Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Breda

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels voor subsidieverlening Algemene subsidieverordening Breda 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBreda
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels voor subsidieverlening Algemene subsidieverordening Breda 2017
CiteertitelAlgemene subsidieverordening Breda 2017
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Algemene subsidieverordening Breda 2011.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. art. 149 Gemw
  2. art. 4:23 Awb
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-10-2016nieuwe regeling

29-09-2016

Gemeenteblad 2016, 138991

45152

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening Breda 2017

De raad van de gemeente Breda;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 augustus 2016, nr. 45149;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Algemene subsidieverordening Breda 2017

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU), nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187/1), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • b.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda;

  • c.

    De-minimisverordening:

    • -

      verordening (EU) nr.1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352/1);

    • -

      verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU 2013, L 352/9); en

    • -

      verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU 2014, L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • d.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 en 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • e.

    Jaarlijkse subsidie: subsidie die per kalenderjaar of voor een bepaald aantal kalenderjaren voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt;

  • f.

    Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • g.

    Raad: raad van de gemeente Breda;

  • h.

    Social return: het leveren van een bijdrage aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van het bevorderen van werkgelegenheid van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

  • i.

    Subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • j.

    Subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • k.

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

Artikel 1:2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid onder c, van de Algemene wet bestuursrecht. Indien er door het college een subsidie wordt verstrekt als bedoeld in artikel 4:23, derde lid onder c, van de Algemene wet bestuursrecht, is het college bevoegd om bij de subsidieverlening te bepalen dat deze verordening daarop geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 1:3 Bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies, alsmede tot het nemen van alle overige daarmee samenhangende besluiten op grond van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en deze verordening. Subsidies kunnen slechts worden verstrekt voor de activiteiten die vallen onder de beleidsterreinen zoals genoemd in de door de raad vastgestelde begroting of voor de activiteiten zoals door het college geregeld bij nadere regels en met in achtneming van deze verordening, de door de gemeenteraad in het kader van de vaststelling van de gemeentebegroting vastgestelde kaders en de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen.

  • 2.

    Het college is bevoegd om bij nadere regels aanvullende voorschriften te stellen met betrekking tot de onderwerpen zoals geregeld in deze verordening. Het college is eveneens bevoegd om bij nadere regels afwijkende voorschriften te stellen, voor zover dat uitdrukkelijk in deze verordening is bepaald. Door het college vastgestelde of gewijzigde nadere regels worden ter kennisname naar de desbetreffende raadscommissie(s) gezonden.

  • 3.

    Het college is bevoegd om voorwaarden aan de subsidieverlening te verbinden.

Artikel 1:4 Europees steunkader

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij nadere regels afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Indien in de nadere regels is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijzen deze nadere regels naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen voor subsidie alleen in aanmerking indien en voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 2:1 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college kan bepalen voor welke activiteiten in een bepaald jaar subsidie kan worden verleend en hiervoor een of meerdere subsidieplafonds vaststellen.

  • 2.

    Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt bepaald op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Artikel 2:2 Begrotingsvoorbehoud

Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

HOOFDSTUK 3 AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 3:1 Aanvrager

  • 1.

    Subsidies kunnen worden aangevraagd door natuurlijke personen en rechtspersonen, met dien verstande dat subsidies groter dan € 5.000,- slechts kunnen worden aangevraagd door en verstrekt aan een rechtspersoon.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regels afwijken van het gestelde in het eerste lid.

Artikel 3:2 Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2.

    Indien door het college een aanvraagformulier is vastgesteld, wordt de aanvraag om subsidie ingediend met behulp van dit aanvraagformulier.

  • 3.

    Bij een aanvraag om subsidie verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In het bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een voldoende gespecificeerd(e) en toegelicht(e) begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag;

    • e.

      indien van toepassing een recente positieve verklaring omtrent gedrag voor personen die bij de activiteiten direct in aanraking komen met minderjarigen.

  • 4.

    Een rechtspersoon die voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 5.

    Een onderneming die subsidie aanvraagt, voegt de volgende bijlagen toe aan de aanvraag:

    • a.

      een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm dan ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring).

  • 6.

    Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede, derde, vierde en vijfde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 3:3 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt ingediend uiterlijk 1 oktober in het jaar voorafgaand van het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft. Bij nadere regels kan het college een andere termijn stellen.

  • 2.

    Een aanvraag voor een subsidie die geen jaarlijkse subsidie is kan het gehele jaar door worden ingediend. Het college stelt bij nadere regels vast binnen welke termijn een aanvraag moet worden ingediend.

Artikel 3:4 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie binnen dertien weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel indien er een uiterste datum van indiening is vastgesteld, binnen dertien weken gerekend vanaf deze uiterste datum.

  • 2.

    Indien de aanvraag een subsidie onder de € 5000,- betreft, beslist het college op de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid kan het college zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 4.

    Van een beslissing tot verdaging stelt het college de aanvrager vóór het verstrijken van de termijn als bedoeld in het eerste en tweede lid op de hoogte onder vermelding van de reden tot verdaging.

  • 5.

    Bij nadere regels kan het college andere termijnen stellen.

  • 6.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie, wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

HOOFDSTUK 4 WEIGERING, INTREKKING EN TERUGVORDERING

Artikel 4:1 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in de vorige leden weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de doelstelling of activiteiten van de aanvrager, dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren of op zullen leveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook; of

    • b.

      binnen de organisatie van de aanvrager of binnen de activiteiten waarvoor de aanvrager (mede-)verantwoordelijkheid draagt, discriminatie als omschreven onder a plaatsvindt of zal plaatsvinden, en de aanvrager ter voorkoming of beperking hiervan niet die maatregelen treft die onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid van de aanvrager mogen worden verwacht;

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in de vorige leden kan het college de subsidie verder weigeren:

    • a.

      als gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente Breda of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente Breda;

    • b.

      als gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de gelden niet, of in onvoldoende mate, besteed zullen worden voor het doel waarvoor een subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • c.

      als gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, goede zeden en/of het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      als gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een overwegend partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming ten doel hebben;

    • e.

      als het een subsidie van € 50.000,- of meer betreft en de aanvrager een rechtspersoon is die zich in de bezoldiging van haar bestuurders/topfunctionarissen niet heeft geconformeerd aan de bezoldigingsnormering ingevolge de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT), zonder dat daarvoor naar het oordeel van het college zwaarwegende redenen voor aanwezig zijn;

    • f.

      als redenen bestaan om aan te nemen dat de aanvrager ook zonder de gevraagde subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan of heeft kunnen beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • g.

      als redenen bestaan om aan te nemen dat de aanvrager met uitvoering van de activiteiten beoogt winst te maken;

    • h.

      als redenen bestaan om aan te nemen dat de financiële middelen van de aanvrager, met inbegrip van de subsidie, onvoldoende zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren;

    • i.

      als de aanvrager de behoefte aan de te subsidiëren activiteiten niet aannemelijk heeft kunnen maken;

    • j.

      als redenen bestaan om aan te nemen dat aan de aanvrager voor de aangevraagde subsidie reeds door enig bestuursorgaan een subsidie is verstrekt;

    • k.

      als redenen bestaan om aan te nemen dat de aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen ten behoeve van de gesubsidieerde activiteiten heeft of zal kunnen verkrijgen;

    • l.

      als de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente of als het college onvoldoende reden ziet om subsidie te verlenen;

    • m.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • n.

      in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

    • o.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • p.

      in bij nadere regels nader te bepalen gevallen.

  • 5.

    Onder discriminatie bedoeld in het derde lid, wordt voor de toepassing van deze bepaling niet begrepen het onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand of om participatie van doelgroepen te bevorderen.

Artikel 4:2 Intrekking

  • 1.

    Het college kan een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

  • 2.

    Het college kan een verleende subsidie evenzeer intrekken in het geval dat het een subsidie van € 50.000,- of meer betreft en gebleken is dat de desbetreffende instelling is opgehouden te voldoen aan de bezoldigingsnormering van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector zonder dat daarvoor naar het oordeel van het college voldoende zwaarwegende redenen aanwezig zijn.

Artikel 4:3 Terugvordering

Het college trekt een subsidie in en vordert het desbetreffende subsidiebedrag met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

HOOFDSTUK 5 BETALING EN BEVOORSCHOTTING

Artikel 5:1 Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 7:2, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 7:2, eerste lid, onderdeel b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 3.

    Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, worden in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

  • 4.

    Het college kan in bij nadere regels afwijken van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel.

HOOFDSTUK 6 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 6:1 Algemene verplichtingen van subsidieontvangers

  • 1.

    De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, of niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 3.

    Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot surséance van betaling, faillissement of ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de aan de subsidie verbonden verplichtingen, niet of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 6:2 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1.

    Bij subsidies van € 50.000,- of meer, verleend voor meer dan een jaar dan wel voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college bij nadere regels of de beschikking tot subsidieverlening de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 2.

    Bij nadere regels of bij verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3.

    Bij nadere regels kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4.

    Bij nadere regels of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe door het college de hoogte van de vergoeding wordt bepaald. In geval van ontbinding van de rechtspersoon die subsidie ontvangt, vervalt het batig saldo van de liquidatierekening – gelimiteerd tot het bedrag dat opgebouwd is met (behulp van) gemeentelijke subsidie – aan de gemeente.

  • 5.

    Het college kan verplichtingen opleggen met betrekking tot het vaststellen van een meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling. Het college kan hierover nadere regels stellen.

  • 6.

    Bij verstrekte subsidies van € 50.000,- of meer behoeft de subsidieontvanger de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 7.

    Bij verstrekte subsidies van € 150.000,- of meer kan het college verplichtingen opleggen met betrekking tot social return. Het college kan hierover nadere regels stellen.

HOOFDSTUK 7 VERANTWOORDING EN VASTSTELLING

Artikel 7:1 Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald in nadere regels, kan in de verleningsbeschikking worden vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 7:2 Verantwoording subsidies tot en met € 5.000,-

  • 1.

    Subsidies tot en met € 5.000,- worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen dertien weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door hem aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3.

    Het college kan binnen vijf jaar na de vaststelling als bedoeld in het eerste lid bepalen dat de volgende gegevens en bescheiden worden overgelegd:

    • a.

      een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt dat het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel jaarverslag of jaarrekening).

  • 4.

    Het college kan bepalen dat ook andere dan de in het derde lid van dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden worden overgelegd.

  • 5.

    Het college kan bij nadere regels afwijken van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 7:3 Verantwoording subsidies vanaf € 5.000,- tot € 50.000,-

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 5.000,-, maar minder dan € 50.000,-, dient de subsidieontvanger uiterlijk dertien weken nadat de activiteiten zijn verricht een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk en financieel verslag - ingericht conform de begroting - waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 4.

    Het college kan bij nadere regels afwijken van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel.

Artikel 7:4 Verantwoording subsidies van € 50.000,00 of meer

  • 1.

    Indien de subsidieverlening € 50.000,00 of meer bedraagt, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk dertien weken nadat de activiteiten zijn verricht;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk vier maanden na het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening) conform ingediende begroting;

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring. De subsidieontvanger is verplicht een controleopdracht te verstrekken aan een accountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, resulterend in een accountantsverklaring. De controle richt zich met inachtneming van het door het college vastgestelde controleprotocol op de getrouwheid en rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie als bedoeld in sub a tot en met c;

    • e.

      voor zover van toepassing: een accountantsverklaring, waaruit blijkt of de subsidieontvanger heeft voldaan aan de bezoldigingsnormen als bedoeld in de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT).

  • 3.

    In aanvulling op het gestelde onder d en e van het tweede lid kan het college besluiten tot het in gebruik stellen van een accountantsprotocol. De subsidieontvanger is verplicht om de controleopdracht als bedoeld in het tweede lid onder d vergezeld te laten gaan van dat accountantsprotocol.

  • 4.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 5.

    Het college kan bij nadere regels afwijken van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel.

Artikel 7:5 Vaststelling subsidies van meer dan € 5.000,-

  • 1.

    Het college stelt binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regels categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

Artikel 7:6 Te laat ingediende aanvraag vaststelling subsidie

  • 1.

    Het college stelt subsidieontvangers waarvan geen aanvraag dan wel de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag dan wel de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of de voorbereiding van de beschikking, terstond na afloop van de daarvoor geldende termijn in de gelegenheid binnen een nadere termijn na verzending van een daartoe strekkend rappel alsnog een aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen dan wel deze te completeren.

  • 2.

    Bij subsidieontvangers waarvan de aanvraag tot subsidievaststelling na afloop van de in het vorige lid bedoelde nadere termijn niet, dan wel te laat is ingediend en/of nog steeds niet compleet is in die zin dat de aanvrager niet voldoet aan de wettelijke voorschriften voor het in behandeling nemen van de aanvraag dan wel dat de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of de voorbereiding van de beschikking, kan het college de subsidie ambtshalve vaststellen en daarbij in verband met het niet, niet tijdig of niet compleet indienen van de aanvraag een korting toepassen van maximaal 20% van het bedrag van de verleende subsidie.

HOOFDSTUK 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 8:1 Vermogensvorming subsidieontvanger

  • 1.

    Indien de subsidieontvanger jaarlijks van het college subsidie ontvangt, mogen eventuele exploitatieoverschotten in enig jaar, met schriftelijke toestemming van het college, worden gereserveerd tot een maximum van 10% van de laatst ontvangen periodieke subsidie. Deze reserve houdt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht in op welke reserve bovendien artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.

  • 2.

    Indien een reserve als bedoeld in het eerste lid van dit artikel is opgebouwd, dient de subsidieontvanger deze reserve gedurende een periode van 3 jaar aan te wenden om eventuele exploitatietekorten in deze jaren op te vangen.

Artikel 8:2 Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij nadere regels voorgeschreven standaardberekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij nadere regels bepaalde definities.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van dat steunkader.

  • 4.

    Loonkosten die meer bedragen dan de normering zoals genoemd in de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT), worden door het college niet in aanmerking genomen als subsidiabele kosten.

Artikel 8:3 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan, in bijzondere gevallen een of meerdere artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2.

    Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

HOOFDSTUK 9 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 9:1 Intrekking

De Algemene subsidieverordening Breda 2011 wordt ingetrokken. De op basis van de Algemene subsidieverordening Breda 2011 vastgestelde nadere regels blijven van kracht, zolang en in zoverre deze niet op grond van het bepaalde bij en krachtens deze verordening zijn ingetrokken.

Artikel 9:2 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

Artikel 9:3 Overgangsbepalingen

De Algemene subsidieverordening Breda 2011 blijft van kracht op aanvragen die betrekking hebben op 2016 en eerder, alsmede op besluiten die naar aanleiding van die aanvragen zijn of worden genomen.

Artikel 9:4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Breda 2017.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 3 oktober 2016,

De raad van Breda,

, voorzitter

, griffier