Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Saba

Monumenteneilandsverordening Saba 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSaba
OrganisatietypeCaribisch openbaar lichaam
Officiële naam regelingMonumenteneilandsverordening Saba 2010
CiteertitelMonumenteneilandsverordening Saba 2010
Vastgesteld doorEilandsraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vastgesteld en in werking getreden vóór 10-10-2010, maar op grond van artikel 7 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Positieve lijst regelgeving Eilandsraad Saba (AB 2010, no. 6) tevens vastgesteld voor het openbaar lichaam Saba en derhalve met ingang van 10-10-2010 in het openbaar lichaam Saba van toepassing.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Eilandsbesluit houdende algemene maatregelen inzake het vaststellen van het actuele regelingenbestand van het eilandgebied en toekomstig openbaar lichaam Saba voor zover het haar bevoegdheid betreft

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010Bestendiging eilandsregeling in het openbaar lichaam

26-08-2010

A.B. 2010, no. 6

Onbekend
28-08-201010-10-2010nieuwe regeling

26-08-2010

A.B. 2010, no. 4

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Monumenteneilandsverordening Saba 2010

 

 

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    College: het Bestuurscollege van het Eilandgebied Saba;

  • b.

    Monument: een roerende of onroerende zaak, van tenminste vijftig jaar oud, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn kunstwaarde, zijn betekenis voor de wetenschap, de geschiedenis van het land of zijn volkskundige waarde, met inbegrip van archeologisch erfgoed;

  • c.

    Stads- of dorpsgezicht: een groep van onroerende zaken, hieronder begrepen bomen, wegen, straten en pleinen, die met een of meer tot een groep behorende monumenten een beeld vormen, dat van algemeen belang is wegens de schoonheid of de karakter van het geheel;

  • d.

    Beschermd monument: een monument welke is ingeschreven in de krachtens deze verordening ingestelde register;

  • e.

    Beschermd stads- of dorpsgezicht: een stads- of dorpsgezicht welke is in geschreven in de krachtens deze verordening ingestelde register;

  • f.

    Archeologisch erfgoed: bouwwerken, voorwerpen of resten die zelfstandig of gezamenlijk, en al dan niet in de context van de vindplaats, duiden op menselijke activiteiten die in het verleden hebben plaatsgevonden, doch in elk geval langer dan vijftig jaar geleden;

  • g.

    Monumentenraad: de monumentenraad, als bedoeld in artikel 3 eerste lid;

  • h.

    Belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit krachtens de Monumentenlandsverordening 1989, dan wel deze verordening, is betrokken. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen alsmede gezien hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

Artikel 2

Het college brengt, na advies van de monumentenraad te hebben ingewonnen, ten minste éénmaal per jaar, aan de eilandsraad verslag uit van de aanwezigheid van monumenten en stads- en dorpsgezichten alsmede van de toestand waarin de beschermde monumenten en de beschermde stads- en dorpsgezichten zich bevinden.

HOOFDSTUK II MONUMENTENRAAD SABA

Artikel 3
  • 1.

    Er is een monumentenraad. Het college benoemt de leden. De leden dienen ofwel deskundig te zijn op het gebied van de monumentenzorg, dan wel van de bouwkunde, de stedenbouwkunde, de kunst, de geschiedenis van eiland en volk van Saba, het oudheidkundige bodemonderzoek, het toerisme of de financiële dan wel de juridische aspecten van de monumentenzorg.

  • 2.

    De monumentenraad heeft tot taak het college en de eilandsraad, op verzoek of uit eigen beweging, te adviseren over de toepassing van de Monumentenlandsverordening 1989, over de werking van de eilandelijke monumentenverordening, over het eilandelijke monumentenbeleid en de aanwijzing van nieuwe monumenten.

  • 3.

    Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden de inrichting en de werkwijze van de monumentenraad geregeld.

HOOFDSTUK III BESCHERMDE MONUMENTEN

§ 1 Aanwijzing tot beschermd monument

Artikel 4
  • 1.

    Monumenten kunnen al dan niet op verzoek van een belanghebbende door het college worden aangewezen tot beschermd monument.

  • 2.

    Alvorens een beslissing te nemen wint het college het advies in van de monumentenraad. In zijn advies motiveert de monumentenraad in ieder geval of een monument al dan niet van algemeen belang is als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, om te worden aangewezen tot beschermd monument.

  • 3.

    Een besluit tot aanwijzing wordt met redenen omkleed en vermeldt in ieder geval de monumentale waarde van de zaak en op grond van welk algemeen belang of welke algemene belangen, is besloten de zaak tot beschermd monument aan te wijzen.

  • 4.

    Het college neemt op een verzoek tot aanwijzen van een monument tot een beschermd monument binnen een termijn van zes maanden een besluit.

Artikel 5
  • 1.

    Een besluit tot aanwijzing wordt zo spoedig mogelijk door het college schriftelijk aangetekend ter kennis gebracht van de eigenaren en van de rechthebbenden met een beperkt zakelijk recht terzake van het betreffende monument, alsmede van de verzoeker, indien om aanwijzing is verzocht. Bij onroerende monumenten geschiedt de kennisgeving voor zoveel mogelijk aan degenen, die als zodanig in de openbare registers staan vermeld.

  • 2.

    Het besluit tot aanwijzing wordt tevens zo spoedig mogelijk door het college ter algemene kennis gebracht op de voor publicatie van officiële mededelingen gebruikelijke wijze.

  • 3.

    Het besluit ligt gedurende dertig dagen voor een ieder ter inzage op een kantoor van het bestuur van het eilandgebied.

Artikel 6
  • 1.

    Tot uiterlijk zes weken na die der schriftelijke kennisgeving ingevolge artikel 5, eerste lid kan ieder der eigenaren of zakelijk gerechtigden tot het betreffende monument en, indien om aanwijzing is verzocht, de verzoeker, een beroepschrift, houdende een uiteenzetting van zijn grieven tegen het besluit tot aanwijzing als monument, bij het college indienen. Als de dag van indiening geldt de datum van de ontvangststempel, dat op het beroepschrift wordt geplaatst.

  • 2.

    Tot 6 weken na aanvang van de in artikel 5, derde lid genoemde termijn kunnen belanghebbenden, die geen kennisgeving als bedoeld in het eerste lid hebben ontvangen, een beroepschrift, houdende een uiteenzetting van hun grieven tegen het besluit tot aanwijzing als monument, bij het college indienen. Als de dag van de indiening geldt de datum van de ontvangststempel, dat op het beroepschrift wordt geplaatst.

  • 3.

    Alvorens op een beroepschrift te beslissen wint het college binnen een maand na ontvangst van het beroepschrift schriftelijk advies in aangaande het beroepschrift van de Monumentenraad.

  • 4.

    Alvorens op het beroepschrift te beslissen hoort het college de indiener van het beroepschrift.

  • 5.

    Het college beslist binnen drie maanden na de dag van ontvangst op het beroepschrift. De beslissing wordt met redenen omkleed en schriftelijk ter kennis gebracht van de indiener van het beroepschrift, alsmede van de eigenaren en/of zakelijk gerechtigden van het betreffende monument en tevens, indien om aanwijzing is verzocht ook schriftelijk ter kennis van de verzoeker gebracht. Indien binnen voornoemde termijn van drie maanden geen beslissing is genomen, wordt de beschikking tot aanwijzing beschouwd te zijn vernietigd.

  • 6.

    Het bepaalde in het vijfde lid laat onverlet de bevoegdheid van het college om opnieuw tot aanwijzing van het betreffende monument over te gaan alsmede een verzoek tot aanwijzing te behandelen aangaande hetzelfde monument.

  • 7.

    De termijn bedoeld in het vijfde lid kan door het college worden verlengd voor ten hoogste vier weken, hiervan wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de indiener van het beroepschrift.

  • 8.

    Verder uistel is mogelijk voor zover de indiener van het beroepschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of ermee instemmen.

§ 2 Register van beschermde monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten

Artikel 7
  • 1.

    Het college houdt van beschermde monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten een openbaar register aan. In het register schrijft het college de monumenten en stads- en dorpsgezichten in, die tot beschermd monument en beschermde stads- en dorpsgezichten zijn aangewezen. Hierbij wordt vermeld, met redenen omkleed, de monumentale waarde van het monument en het algemene belang of de algemene belangen op grond waarvan tot bescherming van de monumentale waarde is besloten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen roerende en onroerende monumenten. De inschrijving geschiedt, nadat de periode van ter inzagenlegging van het besluit van aanwijzing is verstreken.

  • 2.

    De inrichting en het beheer van het in het eerste lid bedoelde register worden geregeld bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen. Het register berust onder het bestuurscollege en ligt voor een ieder ter inzage op een kantoor van het eilandgebied. Een ieder kan zich aldaar op zijn kosten afschriften doen laten verstrekken.

Artikel 8
  • 1.

    Het college geeft, indien het een onroerend goed betreft, binnen veertien dagen na de inschrijving van een beschermd monument in het register, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, daarvan door middel van een afschrift kennis aan de hypotheekbewaarder.

  • 2.

    Het college is bevoegd, ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende, in het register wijzigingen te doen aanbrengen of beschermde monumenten, na de monumentenraad te hebben gehoord, van het register af te voeren. Het eerste lid is hierop van overeenkomstige toepassing, alsmede de artikelen 4 en 5 van deze verordening, tenzij de wijzigingen in het register geen veranderingen in de mate van bescherming te weeg zullen brengen of van ondergeschikte aard zijn en de monumentale waarde van het beschermde monument niet aantasten.

§ 3 Afbraak zonder herstel

Artikel 9
  • 1.

    Indien een vergunning wordt aangevraagd om een beschermd monument zonder herstel geheel of gedeeltelijk af te breken, vraagt het college de monumentenraad zo spoedig mogelijk, althans binnen 4 weken na ontvangst van de vergunningsaanvraag om advies.

  • 2.

    Het college maakt het verzoek, alsmede zijn besluit terstond bekend op de in artikel 5, tweede lid, aangegeven wijze.

  • 3.

    Van een vergunning om een beschermd monument zonder herstel geheel of gedeeltelijk af te breken, kan pas gebruik worden gemaakt na verloop van dertig dagen nadat zij is verleend.

Artikel 10
  • 1.

    Een besluit tot het verlenen van een vergunning als bedoelt in artikel 5, tweede lid, en artikel 7, eerste lid van de Monumentenlandsverordening 1989, wordt met redenen omkleed.

  • 2.

    Een vergunning kan worden verleend voor een bepaalde tijd.

  • 3.

    Het college kan aan een vergunning voorwaarden verbinden in het belang van de monumentenzorg.

Artikel 11
  • 1.

    Het college kan een verleende vergunning bij een met redenen omkleed besluit geheel of gedeeltelijk intrekken indien blijkt dat;

    • a.

      de vergunning tengevolge van onjuiste of onvolledige gegevens is verleend;

    • b.

      de vergunninghouder de aan de vergunning verbonden voorschriften niet naleeft of anderszins misbruik maakt van de vergunning;

    • c.

      de vergunninghouder op ondeskundige wijze graafwerk ter opsporing of ter onderzoeking van monumenten verricht dan wel op ondeskundige wijze herstelwerkzaamheden aan een beschermd monument verricht;

    • d.

      sinds het tijdstip van de vergunningverlening de omstandigheden aan de zijde van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd dat, na afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid tot het oordeel moet worden gekomen dat, ter bescherming van de belangen van het beschermde monument, de vergunning niet langer in stand kan blijven.

  • 2.

    Het college neemt geen beslissing als bedoeld in het eerste lid, alvorende de vergunninghouder gehoord, althans behoorlijk opgeroepen te hebben. De beslissing wordt terstond schriftelijk ter kennis van de vergunninghouder gebracht.

Artikel 12
  • 1.

    Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

  • 2.

    Indien een beschermd monument eigendom is van een kerkgenootschap of van een godsdienstige gemeenschap en uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, neemt het college geen besluit als bedoeld in artikel 10, eerste lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, voorzover het een besluit betreft, waarbij de wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het geding zijn.

§ 4 Bouwvallige beschermde monumenten, muren of erfafscheidingen

Artikel 13

De eigenaar van beschermde monumenten of daartoe behorende muren of erfafscheidingen, die wegens het geheel of gedeeltelijke bouwvallige of verwaarloosde toestand dreigen in te storten of gevaar opleveren, is op een schriftelijk en met redenen omkleed besluit van het college verplicht er zorg voor te dragen dat binnen de daarbij gestelde termijn bedoelde beschermde monumenten of daartoe behorende muren of erfafscheidingen deugdelijk worden hersteld of versterkt.

HOOFDSTUK IV BESCHERMDE STADS- EN DORPSGEZICHTEN

Artikel 14
  • 1.

    Gehoord de monumentenraad, kan het college stads- en dorpsgezichten aanwijzen als beschermde stads- en dorpsgezichten en kunnen als zodanige aanwijzingen worden gewijzigd en ingetrokken.

  • 2.

    Het college brengt het besluit tot aanwijzing, intrekking of wijziging van een beschermd stads- of dorpsgezicht onmiddellijk ter kennis van de eilandsraad.

  • 3.

    De bekendmaking van de aanwijzing, intrekking, of wijziging van een beschermd stads- of dorpsgezicht geschiedt op de wijze als is omschreven in artikel 5.

  • 4.

    Bestemmingsvoorschriften die zijn opgenomen in een ontwikkelingsplan als bedoeld in de Eilandsverordening Ruimtelijke Ontwikkelingsplanning Saba, strekken mede tot bescherming van beschermde stads- en dorpsgezichten die zijn gelegen in het gebied waarop het ontwikkelingsplan betrekking heeft.

  • 5.

    Bij het besluit tot aanwijzing of wijziging van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre bestemmingsvoorschriften van geldende ontwikkelingsplannen mede strekken tot bescherming van beschermde stads- en dorpsgezichten.

Artikel 15
  • 1.

    In beschermde stads- of dorpsgezichten is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijzing van een schriftelijke vergunning aan het college.

  • 2.

    Aan een vergunning als bedoeld in het vorige lid, kunnen ter bescherming van het stads- en dorpsgezicht voorwaarden worden verbonden.

  • 3.

    Geen sloopvergunning is vereist voor het afbreken ingevolge een aanschrijving van het college.

HOOFDSTUK V VERGOEDINGEN

Artikel 16

Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gegeven over de gevallen waarin en de wijze waarop aan personen, als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de Monumentenlandsverordening 1989, een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud en herstel van beschermde monumenten kunnen worden toegekend.

Artikel 17

Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gegeven over de schadevergoeding die kan worden toegekend indien een beschermd roerend monument in bruikleen aan het college wordt overgedragen.

HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN

Artikel 18

Deze verordening wordt aangehaald als: Monumenteneilandsverordening Saba 2010.

Artikel 19

Deze verordening treedt in de werking met ingang van de dag volgende op de dag van afkondiging.