Organisatie | Venlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | FINANCIËLE VERORDENING GEMEENTE VENLO 2016 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Venlo 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-10-2016 | 21-11-2018 | nieuw | 28-09-2016 | 16-2910 |
HOOFDSTUK 1 BEGROTING EN VERANTWOORDING
De momenten van raadsbehandeling van de P&C documenten maken onderdeel uit van de jaarlijks op te stellen raadsagenda. Deze wordt voor aanvang van het nieuwe jaar door de raad vastgesteld. Tussentijdse afwijkingen hierop worden tijdig voorgelegd aan het presidium.
Het college biedt voorafgaande aan de nieuwe bestuurlijke planning- en controlcyclus aan de raad jaarlijks een nota aan waarin de beleidsmatige en budgettaire kaders worden bepaald voor de ontwerpbegroting. De raad stelt de Kadernota vast.
Artikel 3 Voortgangsrapportage en informatie
Het college informeert de raad via de voortgangsrapportage als ze verwacht dat de lasten op programmaniveau aan het eind van het jaar de geautoriseerde lasten mogelijk overschrijden als gevolg van kostenoverschrijdingen die passen binnen bestaand beleid. Deze prognose hoeft niet te worden vertaald in een begrotingswijziging.
Het college draagt zorg voor door de raad vast te stellen ‘richtlijnen voor de toepassing van de bijzondere – en actieve informatieplicht van het college aan de raad’.
Artikel 5 Herziening verordeningen en beleidsnota’s
Voor alle in deze verordening genoemde andere verordeningen en beleidsnota’s geldt dat tenminste éénmaal per vier jaar in afstemming met de auditcommissie of een afvaardiging van de raad een advies wordt uitgebracht of en zo ja, op welke onderdelen een evaluatie of actualisatie gewenst is.
Artikel 6 Beleidsverantwoording
In beleidsnota’s wordt standaard ingegaan op de beantwoording van de 3 W-vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daarvoor doen en wat mag het kosten. Hiermee wordt het verband met de (structuur) visies en de raadsprogramma’s zichtbaar. Dit draagt bij aan het goed kunnen verantwoorden van beleidskeuzes aan de samenleving.
Artikel 7 Investerings- en afschrijvingsbeleid
Het college biedt een beleidsnota ‘Investeringsbeleid’ aan. De nota wordt vastgesteld door de raad en bevat in ieder geval:
Artikel 8 Reserves en voorzieningen
Het college biedt een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt in ieder geval:
Artikel 12 Financieringsfunctie
Het college stelt aanvullend op het gestelde onder lid 1 t/m 4 regels op ter uitvoering van de financieringsfunctie en legt deze regels, alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een besluit treasurystatuut. Dit statuut wordt ter kennisgeving verzonden aan de raad.
Artikel 13 Financiële kengetallen
Voor de in het BBV opgenomen financiële kengetallen gelden onderstaande streefwaarden:
De kengetallen zullen altijd in samenhang bezien moeten worden, omdat ze alleen gezamenlijk en in hun onderlinge verhouding een beeld geven van de financiële positie. De kengetallen moeten dan ook niet gebruikt worden als norm maar vooral als streefwaarde waarbij een ambitie op hoofdlijn wordt uitgesproken. Dit laatste is vooral bedoeld om een gefundeerd debat met elkaar te kunnen voeren voor het bereiken van de maatschappelijke doelstellingen in relatie tot de financiële positie.
Artikel 14 Weerstandsvermogen en risicomanagement
Het college biedt een nota risicomanagement en weerstandsvermogen aan. De raad stelt de nota vast.
HOOFDSTUK 4 FINANCIËLE ORGANISATIE EN ADMINISTRATIE
Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
HOOFDSTUK 5 FINANCIËLE SPELREGELS
Artikel 20 Financiële uitgangspunten
Bij het opstellen van de Programmabegroting gelden de volgende financiële uitgangspunten:
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 september 2016.
De griffier, De voorzitter
Geert van Soest, Antoin Scholten
Bijlage Duiding Financiële kengetallen
In de Financiële verordening zijn in artikel 12 de financiële kengetallen opgenomen. In deze bijlage worden de financiële kengetallen en de voorgestelde waarden nader omschreven en geduid. Bij de uitwerking is er eerder voor gekozen om kengetallen te gebruiken die wij vanuit wet- en regelgeving al geacht worden te presenteren. Kengetallen zijn getallen die de verhouding uitdrukken tussen bepaalde onderdelen van de begroting of de balans. Ze geven zodoende inzicht in de financiële weerbaar- en wendbaarheid van de gemeente.
Als richtlijn voor de streefwaarden wordt gebruik gemaakt van informatie van de VNG, stresstest 100.000+ gemeenten en de afgegeven classificaties zoals verwoord in het schrijven aan uw raad van de provincie Limburg van 16 december 2015 met als onderwerp ‘Begroting 2016’ . Bij de onderbouwing wordt het uitgangspunt gehanteerd van de door uw raad vastgestelde risicobereidheid: ‘De gemeente Venlo moet geen risicomijdende gemeente zijn. Risico’s dienen inzichtelijk gemaakt en genomen te (kunnen) worden. Dit houdt in , het voeren van een risicomanagement waarbij ook naar de dekking wordt gekeken en waarin alle soorten risico’s worden weergegeven’.
Integrale ratio weerstandsvermogen
Dit is de verhouding tussen de gekwantificeerde risico’s, na het treffen van maatregelen, en de beschikbare middelen waaruit de risico’s, wanneer ze zich manifesteren, kunnen worden gedekt. Bij het kwantificeren van risico’s wordt rekening gehouden met de kans van optreden. Uitgangspunt is dat er voldoende middelen voorhanden zijn om de gekwantificeerde risico’s af te dekken. Met andere woorden een ratio van 1,0. De provincie Limburg heeft in het kader van meerjarig repressief toezicht (standaard toezicht) de harde voorwaarde gesteld dat de integrale ratio weerstandsvermogen m.i.v. 2018 >=1,0 moet zijn.
De netto schuldquote weerspiegelt het niveau van de netto schuldenlast ten opzichte van de inkomsten en geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en de aflossingen op de exploitatie. Hoe hoger de inkomsten, des te meer schulden een gemeente in theorie kan aangaan. De ratio geeft aan in hoeverre de schulden meer of minder bedragen dan de jaarlijkse inkomsten. De VNG richtlijn geeft aan dat bij een schuldquote hoger dan 130% er sprake is van een zeer hoge schuld. Volgens de VNG bevindt de schuldquote van een gemeente zich normaal tussen de 0% en 100%, waarbij een schuld tussen de 100% en 130% gezien wordt als een relatief hoge schuld waarvoor voldoende aandacht moet zijn. Voorgesteld wordt om een streefwaarde te hanteren van < 130%. Achterliggende gedachte hiervan is dat in deze schuldquote ook schulden worden meegenomen die uitgeleend zijn aan derden. Hoewel over de verstrekte leningen een risico gelopen wordt, kan verondersteld worden dat deze middelen worden terugbetaald.
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Zoals aangegeven bij netto schuldquote wordt de hoogte van de schuld ook bepaald door het verstrekken van gelden aan derden. De netto schuldquote wordt daarom tevens berekend gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen. Volgens de VNG bevindt de schuldquote van een gemeente zich normaal tussen de 0% en 100%, waarbij een schuld tussen de 100% en 130% gezien wordt als een relatief hoge schuld waarvoor voldoende aandacht moet zijn. Voorgesteld wordt om voor de netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen een streefwaarde te hanteren van < 100%.
De solvabiliteitsratio drukt het eigen vermogen uit als percentage van het totale vermogen en geeft daarmee inzicht in de weerbaarheid van de gemeente. De solvabiliteitsratio geeft weer welk deel van de waarde van de stad (investeringen) gefinancierd is met eigen geld. Hoe hoger de ratio hoe groter het deel van de investeringen welke gefinancierd zijn met eigen geld. Er zijn door de VNG (nog) geen richtlijnen afgegeven welke marges passen bij een gezonde solvabiliteit voor decentrale overheden. Op basis van de 100.000+ stresstest hanteert de provincie een ratio waarbij wordt aangegeven dat een ratio < 20% het meest risicovol is. Met andere woorden dat de weerbaarheid relatief laag is. In 2014 bedroeg de solvabiliteitsratio 26,9% voor de steden met 100.000 – 300.000 inwoners en 31,9% voor Nederland als totaal. Voorgesteld wordt om een streefwaarde te hanteren van >=20%.
Grondexploitaties zijn risicovol en kunnen een forse impact hebben op de financiële positie van een gemeente. Indien gemeenten leningen hebben afgesloten om grond te kopen voor (toekomstige) projecten hebben zij een schuld. Bij de beoordeling van een dergelijke schuld is het van belang om te weten of deze schuld kan worden afgelost wanneer het project wordt uitgevoerd. Van de opbrengst van de aangekochte grond kan immers de schuld worden afgelost. Het kengetal grondexploitatie geeft aan hoe groot de grondpositie (de waarde van de grond) is ten opzichte van de totale baten. Wanneer de waarde van de grond laag is, loopt een gemeente relatief weinig risico maar is er relatief weinig waarde om de schuld te kunnen verlagen uit grondverkopen. De provincie hanteert een ratio waarbij wordt aangegeven dat een ratio > 35% het meest risicovol is. Voorgesteld wordt om een streefwaarde te hanteren van <35%.
Belangrijke kanttekening bij dit kengetal is dat in ogenschouw moet worden genomen dat het hierbij alleen gaat om eigen grondexploitaties waarin de grondexploitaties van entiteiten waarin wij deelnemen niet meegenomen kunnen worden.
Dit kengetal geeft aan hoe groot de structurele exploitatieruimte is. Hierbij wordt gekeken naar de structurele baten en structurele lasten en deze worden vergeleken met de totale baten. Een positief percentage betekent dat de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten (waaronder de rente en aflossing van een lening) te dekken. Over het algemeen geldt dus als richtlijn: hoeveel te hoger het kengetal structurele exploitatieruimte, hoeveel te gunstiger dit is voor de gemeente. Uitgangspunt is dat de structurele lasten gedekt worden door structurele baten. Voorgesteld wordt om een streefwaarde te hanteren van >=0%.
De belastingcapaciteit geeft inzicht hoe de belastingdruk zicht verhoudt ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Het geeft weer wat de ruimte is om belastingen te verhogen t.o.v. het landelijk gemiddelde. Op basis van de 100.000+ stresstest hanteert de provincie een ratio waarbij wordt aangegeven dat een ratio >= 105% het meest ‘risicovol’ is. Bij dit kengetal staat ‘risicovol’ bewust tussen aanhalingstekens omdat het de bevoegdheid is van uw raad met welke omvang de belastingen worden verhoogd. Om de flexibiliteit van de begroting te duiden ten opzichte van het landelijk gemiddelde wordt voorgesteld hiervoor een streefwaarde te hanteren van <=105%.
Financiële kengetallen brief Provincie Limburg d.d. 22 december 2015, onderwerp begroting 2016
Als richtlijn van de waarden in deze brief heeft de provincie gebruik gemaakt van informatie uit de stresstest 100.000+ gemeenten en ervaringscijfers grondexploitatie van gemeenten die een actief grondbeleid voeren. Onderstaande tabel is een weergave uit deze brief waarbij is aangegeven dat categorie A het minst risicovol is en categorie C het meest.
* Het Limburgs ongewogen gemiddelde is exclusief de financiële kengetallen van Kerkrade en Weert