Organisatie | Laren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2015 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Gooi- en Vechtstreek 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de huisvestingsverordening Gooi en vechtstreek 2011.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2015 | 01-07-2019 | Nieuwe regeling | 24-06-2015 | 2015/19 |
De raad van de gemeente Laren;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 mei 2015;
gelet op de Huisvestingswet 2014;
gezien het advies van het portefeuillehoudersoverleg Wonen van de Regio Gooi en Vechtstreek;
overwegende dat in de regio Gooi en Vechtstreek al sinds een groot aantal jaren sprake is van schaarste zoals aangetoond in diverse onderzoeken;
na overleg met woningcorporaties;
besluit vast te stellen de HuisvestingsverordeningGooi en Vechtstreek 2015.
HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
economische binding: de situatie dat de woningzoekende met het oog op de voorziening in het bestaan een redelijk belang heeft zich in de woningmarktregio te vestigen. Hieronder wordt verstaan het duurzaam (tenminste 19 uur per week) verrichten van arbeid binnen of vanuit de woningmarktregio. Er moet eveneens sprake zijn van een duurzame relatie tussen arbeid en betrokken gebied. Het duurzaam volgen van een dagopleiding in de woningmarktregio wordt hiermee gelijk gesteld;
huren onder voorwaarden: een (te sluiten) huurcontract met bijzondere voorwaarden over gedrag, goed huurderschap en/of een zorgcontract ten behoeve van een woningzoekende uit de bijzondere maatschappelijke doelgroep waarbij het huurcontract in eerste instantie op naam van een zorgaanbieder gesloten kan worden.
maatschappelijke binding: De situatie dat de woningzoekende een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in de woningmarktregio te vestigen. Hieronder wordt in deze verordening verstaan de ingezetene van de woningmarktregio in de zin van deze verordening, de woningzoekende die gedurende de voorafgaande tien jaar tenminste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest van de woningmarktregio en de mantelzorger die conform de definitie uit deze verordening, mantelzorg verleent aan een inwoner van de woningmarktregio.
mantelzorg: intensieve, langdurige zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende in de woningmarktregio, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
tweede kans: het aan een huurder van een toegelaten instelling, die met uitzetting wordt bedreigd vanwege omstandigheden in de persoonlijke sfeer van die huurder, bieden van een tweede (meestal laatste) mogelijkheid zich als een goed huurder te gedragen in de huidige woning of een andere woning van dezelfde (of een andere samenwerkende) woningbouwvereniging. Hierbij is verplichte begeleiding een voorwaarde voor de huurder om de problematiek die tot uitzetting van de huurder zou leiden op te lossen of sterk te verminderen
zorgcontract: een door een gemeente gecontracteerde instelling of door een gemeentelijke Wmo medewerker opgesteld plan voor zorg of behandeling van een persoon uit de bijzondere maatschappelijke doelgroep ten behoeve van huisvesting voor die persoon, geaccordeerd door zowel de gecontacteerde instelling als de gemeentelijke Wmo medewerker en de persoon uit de bijzondere maatschappelijke doelstelling;
Artikel 1.2 Berekening Zoekwaarde
Voor woningzoekenden die na 1 januari 2011 zijn uitgeschreven als woningzoekende vanwege de acceptatie van een sociale huurwoning van de corporaties in de regio geldt bij nieuwe inschrijving als woningzoekende: 75% van de zoekwaarde die nodig was om de laatste sociale huurwoning te verkrijgen vermeerderd met de duur van die nieuwe inschrijving.
Voor woningzoekende starters of vestigers van buiten de regio die al vóór 29 september 2011 ingeschreven stonden als woningzoekende en niet als huurder of eigenaar een zelfstandige woning in de regio achterlaten geldt: de oude waarde tot 29 september vermeerderd met de inschrijfduur vanaf 29 september 2011.
Artikel 2.1 Toekenning urgentie
Artikel 2.2 Randvoorwaarden voor urgentie
Voor de toekenning van urgentie gelden de navolgende randvoorwaarden:
Artikel 2.3 Criteria voor urgentie
Voor de toekenning van urgentie moet de woningzoekende en/of een lid van zijn gezin aan één of meer van navolgende criteria voldoen:
Geweld: geweld of reële bedreiging met geweld die maakt dat de aanvrager redelijkerwijs niet meer in de huidige woning kan blijven. De aanvrager dient aan te tonen dat er geen (tijdelijk) onderdak te verkrijgen is. Het geweld of de bedreiging moet aangetoond kunnen worden, bijvoorbeeld door een rapport van de politie,
Langdurige inwoning van een ouder met minderjarig(e) kind(eren) bij familie, vrienden of kennissen in de woningmarktregio: de inwoning heeft tenminste twee jaar geduurd en de aanvrager toont aan dat in een periode van twee jaar voorafgaand aan de urgentieaanvraag in voldoende mate is gereageerd op passende woningaanbiedingen in de regio.
Artikel 2.7 Inhoud urgentiebeschikking
Het besluit tot toekenning van de urgentie vermeldt in ieder geval:
Artikel 3.1 Gevolgen tweede kans
Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om een (potentieel) woningzoekende voor drie jaar uit te sluiten van een huisvestingsvergunning als het een bewoner van een woning van de toegelaten instellingen in de woningmarktregio betreft die door slecht huurderschap met huisuitzetting wordt bedreigd en een tweede kans als gedefinieerd in art. 1. 27 krijgt aangeboden, indien:
HOOFDSTUK 4. De huisvestingsvergunning
Artikel 4.1 Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
Het is verboden om in de woonmarktregio woonruimte in eigendom bij een woningcorporatiemet een huurprijs beneden de huurtoeslaggrens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag voor bewoning in gebruik te nemen of te geven zonder dat daarvoor een huisvestingsvergunning is verleend.
Artikel 4.2 Rangorde woningzoekenden
De rangorde om in aanmerking te komen voor de huisvestingsvergunning wordt als volgt bepaald:
Artikel 4.3 Aanvraag huisvestingsvergunning
Degene die de hoogste rangorde heeft op grond van artikel 4.2, 5.1 of 5.2 vraagt van rechtswege een huisvestingsvergunning aan.
HOOFDSTUK 6 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad
Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op alle woningen, zoals genoemd in artikel 1.20, 1.32 en 1.37 van deze verordening.
Artikel 6.3 Aanvragen onttrekkingsvergunning
De aanvraag om een onttrekkingsvergunning als bedoeld in artikel 6.2 wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders en vermeldt:
Artikel 6.5 Besluitvormingstermijn
Burgemeester en wethouders beslissen binnen 8 weken op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 6.2.
Artikel 6.6 Afwegingscriterium
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning als bedoeld in artikel 6.2 tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad niet door het stellen van voorwaarden of voorschriften voldoende kan worden gediend.
Burgemeester en wethouders verbinden aan het verlenen van een onttrekkingsvergunning de voorwaarde van het, naar keuze van vergunninghouder, hetzij het bieden van compensatie door het toevoegen aan de woningvoorraad van andere, vervangende woning(en), welke naar hun oordeel gelijkwaardig zijn aan de te onttrekken woning(en), hetzij het bieden van een financiële compensatie, overeenkomstig het bepaalde in lid 2.
Bij wijze van experiment kunnen burgemeester en wethouders besluiten om maximaal 10% van de per kalenderjaar toe te wijzen woningen te verdelen op grond van regels die afwijken van deze verordening. Burgemeester en wethouders besluiten na consultatie van het portefeuillehoudersoverleg.
Bijlage bij Huisvestingsverordening Gooi & Vechtstreek 2015
Algemeen doel van de Huisvestingswet 2014
Met de Huisvestingswet kunnen gemeenten (mee)sturen in de woonruimteverdeling. Toewijzingsregels zijn alleen mogelijk voor ‘zover noodzakelijk en geschikt om de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste te bestrijden’.
De Huisvestingswet maakt het mogelijk om via een verordening woningen met een lage huurprijs met voorrang toe te wijzen aan mensen met lagere inkomens. Gemeenten kunnen daarover geen convenanten meer sluiten met corporaties.
In de regio Gooi en Vechtstreek is sprake van schaarste c.q. gebrek aan uitbreidingsmogelijkheden; op grond daarvan wordt en blijft voorrang voor maatschappelijk en economisch gebondenen toegepast. De motivatie daarvoor is gelegen in:
Huisvestingswet en urgent woningzoekenden
De wet noemt drie categorieën van woningzoekenden die in de urgentieregeling moeten staan:
De huisvesting van vergunninghouders (ook wel statushouders genoemd) wordt door het rijk aan gemeenten als taakstelling opgelegd. Gemeenten vragen daartoe corporaties om woonruimte.
Met het verlenen van een urgentie aan statushouders kan een efficiëntere sturing op en afstemming van vraag en aanbod gerealiseerd worden. Door WoningNet gaat gewerkt worden aan een procesvoorstel om dit aan te passen.
In de regio Gooi en Vechtstreekzijn en blijven daarnaast als urgentiecriteria gehanteerd:
Daarnaast hebben gemeenten en woningcorporaties in de regio formules ontwikkeld waarmee ook huishoudens die wegens financiële en/of overlastproblematiek niet meer voor een (sociale) huurwoning in aanmerking zouden komen, toch gehuisvest kunnen worden. Naast het Tweede Kans-beleid is dat bijvoorbeeld ook Huren onder Voorwaarden (van een zorgplan) met urgentie.
Huisvestingswet en ‘administratieve zaken’
De Huisvestingswet behelst een vergunningstelsel voor toewijzing van woningen die onder de verordening vallen. Ook het bijhouden van een lijst van ingeschreven woningzoekenden valt onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders. Beide aspecten mandateren de alle colleges in de regio Gooi en Vechtstreek aan de gezamenlijke regionale woningcorporaties, zodat de huidige werkwijze via WoningNet gehandhaafd kan blijven en de administratieve belasting zoveel mogelijk beperkt kan blijven, voor zowel gemeenten als woningcorporaties, maar vooral voor woningzoekenden.
Na vaststelling door de raad zal het college van Laren de aangepaste cq nieuwe “beleidsregels woningonttrekking”, volgens art.6.7 lid 2, opstellen.
TOELICHTING op de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2015
HOOFDSTUK 1.1 Begripsbepalingen.
Artikel 1.1.2 bijzondere maatschappelijke doelgroep,
Artikel 1.1.3 directe bemiddeling,
Artikel 1.1.10 huren onder voorwaarden en
Via directe bemiddeling krijgen woningzoekenden uit de bijzondere maatschappelijke doelgroep die geen woonruimte meer hebben en vanwege slecht huurderschap geen huurcontract meer kunnen krijgen bij de woningcorporaties, de kans om te wonen. Deze woningzoekenden zoeken niet zelf een woning in WoningNet, maar worden door een aangewezen medewerker rechtstreeks bij de woningcorporaties bemiddeld voor een passende woning. Voorwaarde voor deze directe bemiddeling is een (tripartite) zorgcontract waarin tenminste het opnieuw ontstaan van overlast- en/of financiële problematiek en/of de schuldafbetaling voldoende zijn afgedekt voor de woningcorporaties. Daarnaast moet het zorgcontract evaluatiemomenten bevatten en de consequenties aangeven als de woningzoekende zich niet houdt aan de afspraken uit het zorgcontract., In dat geval moet de betreffende woningzoekende de woning weer verlaten. Het huurcontract van de woning wordt daarom eerst gedurende een tot twee jaar afgesloten op naam van de betrokken zorginstantie. Als de woningzoekende heeft aangetoond dat hij/zij zelf in staat is tot goed huurderschap, wordt het huurcontract aan het einde van de afgesproken periode op naam van de betrokken woningzoekende gesteld.
Het zorgcontract moet voor akkoord worden ondertekend door zowel de woningzoekende als de betrokken gemeente (Wmo) en zorgverlenende instantie.
Artikel 1.1.5 economische binding.
Uitzendkrachten zijn economisch gebonden aan het gebied van waaruit hun uitzendorganisatie opereert. Als die uitzendorganisatie niet in een regiogemeente is gevestigd, is er geen sprake van een economische binding, ook niet als de uitzendkracht tijdelijk in een regiogemeente werkt. Er is in dat geval geen sprake van een duurzame relatie tussen arbeid en betrokken gebied.
Artikel 1.1.9 huishoudinkomen.
Het gezamenlijk verzamelinkomen als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van de bewoners van een woongelegenheid, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat in het eerste lid van dat artikel voor ‘belanghebbende’ telkens wordt gelezen: ‘huurder’.
Ook de ingezetenen conform de definitie van deze verordening zijn woningzoekenden met een maatschappelijke binding. Op grond van urgentieregeling (artikel 2.2) worden binnen de groep maatschappelijk gebondenen, ingezetenen van niet-ingezetenen onderscheiden. Voor niet-ingezetenen van de woningmarkt regio is voor het verkrijgen van urgentie een aanvullende voorwaarde van toepassing.
Artikel 1.1.18 maatschappelijke binding.
Woningzoekenden met een maatschappelijke binding zijn de woningzoekenden die in het verleden ingezetenen waren van regiogemeenten regio, maar de regio hebben verlaten en elders hun hoofdverblijf hebben gevonden. Onder maatschappelijke binding vallen die woningzoekenden die van de laatste tien jaar, tenminste zes jaar in een regiogemeente hebben gewoond (of in meerdere gemeenten in de regio opgeteld zes jaar) en de woningzoekenden die conform definitie 1.19 mantelzorg aan een inwoner van de regio verlenen. Dat ingezetenen in de regio uiteraard een maatschappelijke binding hebben met de regio is hier niet van belang; zij behoren tot de categorie ingezetenen.
Bij twijfel of er sprake is van mantelzorg zoals gedefinieerd, kunnen burgemeester en wethouders een verklaring van een door hen aangewezen onafhankelijk medisch adviseur vragen.
Artikel 1.1.27 Tweede kans en Artikel 3.1 gevolgen Tweede kans.
De huurders van de woningcorporaties in de regio die een ontruimingsvonnis hebben gekregen kunnen onder voorwaarden voor een Tweede en laatste kans in aanmerking komen in de huidige of een andere woning. Als de betrokken huurders zich niet aan de voorwaarden van de Tweede kans houden, of zich er aan onttrekken, worden zij alsnog ontruimd. Omdat deze Tweede kans ook echt als een laatste kans ingezet wordt, kunnen burgemeester en wethouders besluiten dat de consequentie voor de huurder bij ontruiming is dat die huurder/potentieel woningzoekende voor een periode van drie jaar niet meer in aanmerking komt voor een huisvestingsvergunning.
Artikel 1.1.35 woningzoekende.
Economische gebondenen en maatschappelijk gebondenen conform de definities uit deze verordening en overige woningzoekenden die zich in de regio vestigen, zich laten inschrijven in de Bpr van een regiogemeente en in deze gemeente het hoofdverblijf hebben, worden na een periode van één jaar aangemerkt als ingezetenen van de regio in de zin van de deze verordening. Voorwaarde is dat uit de Bpr blijkt dat de woningzoekenden gedurende een periode van één jaar voorafgaande aan de urgentieaanvraag of woningtoewijzing geregistreerd zijn als inwoner van een regiogemeente (of meerdere regiogemeenten bij elkaar opgeteld). Het hebben van een zogenoemd ‘post- of briefadres’ in een regiogemeente telt niet mee.
Zoekwaarde is een waarde die de totaal opgebouwde wachttijd bevat en die nodig is voor het bepalen van de rangorde van woningzoekenden bij de woningtoewijzing. De zoekwaarde bevat de (actuele) inschrijftijd in WoningNet, eventueel vermeerderd met een gedeelte van de (oude) waarde die nodig was om in aanmerking te komen voor de huidige sociale huurwoning in een gemeente in de regio.
In het geval van bijvoorbeeld een echtscheiding of een verbroken relatie kan slechts één van de ex-partners aanspraak maken op het deel van de eerder opgebouwde zoekwaarde. Het is aan de ex-partners te bepalen wie de woning ‘ínlevert’ en dus leeg achterlaat en daarom het gedeelte van de eerdere inschrijftijd behoudt.
De zoekwaarde voor woningzoekenden die geen zelfstandige sociale huurwoning (meer) achterlaten en niet-ingezeten woningzoekenden (economisch gebondenen, maatschappelijke gebonden en overige woningzoekenden), bestaat alleen uit de (eigen) inschrijftijd.
Woningzoekenden die in het kader van de Verhuisregeling bij herstructurering in de regio Gooi en Vechtstreek een urgentie hebben toegekend gekregen, behouden de volledige zoekwaarde als zij met de herhuisvestingsurgentie verhuizen ten behoeve van renovatie of sloop van de huidige woning. Ook bij terugkeer van herhuisvestingsurgenten naar de ‘oude’ woonomgeving geldt dat de volledige zoekwaarde behouden blijft.
Artikel 1.5 woonruimte van een bepaalde aard, grootte of prijs,
Woningzoekenden moeten langer zelfstandig blijven wonen in de huidige woning of een beter passende woning. Dat maakt het nodig dat woningen die specifiek bedoeld of toegankelijk zijn voor bijvoorbeeld ouderen, of mensen met een beperking/zorgindicatie met voorrang (en niet uitsluitend) aan die doelgroepen kunnen worden aangeboden. Datzelfde geldt voor woningen met een specifieke zorginfrastructuur. Als er geen woningzoekenden uit de gevraagde doelgroep reageren op de woningaanbieding kan de woning worden aangeboden aan de overige woningzoekenden die gereageerd hebben op de aanbieding. Artikel 1.5.f regelt het maximale percentage van de vrijgekomen woningen die met voorrang aangeboden kunnen worden aan woningzoekenden met een gemeentebinding, dit is het maximum dat de wet stelt voor gebieden met schaarste..
Dit hoofdstuk maakt het mogelijk dat burgemeester en wethouders aan woningzoekenden een urgentie kunnen toekennen. In dit hoofdstuk worden de procedure voor het indienen van een aanvraag om urgentie, de behandeling van de aanvraag, de uiteindelijke beslissing en de mogelijkheid tot verlenging van de urgentieperiode weergegeven. Daarnaast worden de randvoorwaarden, de urgentiecriteria en bijzondere voorwaarden aangegeven.
Artikel 2.1 Toekenning urgentie.
2.1.1 Woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten en woningzoekenden met maatschappelijke binding die mantelzorg ontvangen of verlenen, of,
vergunninghouders (statushouders) als bedoeld in artikel 28 van de wet, hebben op basis van de wet recht op een urgentie. Advies van de urgentiecommissie is voor deze categorieën niet van toepassing, er kan een ‘automatische’ urgentie worden verstrekt. Uitzondering hierop vormen die woningzoekenden binnen de genoemde categorieën die vanwege persoonlijke omstandigheden aangemerkt kunnen worden als een woningzoekende uit de bijzondere maatschappelijke doelgroep en (nog) niet in staat zijn om zelfstandig te huren. Voor deze woningzoekenden kan een urgentie onder voorwaarde van een zorgplan van toepassing zijn, huisvesting volgt (urgent) via directe bemiddeling.
2.2.1 In de regio Gooi en Vechtstreek is al heel veel jaren een ernstige schaarste aan vrijkomende sociale huurwoningen. Gemiddeld komen er jaarlijks 1400-1500 woningen vrij, tegenover meer dan 33.000 geregistreerde woningzoekenden begin 2015. Die schaarste aan vrijkomende sociale huurwoningen is naar verwachting blijvend en zal mogelijk nog verder toenemen. Een woningaanbodsysteem dat in principe toegankelijk is voor iedereen uit de EU landen moet de kansen op een woning zo rechtvaardig mogelijk verdelen. Op grond van persoonlijke omstandigheden is het onder voorwaarden en op grond van daarvoor opgestelde criteria, mogelijk dat er voorrang wordt toegekend aan een woningzoekende. Echter, een dergelijke voorrangspositie moet vanwege de ernstige schaarste aan vrijkomende woningen, wel uiterst beperkt worden toegekend. En op een zodanige manier dat dit verdedigbaar is ten opzichte van andere woningzoekenden.
Een urgentie wordt daarom alleen toegekend als sprake is van een noodsituatie die het (dringend) noodzakelijk maakt dat direct of op zeer korte termijn -uiterlijk binnen drie maanden- een (andere) woning beschikbaar komt. Een en ander ter voorkoming van ernstige schade voor het welzijn van aanvrager, die rechtstreeks het gevolg is van de woonsituatie. Situaties waarin een verhuizing wenselijk, begrijpelijk is of misschien wel nodig, maar niet dringend noodzakelijk is, komen gezien de schaarste en de vele duizenden woningzoekenden, niet in aanmerking voor een voorrangspositie. Daarnaast moet een aanvrager van urgentie aantonen dat er een behoorlijke termijn –op basis van de individuele omstandigheden- is geprobeerd om op eigen kracht een woning toegewezen te krijgen in de gehele regio via WoningNet, gebruik heeft gemaakt van de spoedzoekregeling en/of geprobeerd heeft een tijdelijk onderkomen te vinden.
Een urgentie is niet van toepassing als duidelijk is dat een woningzoekende voor een oplossing van het woonprobleem niet afhankelijk is van een urgentie, als het probleem geen relatie heeft met de woonsituatie of als het probleem niet significant verbeteren zal in een andere woning.
Ook als de woningzoekende voor het indienen van een urgentieaanvraag bij de omstandigheden passende woningen heeft geweigerd, of vanwege woonwensen langer moet wachten dan nodig is, is een urgentie niet van toepassing. Het langer voortduren van een woonprobleem dan nodig is behoort tot de eigen verantwoordelijkheid.
2.2.2 Belangrijk is dat de woningzoekende ook een eigen verantwoordelijkheid heeft. Voorafgaand aan het ontstaan van het probleem en zeker bij het oplossen van het woonprobleem. Die verantwoordelijkheid houdt in dat woningzoekenden vanaf het moment dat duidelijk wordt dat er een woonprobleem kàn ontstaan, alles in het werk moeten stellen om te voorkomen dat dit woonprobleem ook daadwerkelijk ontstaat. Als dat niet lukt dat dan moeten woningzoekenden eerst zelf een (tijdelijke) oplossing (kamers, logeren) zoeken voor het woonprobleem, ook al is dit misschien niet de meest ideale oplossing. Daarnaast moeten woningzoekenden in een redelijke periode voorafgaand aan het woonprobleem, voldoende hebben gereageerd op het woningaanbod om zo te proberen het woonprobleem zelf op te lossen.
2.2.3 Urgentieaanvragers van buiten de regio moeten ook aantonen dat de oplossing van hun woonprobleem uitsluitend in de regio Gooi en Vechtstreek is gelegen. Met andere woorden: niet ingezetenen van de regiogemeenten moeten aantonen dat het woonprobleem werkelijk nergens anders opgelost zou kunnen worden.
Het niet voldoen aan de randvoorwaarden betekent in principe dat een urgentie en daarmee ook artikel 2.3 Criteria voor urgentiecriteria niet van toepassing is.
Artikel 2.3 Criteria voor urgentie.
Dit artikel bevat de criteria met bijbehorende voorwaarden waaraan getoetst wordt of sprake is van een noodsituatie die toekenning van een urgentie rechtvaardigt. Die criteria zijn niet uitputtend. De praktijk heeft geleerd dat de criteria over het algemeen toereikend zijn voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een noodsituatie. In uitzonderlijke gevallen is het gegeven kader niet toereikend en kan de urgentiecommissie toch adviseren tot verlening van urgentie op basis van de geconstateerde noodsituatie.
Er kunnen ook diverse klachten of problemen zijn die duidelijk een verband hebben met de woonsituatie, zonder dat er sprake hoeft te zijn van een noodsituatie. Een verandering in de woonsituatie zal in deze gevallen in het algemeen leiden tot vermindering van de klachten. Toch zijn deze problemen van een andere orde, omdat hulp op wat langere termijn (dan 3 maanden) geboden kan worden.
Voorbeelden van situaties waarin de praktijk heeft uitgewezen dat toekenning van een urgentie niet gerechtvaardigd is omdat geen sprake is van een noodsituatie zijn onder meer: inwoning/kamerbewoning met of zonder kinderen, de mogelijkheid van tijdelijk onderdak elders, burenruzie of hinder van buren, het werken in onregelmatige diensten, verstoring van relatie of generatieconflicten, bezwaarlijke reisafstand in verband met economische binding, huis te groot of te klein, tuin te bewerkelijk, dichterbij voorzieningen of familie willen wonen, co-ouderschap, problemen met flatbewoning, terugkeer uit het buitenland, het willen laten overkomen van partner en/of kinderen uit het buitenland, heimwee, lang op een woning moeten wachten.
Artikel 2.3.3 Dakloosheid van een ouder met minderjarige kind(eren).
Bij echtscheiding of een verbroken relatie is het uitgangspunt dat de ouder die de dagelijkse zorg van het kind of de kinderen op zich neemt, het gebruik van de voormalige gezamenlijke (sociale huur) woning via de rechter vraagt. Als dat verzoek niet wordt gehonoreerd of de ouder die de kinderen dagelijks verzorgt, kan de huur of hypotheek van de woning aantoonbaar niet zelf (tijdelijk) bekostigen, dan moet in ieder geval het tijdelijk gebruik, dat is zes maanden na inschrijving echtscheidingsvonnis, van de woning gevraagd worden. Er kan in principe geen sprake van dakloosheid van ouders met minderjarige kinderen zijn als één van de ouders beschikt over passende woonruimte om de kinderen (tijdelijk) te huisvesten. Argumenten dat een ouder de kinderen niet kan huisvesten, bijvoorbeeld vanwege een volledige werkweek, doen in het kader van een urgentieaanvraag hieraan niet af. Veel (alleenstaande) werkende ouders zijn immers aangewezen op kinderopvang.
Artikel 2.4 Urgentie onder voorwaarde van een zorgcontract.
Zie ook de toelichting op de artikelen 1.1.2, 1.1.3, 1.1.10 en 1.1.39
Een urgentie kan onder voorwaarde van een zorgcontract worden toegekend.
Artikel 2.5 Aanvraag, behandeling en verlening urgentie.
2.5.4 Het beoordelen van aanvragen om urgenties vereist specifieke deskundigheid. Daarom is hier voorgeschreven dat over binnengekomen aanvragen het advies van een onafhankelijke commissie moet worden ingewonnen. De individuele situatie van de aanvrager is uitgangspunt voor de beoordeling van de urgentieaanvraag.
De taak, samenstelling en werkwijze van de commissie worden geregeld in het ‘Reglement op de Regionale urgentiecommissie huisvesting Gooi en Vechtstreek'.
2.5.9 Een urgentie wordt toegekend voor het type woning waarmee naar het oordeel van de urgentiecommissie het woonprobleem kan worden opgelost. Dat type woning is afgestemd op de individuele (medische) problematiek en de samenstelling van de huishouding. Vanwege de schaarste aan vrijkomende woningen en de lange wachttijden die daardoor ontstaan, is een toegekende urgentie uitsluitend bedoeld om de specifieke woonproblematiek van woningzoekenden op te lossen. Het is niet mogelijk om met een toegekende urgentie woonwensen te realiseren of ‘promotie’ te maken in de wooncarrière. Zo geldt bijvoorbeeld dat een urgent woningzoekende, die niet meer over woonruimte beschikt, in principe geholpen is met een flatwoning. Het toegekende woningtype hoeft niet gelijk(waardig) te zijn aan de woningen waarin de woningzoekenden het laatst woonachtig waren. Afhankelijk van het aanbod van vrijkomende woningen kan het toegekende woningtype in soortgelijke omstandigheden verschillen om zodoende de urgent woningzoekenden voldoende kans te bieden om binnen drie maanden een woning te verkrijgen.
HOOFDSTUK 4 De huisvestingsvergunning.
Artikel 4.2 Rangorde woningzoekenden
Dit artikel regelt de voorrang voor woningzoekenden met een gemeentebinding. Zij gaan niet voor op urgenten, maar wel op woningzoekenden met een binding aan de woningmarktregio
HOOFDSTUK 5 Woningverdeling door loting.
HOOFDSTUK 6 Wijziging van de samenstelling van de woningvoorraad
Het vergunningstelsel in het kader van onttrekking van woningen aan de woonbestemming is opgenomen teneinde het college van burgemeester en wethouders zicht te laten blijven houden op de ontwikkelingen in deze, dit vanwege de in de regio Gooi en Vechtstreek aanhoudende schaarste op de woningmarkt..