Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijmegen

Verordening inburgering (2010)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijmegen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening inburgering (2010)
CiteertitelVerordening inburgering
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpinburgering allochtonen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Inburgering, art. 8, art. 19, lid 5, art. 23, lid 3, art. 24a, lid 5, art. 24f, art. 35; Besluit inburgering, art. 4.27 lid 3

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-201025-09-2013Onbekend

24-02-2010

Gemeenteblad 2010/032

Raadsvoorstelnummer 26/2010

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening inburgering (2010)

De raad van de gemeente Nijmegen, bijeen in zijn openbare vergadering van 24 februari 2010.

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 februari 2010

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24a vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid van het Besluit inburgering;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen

enerzijds over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld, anderzijds over de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan de vrijwillige inburgeraar, de wijze waarop het college met de vrijwillige inburgeraar in overleg treedt om te komen tot een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, de informatieverstrekking aan de vrijwillige inburgeraar, de gevolgen van het niet nakoming van de overeenkomst en het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar alsmede over het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd en wie als enige partij of partijen met het inburgeringsbedrijf een overeenkomst met betrekking tot de inburgering van sluit;

 

Besluit:

vast te stellen de Verordening inburgering:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      inburgeraar: dit begrip omvat zowel inburgeringsplichtigen als vrijwillige inburgeraars;

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt, voor zover daarvan niet uitdrukkelijk is afgeweken.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeraars

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      het verstrekken van schriftelijk voorlichtingsmateriaal;

    • b.

      het inrichten van een gemeentelijk informatiepunt;

    • c.

      het geven van digitale informatie op de website van de gemeente Nijmegen.

  • 3.

    Het college beoordeelt tenminste eens in de 4 jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeraars en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1.

    Het college wijst de volgende groepen inburgeraars aan waaraan hij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden:

    • a.

      nieuwkomers;

    • b.

      oudkomers die een uitkering ontvangen op grond van één van de sociale zekerheidswetten of één van de sociale verzekeringswetten;

    • c.

      oudkomers die zelf geen inkomsten uit arbeid hebben, noch een uitkering ontvangen op grond van één van de sociale zekerheidswetten of één van de sociale verzekeringswetten;

    • d.

      werkende oud- en nieuwkomers;

    • e.

      geestelijke bedienaren;

    • f.

      nieuw- en oudkomers die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst Betreffende de Europese Economische ruimte of Zwitserland en rechtmatig in Nederland verblijft.

  • 2.

    Bij het aanwijzen van de doelgroepen zoals bedoeld in lid 1 hanteert het college de volgende voorrangscriteria. Voorrang hebben in ieder geval inburgeraars als bedoeld onder a tot en met e van het eerste lid,

    • a.

      die een redelijk perspectief op de arbeidsmarkt hebben;

    • b.

      die opvoedende taken hebben voor kinderen jonger dan 18 jaar.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

  • 1.

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, of de taalkennisvoorziening af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeraar.

  • 2.

    Indien de inburgeraar een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3.

    Een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten.

    • a.

      NT-2 onderwijs;

    • b.

      activiteiten gericht op arbeid of verwerving daarvan, zoals stages, regulier of gesubsidieerd betaalt werk, vrijwilligerswerk, bemiddeling naar arbeid, beroepsvaardigheden et cetera;

    • c.

      activiteiten gericht op een vervolgopleiding en/of voorbereiding daarop, zoals beroepsoriëntatie, taalstage, geïntegreerde trajecten et cetera;

    • d.

      activiteiten gericht op participatie en gezin, zoals vrijwilligerswerk, sociale vaardigheden, opvoedingsondersteuning, thuisstudie met behulp van computer, tv en radio, et cetera;

    • e.

      cursus kennis van de Nederlandse maatschappij;

    • f.

      sociaal activeringstraject voor niet-vluchtelingen.

  • 4.

    Het college kan de inburgeraar een inburgeringsvoorziening aanbieden die, afhankelijk van de capaciteiten van de inburgeraar, ofwel gericht is op het inburgeringsexamen ofwel op het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, bedoeld in artikel 7.3.1 eerste lid onderdeel c van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage bedoeld in de artikelen 23, tweede lid, en 24e, eerste lid, van de Wet en het vierde lid van artikel 13b van de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid wordt in beginsel betaald binnen 12 maanden na beëindiging van het inburgeringstraject.

  • 2.

    Indien de inburgeraar algemene bijstand ontvangt, verrekent het college, indien mogelijk, de eigen bijdrage met de algemene bijstand.

Artikel 5a Toekennen van een premie

  • 1.

    Indien de inburgeraar die een eigen bijdrage verschuldigd is, heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II dat deel uitmaakt van het door het college vastgestelde inburgeringstraject of het diploma heeft behaald van de door het college vastgestelde taalkennisvoorziening komt hij in aanmerking voor een premie ter hoogte van de eigen bijdrage.

  • 2.

    Het college kan een premie ter hoogte van de eigen bijdrage betalen aan de inburgeraar voor wie het college een inburgeringstraject heeft vastgesteld en die niet verwijtbaar niet heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, of voor wie het college een taalkennisvoorziening heeft vastgesteld en die niet verwijtbaar de vastgestelde taalkennisvoorziening niet heeft afgesloten met een diploma.

  • 3.

    Uitbetaling van de premie vindt plaats door verrekening met de te betalen eigen bijdrage als bedoeld in artikel 5.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid betaalt het college de premie aan de inburgeraar indien de inburgeraar de eigen bijdrage reeds betaald heeft.

  • 5.

    Het college kan bij de beschikking waarin een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening wordt vastgesteld voorwaarden stellen waaronder de premie wordt verstrekt.

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 6 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3.

    Bij het aanbod van een inburgeringstraject gelden dezelfde rechten als bij een re- integratietraject in die zin dat de inburgeraar recht heeft op een second opinion.

  • 4.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 4 weken na dagtekening van het aanbod het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 5.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 8 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

  • 6.

    Het eerste contact met de vrijwillige inburgeraar kan tot stand komen op uitnodiging van de gemeente, ofwel na melding door de vrijwillige inburgeraar.

  • 7.

    Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op vrijwillige inburgeraars aan wie een aanbod wordt gedaan als bedoeld in artikel 24a, eerste of tweede lid Wi,

  • 8.

    Het aanbod, als bedoeld in het eerste lid, aan de vrijwillige inburgeraar wordt vergezeld van een conceptovereenkomst in tweevoud.

  • 9.

    De vrijwillige inburgeraar laat binnen 2 weken na dagtekening van het aanbod mondeling of schriftelijk weten of hij het aanbod als dan niet accepteert,

  • 10.

    De vrijwillige inburgeraar die een aanbod accepteert, zendt binnen 4 weken na dagtekening van het aanbod de door hem ondertekende overeenkomst terug.

Artikel 6a Vaststellen identiteit vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar als bedoeld in artikel 24a van de wet vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 7 De inhoud van de beschikking of overeenkomst.

  • 1.

    Het besluit tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

    • b.

      een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

    • c.

      de datum waarop het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal moet zijn behaald;

    • d.

      de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage;

    • e.

      de voorwaarden voor aanspraak op een premie; en

    • f.

      ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid, onder a en b, is van overeenkomstige toepassing op de overeenkomst die het college met de vrijwillige inburgeraar sluit. In de overeenkomst worden daarnaast de gevolgen van niet nakoming van de overeenkomst vastgelegd.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking en een vrijwillige inburgeraar bij overeenkomst een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de consulent inburgering;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    overige verplichtingen die het bereiken van het doel van de inburgeringsvoorziening kunnen ondersteunen.

Artikel 9 Weigering aanbod

  • 1.

    De weigering van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening geschiedt schriftelijk.

  • 2.

    Het aanbod wordt bovendien geacht te zijn geweigerd, als de inburgeringsplichtige, ook na rappel:

    • a.

      niet verschijnt op een oproep in verband met het doen van een aanbod; of

    • b.

      niet binnen de gestelde termijn een exemplaar van de aanbiedingsbrief of een schriftelijke weigering van het aanbod retour heeft gezonden.

  • 3.

    Als een inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening weigert, stuurt het college de inburgeringsplichtige:

    • a.

      een besluit met de datum waarop het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal uiterlijk moet zijn behaald en de mogelijke consequenties van het niet-nakomen van deze verplichting;

    • b.

      informatie over de mogelijkheden die hem daarbij in de voorbereiding ter beschikking staan, inclusief de financiële aspecten.

  • 4.

    Het aanbod aan de vrijwillige inburgeraar wordt geacht te zijn geweigerd indien de vrijwillige inburgeraar de conceptovereenkomst niet binnen de termijn zoals bedoeld in artikel 6, achtste lid heeft teruggezonden.

HOOFDSTUK 4. PERSOONLIJK INBURGERINGSBUDGET

Artikel 10 Doelgroepen persoonlijk inburgeringsbudget.

 

  • 1.

    Op verzoek van de inburgeraar kan het college de inburgeringsvoorziening, de taalkennisvoorziening of de inburgeringscomponent van de gecombineerde voorziening bedoeld in de artikelen 20, eerste lid en 24b, eerste lid van de wet aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget aan inburgeraars die

    a.onderdelen van het inburgeringsexamen al beheersen en met een individueel traject sneller kunnen opgaan voor het inburgeringsexamen of het staatsexamen, of sneller een taalkennisvoorziening kunnen afronden;

  • b.heel specifieke wensen hebben ten aanzien van hun inburgeringsvoorziening en niet passen binnen het reguliere aanbod.

  • 2.

    Het college kan aan andere inburgeraars dan bedoeld onder a en b van het eerste lid een persoonlijk inburgeringsbudget aanbieden, indien daartoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat.

     

Artikel 11 Overeenkomst met inburgeringsbedrijf

Na goedkeuring door het college van het voorstel van de inburgeraar ter zake van inburgeringsbedrijf en inburgeringsprogramma, sluiten het college en de inburgeraar tezamen een overeenkomst met betrekking tot de inburgering met het inburgeringsbedrijf.

Hoofdstuk 5. De bestuurlijke boete

Artikel 12 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 125,- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal heeft behaald.

  • 4.

    De boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen in de overeenkomst, bedoeld in artikel 8, niet nakomt.

Artikel 13 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 12, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 125,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 12, tweede lid, bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal heeft behaald.

  • 4.

    De boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 12, vierde lid, bedraagt ten hoogste € 250,- indien de vrijwillige inburgeraar zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2010.

  • 2.

    De wijziging in artikel 3, eerste lid onder f, werkt terug tot en met 21 april 2009.

  • 3.

    De wijzigingen in artikel 5, eerste lid, 6, zesde, zevende, achtste, negende en tiende lid, in artikel 7, tweede lid, artikel 8, aanhef, artikel 9, vierde lid en hoofdstuk 4 werken terug tot en met 1 januari 2010.

Artikel 15 Overgangsrecht

Artikel 12, vierde lid, en artikel 13, vierde lid zijn niet van toepassing indien de inburgeringsvoorziening is aangeboden voor inwerkingtreding van de verordening als bedoeld in artikel 14 eerste lid.

Artikel 16 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening inburgering.

 

Algemene toelichting

De Wet inburgering (Wi) is op 1 januari 2007 in werking getreden en is in de plaats gekomen van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen. De Wi regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

Met ingang van 1 januari 2009 is de Wi gewijzigd (Staatsblad nr. 604 in 2008). Het gaat om de volgende wijzigingen:

  • a.

    Het college van burgemeester en wethouders krijgt de bevoegdheid om aan iedere inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 november 2007.

  • b.

    Het college krijgt de mogelijkheid om een inburgeringsprogramma aan te bieden dat gericht is op het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008.

  • c.

    Het college krijgt de bevoegdheid om in plaats van een inburgeringsvoorziening een taalkennisvoorziening aan te bieden aan een inburgeringsplichtige die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgt of gaat volgen. Deze wijziging werkt terug tot en met 1 september 2008.

  • d.

    De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen, zonder dat daar een procedure van aanbieden van een inburgeringsvoorziening door het college en aanvaarding daarvan door de inburgeringsplichtige aan vooraf hoeft te gaan. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening.

De gemeente Nijmegen maakt geen gebruik van de mogelijkheid genoemd onder d.

 

Met ingang van 19 december 2009 is de Wi opnieuw gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:

  • a.

    Het college van burgemeester en wethouders krijgt de bevoegdheid om aan vrijwillige inburgeraars een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Deze wijziging treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

  • b.

    De mogelijkheid van het college om een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB) aan te bieden aan inburgeraars wordt expliciet opgenomen in de Wi. Deze wijziging treedt in werking op 19 december 2009 voor verplichte inburgeraars en met ingang van 1 januari 2010 voor vrijwillige inburgeraars.

  • c.

    De handhavingstermijnen zijn geharmoniseerd: de inburgeringsplichtige dient het inburgeringsexamen te behalen binnen drieëneenhalf jaar. Deze wijziging treedt in werking met ingang van 19 december 2009.

  • d.

    De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat (bepaalde categorieën) vrijwillige inburgeraars geen, of een lagere, eigen bijdrage verschuldigd zijn. Deze wijziging treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

De gemeente Nijmegen maakt geen gebruik van de mogelijkheid genoemd onder d.

 

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

 

1. Doelstellingen gemeente Nijmegen
1. Burger en eigen verantwoordelijkheid

Grondbeginsel voor inburgering (en integratie) is de eigen verantwoordelijkheid van de burger.

2. De relatie tussen inburgering en integratie

De raad ziet inburgering als het beginpunt van integratie. Dit houdt in dat inburgering een onderdeel is van het integratiebeleid dat zich vooral richt op de speerpunten inburgering, onderwijs, arbeidstoeleiding en ontmoeting in de wijk om op die wijze de sociaal - economische achterstand van allochtonen op de terreinen van werk, scholing en wonen te bestrijden. Als lokale overheid spelen wij een cruciale rol bij het verbinden van inburgering en integratie en in het creëren van de condities waaronder inburgering mogelijk is.

3. Wij doen wat wij kunnen

1) Door een goede voorlichting willen wij aan potentiële inburgeraars - nieuw en oudkomers- duidelijkheid verschaffen over hun rechten en verplichtingen. Ook willen wij hiermee stimuleren dat de inburgeringsplichtigen/behoeftigen gaan deelnemen aan de inburgeringcursussen. Inburgering is immers een van de onderdelen waardoor ons integratiebeleid wordt ingevuld.

2) Wij gaan nieuwkomers, niet uitkeringsontvangers (met name gezinsvormers en herenigers), nadat zij centraal zijn aangemeld, gedurende 4 jaar volgen in hun inburgeringsresultaten (Coalitieakkoord 2006 - 2010).

3) Wij maken gebruik van de bevoegdheid die de Wi en de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid ons geeft om een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Dit, omdat hier sprake is van groepen die veelal in een achterstandssituatie verkeren en vaak niet in staat zijn hun eigen inburgering te organiseren. Wij rekenen het tot onze verantwoordelijkheid hen hierbij de nodige ondersteuning te verlenen.

4. Maatwerk is nodig

De doelstelling van inburgeringvoorziening is het dusdanig toerusten van de individuele inburgeraar met kennis van de Nederlandse taal en van de Nederlandse samenleving, dat hij/zij in staat is de eigen integratie vorm te geven al naar gelang het eigen doelperspectief (professioneel, sociaal-maatschappelijk of educatief). Maatwerk zien wij hierbij als een noodzakelijke voorwaarde om deze doelstelling te bereiken.

5. Combinatie van theorie en praktijk is de norm

Het resultaat dat met inburgering wordt nagestreefd is het verwerven van kennis van de Nederlandse taal en samenleving. Het effect dat wordt nagestreefd is toepassing van deze kennis en vaardigheden op de terreinen van onderwijs, opvoeding, arbeid en maatschappelijke participatie. Een goed inburgeringstraject omvat daarom altijd een combinatie van theorie en praktijk.

6. Sociale infrastructuur

De doelstelling van de door ons gefinancierde sociale infrastructuur ten behoeve van vluchtelingen en migranten moet zodanig zijn georganiseerd dat zij de belangen van deze groepen behartigt en maatschappelijke begeleiding biedt aan die migranten en vluchtelingen die daarop zijn aangewezen.

2. Taken op grond van de WI

De Wi geeft de gemeente de opdracht om de inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.

Daarnaast heeft de gemeente de taak aan inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijke beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeraars toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.

Ook moet de gemeente de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen en de verplichtingen die voor de vrijwillige inburgeraar voortvloeien uit de overeenkomst als bedoeld in artikel 7 handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeraars zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

3. Wat bij verordening te regelen?

In verband met deze taken draagt de Wi gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • a.

    de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeraars, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikelen 8 en 24f Wi);

  • b.

    met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen of taalkennisvoorziening en over de rechten en plichten van de inburgeraar voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, artikel 23, derde lid, artikel 24a vijfde lid en artikel 24f Wi);

  • c.

    het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 Wi);

  • d.

    de vaststelling van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar (artikel 24 f Wi);

  • e.

    facultatief: bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19, eerste lid, Wi). De gemeente Nijmegen kiest ervoor geen gebruik te maken van de mogelijkheid onder e.

    • -

      ad a. De artikelen 8 en artikel 24f Wi bepalen dat de raad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeraars. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de Wi en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

    • -

      ad b. Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeraar om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Voor een aantal bijzondere groepen biedt de wet extra faciliteiten.

De gemeente kan inburgeraars ondersteunen door een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden.

Aanvankelijk konden gemeenten uitsluitend een aanbod doen aan bepaalde categorieën inburgeringsplichtigen. Met ingang van 1 november 2007 kunnen gemeenten aan alle inburgeringsplichtigen een aanbod doen. Gemeenten zijn wel verplicht een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, Wi).

Met ingang van 1 januari 2010 is in de Wi opgenomen dat gemeenten ook aan vrijwillige inburgeraars een aanbod kunnen doen. Voorheen was dit geregeld in de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid.

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. De inburgeraar is een eigen bijdrage verschuldigd van € 270 voor de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, Wi).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, Wi).

De Wi draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • ·

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, en artikel 24a, vijfde lid onder a, Wi).

  • ·

    De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, en artikel 24a vijfde lid onder a Wi).

  • ·

    De vaststelling door het college van een assende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, en artikel 24a, vijfde lid onder b Wi).

  • ·

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, en artikel 24f Wi).

  • ad c.

    Artikel 35 Wi draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de Wi bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

     

Artikelsgewijze toelichting

NB1: In de Wet inburgering is het begrip "inburgeringsvoorziening" uitgebreid met "taalkennisvoorziening". In de hieronder staande toelichting worden beide begrippen waar mogelijk afzonderlijk genoemd. In een enkel geval wordt uit overweging van leesbaarheid het woord "voorziening" gehanteerd waarmee zowel inburgeringsvoorziening als taalkennisvoorziening wordt aangeduid

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeraars

Het college heeft als taak de inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat de gemeente vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepalen de artikelen 8 en 24f Wi dat de raad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. De raad kiest er voor om niet alleen kaders vast te stellen voor een adequate informatievoorziening door het college aan de inburgeraars. Er wordt ook vastgelegd welke middelen het college (in ieder geval) moet aanwenden om de informatievoorziening aan inburgeraars te organiseren. Daarbij worden in ieder geval de volgende middelen gebruikt:

  • a.

    het verstrekken van schriftelijk voorlichtingsmateriaal;

  • b.

    het inrichten van een gemeentelijk informatiepunt;

  • c.

    het geven van digitale informatie op de website van de gemeente Nijmegen.

Daarnaast zijn andere middelen mogelijk. Zo is het ook mogelijk dat allochtonen zelforganisaties hierin een rol krijgen toebedeeld

Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeraars. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad.

Het derde lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeraars. Om aan deze verplichting efficiënt te kunnen voldoen, wordt een informatieplan opgesteld waarvan de informatieverstrekking onderdeel is. Dit informatieplan wordt vervolgens door de raad getoetst waarbij eventuele verbeteringen kunnen worden opgenomen.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college kan aan alle inburgeraars een aanbod doen voor een inburgeringsvoorziening (artikelen 19, eerste lid, en 24a eerste lid Wi). Het college is echter verplicht een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren. De bevoegdheid van het college om aan vrijwillige inburgeraars een aanbod te doen was tot 1 januari 2010 gebaseerd op artikel 13b, eerste lid, Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid. Met ingang van 1 januari 2010 is deze bevoegdheid in de Wi opgenomen.

Op grond van de artikelen 19, vijfde lid, onderdeel a, en 24a vijfde lid onder a Wi moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeraars. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen aan welke groepen inburgeraars bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan worden aangeboden. Bovendien wordt in dit artikel vastgelegd binnen welke kaders het college tot zijn keuze van doelgroepen moet komen.

De raad kiest ervoor om in de verordening niet de criteria maar de gemeentelijke doelgroepen zelf te benoemen.

In het eerste lid van artikel 3 zijn de volgende klantgroepen opgenomen:

  • ·

    nieuwkomers

  • ·

    oudkomers die een uitkering ontvangen op grond van één van de sociale zekerheidswetten of één van de sociale verzekeringswetten

  • ·

    oudkomers die zelf geen inkomsten uit arbeid hebben, noch een uitkering ontvangen op grond van één van de sociale zekerheidswetten of één van de sociale verzekeringswetten

  • ·

    werkende oud- en nieuwkomers

  • ·

    geestelijke bedienaren

  • ·

    nieuw- en oudkomers die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst Betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland en rechtmatig in Nederland verblijft.

     

Dit artikel regelt dat de groepen die het college aanwijst bij voorrang een inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan inburgeraars die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen. Om te voorkomen dat inburgeraars die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kan aanbieden.

 

In het tweede lid van artikel 3 zijn de voorrangscriteria binnen de doelgroepen opgenomen. Binnen de doelgroepen hebben in ieder geval voorrang:

  • ·

    Inburgeraars uit alle klantgroepen die (naar verwachting) een redelijk perspectief op de arbeidsmarkt hebben. Door deze voorrang willen wij bereiken dat deze mensen zo snel mogelijk kunnen participeren op de arbeidsmarkt;

  • ·

    Inburgeraars met opvoedende taken voor kinderen jonger dan 18 jaar. Door deze voorrang willen wij bereiken dat opvoeders contacten kunnen onderhouden met school en andere instellingen waarmee de kinderen te maken hebben zodat zij in staat zijn hun kinderen te helpen bij problemen op school of elders.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikelen 19, vijfde lid, onderdeel b, en 24a, vijfde lid onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeraar die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • ·

    De kennis van de inburgeraar van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • ·

    De maatschappelijke rol die de inburgeraar vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • ·

    De persoonlijke situatie van de inburgeraar. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeraar moet vervullen.

     

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. De gemeente heeft dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeraars die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is, zo blijkt uit de artikelen 19, vierde lid, en 24a, vierde lid Wi, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeraar niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeraar die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet én die verplicht is om arbeid te verkrijgen/te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, en artikel 24 b Wi). Indien in deze specifieke situatie geen re-integratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, en artikel 24 b tweede lid Wi). Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikelen 21 en 24c Wi).

 

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikelen 19, derde lid, en 24a derde lid Wi).

 

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeraars kan aanbieden, kan worden gedacht aan monitoring al dan niet gecombineerd met (voortgangs-)gesprekken. Ook kan worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage maar ook aan een taalstage, geïntegreerde trajecten zoals vrijwilligerswerk, sociale vaardigheden, opvoedingsondersteuning, thuisstudie met behulp van computer, tv en radio, e.d.

 

Monitoring en het houden van (handhavings)gesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeraars die geen inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.

 

Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage. De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (de Uitvoeringsregeling) en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikelen 23, tweede lid, en 24e, eerste en derde lid Wi en artikel 13b onder 4 van de Uitvoeringsregeling). Een vrijwillige inburgeraar die op last van het college, dan wel het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de desbetreffende eigenrisicodrager of de desbetreffende overheidswerkgever een gecombineerde inburgeringsvoorziening dient te volgen, is geen eigen bijdrage in de zin van artikelen 23 tweede lid en 24e eerste lid van de wet verschuldigd.

 

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeraar dit bedrag in beginsel binnen 12 maanden na beëindiging van het inburgeringstraject dient te betalen.

Er is voor gekozen om de betalingsverplichting aan te laten vangen na beëindiging van het inburgeringstraject, om het zo mogelijk te maken de eigen bijdrage te verrekenen met een eventuele premie bedoeld in artikel 5a. Indien de inburgeraar niet voor de premie in aanmerking komt, dient hij de eigen bijdrage binnen de termijn van artikel 5 eerste lid te voldoen.

Artikel 24, eerste lid, Wi maakt het bij inburgeraars die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering.

 

Als de inburgeraar een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

Artikel 5a Toekennen van een premie

De gemeente Nijmegen heeft ervoor gekozen een premie ter hoogte van de eigen bijdrage toe te kennen aan inburgeraars die deel hebben genomen aan het inburgeringsexamen of, als voor hen een taalkennisvoorziening was vastgesteld, het Mbo diploma hebben behaald. Op deze wijze wordt gepoogd een financiële prikkel te geven aan inburgeraars om het inburgeringsprogramma of de taalkennisvoorziening helemaal te doorlopen en niet voortijdig te beëindigen, teneinde hen zo goed mogelijk te laten inburgeren. Inburgeraars die geen eigen bijdrage verschuldigd zijn komen niet in aanmerking voor een premie omdat zij dan bevoordeeld zouden worden ten opzichte van de andere inburgeraars (artikel 5a eerste lid).

 

Het college heeft de bevoegdheid een premie toe te kennen als niet aan de voorwaarden van het eerste lid is voldaan, maar dit niet te verwijten is aan de inburgeraar (artikel 5a tweede lid). Gedacht moet worden aan de situatie waarin een inburgeraar vrijwel het gehele inburgeringsprogramma heeft doorlopen, maar om redenen die hem niet verweten kunnen worden geen deel heeft genomen aan het examen. Het doel van de premie kan in deze situatie geacht worden wel te zijn behaald.

 

Uitbetaling van de premie vindt uitsluitend plaats door verrekening met de verschuldigde eigen bijdrage, ten zij dit niet meer mogelijk is omdat de inburgeraar de eigen bijdrage reeds heeft voldaan. In dat geval betaalt het college de premie aan de inburgeraar.

Artikel 6 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan de inburgeraar op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeraar staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het college de inburgeraar een aanbod heeft gedaan.

 

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming door de inburgeringsplichtige met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).

 

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het vierde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeringsplichtige van een verklaring die door de gemeente is opgesteld. In het derde lid is het recht op een tweede mening geregeld, analoog aan de re-integratieverordening.

Indien de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 8 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod (het vijfde lid). De termijn voor besluitname is gesteld op 8 weken, in verband met de invoering van de Wet Dwangsom.

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan vangt de termijn waarbinnen het inburgeringsexamen moet zijn behaald eerst aan nadat het college zulks ten aanzien van hem heeft bepaald Het ligt voor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt: een besluit op grond van artikel 26 Wi waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (drieëneenhalf jaar na aanvang van deze termijn).

 

Het contact met de vrijwillige inburgeraar kan op twee manieren tot stand komen: doordat de vrijwillige inburgeraar zichzelf meldt ten behoeve van een inburgeringstraject, of doordat het college de vrijwillige inburgeraar uitnodigt voor een intakegesprek.

 

Het aanbod aan de vrijwillige inburgeraar zal vergezeld moeten gaan van de conceptovereenkomst in tweevoud.(het zevende lid). Door terugzending van de ondertekende overeenkomst geeft de vrijwillige inburgeraar te kennen het aanbod te accepteren en komt de overeenkomst tot stand (het achtste lid)

Artikel 6a Vaststellen identiteit vrijwillige inburgeraar

Artikel 24f Wi bepaalt dat bij verordening regels worden gesteld over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige Inburgeraar. Aansluiting is gezocht bij artikel 27 Wi, waarin de wijze is geregeld waarop de identiteit van de inburgeringsplichtige wordt vastgesteld.

Artikel 7 De inhoud van de beschikking of overeenkomst

Het besluit tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

 

In de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

 

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in de beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (verrekening met een eventuele premie en zo niet al dan niet verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in de artikelen 5 en 5a van de verordening.

 

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen drieëneenhalf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen.

 

De vrijwillige inburgeraar ontvangt geen beschikking, maar een conceptovereenkomst. De overeenkomst bevat in ieder geval een beschrijving van de voorziening en de rechten en plichten van de vrijwillige inburgeraar. Ook wordt in de conceptovereenkomst opgenomen wat de gevolgen zijn van het niet nakomen van de overeenkomst: er kan een boete worden opgelegd ter hoogte van maximaal € 250,00. Als de vrijwillige inburgeraar zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding kan een boete van ten hoogste € 250,00 worden opgelegd. Door ondertekening en terugzending van de conceptovereenkomst komt de overeenkomst tot stand en is de vrijwillige inburgeraar gehouden aan de verplichtingen die in de overeenkomst zijn opgenomen.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van de artikelen 23, derde lid, en 24f Wi waarin is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeraar voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeraars in het kader van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 9 Weigering aanbod

In dit artikel is aangegeven wat er gebeurt als het aanbod door de inburgeraar wordt geweigerd en in welke situaties dit geacht wordt aan de orde te zijn. Van belang is in zo’n geval (dus alleen indien sprake is van iemand die inburgeringsplichtig is) dat er een handhavingsbeschikking wordt afgegeven waarin staat binnen welke termijn de betrokkene het inburgeringsexamen (op eigen kracht) moet behalen. Ter volledigheid is opgenomen dat het aanbod aan de vrijwillige inburgeraar wordt geacht te zijn geweigerd als de overeenkomst niet binnen de gestelde termijn ondertekend teruggezonden wordt.

Hoofdstuk 4. PERSOONLIJK INBURGERINGSBUDGET

Artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid Wi bepalen dat de voorziening op verzoek van de inburgeraar in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB) kan worden aangeboden. Dit wordt gezien als een geschikt instrument om invulling te geven aan meer maatwerk en meer eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige en de vrijwillige inburgeraar bij de vormgeving en invulling van inburgeringsvoorzieningen. Meer maatwerk draagt bij aan verhoging van het rendement van de inburgeringsvoorzieningen. Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak maken op een PIB. Hij dient daartoe een verzoek aan de gemeente te doen. Als de gemeente met het toekennen van het PIB heeft ingestemd, gaat hij in beginsel zelf op zoek naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. De gemeente kan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars hierbij behulpzaam zijn. De gemeente beoordeelt het uiteindelijke programma, omdat het programma geschikt moet zijn om voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen. Of staatsexamen, c.q. geschikt moet zijn als taalkennisvoorziening, ondersteunend aan een mbo-opleiding 1 of 2. Het voorstel van de inburgeraar behoeft dus goedkeuring van de gemeente. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf.

Artikel 10 Doelgroepen persoonlijk inburgeringsbudget

Gemeenten zijn vrij in hun keuze van de doelgroep van PIBers. Het Rijk stelt hieraan geen eisen. Iedereen kan in principe een PIB aanvragen en gemeenten kunnen in principe aan iedereen een PIB aanbieden. De raad heeft ervoor gekozen gekozen doelgroepen te benoemen die in aanmerking kunnen komen voor een PIB. De eerste doelgroep betreft inburgeraars die al onderdelen van het inburgeringsexamen beheersen en met een individueel traject sneller kunnen opgaan voor het examen, of sneller een taalkennisvoorziening kunnen afronden. Als aan beide voorwaarden is voldaan kan het efficiënter zijn de voorziening in de vorm van een PIB aan te bieden. De tweede doelgroep betreft inburgeraars die heel specifieke wensen hebben ten aanzien van hun inburgeringsvoorziening en niet passen binnen het reguliere aanbod. Als aan beide voorwaarden is voldaan kan ook voor deze inburgeraars een voorziening in de vorm van een PIB maatwerk opleveren waardoor zij eerder kunnen inburgeren.

Daarnaast heeft het college de bevoegdheid desgevraagd een PIB toe te kennen aan inburgeraars die niet tot de doelgroepen onder a en b behoren.

Artikel 11 Overeenkomst met het inburgeringsbedrijf

In artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering is opgenomen dat de gemeenteraad bij verordening bepaalt wie als enige partij of partijen met het inburgeringsbedrijf een overeenkomst met betrekking tot de inburgering van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar sluit. In artikel 11 van deze verordening is opgenomen dat de overeenkomst met het inburgeringsbedrijf door het college en de inburgeraar tezamen wordt gesloten. Doordat de inburgeraar partij is bij de overeenkomst met het inburgeringsbedrijf, wordt recht gedaan aan het uitgangspunt in het gemeentelijk beleid dat het grondbeginsel voor inburgering de eigen verantwoordelijkheid van de burger is.

Hoofdstuk 5. DE BESTUURLIJKE BOETE

Artikel 12 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 Wi draagt de raad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De raad heeft er voor gekozen om lagere maximale boetebedragen in haar verordening vast te leggen. Artikel 24f Wi schrijft voor dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de informatieverstrekking aan vrijwillige inburgeraars ter zake van de niet nakoming van de overeenkomst. Voor de hoogte van de maximale boete is aansluiting gezocht bij de boete die opgelegd kan worden aan inburgeringsplichtingen voor een soortgelijke overtreding.

 

Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige. Dit kan in individuele gevallen tot verlaging van de boete leiden, afhankelijk van de individuele omstandigheden.

 

Daar waar inburgeraars niets te verwijten valt, kan het college een lagere boete opleggen of de termijn verlengen.

 

De hoogste boetes worden alleen opgelegd als mensen moedwillig en zonder dat er sprake is van enige verzachtende omstandigheid in aanmerking komen voor een sanctie. In alle gevallen waar de omstandigheden het opleggen van een dergelijke ‘hoge’ boete onwenselijk maken, kan het college de boete verlagen. Het college kan hiervoor zelf nadere regels opstellen in de ‘Beleidsregel boetes Wet Inburgering’.

 

Bij het opleggen van boetes gelden de in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) opgenomen rechtswaarborgen:

  • -

    de cautieplicht voor de gemeente in het geval van verhoor (U bent niet tot antwoorden verplicht’);

  • -

    de plicht voor de gemeente om een rapport van de overtreding op te maken bij overtreding van de artikelen 30, 31, eerste lid en 33.

  • -

    inzagerecht;

  • -

    het recht om zienswijze naar voren te brengen;

  • -

    het recht op bijstand door een tolk.

     

Op grond van artikel 36 Wi geldt voor overtreding van de artikelen 30, 31, eerste lid, en 33 de zware procedure voor bestuurlijke boeten. De formele wetgever heeft immers bepaald dat voor overtreding van deze artikelen een maximumboete van € 500 (artikelen 30 en 31) dan wel € 1000 (artikel 33) kan worden opgelegd (vgl. Kamerstukken II2005/06, 30 308, nr. 3, blz. 94 en 95).

Dat gemeenten op grond van artikel 34 bij verordening zelf de hoogte van de op te leggen bestuurlijke boete voor de verschillende overtredingen dienen te bepalen en in theorie

derhalve voor een lager maximumbedrag kunnen kiezen dan de € 340 die Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 31 124, nr. 3 145 als grens wordt gesteld in artikel 5.4.2.6 Awb, doet aan de kwalificatie van zware feiten niet af.

 

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand), het verlagen van de inkomensvoorziening (artikel 37 van de Wet investeren in jongeren), of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 Wi bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Artikel 13 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 11 mogelijk is.

 

Het eerste en tweede lid van artikel 12 is in deze verordening opgenomen omdat in artikel 11, eerste en tweede lid, lagere maximale boetebedragen zijn opgenomen dan de maximumbedragen in de wet.

Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen de tijdspanne van 12 maanden voordoen. Bij het vaststellen van deze zogenaamde recidivetermijn is aangesloten bij de maatregelenverordening Wwb.

 

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De boete die dan kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 12, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 Wi moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid van artikel 12 het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Dit, op basis van artikel 33 WI. Het maximum bedraagt in onze verordening € 500,-

 

Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.

Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, regelt het derde lid dat het college wederom een bestuurlijke boete kan opleggen. De boete in het derde lid geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.

 

Artikel 24f Wi bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de niet nakoming van de overeenkomst. In het vierde lid van artikel 12 is dit geregeld: als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 8 niet nakomt, kan een boete worden opgelegd van ten hoogste € 250,00. Bij herhaling binnen 12 maanden kan wederom een boete van ten hoogste € 250,00 worden opgelegd. Voor de hoogte van het bedrag is aansluiting gezocht bij de hoogte van de boete voor soortgelijke overtredingen door inburgeringplichtigen.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich. De reden van de verschillende data van inwerkingtreding is gelegen in de verschillen in terugwerkende kracht in de gewijzigde wet.

Artikel 15 Overgangsrecht

Omdat het opnemen van de mogelijkheid van boeteoplegging voor vrijwillige inburgeraars een wijziging ten opzichte van de vorige verordening is ten nadele van de burger, is overgangsrecht geboden. De boete kan slechts opgelegd worden als het aanbod tot inburgering niet eerder is gedaan dan op de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 16 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.