kunnen zijn. Een tijdelijke omgevingsvergunning kan sinds 1 november 2014 voor een periode van 10 jaar worden verleend. De tijdelijke ontheffing mag ook voorzien in een permanente behoefte. Het college moet ook bij gebruikmaking van een afwijking conform de kruimelgevallen binnen acht weken besluiten op de aanvraag om omgevingsvergunning. Indien zij dit nalaat ontstaat de omgevingsvergunning van rechtswege.
Beleidsregel WABO afwijkingenbeleid Velsen 2012
In deze beleidsregel wordt aangegeven op welke manier uitvoering wordt gegeven aan de mogelijkheden die de wet biedt om bij kruimelgevallen af te wijken van een bestemmingsplan.
Algemene plaatselijke verordening
De APV regelt het toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf in afdeling 9 als volgt:
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft, waaronder ook wordt begrepen de jachthaven ten zuiden van de Zuidpier.
Artikel 2:29 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Beleidsregel Parkeernormenbeleid
Om te bepalen hoeveel parkeerplaatsen bij ontwikkeling moeten worden gerealiseerd, heeft de gemeente parkeernormen vastgesteld. Deze normen geven bij nieuwbouw, uitbreiding of een bestemmingswijziging aan hoeveel parkeerplaatsen beschikbaar moeten zijn. Bij kamerverhuur bedraagt de norm 0,9 parkeerplaats per kamer. Per situatie kan worden afgewogen of er op basis van paragraaf 3.3 van het parkeernormenbeleid mogelijkheden zijn ontheffing te verlenen.