Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tholen

Wegsleepverordening gemeente Tholen 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTholen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingWegsleepverordening gemeente Tholen 2005
CiteertitelWegsleepverordening gemeente Tholen 2005
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 173, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit wegslepen van voertuigen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2005Onbekend

21-10-2004

Gemeenteblad nr. 01/2005

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Wegsleepverordening gemeente Tholen 2005

De raad van de gemeente Tholen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 21 september 2004;

overwegende, dat het noodzakelijk is om in voorkomende gevallen in strijd met verkeersregels op de weg staande c.q. geparkeerde voertuigen te verwijderen, over te brengen en in bewaring te stellen;

gehoord de commissie Ruimte en Samenleving in hun vergadering van respectievelijk 11 en 12 oktober 2004;

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 173, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit wegslepen van voertuigen;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening: Wegsleepverordening gemeente Tholen 2005

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990

    het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b.

    Wet

    de Wegenverkeerswet 1994;

  • c.

    Besluit

    het Besluit wegslepen van voertuigen;

  • d.

    Voertuig

    wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder al RVV 1990;

  • e.

    Motorrijtuig

    wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c van de wet;

  • f.

    Het college

    het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente aangewezen voor zover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Artikel 3 Plaats bewaring voertuigen en openingstijden

  • 1.

    Als plaats van bewaring van voertuigen wordt (worden) aangewezen:

    • Gemeentelijke werkplaats te Sint-Maartensdijk

    • Autobergingsbedrijf Faasen te Steenbergen.

  • 2.

    De openingstijden van de in het eerste lid bedoelde bewaarplaats(en) worden door het college vastgesteld.

Artikel 4 Kosten overbrengen en bewaren voertuigen

  • 1.

    De kosten van het overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats bedragen:

    • a.

      Basistarief/voorrijkosten € .67,50 incl. b.t.w.;

    • b.

      Uitvoeringstarief € 83,00, incl. b.t.w.

  • 2.

    De kosten van het bewaren/opslaan en afgeven van een voertuig bedragen:

    • a.

      Basistarief € 43,00, incl. b.t.w.;

    • b.

      € 16,60, incl. b.t.w. voor het bewaren van het voertuig per etmaal of dag.

  • 3.

    Het college is gemachtigd de onder 1 en 2 vermelde kosten, na overleg met het autobergingsbedrijf, jaarlijks te indexeren.

  • 4.

    Ingeval van verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van een voertuig ingevolge artikel 5:30 van de Algemene wet bestuursrecht worden de daadwerkelijk gemaakte kosten in rekening gebracht.

Artikel 5 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid, en 174, eerste lid van de wet, zijn artikel 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: 'Wegsleepverordening Gemeente Tholen 2005'.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Tholen in zijn openbare vergadering van 21 oktober 2004.

, voorzitter

, griffier.

Toelichting Wettelijke regeling

Op 1 januari 2002 zijn de Wet van 21 februari 1997, houdende de wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), ook wel de wijziging van de wegsleepregeling genoemd, en het bijbehorende Besluit wegslepen van voertuigen (hierna: Besluit), in werking getreden.

 

De basis voor de wegsleepregeling is neergelegd in de artikelen 170 tot en met 173 WVW 1994.

Artikel 170, eerste lid van de WVW 1994 bepaalt dat de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een voertuig valt onder de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot toepassing van bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet. Hiertoe mag worden overgegaan indien met het voertuig een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met

  • 1.

    het belang van de veiligheid op de weg, of

  • 2.

    het belang van de vrijheid van het verkeer, of

  • 3.

    het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.

 

In de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn in afdeling 5.3 algemene regels gesteld voor de uitoefening van bestuursdwang. Deze regels zijn voor een groot deel ook van toepassing op het wegslepen van voertuigen. In artikel 170 WVW 1994 wordt een aantal bepalingen uit de Awb niet van toepassing verklaard.

 

Artikel 173, eerste lid WVW 1994 bepaalt dat een aantal nadere regels bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld. Deze nadere regels zijn neergelegd in het Besluit.

Het tweede lid van artikel 173 WVW 1994 bepaalt dat bij gemeentelijke verordening nadere regels worden gesteld ter uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 en de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur. Deze nadere regels zijn neergelegd in de onderhavige Wegsleepverordening.

 

Artikel 2 - Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

 

De bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen is in de WVW 1994 geregeld. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer hoeven geen wegen of weggedeelten te worden aangewezen. Van deze bevoegdheid kan op alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente gebruik worden gemaakt.

 

Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten kunnen op grond van artikel 170, eerste lid aanhef en onder c, en artikel 173, tweede lid, aanhef en onder c WVW 1994 bij gemeentelijke verordening wegen en weggedeelten worden aangewezen. In artikel 2 van het Besluit is nader aangegeven welke soorten van wegen en weggedeelten hieronder kunnen vallen.

Een voertuig kan slechts worden weggesleept in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten wanneer deze wegen en weggedeelten behoren tot de soorten van wegen en weggedeelten, zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit, én wanneer ze zijn aangewezen in de Wegsleepverordening.

 

De gemeenteraad heeft er voor gekozen alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente aan te wijzen voor zover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het Besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten. Hiermee wordt aangesloten bij de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer.

In bijlage 1 bij deze toelichting zijn gevallen aangegeven waarin sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding van de wegenverkeerswetgeving.

 

Artikel 3 - Plaats van bewaring van voertuigen

Als plaats van bewaring gedurende de 3 eerste dagen voor weggesleepte voertuigen is gekozen voor het terrein van de werkplaats van de gemeente Tholen in Sint-Maartensdijk. Auto-bergingsbedrijf Faasen uit Steenbergen vervoert het weggesleepte voertuig op de 3e dag naar Steenbergen. Dit bedrijf is ook aangewezen voor de feitelijke uitvoering van de bestuursdwang, het wegslepen. Het bedrijf beschikt over voldoende afsluitbare ruimte voor het bewaren van de weggesleepte voertuigen.

 

Artikel 4 - Kosten voor het overbrengen en bewaren van voertuigen

Op basis van de artikelen 12 tot en met 14 van het Besluit kan de gemeente een aantal kosten, die verbonden zijn aan het wegslepen en bewaren van voertuigen in rekening brengen. Het betreft in de eerste plaats de kosten voor het daadwerkelijk wegslepen en bewaren. Hiervoor zijn vaste tarieven opgenomen in de wegsleepverordening. Dit zijn de bedragen die het sleepbedrijf aan de gemeente in rekening brengt.

 

Kosten van het overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats:

 

Basistarief / voorrijkosten

Deze kosten worden in rekening gebracht wanneer sprake is van een onvolledige berging. Dit is het geval wanneer de bestuurder van het weg te slepen voertuig zich bij zijn voertuig meldt voordat het sleepvoertuig is gearriveerd. Ook indien het sleepvoertuig is gearriveerd, maar de bestuurder meldt zich terwijl het weg te slepen voertuig zich nog niet in de takels bevindt is sprake van een onvolledige berging. In beide gevallen geldt natuurlijk dat de bestuurder ook bereid dient te zijn het voertuig te verplaatsen.

 

Overbrengkosten

Deze kosten worden, naast het basistarief, in rekening gebracht wanneer sprake is van een volledige berging. Hiervan is sprake vanaf het moment dat het weg te slepen voertuig zich in de takels van het sleepvoertuig bevindt. Indien de bestuurder zich bij het voertuig meldt en bereid is het voertuig te verplaatsen, kan het voertuig worden losgekoppeld en ter beschikking worden gesteld van de bestuurder. Deze is wel het basistarief plus overbrengkosten verschuldigd.

Indien de bestuurder zich niet bij het weg te slepen voertuig meldt, wordt het voertuig overgebracht naar de bewaarplaats.

De overbrengkosten zijn opgebouwd uit het uitvoeringstarief plus administratiekosten.

 

Kosten van het bewaren van een voertuig

Deze kosten worden in rekening gebracht wanneer een voertuig is overgebracht naar de bewaarplaats. De kosten voor het eerste etmaal of een gedeelte daarvan zijn opgebouwd uit de kosten voor opslag en afgifte plus het bewaarloon voor één dag. Indien het voertuig na 24 uur niet is afgehaald wordt een bewaarloon in rekening gebracht voor elk volgend half etmaal of een gedeelte daarvan.

Onder etmaal of dag wordt hier verstaan een periode van 24 uur, welke aanvangt op het moment dat het voertuig in bewaring wordt gesteld op de bewaarplaats.

Daarnaast kunnen, indien van toepassing, de volgende kosten in rekening worden gebracht.

 

Kosten van bekendmaking van de bestuursdwang

Deze kosten worden in rekening gebracht indien het voertuig binnen 48 uur niet is afgehaald. Deze kosten bestaan uit de personele en materiële kosten verbonden aan de bekendmaking van de beschikking, inclusief de kosten voor de opsporing van degene aan wie de beschikking wordt bekendgemaakt.

 

Kosten van verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging

Op basis van artikel 5:30 Awb kan het bestuursorgaan dat bestuursdwang heeft toegepast, een meegevoerde en opgeslagen zaak, onder een aantal voorwaarden, verkopen, overdragen om niet of laten vernietigen. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de wegsleepregeling. Indien gebruik wordt gemaakt van deze bevoegdheid worden de hieraan verbonden personele en materiële kosten, waaronder begrepen de kosten van taxatie van het voertuig, in rekening gebracht. Hierbij gaat het om de daadwerkelijk gemaakte kosten per geval.

 

Artikel 5 - Overbrengen en in bewaring stellen van motorvoertuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Naast de in artikel 170, eerste lid WVW 1994 bedoelde gevallen, worden in de artikelen 130, 164 en 174 van de WVW 1994 een aantal gevallen genoemd waarin het noodzakelijk kan zijn een motorvoertuig te laten wegslepen en in bewaring te laten stellen. Het gaat hierbij om:

  • -

    de situatie waarin iemand zijn rijbewijs niet wil afgeven, wanneer dit is ingevorderd, omdat diegene zijn motorvoertuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van drogerende stoffen of alcohol (zie de artikelen 130 en 164 WVW 1994);

  • -

    de situatie dat een motorvoertuig niet beschikt over een behoorlijk zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat motorvoertuig niet direct te achterhalen is (zie artikel 174 WVW 1994).

Hoewel in deze gevallen geen sprake is van de uitoefening van bestuursdwang, zijn een aantal bepalingen uit hoofdstuk X Bestuursdwang van de WVW 1994 ( artikel 170 en verder) van overeenkomstige toepassing verklaard. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheden genoemd in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid of 174, eerste lid van de WVW 1994 zijn de artikelen 1,3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 6 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005.

 

 

Bijlage bij de toelichting Wegsleepverordening gemeente Tholen 2005

 

A. - Veiligheid op de weg en vrijheid van het verkeer

Als gevallen waarin verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder a en b WVW 1994) noodzakelijk kunnen zijn, worden genoemd:

 

Plaats op de weg

Een voertuig is tot stilstand gebracht op een trottoir, voetpad of fietspad, tenzij het een fiets, bromfiets of invalidenvoertuig betreft.

 

Laten stilstaan

Een voertuig is tot stilstand gebracht:

  • 1.

    op een kruispunt, rotonde of een overweg;

  • 2.

    op een fietsstrook of de rijbaan langs een fietsstrook;

  • 3.

    op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter daarvan;

  • 4.

    in een tunnel;

  • 5.

    bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering of, indien die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord, tenzij het stilstaan dient voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers;

  • 6.

    op de rijbaan langs een busstrook;

  • 7.

    op een busbaan of een busstrook met uitzondering van een lijnbus;

  • 8.

    langs een gele doorgetrokken streep of in strijd met bord E2 van bijlage 1 RVV 1990;

  • 9.

    op de rijbaan, inclusief de invoeg- en uitrijstrook, van een autosnelweg of autoweg of,  behoudens in noodgevallen, op de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm van zo’n weg.

 

Parkeren

Een voertuig is geparkeerd

  • 1.

    bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan;

  • 2.

    voor een inrit of een uitrit;

  • 3.

    buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

  • 4.

    langs een gele onderbroken streep of in strijd met bord E1 van bijlage 1 RVV 1990;

  • 5.

    op een wijze waardoor er sprake is van dubbel parkeren;

  • 6.

    binnen een erf, waarbij – voor zover het een motorvoertuig betreft – geen gebruik is gemaakt van de parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangewezen;

  • 7.

    op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt;

  • 8.

    zonder dat de voorgeschreven voertuigverlichting in werking is gesteld.

 

Bevel of aanwijzing

Een voertuig is tot stilstand gebracht in strijd met een bevel of een aanwijzing, gegeven door een daartoe bevoegd en als zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon.

 

Gevaarlijk of hinderlijk gedrag

Een voertuig is overigens zodanig tot stilstand gebracht of geparkeerd dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd.

 

B. - Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen

Verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen (zie artikel 170, eerste lid, aan hef en onder c WVW 1994 en artikel 2 Besluit) kunnen noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig is geparkeerd:

  • 1.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E1 van bijlage 1 van het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, lid 1 onder e RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een parkeerverbod geldt;

  • 2.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E2 van die bijlage of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, lid 1 onder g RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te staan geldt;

  • 3.

    op een parkeerplaats nader aangeduid door bord E4 van die bijlage (al dan niet met onderbord) voor zover het voertuig:

  • -

    niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

  • -

    op een andere dan de aangegeven wijze is geparkeerd;

  • -

    op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd

  • 4.

    op een taxistandplaats, nader aangeduid door bord E5 van die bijlage, tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;

  • 5.

    op een gehandicaptenparkeerplaats, nader aangeduid met bord E6 van die bijlage:

  • -

    tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig;

  • -

    tenzij gebruik wordt gemaakt van een geldige en duidelijk zichtbaar aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart;

  • -

    die gereserveerd is voor een bepaald voertuig, tenzij het parkeren gebeurt met dat voertuig;

  • 6.

    op een laad- en losplaats, nader aangeduid door bord E7 van die bijlage (met uitzondering van de aangegeven dagen of uren), tenzij de bestuurder van het voertuig bezig is met het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

  • 7.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E8 van die bijlage voor zover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

  • 8.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E9 van die bijlage en bestemd voor vergunninghouders, tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig waarvoor een parkeervergunning is afgegeven;

  • 9.

    in een voetgangersgebied, nader aangeduid door bord G7 of C1 van die bijlage.