Organisatie | Oegstgeest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Oegstgeest houdende Reglement van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad 2013 |
Citeertitel | Reglement van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door het Reglement van orde voor de raadsvergaderingen en commissies van de gemeenteraad van de gemeente Oegstgeest 2016.
Deze regeling vervangt het Reglement van orde voor de vergaderingen van de Gemeenteraad 2012.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2013 | 19-10-2016 | nieuwe regeling | 31-01-2013 Oegstgeester Courant, 13-02-2013 | R001.TW |
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
De burgemeester is ingevolge artikel 9 van de Gemeentewet voorzitter van de gemeenteraad. Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt zijn ambt waargenomen door een door het college aan te wijzen wethouder. Ingevolge artikel 77 van de Gemeentewet wordt het voorzitterschap van de raad in dat geval waargenomen door het langstzittende lid van de raad. Indien meer leden van de raad even lang zitting hebben, vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen. De raad kan een ander lid van de raad met de waarneming belasten. De burgemeester heeft het recht in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen.
De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen over het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.
De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.
In een dualistisch stelsel houdt de secretaris zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De secretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie die de secretaris bezit. Ook kan de secretaris dan bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de ambtelijke organisatie.
Het presidium vervult een procedurele en geen inhoudelijke rol bij de voorbereiding van de commissie- en raadsvergaderingen. In dit gremium gaat het om het vaststellen van de agenda en de plaats en tijdstip van het houden van de vergadering. De bijeenkomsten van het presidium zijn niet openbaar. Die openbaarheid is ook niet noodzakelijk, omdat het presidium alleen onderwerpen van procedurele aard bespreekt.
HOOFDSTUK II TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; FRACTIES
Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging
De commissie brengt na gedaan onderzoek van de geloofsbrieven, van de andere bij de Kieswet vereiste stukken en van de eventuele bezwaarschriften schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook van een minderheidsstandpunt melding gemaakt.
De geloofsbrief is de brief, waarbij de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis geeft van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de gemeenteraad over de toelating van zijn leden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
Er blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 82 wel uit van het bestaan van (politieke) groeperingen. In beginsel bestaat een fractie uit personen die door de kiezers uit één en dezelfde kandidatenlijst zijn verkozen. Een fractie kan, op grond van de verkiezingsuitslag, ook uit één persoon bestaan. Door afsplitsing van bestaande fracties kunnen meer fracties ontstaan zodra delen van de oorspronkelijke fractie zelfstandig aan het raadswerk gaan deelnemen. Ook is het mogelijk dat bestaande fracties fuseren tot één fractie.
PARAGRAAF 1: TIJD VAN VERGADEREN; VOORBEREIDINGEN
Artikel 6 Tijd en plaats van vergaderen
De vergaderingen eindigen op uiterlijk 23.00 uur. Indien op dat tijdstip een agendapunt in behandeling is, wordt de beraadslaging en besluitvorming daarover zo spoedig mogelijk afgerond. Aansluitend inventariseert de voorzitter over welke nog niet behandelde agendapunten de aanwezige raadsleden het woord wensen te voeren. De agendapunten waarover geen enkel aanwezig raadslid het woord wenst te voeren worden vervolgens, bij hamerslag van de voorzitter, vastgesteld. De agendapunten ten aanzien waarvan één of meer van de aanwezige raadsleden te kennen hebben gegeven het woord te willen voeren, worden aangehouden. De geschorste vergadering wordt in beginsel op de donderdag daaraanvolgend voortgezet, tenzij de raad terstond een andere datum voor de beraadslaging en besluitvorming over de overgebleven agendapunten vaststelt.
Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester of het presidium het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. Teneinde nachtelijke vergaderingen voor zowel raadsleden als publieke belangstellenden zoveel mogelijk te voorkomen, wordt een eindtijd (uiterlijk 23.00 uur) aan de vergaderingen van de raad verbonden.
Het presidium is belast met de voorbereiding van alles waarover in de vergadering van de raad zal worden beraadslaagd en besloten. De voorzitter plaatst de voorstellen op de agenda. Dit laatste geldt ook voor initiatiefvoorstellen die door leden van de raad worden ingediend (zie artikel 36 RvO). Voorstellen die niet op de agenda zijn vermeld, zijn buiten de orde, tenzij de raad een besluit als bedoeld in artikel 8, derde lid heeft genomen. De raad stelt uiteindelijk de agenda vast.
Het presidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om twee weken voor de vergadering een agenda op te stellen. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk drie dagen voor de aanvang van de vergadering. Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via hun commissievoorzitter in het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.
Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid het onderwerp naar een commissie te verwijzen of aan het college nadere inlichtingen of advies te vragen. Het laatste lid regelt dat op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.
Artikel 8A is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn.
Artikel 9 Ter inzage leggen van stukken
De stukken welke dienen ter toelichting van de raadsvoorstellen worden gelijktijdig met het verzenden van de voorstellen voor de leden ter inzage gelegd. Indien na dit tijdstip stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden. Ter inzage leggen geschiedt bij voorkeur via de website van de gemeente inclusief het besloten deel.
In de leden 1 t/m 3 van dit artikel gaat het, naast de geheime stukken, om de zogenaamde "achterliggende" stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (bijvoorbeeld ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.). Deze liggen in principe (m.n. de ambtelijke adviezen) voor de leden van raad ter inzage.
PARAGRAAF 2: ORDE DER VERGADERING
Ieder ter vergadering komend lid tekent onmiddellijk na aankomst in de vergaderzaal de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.
De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.
De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.
Artikel 14 Spreekrecht burgers
Na de opening van de vergadering kunnen aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over uitsluitend geagendeerde onderwerpen, mits het betreffende onderwerp niet geagendeerd is geweest in een openbare commissievergadering. Uitzondering hierop is een onderwerp dat geagendeerd is geweest in een openbare commissievergadering en na die vergadering ingrijpend is gewijzigd.
Artikel 16 Primus bij hoofdelijke stemming
Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen, deelt de voorzitter mede bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.
Het recht om aanpassing voor te stellen (lid 3) komt ook toe aan het raadslid dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State).
De raad bepaalt de wijze van afdoening van ingekomen stukken. De raad kan belang hebben bij de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vanuit zijn volksvertegenwoordigende positie. Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.
Ter bevordering van een vlot verloop van de beraadslaging en besluitvorming, voornamelijk voor de ter vergadering aanwezige belanghebbenden, wordt een "Hamerstukkenlijst" gehanteerd; dit agendapunt zal aan de orde worden gesteld voordat wordt overgegaan tot beraadslaging over de "echte" agendapunten. In de "Hamerstukkenlijst" zullen voorstellen worden opgesomd waarvan op grond van het verhandelde in de desbetreffende commissievergadering nagenoeg vaststaat dat deze ter vergadering geen onderwerp van beraadslaging meer zullen uitmaken. De leden wordt verzocht zo mogelijk vóór 12.00 uur op de dag van de vergadering bij de griffier melding te maken van een verzoek als bedoeld in lid 3.
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raad van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij uitdrukkelijk besluiten tot een volgende termijn. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.
Indien de totale spreektijd twee uur is, dan wordt 48 minuten verdeeld over de aanwezige fracties en 48 minuten over het totaal van de aanwezige raadsleden, vermenigvuldigd met het aantal aanwezige leden per fractie. Het college krijgt in dit voorbeeld gezamenlijk 24 minuten spreektijd.
Artikel 23 Handhaving orde; schorsing
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 23 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar de artikelen 46, 46A en 47 van dit reglement.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde de leden of het college de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen, wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 21).
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 van de Gemeentewet geregeld verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad beslist dat een bepaalde functionaris in specifieke gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de stemming begint.
Deze bepaling beoogt vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen en dat, na het nemen van de eindbeslissing, de met betrekking tot het desbetreffende voorstel ingediende (verworpen of ingetrokken) moties, amendementen etc. alsdan niet meer aan de orde zijn en er ook geen nieuwe amendementen en moties ter zake meer kunnen worden ingediend.
PARAGRAAF 3: PROCEDURES BIJ STEMMINGEN
Artikel 28 Algemene bepalingen over stemmingen
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.
De regeling in het derde lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 16.
Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen. Dit nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid van toepassing.
Artikel 30 Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
De Gemeentewet geeft aan dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31). Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen. In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet. Wat onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit Reglement.
Artikel 31 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
HOOFDSTUK IV RECHTEN VAN LEDEN
Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement.
Een (sub-)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub-)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 21 van dit Reglement). Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 29 van dit Reglement. (Sub-)Amendementen kunnen door (een van de) de indiener(s) worden voorgelezen. Ten behoeve van de leden van de raad en het aanwezige publiek worden (sub-)amendementen gekopieerd en uitgedeeld. Destructieve amendementen zijn niet toegestaan. In het kader van de besluitvorming dienen leden van de raad zich uit te spreken vóór of tegen een voorstel. Wijziging van het voorstel om te komen tot een tegengesteld besluit als oorspronkelijk voorzien is obstructie.
Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolgen is gericht; een motie heeft derhalve geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom is het college formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft.
Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats, tenzij de raad van oordeel is dat er dringende redenen zijn om de motie eerder te behandelen. Dergelijke moties benaderen de in artikel 36 geregelde initiatiefvoorstellen. Een motie kan door (een van de) de indiener(s) worden voorgelezen. Ten behoeve van de leden van de raad en het aanwezige publiek worden gekopieerd en uitgedeeld.
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad.
Artikel 35A Inspraak en Uitspraak
Op de agenda van elke raadsvergadering wordt het punt Inspraak en Uitspraak voor raadsleden opgenomen. Hiervoor is per vergadering maximaal 20 minuten beschikbaar. Indien vragen door gebrek aan tijd niet kunnen worden beantwoord, zal de beantwoording binnen een week schriftelijk plaatsvinden. De beantwoording is openbaar.
Het agendapunt "Inspraak en Uitspraak" is bedoeld voor het aan het college en/of de burgemeester stellen van vragen met een actueel karakter welke vragen zich lenen voor directe en korte beantwoording. In dit kader dienen zowel het stellen van een vraag als het geven van het antwoord niet langer dan één minuut elk te duren.
Het raadslid dat vragen wil stellen, meldt dit – onder vermelding van de vraag – uiterlijk om 12.00 uur op de dag van de vergadering bij de griffier. De voorzitter kan weigeren een onderwerp aan de orde te stellen indien het onderwerp in de raadsvergadering reeds aan de orde komt, over het onderwerp reeds schriftelijk vragen ex artikel 37 van dit Reglement zijn gesteld of de vraag in zijn ogen niet over de actualiteit gaat.
Artikel 36 Initiatiefvoorstellen
De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld, het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.
Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.
Artikel 36a heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel kan agenderen dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven.
Indien de raad van oordeel is dat een voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan het presidium overlaten.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
Dit artikel heeft tot doel vorm te geven aan het recht van interpellatie van elk individueel raadslid. Hiermee wordt de vertegenwoordigende en controlerende functie van raadsleden versterkt. Het recht van interpellatie staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de controle door de raad. Individuele raadsleden krijgen op deze manier de mogelijkheid het college over een onderwerp dat niet op de agenda voorkomt, inlichtingen te vragen omtrent het door hen gevoerde bestuur.
Artikel 37 Schriftelijke vragen
Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Indien sprake is van vragen waarvan moet worden aangenomen dat ofwel de vragen ofwel de beantwoording ervan vertrouwelijke informatie bevat zal openbaarmaking achterwege blijven.
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 14 dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan, via de griffier, gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord. De termijn van beantwoording bedraagt maximaal 28 dagen.
De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door burgemeester en wethouders gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.
Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden, die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.
In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen omtrent het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het recht van inlichtingen (zie artikel 38) benutten om het onderwerp op de agenda van de raad te krijgen.
Het recht van onderzoek is, naast de vertrouwensvraag, het zwaarste instrument dat de raad ter beschikking staat bij het uitoefenen van zijn controlerende taak. Aangezien de mogelijkheid bestaat om getuigen / deskundigen onder ede te horen en deze eventueel met behulp van de openbare macht voor de onderzoekscommissie te laten doen verschijnen, zal van dit recht spaarzaam en niet lichtzinnig gebruik dienen te worden gemaakt.
HOOFDSTUK V BEGROTING EN REKENING
Artikel 39 Procedure begroting
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek en de behandeling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.
HOOFDSTUK VI LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES
Artikel 41 Verslag; verantwoording
Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester, de griffier of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken of voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.
Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 38, zijn van overeenkomstige toepassing.
Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester of de griffier, die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur alsmede als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.
In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen).
In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 37.
Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoordingroeping, die aansluit bij de regels voor een interpellatie.
In het vierde lid is de wijze van ontslagverlening van een door de raad aangewezen lid van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling geregeld.
HOOFDSTUK VII BESLOTEN VERGADERING
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor "het sluiten van de deuren", de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.
Middels dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde lid, van de Gemeentewet.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad, overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.
Artikel 45 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te worden overgelegd. Het kan dus gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de commissie heeft overgelegd. De commissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen, waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
HOOFDSTUK VIII TOEHOORDERS EN PERS
Artikel 46A Geluids- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluids- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
Artikel 47 Verbod gebruik mobiele telefoons
In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.