Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Flevoland

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland houdende Besluit tot openstelling van de maatregel trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties uit de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) provincie Flevoland 2014 – 2020 (hoofdstuk 2, paragraaf 1)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieFlevoland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBesluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland houdende Besluit tot openstelling van de maatregel trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties uit de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) provincie Flevoland 2014 – 2020 (hoofdstuk 2, paragraaf 1)
CiteertitelBesluit tot openstelling van de maatregel trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties uit de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) provincie Flevoland 2014 – 2020 (hoofdstuk 2, paragraaf 1)
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuurlijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

art. 1.3 Verordening Subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-10-201603-12-2016nieuwe regeling

27-09-2016

Provinciaal blad 2016, 5437

1954678

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland houdende Besluit tot openstelling van de maatregel trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties uit de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) provincie Flevoland 2014 – 2020 (hoofdstuk 2, paragraaf 1)

Gedeputeerde Staten maken bekend dat zij in hun vergadering van 27 september 2016 onder nummer 1949429 het volgende besluit hebben genomen:

Besluit tot openstelling van de maatregel trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties uit de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) provincie Flevoland 2014 – 2020 (hoofdstuk 2, paragraaf 1)

Gedeputeerde Staten van Flevoland;

gelet op de Verordening Subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (Verordening POP3 subsidies provincie Flevoland), hierna te noemen de Verordening; gelet op artikel 1.3 van de Verordening;

BESLUITEN:

 

de volgende regels vast te stellen:

Artikel 1. Openstellingsperiode

De maatregel trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties, (als nadere invulling op de algemene bepalingen zoals vastgesteld in hoofdstuk 2, paragraaf 1 van de Subsidieverordening POP3 provincie Flevoland) voor het Actieplan Bodem en Water Flevoland open te stellen voor de periode van 17 oktober 2016 tot 3 december 2016. Uiterlijk 2 december 2016 dient een volledige en ontvankelijke subsidieaanvraag te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten.

Artikel 2. Subsidieplafond

Het subsidieplafond, specifiek gericht op de doelen van het Actieplan Bodem en Water vast te stellen op een bedrag van in totaal € 360.000,-- bestaande uit ELFPO, provinciale en Waterschap Zuiderzeeland middelen, onder te verdelen naar een bedrag van € 100.000,-- voor projecten bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a bestaande uit een bedrag van € 50.000,-- ELFPO-middelen en een bedrag van € 50.000,-- van het Waterschap Zuiderzeeland en een bedrag van € 260.000,-- voor projecten bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b bestaande uit een bedrag van € 130.000,-- ELFPO-middelen en een bedrag van € 130.000,-- provinciale middelen.

Artikel 3. Subsidiabele activiteit

  • 1

    Subsidie kan worden verstrekt voor demonstraties en het verzorgen van trainingen, workshops en coaching aan een groep van landbouwondernemers op het gebied van één van de volgende onderwerpen:

    • a)

      het verspreiden en toepassen van kennis die gericht is op het verminderen van erf- en perceelemissies van gewasbeschermingsmiddelen, gericht op een betere waterkwaliteit;

    • b)

      het verspreiden en toepassen van kennis die gericht is op het behoud van een goede bodem als basis van een duurzame landbouw.

  • 2

    De activiteiten hebben als doel het informeren over innovaties en modernisering, en het bevorderen van de toepassing rond één of meerdere van de volgende thema’s:

    • a)

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • b)

      behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Artikel 4. Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan degene die de opleiding of andere vorm van kennisoverdracht of voorlichting levert aan een groep van landbouwondernemers op het gebied van erf-en perceelemissies en/of behoud van een goede bodemkwaliteit en daarvoor aantoonbaar voldoende is gekwalificeerd.

Artikel 5. Aanvraag

  • 1

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.7 van de Verordening, bevat de aanvraag om subsidie een omschrijving van de organisatie waaruit blijkt dat de organisatie beschikt over voldoende gekwalificeerd en getraind personeel om de activiteit uit te voeren;

  • 2

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.7 van de Verordening, bevat de aanvraag om subsidie een omschrijving van het aantal demonstraties, trainingen, workshops en coachingstrajecten en het aantal (te verwachten) deelnemers per onderdeel;

  • 3

    Indien het voornemen is om voor deelname aan een kennisoverdrachtsactiviteit bij de deelnemers een bijdrage in rekening te brengen dan dient dit inzichtelijk gemaakt te worden bij de subsidieaanvraag.

Artikel 6. Subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.12 zijn de volgende kosten subsidiabel: a) personeelskosten van bij de uitvoering van de activiteit betrokkenen, voor de uren die aantoonbaar ten behoeve van het project zijn gemaakt;b) kosten en reiskosten van procesbegeleiders en adviseurs;c) materiaalkosten;d) huur van ruimten en gebruik bijbehorende faciliteiten;e) kosten van drukwerk, mailings en de inrichting van websites gekoppeld aan de activiteit;f) kosten van afschrijving, huur of lease voor fysieke investeringen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een demonstratieactiviteit; g) bijdrage in natura, indien sprake is van een demonstratieactiviteit.

Artikel 7. Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.13 van de Verordening zijn de navolgende kosten niet subsidiabel:

  • 1.

    kosten voor de ontwikkeling van nieuwe kennis;

  • 2.

    kosten voor cursussen of stages die deel uitmaken van normale programma's of leergangen van het reguliere onderwijs;

  • 3.

    inbreng van eigen uren door landbouwers om aan de kennisoverdrachtsactiviteit deel te nemen.

Artikel 8. Hoogte subsidie

  • 1

    De subsidie bedraagt 80 % van de subsidiabele kosten voor de thema’s zoals benoemd onder artikel 3, lid 2 aanhef a en aanhef b;

  • 2

    De maximale hoogte van de subsidie bedraagt € 40.000,-- voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a en € 110.000,-- voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b;

  • 3

    Geen subsidie wordt verstrekt indien de subsidiabele kosten lager zijn dan € 25.000,-- (ofwel de subsidie bedraagt minimaal € 20.000,--). Indien aan deze voorwaarde niet wordt voldaan dan zal de subsidieaanvraag worden afgewezen.

Artikel 9. Selectiecriteria

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld op basis van de selectiecriteria en in een bepaalde rangorde op een lijst geplaatst. Gedeputeerde staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 tenminste de volgende criteria:

a. De subsidiabele activiteiten dienen een bijdrage te leveren aan één of meer van de volgende doelen:

Indien het project zich richt op het onderwerp zoals opgenomen in artikel 3, lid 1 sub a dan geldt onderstaand lid a1:

  • a1.

    Het terugdringen van de (erf- en perceel) emissies voor het verbeteren van de waterkwaliteit gericht op het terugdringen van de gehaltes gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater (Kader Richtlijn Water, Waterbeheerplan 2016-2021, Jaarplan Actieplan Bodem en Water (ABW) 2016 en onderliggend programma):

De wegingsfactor is 2. Het maximale aantal punten voor het criterium bedraagt 20 en het minimum aantal vereiste punten (inclusief weging) bedraagt 14.

  • -

    De aanpak voor terugdringen (erf- en perceel) emissies dient teeltspecifiek te zijn.

  • -

    Voor dit aspect geeft Flevoland prioriteit aan het verminderen van de (erf- en perceel) emissies gericht op de bollenteelt. Bij het criterium worden 7 punten toegekend indien het project zich richt op de bollenteelt en 6 punten voor de overige teelten zoals aardappelen, suikerbieten, uien, fruitteelt en glastuinbouw.

  • -

    Voor terugdringen van erfemissies wordt 1 punt extra toegekend.

  • -

    Bij inzet op brongerichte maatregelen om te voorkomen dat gewasbeschermingsmiddelen in het water terecht komen wordt 1 punt extra toegekend.

  • -

    Het is een pre als ook andere doelen van de biodiversiteit en de fysieke leefomgeving meeliften met de beoogde projectactiviteit. Dit resulteert in 1 punt extra.

Indien het project zich richt op het onderwerp zoals opgenomen in artikel 3, lid 1 sub b dan geldt onderstaand lid a2:

  • a2.

    Het behoud en bevorderen van een goed functionerende bodem die de basis vormt voor een duurzame landbouw en een goed watersysteem (Jaarplan Actieplan Bodem en Water (ABW) 2016 en onderliggend programma, Partiële herziening Omgevingsplan Water 2015, Uitvoeringsprogramma Duurzaam Gebruik van de Flevolandse Ondergrond 2016-2020, Waterbeheerplan 2016-2021):

De wegingsfactor is 2. Het maximale aantal punten bedraagt 20 en het minimum aantal vereiste punten (inclusief weging) bedraagt 16.

  • - Voor dit aspect geeft Flevoland prioriteit aan behoud en versterking van de bodemstructuur (inclusief bodemleven). Bij het criterium worden 9 punten toegekend indien hier aan voldaan wordt en 8 punten voor overige bodemonderwerpen.

  • - Het is een pre als ook andere doelen van de biodiversiteit en de fysieke leefomgeving meeliften met de beoogde projectactiviteit. Dit resulteert in 1 punt extra.

b. de mate waarin de over te dragen kennis praktisch toepasbaar is en aansluit op de behoefte en ontwikkeling in de landbouw;

De kennis is toepasbaar dan wel toegesneden op de situatie, de behoefte en ontwikkelingen in Flevoland. Ander procescriterium is ‘Van koploper naar peloton’: Het project richt zich niet op koploper maar op brede toepassing bij agrarische ondernemers.

De punten kennen een gradueel verloop van 1 tot en met 4. De wegingsfactor is 3. Het maximale aantal punten bedraagt 12 (inclusief weging) en het minimum aantal vereiste punten (inclusief weging) bedraagt 6.

  • -

    de over te dragen kennis is matig praktisch toepasbaar voor een brede groep agrarische ondernemers binnen de Flevolandse praktijk, 1 punt;

  • -

    de over te dragen kennis is voldoende praktisch toepasbaar voor een brede groep agrarische ondernemers binnen de Flevolandse praktijk, 2 punten

  • -

    de over te dragen kennis is goed praktisch toepasbaar voor een brede groep agrarische ondernemers binnen de Flevolandse praktijk, 3 punten;

  • -

    de over te dragen kennis is zeer goed praktisch toepasbaar voor een brede groep agrarische ondernemers binnen de Flevolandse praktijk, 4 punten.

c. de mate waarin de aanvrager beschikt over voldoende gekwalificeerd en regelmatig getraind personeel op het gebied van kennisoverdracht en bewustwording voor het verminderen van (erf- en perceel)emissie van gewasbeschermingsmiddelen en/of Flevolandse bodem en dit inzet voor de activiteit;

De punten kennen een gradueel verloop van 1 tot en met 4. De wegingsfactor is 2. Het maximale aantal punten bedraagt 8 (inclusief weging) en het minimum aantal vereiste punten (inclusief weging) bedraagt 6.

  • -

    de aanwezigheid, blijkens trackrecord, van voldoende gekwalificeerd en regelmatig getraind personeel in relatie tot het werkveld is matig, 1 punt;

  • -

    de aanwezigheid, blijkens trackrecord, van voldoende gekwalificeerd en regelmatig getraind personeel in relatie tot het werkveld is voldoende, 2 punten;

  • -

    de aanwezigheid, blijkens trackrecord, van voldoende gekwalificeerd en regelmatig getraind personeel in relatie tot het werkveld is goed, 3 punten;

  • -

    de aanwezigheid, blijkens trackrecord, van voldoende gekwalificeerd en regelmatig getraind personeel in relatie tot het werkveld is zeer goed, 4 punten.

d. de kosteneffectiviteit van de activiteit;

De punten kennen een gradueel verloop van 1 tot en met 4. De wegingsfactor is 1. Het maximale aantal punten bedraagt 4 (inclusief weging) en het minimum aantal vereiste punten (inclusief weging) bedraagt 2.

  • -

    Bij meer dan gemiddelde kostprijs in verhouding tot/ gelet op het beoogde resultaat, 1 punt;

  • -

    Bij een gemiddelde kostprijs in verhouding tot/ gelet op het beoogde resultaat, 2 punten;

  • -

    Bij een kostprijs in verhouding tot/ gelet op het beoogde resultaat die lager is dan gemiddeld, 3 punten;

  • -

    Bij een kostprijs in verhouding tot/ gelet op het beoogde resultaat die aanzienlijk lager is dan gemiddeld, 4 punten.

e. de mate waarin de doelgroep zelf bijdraagt aan de activiteit;

De punten kennen een gradueel verloop van 1 tot en met 4. De wegingsfactor is 3. Het maximale aantal punten bedraagt 12 (inclusief weging) en het minimum aantal vereiste punten (inclusief weging) bedraagt 6.

  • -

    De betrokkenheid van Flevolandse agrarische ondernemers tijdens initiatieffase, gedurende en na afloop van het project is matig, 1 punt;

  • -

    De betrokkenheid van Flevolandse agrarische ondernemers tijdens initiatieffase, gedurende en na afloop van het project is voldoende, 2 punten;

  • -

    De betrokkenheid van Flevolandse agrarische ondernemers tijdens initiatieffase, gedurende en na afloop van het project is goed, 3 punten;

  • -

    De betrokkenheid van Flevolandse agrarische ondernemers tijdens initiatieffase, gedurende en na afloop van het project is zeer goed, 4 punten.

f. de kwaliteit van het projectplan;

De punten kennen een gradueel verloop van 1 tot en met 4. De wegingsfactor is 3. Het maximale aantal punten bedraagt 12 (inclusief weging) en het minimum aantal vereiste punten (inclusief weging) bedraagt 6.

  • -

    De beschrijving van de doelstellingen, projectactiviteiten, projectresultaten, aanpak, onderkenning risico’s, planning en begroting, is matig, 1 punt;

  • -

    De beschrijving van de doelstellingen, projectactiviteiten, projectresultaten, aanpak, onderkenning risico’s, planning en begroting, is voldoende, 2 punten

  • -

    De beschrijving van de doelstellingen, projectactiviteiten, projectresultaten, aanpak, onderkenning risico’s, planning en begroting, is goed, 3 punten;

  • -

    De beschrijving van de doelstellingen, projectactiviteiten, projectresultaten, aanpak, onderkenning risico’s, planning en begroting, is zeer goed, 4 punten.

Artikel 10. Verplichtingen aanvrager

  • 1

    Indien een prijs moet worden betaald om de kennisoverdrachtsactiviteit te kunnen bezoeken, is de subsidieontvanger verplicht om bij de berekening van de prijs die aan bezoekers in rekening wordt gebracht, rekening te houden met de te ontvangen subsidie;

  • 2

    Onverminderd artikel 1.17 van de Verordening heeft de subsidieontvanger de verplichting om tijdens de uitvoering van het project het aantal gegeven trainingen, de locaties waar de trainingen hebben plaatsgevonden en de herkomst van de deelnemers bij te houden;

  • 3

    In afwijking van artikel 1.17 van de Verordening moet het project binnen twee jaar na subsidieverlening zijn afgerond.

Artikel 11. Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 van de Verordening wordt subsidie geweigerd:

  • 1.

    indien het project met toepassing van de wegingsfactoren op selectiecriteria 9b t/m 9f in totaal minder dan 26 punten scoort;

  • 2.

    indien het project zich richt op het onderwerp overeenkomstig artikel 3, lid 1a, met toepassing van de wegingsfactor op selectiecriterium artikel 9, lid a, a1, minder dan 14 punten scoort;

  • 3.

    indien het project zich richt op het onderwerp overeenkomstig artikel 3, lid 1b, met toepassing van de wegingsfactor op selectiecriterium artikel 9, lid a, a2, minder dan 16 punten scoort;

  • 4.

    indien het project met toepassing van de wegingsfactor op selectiecriterium artikel 9, lid b minder dan 6 punten scoort;

  • 5.

    indien het project met toepassing van de wegingsfactor op selectiecriterium artikel 9, lid c minder dan 6 punten scoort;

  • 6.

    indien het project met toepassing van de wegingsfactor op selectiecriterium artikel 9, lid d minder dan 2 punten scoort;

  • 7.

    indien het project met toepassing van de wegingsfactor op selectiecriterium artikel 9, lid e minder dan 6 punten scoort;

  • 8.

    indien het project met toepassing van de wegingsfactor op selectiecriterium artikel 9, lid f minder dan 6 punten scoort.

Artikel 12. Bevoorschotting

  • 1.

    Op grond van artikel 1.23 (bevoorschotting op basis van realisatie) van de Verordening kan er maximaal één voorschot per jaar worden aangevraagd.

  • 2.

    Op grond van artikel 1.25 (voorschotten vooruitlopend op realisatie) van de Verordening worden er geen voorschotten verstrekt.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

 

Aldus vastgesteld In de vergadering van Gedeputeerde Staten van 27 september 2016

 

 

Gedeputeerde Staten van Flevoland,

T. van de Wal, secretaris

 

L. Verbeek, voorzitter

 

Toelichting Regeling Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties

 

Met de ‘Regeling Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties’ wordt ingezet op kennisoverdracht. Steun voor activiteiten is gericht op meerdere landbouwers tegelijk. De activiteiten hebben een collectief karakter. Het gaat met name om activiteiten zoals trainingen, workshops en coaching van landbouwers. Daarbij vindt kennisuitwisseling plaats rond een specifiek onderwerp. Het doel is om deze landbouwers te informeren over nieuwe kennis, innovaties en maatregelen in de landbouw die leiden tot toepassing ervan en bijdragen aan de verduurzaming van deze sector. In aanmerking komen ook activiteiten die betrekking hebben op de opzet en het in stand houden van studiegroepen waarbij een grote groep van landbouwers onderling en met adviseurs en andere partijen, waar nuttig, kennis en ervaring kunnen uitwisselen rond een specifiek thema of over een vakgebied.

 

Bij demonstratieactiviteiten gaat het erom dat landbouwers kennisnemen van nieuwe kennis, innovatie en maatregelen en de toepassing ervan en bijdragen aan de verduurzaming van deze sector. De demonstratieactiviteiten vinden plaats op proefstations, agrarische bedrijven of elke willekeurige andere locatie waar nieuwe kennis dan wel praktijkkennis kan worden gedemonstreerd. Om zo aan te tonen dat dit voorbeeld opgevolgd kan worden en het gewenste veranderingsproces door vele stimuleert. Het zal hier bijvoorbeeld gaan om demonstratievelden gericht op bewustwording, goed en duurzaam landbouwgebruik.

 

Artikel 2 Subsidiabele activiteit

Met de maatregel ‘Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties’ opgenomen in hoofdstuk 2, paragraaf 1 van de Subsidieverordening POP3 provincie Flevoland 2014-2020 wordt ingezet op kennisoverdracht met betrekking tot inzicht in duurzaam bodemgebruik (o.a. de bodemstructuur) en vermindering van erf-en perceelemissies. De regeling is gericht op kennisoverdracht over innovaties, modernisering en de toepassing hiervan te bevorderen gericht op de onderwerpen duurzaam bodemgebruik en vermindering van (erf- en perceel)emissies als onderdeel van de transitie naar duurzaam water- en bodemgebruik. Deze regeling is inzetbaar voor het gehele plattelandsgebied van Flevoland. Alle activiteiten dienen altijd een aantoonbare link met de landbouw te hebben. Kennisoverdracht aan grote groepen van agrarische ondernemers is de motor voor de toepassing van modernisering in de agrarische sector gericht op verduurzaming en de gewenste transitie vanuit het Actieplan Bodem en Water (ABW).

 

In het projectplan moet u als aanvrager duidelijk aangeven voor welk onderwerp u subsidie aanvraagt ( artikel 3, lid 1 a of artikel 3, lid 1 b). Indien in uw project beide onderwerpen zijn opgenomen, dan dient u een keuze te maken uit één van de twee genoemde onderwerpen met de daaraan gekoppelde budgetten uit artikel 2. Subsidie uit beide budgetten voor een project is niet mogelijk.

 

In afwijking van artikel 7, lid 3: Indien een landbouwondernemer de demonstratieactiviteit actief uitvoert, m.a.w. de landbouwerondernemer laat bijvoorbeeld de werking van een landbouwmachine zien, dan zijn deze uren subsidiabel. Ook de uren voor het geven van een praatje/ presentatie over een bepaald onderwerp, door een landbouwondernemer, zijn subsidiabel. De uren voor het bijwonen van demonstratieactiviteiten, trainingen, workshops en ondernemerscoaching door landbouwondernemers zijn niet subsidiabel.

 

Actieplan Bodem en Water

Het Actieplan stelt zich tot doel om – door gezamenlijke inzet – het perspectief op een duurzame landbouw voor de langere termijn in Flevoland te versterken. Belangrijke basisvoorwaarden daarvoor zijn een goed functionerende bodem (structuur, vruchtbaarheid en bodemgezondheid) die in staat is om water en voedingsstoffen op maat te leveren en kan bijdragen aan de weerbaarheid van gewassen. Een bijkomstigheid is dat er ruimte ontstaat voor waterberging en dat de waterkwaliteit in het oppervlakte water verbetert door geringere af- en uitspoeling, hetgeen een stimulerend effect heeft op de biodiversiteit in de sloten.

 

Het programma werkt aan bewustwording door stimuleren van kennisdeling, demonstratie en het uitnodigen van ondernemers om initiatieven en maatregelen te nemen voor duurzaam bodemgebruik en schoon en voldoende water. Hierbij is een belangrijk doel van het actieplan – bijvoorbeeld via de kennis van koplopers - de ondernemers in het peloton te bereiken. Dat vraagt dat alle partijen die ondernemers ontmoeten (zoals toeleverende en afnemende partijen) mee willen doen in deze bewustwording en activering van de ondernemers.

 

Samengevat gaat het vanuit het ABW om een drietal typen activiteiten:

- Verspreiding van kennis

- Demonstratie van ontwikkelde kennis (nieuwe werkwijzes uitproberen)

- Samenwerken tussen ondernemers (faciliteren).

 

Meer informatie over het ABW vindt u via deze link: http://bodemenwaterflevoland.nl/

 

Procescriteria Actieplan Bodem en Water

Van meerdere maatregelen weten we dat ze werken voor een beter bodem- en waterbeheer, de voorlopers passen het toe, maar hoe komen we verder naar iedere ondernemer? Hierbij wil het ABW vraaggestuurd werken omdat op het moment dat het eigenaarschap van de activiteiten meer bij de ondernemers ligt, er meer kans is dat het resultaat is geborgd bij ondernemers.

 

Binnen het ABW programma worden dan ook de volgende ABW procescriteria gehanteerd:

• Van koploper naar peloton (uitzonderingen daargelaten), m.a.w. het is belangrijk om een grote groep te bereiken en daar actie te genereren met behulp van bestaande praktijkkennis.

• Initiatief bij de ondernemer, het is belangrijk dat boeren zelf initiatief nemen (in welke vorm dan ook), dat zij gemotiveerd zijn kennis toe te passen en dat duidelijk wordt hoe de kennis en de toepassing voor de lange termijn is geborgd, ook na afloop van de activiteit.

• Van bodem naar water, Een integrale aanpak (beter en meer water via bewust bodemgebruik) biedt de beste lange termijn borging.

 

Deze procescriteria vanuit het ABW staan ook aan de basis van een aantal selectiecriteria voor de tendering zoals opgenomen in artikel 9.

 

Vanuit het ABW wordt met voorkeur gewerkt aan integrale projecten. Dat wil zeggen die integraal de doelen van bodem en water kunnen dienen, maar ook mogelijk bijdragen aan andere doelen zoals biodiversiteit en kwaliteit leefomgeving. Bij doelen aan biodiversiteit valt te denken aan voldoende soorten insecten zoals vlinders, bijen en libellen, reptielen en kleine zoogdieren en vogels binnen het landelijk agrarisch gebied en functionele agrarische biodiversiteit.

 

Duurzaam bodemgebruik en accent bodemstructuur

Het stimuleren van toepassing van duurzaam bodembeheer als structureel onderdeel van de bedrijfsvoering om daarmee het landbouwkundig gebruik, de bodemconditie en tevens het watersysteem te verbeteren is de sleutel. De ondernemers onderkennen ook het belang van een goed functionerende bodem voor hun bedrijven. En daarom zet het Actieplan Bodem en Water in op vergroting van de kennis over bodem (bodem bewustzijn) en stimuleert zij maatregelen voor goed bodembeheer.

 

Uit een aantal recente onderzoeken over de stand van de kwaliteit van de bodem blijkt dat bodemstructuur een belangrijke sturende factor is voor de situatie van de Flevolandse bodem: De landbouwkundige opbrengsten blijven achter bij hun verwachting. Gronden worden moeilijker bewerkbaar. De onderzoeksresultaten geven aan in welke richting de oorzaken moeten worden gezocht. Niet bij de organische stofgehaltes, wel bij bodemstructuur met o.a. bodemverdichting, bodemleven èn bouwplannen. Zo is het knelpunt verdichting bevestigd; het aandeel verdichting wordt in Flevoland op 20% geschat met alle negatieve bijbehorende effecten voor zowel opbrengst, bewerkbaarheid en afspoeling en reductie waterbergend vermogen. Voorkomen van verslechtering van de bodemstructuur en het bodemleven is vele male beter dan herstellen.

 

Vandaar het accent binnen deze openstelling op behoud en verbetering van de bodemstructuur (inclusief bodemleven) in brede zin. Echter ook andere projecten die zich bezighouden met goed bodembeheer (met een (in)directe relatie met goed waterbeheer) in het algemeen (met een brede invulling zoals nieuwe grondbewerkingen, experimenteren met groenbemesters) komen in aanmerking voor subsidie. Zeker indien deze projecten integraal bijdragen aan de doelen van het ABW.

 

Waterbeheerplan 2016-2020

Gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater vormen een hardnekkig probleem. Gebruik van deze middelen in de landbouw verhoogt de gewasopbrengst, tegelijk accepteren kritische consumenten steeds minder residuen op groente en fruit. Nog niet overal in Flevoland wordt voldaan de Europese waterkwaliteitsnormen. Omdat het waterschap dit niet alleen voor elkaar krijgt, heeft het waterschap de afgelopen tijd samen opgetrokken met andere partijen. Nog steeds pakt het waterschap wetsovertreders stevig aan en de sector is zelf ook overtuigd dat actie nodig is. Zo verwaait er dankzij verbeterde technologie tegenwoordig minder vloeistof tijdens het spuiten. In voorbeeldprojecten is het gunstige effect van spuitvrije akkerranden en schoon werken op het eigen agrarisch erf gedemonstreerd. Deze succesvolle initiatieven krijgen de komende jaren een vervolg in het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer – binnen Flevoland is het Actieplan Bodem en Water de gebiedspecifieke invulling hiervan -, waar het waterschap aan meewerkt. Belangrijk winstpunt uit de afgelopen periode is dat boeren en leveranciers dat óók doen, met evenveel enthousiasme. Samen moet het mogelijk zijn om de emissies naar oppervlaktewater fors te verminderen, uiteindelijk tot nagenoeg nul.

 

Erf- en perceelemissies

Op dit moment is het voorkomen van erfemissie van gewasbeschermingsmiddelen in Flevoland een grote opgave (in relatie tot de waterkwaliteit en daarin optredende normoverschrijdingen binnen Flevoland) voor de bollenteelt, akkerbouw en glastuinbouw. De prioriteit ligt hierbij gezien de Flevolandse situatie bij projecten gericht op de erfemissiebeperking voor de bollenteelt. Echter projecten die zich richten op andere sectoren leveren ook een bijdrage aan de doelstellingen, dus er is geen sprake van uitsluiting van andere teelten. De doelstelling die LTO zichzelf heeft opgelegd is 50% reductie van het aantal normoverschrijdingen door gewasbeschermingsmiddelen in 2018 t.o.v. het referentiejaar en 80% in 2021. Alle projecten die bijdragen aan deze doelstellingen en vallen binnen de drie procescriteria van het ABW, komen in principe in aanmerking voor subsidie daar waar het gaat om kennisoverdracht.

 

In het Waterbeheerplan wordt ook onderkend dat klimaatverandering leidt tot meer oppervlakkige afspoeling van gewasbeschermingsmiddelen en nutriënten door de toename van het aantal en de heftigheid van buien; naar verwachting nemen de concentraties daardoor verder toe. Uitvoeren van maatregelen uit het Actieplan Bodem en Water draagt bij aan het verduurzamen van de landbouw in Flevoland.

 

Ervaringen leert dat teeltspecifieke aanpak (akkerbouw -waaronder aardappelteelt, suikerbieten, uien-, bollenteelt, glastuinbouw, veeteelt en fruiteelt) gewenst is in verband met toepasbaarheid, doelmatigheid en daarmee effectiviteit.

 

Artikel 4: Aanvrager

Bij een aanvraag dient een curriculum vitae van de uitvoerders van de acties te worden overgelegd met informatie over (bij)scholing en ervaring, waaruit blijkt dat er voldoende bekwaamheid is om de activiteiten succesvol uit te voeren. Daarnaast kan een beoordelende instantie, in geval van twijfel, ook referenties opvragen en navraag doen of de kennisaanbieder de competenties bezit om de kennisoverdrachtsacties van de aanvraag succesvol te laten verlopen (bijvoorbeeld navraag over ervaringen van landbouwers met vergelijkbare kennisoverdrachtsacties door de desbetreffende kennisaanbieder in het verleden).

 

Artikel 8: Hoogte subsidie

De regeling voorziet in 80% tegemoetkoming in de kosten voor de uitvoering van een project gericht op de thema’s overeenkomstig artikel 3 lid 2 a en b.

 

In het geval van projecten onder artikel 3, lid 1 a, draagt de Europese Unie 50% van de subsidie bij en het Waterschap Zuiderzeeland de overige 50%.

Schematisch ziet de financiering van een project van € 40.000,-- subsidiabele projectkosten onder artikel 3, lid 1 a bij een gehanteerd subsidiepercentage van 80% er als volgt uit:

o Bijdrage Europa € 16.000,--

o Bijdrage Waterschap Zuiderzeeland € 16.000,--

o Bijdrage aanvrager € 8.000,--

 

In het geval van projecten onder artikel 3, lid 1 b, draagt de Europese Unie 50% van de subsidie bij en de provincie Flevoland de overige 50%.

 

Schematisch ziet de financiering van een project van € 40.000,-- subsidiabele projectkosten onder artikel 3, lid 1 b bij een gehanteerd subsidiepercentage van 80% er als volgt uit:

o Bijdrage Europa € 16.000,--

o Bijdrage provincie Flevoland € 16.000,--

o Bijdrage aanvrager € 8.000,--

 

Er geldt een maximale subsidiehoogte van € 40.000,-- voor projecten overeenkomstig artikel 3 lid 1 a en er geldt een maximale subsidiehoogte van € 110.000,-- voor projecten overeenkomstig artikel 3 lid 1 b.

 

Geen subsidie wordt verstrekt indien de subsidiabele kosten lager zijn dan € 25.000,-- (ofwel de subsidie bedraagt minimaal € 20.000,--).

 

Artikel 9: Selectiecriteria

Tendersystematiek algemeen In de openstelling is precies aangegeven welke termijn voor de indiening van aanvragen wordt gehanteerd. De start- en einddatum worden hierbij strikt in acht genomen. Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld en in een bepaalde rangorde op een lijst geplaatst. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat door de adviescommissie aan het project is toegekend. Voor elk project geldt dat een minimum aantal punten dient te worden behaald. Het doel van deze systematiek is om van alle ingediende projecten de beste projecten uit het totaalaanbod te selecteren. De consequentie hiervan kan zijn dat de mogelijkheid dat, indien de afzonderlijke subsidieplafonds zijn bereikt de projecten met de lagere scores geen subsidie ontvangen.

 

De systematiek staat niet toe dat na sluiting van de indieningstermijn de aanvragen alsnog worden gewijzigd.

 

Toelichting selectiecriterium 9a Bijdrage aan de doelen

In het artikel 9a zijn de twee hoofddoelen (onderwerpen) van deze openstelling qua puntentoekenning nader uitgewerkt. Voor achtergrond van deze doelen verwijzen we naar de algemene toelichting van artikel 2 waarin onder andere het ABW en het Waterbeheerplan 2016-2020 nader zijn toegelicht.

 

Toelichting selectiecriterium 9b Breed en praktisch toepasbare kennis binnen Flevolandse landbouw;

Van belang is dat de kennis praktisch toepasbaar dan wel toegesneden is op de situatie in Flevoland. Hierbij spelen zaken als: in hoeverre gaat het idee in op de behoefte van het gebied en sluit het aan op de Flevolandse praktijk en ontwikkelingen? In welke mate is het project breed en direct toepasbaar in de praktijk? Kan het project een voorbeeldfunctie vervullen voor anderen, zodat zij aan de slag gaan? De projecten richten zich niet op koplopers maar op brede toepassing bij agrarische ondernemers. Om dit te bewerkstelligen is het belangrijk om een grote groep dan wel groot deel van de doelgroep te bereiken en daar actie te genereren met behulp van o.a. bestaande praktijkkennis en nieuwe toepassingen. Doel is het uitdagen van de deelnemers om de geleerde kennis daadwerkelijk blijvend toe te gaan passen (van koploper naar peloton).

Toelichting selectiecriterium 9c Kwaliteit kennisaanbieder

De aanbieder moet aantoonbaar gekwalificeerd zijn voor het uitvoeren van het project. Als daaraan is voldaan, kan de aanbieder – gelet op kennis, ervaring en netwerk van de docenten - in staat zijn de kennis over te brengen. De mate waarin de door de aanvrager in te zetten personen voldoende gekwalificeerd zijn voor het uitvoeren van het project blijkt o.a. uit CV’s en de opdrachtenlijsten, ook wel trackrecord genoemd in onderhavig selectiecriterium. Naast kennis van erf- en perceelemmissies en/of Flevolandse bodem is ervaring in Flevoland of andere vergelijkbare gebieden zoals polders en kleigebieden een pre. Daarnaast wordt er beoordeeld of de personen ervaring hebben met voorlichten, coachen en motiveren van ondernemers op het gebied van erf- en perceelemissies gewasbeschermingsmiddelen en de Flevolandse bodem en bijbehorende context.

 

Toelichting selectiecriterium 9d Kosteneffectiviteit;

Hoe staat de projectbegroting in relatie tot de geplande uitvoeringskosten en doelbereik van het project. Minder punten worden gegeven aan projecten waarbij de kosten (input) hoog zijn en de beoogde resulaten (prestaties) mager zijn.

Toelichting selectiecriterium 9e Bijdrage agrarische doelgroep aan activiteiten; De bijdrage en betrokkenheid van lokale agrarische ondernemers kan tot uiting komen in de eigen bijdrage van de deelnemende agrariërs in de totale projectkosten in de vorm van euro’s, eigen uren of materieel en/of door de mate van directe betrokkenheid van landbouwers uit Flevoland bij de ontwikkeling van het projectinitiatief. Gezien het belang van de gewenste transitie is het belangrijk dat het project, met de werkwijze en de communicatie, gericht is op het activeren van de agrarische ondernemer zelf. Het gaat dus niet alleen om de betrokkenheid van de agrarische ondernemers tijdens het project, maar ook na afloop dat de betrokkenheid resulteert in activering van de agrarische ondernemer zelf en daarmee toepassing van de kennis.

 

Toelichting selectiecriterium 9f Kwaliteit projectplan;

Een andere belangrijke factor die de kans op een succesvolle kennisoverdrachtsactie bepaalt is de kwaliteit van het projectplan: hoe realistisch is het plan, zijn relevante partijen bij de ontwikkeling van de kennisoverdrachtsactie betrokken, kent het project een realistische planning, opzet en begroting, zijn risico’s geïdentificeerd en gereduceerd.

De kwaliteit van het projectplan moet in ieder geval voldoen aan:

- Een heldere presentatie van de doelstellingen en de beoogde (project)resultaten (inclusief borging van de resultaten en beoogde effecten bij het werkveld).

- Een duidelijke beschrijving van de aanpak inclusief werkwijze, begroting, planning en organisatie van het project en de projectactiviteiten in relatie tot de beoogde resultaten

- Een realistisch en uitvoerbare aanpak inclusief uitwerking van randvoorwaarden.

- Een heldere beschrijving van de mogelijke risico’s in de uitvoering en de mogelijkheden deze te voorkomen of te beperken.

 

Wegingsfactoren selectiecriteria:

Selectiecriterium 9a heeft een weging van 2;

Selectiecriterium 9b heeft een weging van 3;

Selectiecriterium 9c heeft een weging van 2;

Selectiecriterium 9d heeft een weging van 1;

Selectiecriterium 9e heeft een weging van 3;

Selectiecriterium 9f heeft een weging van 3.

 

Adviescommissie

Gedeputeerde Staten stellen een adviescommissie in voor de beoordeling van de projecten. De adviescommissie stelt een prioriteitenlijst op door middel van een rangschikking door het toekennen van punten aan de hand van in artikel 9 genoemde wegings- en selectiecriteria. Deze commissie zal worden samengesteld uit ambtenaren met kennis van erf-en perceelemissies, duurzaam bodemgebruik en kennisoverdracht. Dit moet een onafhankelijke, gelijke en transparante behandeling van de aanvragen garanderen.

Artikel 11: Weigeringsgronden

In artikel 11 is bepaald dat subsidie mede geweigerd wordt indien de aanvraag bij de weging op de selectiecriteria van artikel 9b t/m 9f minder dan 55% (afgerond) van het maximaal te behalen aantal punten scoort. Aanvragen moeten dus minstens 26 van de in totaal 48 punten behalen bij selectiecriteria 9b t/m 9f.

 

Indien het project zich richt op het onderwerp overeenkomstig artikel 3, lid 1 a, dan dient de aanvraag minimaal 14 punten (inclusief weging) van de in totaal 20 punten te behalen bij selectiecriterium 9a, sub a1. Indien het project zich richt op het onderwerp overeenkomstig artikel 3, lid 1 b, dan dient de aanvraag minimaal 16 punten (inclusief weging) van de in totaal 20 punten te behalen bij selectiecriterium 9a, sub a2.