Hoofdstuk 1. Algemeen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaak of terrein dat van belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;
- b.
gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht of gebied: een overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen gebied dat van belang is vanwege de samenhang van bebouwing, zaken en terreinen als bedoeld onder a.;
- c.
gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken, terreinen of gebieden bedoeld in onderdeel a en b;
- d.
monumentencommissie: de door de gemeenteraad ingestelde commissie, met als taak het bevoegd gezag op verzoek te adviseren over onder andere de toepassing van de Erfgoedwet en de erfgoedverordening en de uitvoering van het monumentenbeleid;
- e.
gemeentelijke archeologische verwachtingskaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;
- f.
archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische verwachtingskaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;
- g.
plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;
- h.
programma van eisen: programma dat door het bevoegd gezag wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek.
- i.
deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg: een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de gemeentelijke archeologische monumentenzorg.
- j.
gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan.
- k.
historisch bouwmateriaal: onderdelen in of aan een object die vanuit (bouw)historisch oogpunt waardevol zijn.
- l.
bevoegd gezag: het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 2. Gebruik van het monument
Bij de toepassing van deze verordening houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.
Hoofdstuk 3. Aanwijzing gemeentelijke monumenten
Artikel 4. De aanwijzing tot gemeentelijk monument
- 1.
Het bevoegd gezag kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een gebouw, bouwwerk of terrein aanwijzen als gemeentelijk monument.
- 2.
Voordat het bevoegd gezag over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het bevoegd gezag hiervan afwijken.
- 3.
De aanwijzing kan geen gebouw, bouwwerk of terrein betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Erfgoedwet of dat is aangewezen op grond van artikel 5 van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland.
Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
- 1.
De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen vier weken na ontvangst van het verzoek van het bevoegd gezag.
- 2.
Het bevoegd gezag beslist binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen zestien weken na de adviesaanvraag.
Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit
De aanwijzing als bedoeld in artikel 4, eerste lid van deze verordening wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de aanvrager.
Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst
- 1.
Het bevoegd gezag registreert het gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst.
- 2.
De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.
Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing
- 1.
Het bevoegd gezag kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.
- 2.
Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede de artikelen 4, 5 en 6 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.
- 3.
Indien de wijziging naar het oordeel van het bevoegd gezag van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, achterwege.
- 4.
De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
Artikel 9 Intrekken van de aanwijzing
- 1.
Indien het bevoegd gezag de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en de artikelen 4 en 5 en 6 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.
- 2.
De aanwijzing wordt geacht te zijn ingetrokken, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Erfgoedwet of aan artikel 5 van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland.
- 3.
De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.
Hoofdstuk 4. Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken
Artikel 10. Instandhoudingbepaling
- 1.
De eigenaar is verplicht tot het in standhouden van het monument door het tijdig plegen van onderhoud.
- 2.
Het is verboden een gemeentelijk monument, te beschadigen of te vernielen.
- 3.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een handeling te verrichten als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Artikel 11. Weigeringsgronden omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.
Artikel 12. Termijnen advies en vergunningverlening
- 1.
Het bevoegd gezag vraagt advies aan de monumentencommissie voordat het beslist op de aanvraag.
- 2.
Binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie advies uit aan het college. Bij overschrijding van deze termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.
Artikel 13. Intrekken van de vergunning
Het bevoegd gezag kan de vergunning intrekken indien:
- a.
blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend en er op grond van de juiste of volledige gegevens een ander besluit zou zijn genomen;
- b.
blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften bedoeld in artikel 10 van deze verordening niet naleeft;
- c.
de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;
- d.
binnen achttien maanden na onherroepelijk worden van de vergunning geen begin met de werkzaamheden waarvoor de vergunning is verleend, is gemaakt.
Hoofdstuk 5. Aanwijzing gemeentelijke beschermde stads- of dorpsgezichten en gebieden
Artikel 14. Aanwijzing tot beschermd stads- of dorpsgebied of gebied.
- 1.
Het bevoegd gezag kan een wijk, dorp, of gebied, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads-of dorpsgezicht of gebied.
- 2.
Voordat het bevoegd gezag over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het eerst advies aan de monumentencommissie.
- 3.
De aanwijzing kan geen dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van de Erfgoedwet.
Artikel 15. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
- 1.
De monumentencommissie adviseert binnen vier weken na de datum van ontvangst van het verzoek van de gemeenteraad.
- 2.
Het bevoegd gezag beslist binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen zestien weken na de adviesaanvraag.
Artikel 16. Mededeling aanwijzingsbesluit
De aanwijzing als bedoeld in artikel 14, eerste lid van deze verordening, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de aanvrager.
Artikel 17. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst
- 1.
Het bevoegd gezag registreert het gemeentelijke gezicht of gebied op de gemeentelijke monumentenlijst.
- 2.
De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gezicht.
Artikel 18. Wijzigen van de aanwijzing
- 1.
Het bevoegd gezag kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.
- 2.
Artikel 14, tweede en derde lid, alsmede artikel 15, 16 en 17 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.
- 3.
Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2 van deze verordening, achterwege.
- 4.
De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
Artikel 19. Intrekken van de aanwijzing
- 1.
Indien het bevoegd gezag de aanwijzing intrekt, zijn artikel 14, tweede lid, en artikelen 15 en 16 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.
- 2.
De aanwijzing wordt geacht te zijn ingetrokken, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Erfgoedwet of aan artikel 5 van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland.
- 3.
De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.
Hoofdstuk 9. Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 24. Strafbepaling
Degene, die handelt in strijd met de artikelen 10, eerste, tweede en derde lid en 21, eerste lid, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.
Artikel 25. Toezichthouders
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de op grond van artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht door het bevoegd gezag aangewezen ambtenaren.
Artikel 26. Binnentreden
De ambtenaren die zijn belast met het toezicht op de naleving of de opsporing van strafbaar gestelde feiten ter zake van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 27. Intrekken oude verordeningen
- 1.
De Cultuurhistorie verordening Alkmaar, vastgesteld bij besluit van 10 september 2009, wordt ingetrokken.
- 2.
De Erfgoedverordening 2010 gemeente Schermer, vastgesteld bij besluit van 28 september 2010, wordt ingetrokken.
- 3.
De Monumentenverordening Graft-De Rijp, vastgesteld bij besluit van 10 mei 2012, wordt ingetrokken.
Artikel 28. Overgangsrecht
De gemeentelijke monumenten en gemeentelijke stads- of dorpsgezichten die zijn aangewezen en geregistreerd op grond van de Cultuurhistorie verordening Alkmaar, de Erfgoedverordening 2010 gemeente Schermer en de Monumentenverordening Graft-De Rijp, worden geacht te zijn aangewezen en geregistreerd overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
Artikel 29. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening Alkmaar.