Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Hertogenbosch

Nota Parkeernormering 2016 Auto en fiets

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Hertogenbosch
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota Parkeernormering 2016 Auto en fiets
CiteertitelNota Parkeernormering 2016 Auto en fiets
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

art. 4:81 Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2016Nieuwe regeling

21-09-2016

Gemeenteblad nr. 134779 d.d. 30-09-2016

5856996

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota Parkeernormering 2016 Auto en Fiets

De gemeenteraad van 's-Hertogenbosch in zijn openbare vergadering van 21 september 2016;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 juli 2016, regnr.5856996;

gelet op de Gemeentewet;

Besluit

  • a.

    De "Nota Parkeernormering 2016; Auto en Fiets" d.d. 30 maart 2016 vast te stellen, gebaseerd op de actuele kentallen van het CROW;

  • b.

    Ten behoeve van onderscheid in gebiedskenmerken de gemeente in te delen in 6 zones;

  • c.

    Zowel normen als richtlijnen te hanteren, waarvan het college gemotiveerd kan afwijken;

  • d.

    Een overgangsregeling te hanteren voor lopende initiatieven, zoals omschreven in de Nota.

  • e.

    De nota parkeernormering na een periode van 3 jaar te evalueren waarbij inzichtelijk wordt gemaakt voor welke projecten is afgeweken van de normen en richtlijnen en in welke mate bij deze afwijkingen de parkeervoorzieningen toereikend zijn voor het aanwezige gebruik.

Inleiding
Waarom een Nota Parkeernormering?

De beschikbare openbare ruimte wordt schaarser omdat steeds meer functies hierop beslag leggen. Nieuwe ontwikkelingen zijn wenselijk voor de (economische) ontwikkeling en leefbaarheid van de stad, maar leggen ook druk op dit gebied. Elke ontwikkeling kent een parkeerbehoefte die niet altijd op het eigen terrein kan worden opgevangen. Op die momenten wordt de openbare ruimte gebruikt voor parkeren. Dit kan de kwaliteit van de openbare ruimte aantasten.

 

Om te bepalen hoeveel parkeerplaatsen bij een ontwikkeling benodigd zijn, heeft de gemeente parkeernormen geformuleerd. Op grond van de Wro mag de bouwverordening geen stedenbouwkundige voorschriften meer bevatten. Parkeren moet in een bestemmingsplan geregeld worden. Door voor een aparte Nota Parkeer­normering te kiezen, wordt dit probleem ondervangen en is het niet noodzakelijk om in bestemmingsplannen parkeernormering in detail op te nemen. Vanuit het betreffende bestemmingsplan kan in de planregels (en de toelichting) naar de Nota Parkeernormering worden verwezen. Inzichtelijk moet zijn dat het parkeren uitvoerbaar is. De nota dient ook als een toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, waarvoor een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of waarvoor een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan wordt aangevraagd.

Waarom een nieuwe Nota Parkeernormering?

Om te zorgen dat bij bouwontwikkelingen wordt gezorgd voor een afdoende parkeeroplossing gebruikt de gemeente ’s-Hertogenbosch de Nota Parkeernormering. De voorganger van deze nota dateert uit 2003 en is verouderd. Sinds 2003 zijn er diverse ontwikkelingen geweest waardoor de Nota Parkeernormen 2003 niet langer voldoet. Dit betreffen onder andere ontwikkelingen in detailhandel, omzetting van kantoren naar woningen, de komst van hotels en bed and breakfasts, het toestaan van aan huis gebonden beroepen en bedrijven, functiewijzigingen in het buitengebied en woningsplitsing. Daarnaast wordt voor de komende jaren nog een aantal ontwikkelingen voorzien, zoals een verandering in het bezit en gebruik van auto’s en fietsen, opkomst van elektrisch aangedreven voertuigen, stimuleren van samenrijden, een toename in thuiswerken en lagere woningbezetting.

 

In deze Nota Parkeernormering 2016 wordt ingespeeld op deze ontwikkelingen. Deze Nota Parkeernormering is opgesteld om bij nieuw- en verbouwplannen en bij functiewijziging te bepalen hoeveel parkeerplaatsen voor deze ontwikkeling nodig zijn, om zo parkeeroverlast (ongewenste parkeerdruk op de openbare ruimte) als gevolg van de ontwikkeling te voorkomen.

Opbouw van de Nota Parkeernormering

In deze Nota Parkeernormering is het juridisch en beleidsmatig kader opgenomen in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 is ingegaan op de wijze waarop de gemeente ’s-Hertogenbosch aan kijkt tegen parkeernormering en de toepassing hiervan. Tot slot zijn in de hoofdstukken 4 en 5 de parkeernormen en de toepassing van de parkeernormering uitgewerkt.

2 Kader

2.1 Juridisch kader

Bouwverordening

Deze Nota Parkeernormering is van toepassing op nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, nieuwbouw- of verbouwplannen, waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is. Bij de beoordeling of de vergunning kan worden verleend, toetst de gemeente de aanvraag aan het bestemmingsplan en aan de Bouwverordening. In artikel 2.5.30 van de Bouwverordening is in het kort bepaald dat de aanvrager in voldoende mate moet voorzien in parkeerruimte op eigen terrein. Met behulp van de Nota Parkeernormering kan de benodigde parkeerruimte worden berekend.

Reparatiewet BZK 2014

Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 in werking getreden. De Reparatiewet neemt onder meer de wettelijke grondslag weg voor de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening. Dit betekent dat de stedenbouwkundige voorschriften uit de bouwverordening geleidelijk via overgangsrecht zullen ‘uitsterven’. De Reparatiewet hanteert een overgangstermijn die loopt tot 1 juli 2018. Het nieuwe recht treedt echter al eerder in werking wanneer voor 1 juli 2018 een (nieuw) bestemmingsplan wordt vastgesteld. Stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening zijn niet meer van toepassing wanneer ontwerpbestemmingsplannen die op dit moment in procedure zijn, (definitief) worden vastgesteld door de gemeenteraad. Dit betekent dat artikel 2.5.30 van de bouwverordening niet meer van toepassing is en het voorzien in de benodigde parkeerruimte dus via het bestemmingsplan geregeld moet worden. In ’s-Hertogenbosch wordt dit inmiddels gedaan.

Bestemmingsplan

Per 1 november 2014 is het Besluit Quick Wins in werking getreden. In tegenstelling tot het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dat in 2008 als uitwerking op de Wro is vastgesteld, maakt dit besluit het mogelijk vanuit bestemmingsplannen naar beleidsdocumenten te verwijzen. Hierdoor kan een parkeernorm in het bestemmingsplan via beleidsregels verder worden uitgewerkt. Dit betekent dat de werkwijze weer vergelijkbaar is met de werkwijze met de Bouwverordening.

Als concrete parkeernormen in de regels van het bestemmingsplan worden vastgelegd, dan wordt het bestemmingsplan in de praktijk moeilijk uitvoerbaar en leidt dit tot nodeloze afwijkingsprocedures. Ook zou een wijziging van de parkeernormen die voortkomt uit voortschrijdend inzicht, niet kunnen worden doorgevoerd omdat dan een bestemmingsplanherziening nodig is. Daarom wordt geadviseerd om de beschikbaarheid van voldoende parkeergelegenheid te regelen in de bestemmingsplanregels en daarnaast de specifieke parkeernormen vast te leggen in een aparte nota. Een veel gebruikte manier van borgen van parkeervoorzieningen is door in het bestemmingsplan voldoende ruimte vrij te houden via een toepasselijke bestemming, een bebouwingspercentage of een andere aanduiding. Hiernaast kan een “voorwaardelijke verplichting" in een bestemmingsplan voldoende parkeergelegenheid afdwingen. (De plicht om bij bepaald gebruik bepaalde voorzieningen te treffen. In dit geval dus parkeervoorzieningen).

Door deze mogelijkheden en de mogelijkheden voor wijzigingen en ontheffing in het bestemmingsplan op te nemen, is het mogelijk om via het bestemmingsplan net zo flexibel met bijstellingen van parkeernormen en ontheffingen om te gaan als ten tijde van de bouwverordening. Het is dan ook niet nodig om naar een concrete Nota Parkeernormen inclusief publicatiedatum te verwijzen, want ook dit heeft het nadeel dat bij een wijziging in de Nota Parkeernormen een bestemmingsplanherziening nodig is. Ook stallingsruimte voor fietsen of ruimte voor laden en lossen kunnen zo worden geregeld.

 

Na vaststelling van de ‘Nota Parkeernormering’ zijn de hierin beschreven parkeernormen en richtlijnen en de werkwijze van toepassing op alle toekomstige ruimtelijke plannen en projecten. Uitzondering vormen de locaties waarvoor in het bestemmingsplan een andere parkeernorm is opgenomen. Parkeernormen opgenomen in bestemmingsplannen genieten voorrang ten opzichte van de parkeernormen zoals opgenomen in deze nota.

Overgangsregeling parkeernormen

Voor bestaande bouwinitiatieven is een overgangsregeling van toepassing. Deze houdt in dat bij de gemeente op dit moment (datum vaststelling) bekende bouwinitiatieven nog maximaal één jaar na publicatiedatum van deze nota een vergunningsverzoek kunnen indienen op basis van de oude gemeentelijke parkeernormen.

2.2 Gemeentelijk mobiliteitsbeleid
Koersnota Hoofdinfrastructuur (2009)

De mobiliteit van mensen en goederenvervoer groeit sterk. De grootschalige ontwikkelingen in de stad versterken die groei nog verder. De bereikbaarheid - en daarmee ook leefbaarheid en verkeersveiligheid - van ‘s-Hertogenbosch vragen aandacht. De gemeenteraad heeft een koers uitgezet in de vorm van de Koersnota Hoofdinfrastructuur ‘s-Hertogenbosch. In 2009 is het Uitwerkingsplan Koersnota Hoofdinfrastructuur vastgesteld.

De kern van de Koersnota Hoofdinfrastructuur is de geformuleerde ambitie. Het doel is om van alle verplaatsingen het aandeel van de auto terug te brengen van 70% naar 60%. Deze omslag komt ten gunste van het aandeel openbaar vervoer en fiets in de verplaatsingen, die respectievelijk van 7% naar 10% en van 23% naar 30% toenemen in 2016. De insteek van de Koersnota Hoofdinfrastructuur ‘s-Hertogenbosch, is als volgt:

 

  • .

    ontvlechten van hoofdinfrastructuur voor auto en openbaar vervoer/ fiets;

  • .

    bundelen van verkeer op doorstroomassen met daartussen verkeersluwe verblijfsgebieden;

  • .

    het optimaal benutten van de ruit van ’s-Hertogenbosch;

  • .

    verkeer zonder herkomst of bestemming in de binnenstad ontmoedigen op de binnenstadsring;

  • .

    het versterken van het verblijfsklimaat.

Lekker Fietsen (2009)

In het Bossche fietsplan “Lekker Fietsen” is de hiervoor gestelde fietsambitie uitgewerkt in een viertal pijlers:

 

  • 1.

    Infrastructuur rijdende fiets: verbetering hoofdfietsnetwerk en overige fietsroutes;

  • 2.

    Infrastructuur stilstaande fiets: uitbreiding stallingsvoorzieningen en gratis maken bewaakte stallingen;

  • 3.

    Communicatie: promotie van fietsgebruik, informatievoorziening, participatie en voorlichting fietsbeleid;

  • 4.

    Innovatie.

In de tweede pijler zijn verschillende projecten opgenomen waaronder het uitbreiden van de bewaakte stallingen in de binnenstad, het gratis maken van de bewaakte stallingen in de binnenstad, het uitbreiden van stallingen bij stations, transferia en andere voorzieningen en het tegengaan van fietsdiefstal in ’s-Hertogenbosch.

Op dit moment ontbreekt het aan een methodiek voor het bepalen van het aantal fietsparkeerplaatsen bij nieuwe en bestaande ruimtelijke ontwikkelingen. Mede daarom is er sprake van beperkte handhaving op het gebied van fietsparkeervoorzieningen bij vergunningverlening. Daarom is in de tweede pijler van Lekker Fietsen opgenomen dat er fietsparkeernormen moeten worden vastgelegd binnen de gemeente 's-Hertogenbosch zodat er voldoende fietsparkeerplaatsen worden gerealiseerd bij ruimtelijke ontwikkelingen. In deze nota wordt de te hanteren systematiek verder uitgewerkt. Tevens is in Lekker Fietsen opgenomen dat de fietsparkeernormen gehandhaafd moeten worden bij alle vergunningverleningen door de gemeente.

3 Visie op parkeernormering

Het doel van de Nota Parkeernormering is het ontwikkelen van een eenduidige parkeernormering, waarbij evenwicht wordt gezocht tussen enerzijds de vraag naar parkeerplaatsen en anderzijds de kwaliteit van de openbare ruimte. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

 

  • .

    De parkeernormering moet een positieve invloed hebben op de ontwikkeling van de stad;

  • .

    Elke initiatiefnemer van een bouwplan draagt zorg voor zijn eigen parkeeroplossing;

  • .

    Een nieuw bouwinitiatief mag geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken;

  • .

    Als een initiatiefnemer van een bouwplan met voldoende argumenten kan aantonen dat voor dit bouwplan specifieke omstandigheden gelden, waardoor minder parkeerplaatsen nodig zijn dan de parkeernorm voorschrijft, mag hiervan worden afgeweken;

  • .

    De gemeente is verantwoordelijk voor de toetsing en borging van de parkeeroplossing.

Richtlijnen en normen

De gemeente ’s-Hertogenbosch is zich er van bewust dat elke ontwikkeling anders is. Het risico van het opstellen van regels (en dus van parkeernormering) is dat deze regels worden nageleefd, zonder kritisch na te denken over die regels. De gemeente ’s-Hertogenbosch wil initiatiefnemers juist stimuleren om na te denken over het benodigde parkeeraanbod; ter ondersteuning hiervan zijn in deze Nota Parkeernormering richtlijnen opgenomen. Deze richtlijnen vormen voor de gemeente ‘s-Hertogenbosch het uitgangspunt bij de toetsing van een bouwplan. Door deze insteek te kiezen verwacht de gemeente  ’s-Hertogenbosch de nodige flexibiliteit te bieden, waardoor ontwikkelingen mogelijk zijn.

 

Voor een aantal functies (wonen, werkgelegenheid en winkelen) zijn in plaats van richtlijnen parkeernormen geformuleerd. Dit zijn over het algemeen veel voorkomende functies die regelmatig van gebruikers wisselen (andere bewoners, bedrijf of winkel). Om te borgen dat de parkeeroplossing duurzaam is, en dus ook passend is voor toekomstige gebruikers, zal de parkeeroplossing minder gebruikspecifiek zijn. Door voor deze functies parkeernormen te hanteren verwacht de gemeente ´s-Hertogenbosch tot uitdrukking te brengen dat de parkeeroplossing meer functiegeneriek is en dat afwijken van de parkeernorm meer argumenten van de initiatiefnemer vraagt.

 

Juridisch gezien hebben parkeernormen en richtlijnen eenzelfde status, dit betekent dat bij alle bouwplannen een goede parkeeroplossing geborgd wordt. Het verschil zit vooral in de planfase, de mate waarin flexibiliteit en maatwerk wenselijk is.

Minimum waardes

Om een goede parkeeroplossing over een langere periode te borgen hanteert de gemeente minimum waardes bij de parkeernormen en richtlijnen. De hoogte van de minimum waarde is zo bepaald dat hiermee voor een gedegen parkeeroplossing wordt gezorgd en geen parkeeroverlast in de omgeving wordt veroorzaakt. Minimum betekent dat ten minste het aantal aangegeven parkeerplaatsen gerealiseerd moet worden. Meer mag altijd, behalve in het Centrum (zie bijlage 1: Afbeelding gebiedsbegrenzing). Vanuit het mobiliteitsbeleid heeft de gemeente de wens om het aantal auto’s in het Centrum te beperken en daarmee de bereikbaarheid per auto goed te houden. Daarom is voor het Centrum eveneens een maximum waarde aangegeven, die niet overschreden mag worden.

Verantwoordelijkheid bij initiatiefnemer

Een Nota Parkeernormering doet voorkomen of de (ontwikkel)wereld in standaardregels te vangen is. De wereld is echter niet zo zwartwit. Veel ontwikkelingen vallen in de zogenaamde ‘grijze gebieden’. Gedrag verandert, functies zijn niet benoemd of functioneren anders dan gemiddeld en nieuwe functies ontstaan. Deze nota vormt voldoende basis om ook in die gevallen als leidraad te dienen.

Daarom legt de gemeente ’s-Hertogenbosch de verantwoordelijkheid om aan te tonen dat het autoparkeren en het fietsparkeren goed worden opgelost bij de initiatiefnemer. De initiatiefnemer kent alle “ins and outs” van zijn ontwikkeling. Hij heeft een duidelijk beeld welke oplossing voor auto- en fietsparkeren daarbij past en heeft ook belang bij het realiseren van een goede parkeeroplossing. De gemeente ’s-Hertogenbosch zal de onderbouwing van de initiatiefnemer toetsen. Het is aan de initiatiefnemer om die onderbouwing te leveren en de benodigde onderzoeken uit te (laten) voeren, zodat de gemeente kan beoordelen of het parkeren goed en duurzaam wordt opgelost.

Wonen in Centrum

Het Centrum (zie bijlage 1: Afbeelding gebiedsbegrenzing) is dicht bebouwd en dynamisch. Het is niet gewenst dat, indien duurzaam parkeren op eigen terrein of elders geen optie is, in de openbare ruimte van dit gebied voor belanghebbendenparkeren nieuwe parkeerplaatsen aangelegd worden. De kwaliteit van de openbare ruimte wordt anders op een onaanvaardbare manier aangetast. Nieuwe ontwikkelingen in het centrumgebied op het vlak van wonen moeten desondanks in beginsel mogelijk zijn. Panden, waaronder kantoor-, winkel en andere panden komen ook binnen het Centrum steeds vaker leeg te staan. Deze panden moeten een nieuwe functie krijgen. Een woonfunctie ligt daar, gelet op de bestaande behoefte aan woningen, vaak het meest voor de hand. Nieuwe woonruimten genereren vaak een parkeerbehoefte waarvoor binnen de parkeernorm voor wonen maatwerk en –mits “goed” onderbouwd in de ogen van de gemeente- dus soepelheid geboden is.

Indien bij een woningbouwontwikkeling in het centrum geen (extra) parkeergelegenheid op of nabij het eigen terrein gerealiseerd wordt, zouden de bewoners een beroep kunnen doen op de gemeentelijke regeling voor belanghebbendenparkeren. Dit mag echter geen vanzelfsprekendheid zijn. Voorwaarde voor het toelaten van nieuwe woonfuncties zal zijn dat nieuwe bewoners niet zomaar aanspraak maken op belanghebbendenparkeren. Met een initiatiefnemer worden daarover zo nodig bindende afspraken gemaakt (kwalitatieve verplichting e.d.). Parkeren op transferia is overigens ondanks de grote afstand tot het centrum voor nieuwe bewoners en bezoekers een alternatief.

Hardheidsclausule

Indien de parkeernormen voor de betreffende locatie niet rechtstreeks opgenomen zijn in het bestemmingsplan kan het college van Burgemeester en Wethouders op zwaarwegende gronden één of meer bepalingen van deze nota buiten toepassing laten.

4 Basis voor parkeernormering

Bij het formuleren van parkeernormering is het belangrijk dat deze recht doet aan de plaatselijke situatie. Dit betekent dat binnen de gemeente ‘s-Hertogenbosch verschillende parkeernormen en richtlijnen voor dezelfde functie kunnen gelden, afhankelijk van de locatie van de functie.

 

De gemeente ‘s-Hertogenbosch kiest voor de meest recente parkeerkencijfers van CROW (publicatie 317, oktober 2012), als basis voor de gemeentelijke parkeernormering. Wanneer CROW haar parkeerkencijfers actualiseert zal de gemeente ‘s-Hertogenbosch de afweging maken of zij deze wil volgen of niet. De hoogte van de parkeernorm is onder andere afhankelijk van het autobezit en autogebruik. In dit hoofdstuk worden de gemaakte keuzes toegelicht.

4.1 Autobezit, autogebruik en fietsgebruik

Autobezit

Het gemiddelde autobezit in ‘s-Hertogenbosch bedraagt 1,04 personenauto per huishouden (exclusief lease-auto’s en bedrijfsvoertuigen). (Bron: http://stateline.cbs.nl).

Hiermee is het autobezit in ‘s-Hertogenbosch 4% hoger dan het gemiddelde autobezit van alle gemeentes met een vergelijkbare stedelijkheidsgraad als ‘s-Hertogenbosch. Het gemiddelde autobezit binnen deze gemeentes ligt op 1,00 personenauto’s per huishouden. De gemeente Wageningen kent met 0,60 personenauto’s per huishouden het laagste autobezit en de gemeente Alphen aan den Rijn met 1,26 personenauto’s per huishouden het hoogste.

 

Auto- en fietsgebruik

Op basis van een analyse van de data uit het Onderzoek Verplaatsingsgedrag in Nederland (OViN) blijkt dat het autogebruik in ’s-Hertogenbosch een paar procent hoger ligt dan het gemiddelde autogebruik in gemeentes met een vergelijkbare stedelijkheidsgraad. De verschillen zijn vooral zichtbaar bij het autogebruik voor de motieven woonwerk, zakelijk bezoek en diensten/persoonlijke verzorging en gaan ten koste van het fietsgebruik. Het fietsgebruik ligt, op basis van dezelfde analyse, namelijk een paar procent lager dan het gemiddelde in de betreffende gemeenten.

 

Op basis van het autobezit, autogebruik en fietsgebruik kiest de gemeente ’s-Hertogenbosch er voor de gemiddelde CROW-parkeerkencijfers (publicatie 317, oktober 2012) voor autoparkeren en fietsparkeren als minimum waarde bij de parkeernormen en richtlijnen te hanteren.

4.2 Gebiedsindeling

Binnen ’s-Hertogenbosch zijn verschillende gebieden te onderscheiden waarbinnen een ander autobezit, autogebruik, fietsgebruik en OV-bereikbaarheid geldt. Deze verschillen uiten zich ook in verschillen in parkeerbehoefte. Als gevolg hiervan worden binnen de verschillende gebieden andere parkeernormen en richtlijnen gehanteerd.

De gebiedsindeling sluit aan bij de gebieden die binnen ’s-Hertogenbosch reeds worden onderscheiden. De volgende gebieden worden onderscheiden:

 

  • 1.

    Zone 1: Centrum ’s-Hertogenbosch (binnenstad, het Zand en Paleiskwartier*) ( * Begrenzing zoals tevens opgenomen in Ontwikkelingsvisie Stadscentrum (2003).

  • 2.

    Zone 2: gereguleerde schil centrum ’s-Hertogenbosch;

  • 3.

    Zone 3: overig bebouwde kom (plaats) ’s-Hertogenbosch;

  • 4.

    Zone 4: Centrum Rosmalen;

  • 5.

    Zone 5: overige kernen;

  • 6.

    Buitengebied.

 

In figuur 4.1 is de gebiedsindeling opgenomen. Hierbij is de grens tussen zone 2 en zone 3 afhankelijk van de begrenzing van het gereguleerde gebied en zal bij aanpassing in reguleringsgrenzen ook verschuiven. Deze figuur is als bijlage op groter formaat weergegeven.

 

Figuur 3.1: Gebiedsindeling

 

CROW maakt onderscheid in vijf stedelijkheidsklasses (alleen voor autoparkeren) en vier stedelijke zones. In tabel 4.1 is aangegeven hoe de indeling van CROW van toepassing is op de verschillende zones in ‘s-Hertogenbosch.

 

gebied

autoparkeren

fietsparkeren

Zone 1: Centrum

sterk stedelijk, centrum

centrum

Zone 2: gereguleerde schil centrum

sterk stedelijk, schil centrum

schil centrum

Zone 3: Overig bebouwde kom ’s-Hertogenbosch

sterk stedelijk, rest bebouwde kom

rest bebouwde kom

Zone 4: Centrum Rosmalen

matig stedelijk, schil centrum*

centrum

Zone 5: overige kernen

matig stedelijk, rest bebouwde kom

rest bebouwde kom

Buitengebied

matig stedelijk, buitengebied

buitengebied

* Schil centrum wordt gehanteerd omdat veel centra een vorm van betaald parkeren kennen en Rosmalen niet. Bezoekers zijn meer gevoelig voor parkeerregulering bij betaald parkeren in plaats van bij een parkeerschijfzone en zullen eerder een ander vervoermiddel gebruiken. De kencijfers voor centrum zijn daardoor te laag voor de situatie in Rosmalen.

 

Tabel 3.2: Toepassing CROW-indeling in ’s-Hertogenbosch

4.3 Parkeernormen en richtlijnen auto

De in deze nota opgenomen parkeernormen en richtlijnen zijn minimum waardes. Voor het deelgebied Centrum zijn voor autoparkeren ook maximum waardes geformuleerd. Deze bovengrens vloeit voort uit het mobiliteitsbeleid van de gemeente ‘s-Hertogenbosch met de wens om het aantal auto’s in het Centrum te beperken. In deze paragraaf zijn de parkeernormen voor wonen, werkgelegenheid en winkelen inclusief een toelichting opgenomen. Bijlage 2 bevat het totaaloverzicht met parkeernormen en richtlijnen.

 

Een parkeernorm of richtlijn is opgebouwd uit een gebruikersdeel en een bezoekersdeel. In de tabellen waarin de parkeernormen en richtlijnen voor de verschillende functies zijn opgenomen, is naast de volledige parkeernorm of richtlijn het bezoekersdeel inzichtelijk gemaakt. Dit aandeel is onder andere relevant indien parkeervoorzieningen bij een functie voornamelijk op eigen terrein worden gerealiseerd en niet openbaar toegankelijk zijn. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat het bezoekersdeel van een functie bij voorkeur openbaar toegankelijk is. Dit betekent bijvoorbeeld ook dat bij kantoren bezoekers, nadat ze zich hebben aangemeld, op het eigen terrein parkeren.

 

Het is aan de aanvrager van de omgevingsvergunning om de parkeerbehoefte inzichtelijk te maken. Op basis van de door aanvrager aangedragen argumenten en overwegingen toetst de gemeente de onderbouwing van de parkeerbehoefte.

 

Wonen

CROW relateert de parkeerkencijfers voor woningen aan de prijsklasse, type en huur of koop. In ‘s-Hertogenbosch is er voor gekozen om de verscheidenheid aan woningen die hieruit volgt te vereenvoudigen en enkel onderscheid te maken naar het bruto vloeroppervlak achter de voordeur (m2 bvo). ( Over de maat ‘bvo’ (oppervlakte achter de voordeur, gemeten conform de meetmethoden van NEN2580) bestaat, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de maat ‘gebruiksoppervlakte’ (gbo), geen onduidelijkheid in de planfase.)

In een vroeg stadium is bij nieuwbouw- en functieverandering de oppervlakte in elk geval al bekend, terwijl bijvoorbeeld de prijsklasses discussie kan geven.

 

 

functie

Zone 1 (min – max)

 

Zone 2

Zone 3

Zone 4

Zone 5

Buiten-gebied

Waar-van bezoe-kers­deel

eenheid

woning tot 40 m2

0,5

0,5

0,55

0,65

0,65

0,7

0,7

0,3

per woning

woning 40 - 80 m2 sociale huur woning 40 - 80 m2

1

1,2

1,4

1,6

1,1

1,3

1,2

1,5

1,2

1,4

1,4

1,6

1,4

1,6

0,3

per woning

woning 80 – 150 m2

1,3

1,7

1,5

1,7

1,6

1,8

1,9

0,3

per woning

woning > 150 m2

1,4

1,8

1,6

1,8

1,7

2

2,1

0,3

per woning

kamerverhuur studenten

0,25

0,3

0,25

0,25

0,25

0,25

0,25

0,25

per kamer

aanleunwoning

0,4

0,6

1,0

1,1

1,1

1,1

1,2

0,3

per woning

verpleeg/verzorgingstehuis

0,6

0,7

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

0,3

per wooneen-heid

 

* Geldt zowel voor zelfstandige als onzelfstandige woningen. Deze woningen zijn doorgaans studio’s en geschikt voor eenpersoonshuishoudens.

 

In de tabel met parkeernormen voor woningen wordt gesproken over ‘kamerverhuur studenten’. Hieronder wordt verstaan huisvesting van studenten door een toegelaten instelling, waarbij de verhuurder dient te verklaren dat de woonruimten worden verhuurd met een campuscontract (huurbeëindiging na afloop van studie). ( Vanwege handhaafbaarheid geldt dit enkel voor toegelaten instellingen. Naast wooncorporaties kunnen ook commerciële bedrijven als toegelaten instelling worden aangemerkt.)

Als eenheden voor ‘kamerverhuur studenten’ worden verkocht moet worden voldaan aan de parkeernorm voor gewone woningen, passend bij de nieuwe functie.

 

De functie zorgwoningen kan breed worden geïnterpreteerd. Daarom geldt voor deze functie het volgende onderscheid:

  • .

    Intramurale zorgwoningen voor mensen met een zwaardere zorgindicatie (dagverzorging). Deze zorgwoningen vallen onder de categorie verpleeg-/verzorgingshuis.

  • .

    Extramurale zorgwoningen voor zorgbehoevenden met behoefte aan zorg op afroep. Dit type zorgwoningen valt onder de categorie aanleunwoning.

  • .

    Extramurale zorgwoningen voor vitale bewoners. Voor dit type zorgwoningen gelden de parkeernormen voor reguliere woningen.

Bij overlap wordt gerekend met de categorie met de hoogste parkeernorm.

       

Voorbeeld:

Bij een ontwikkeling worden levensloopbestendigen woningen gerealiseerd met demogelijkheid tot inkoop van zorg. Ook bewoners zonder zorgindicatie (dus niet zorgebehoevend) kunnen deze woningen bewonen. In dit geval dient de parkeernorm voor reguliere woningen aangehouden te worden.

 

Werkgelegenheid

In zones 3, 5 en het buitengebied zijn de werkgelegenheidsfuncties vooral op geclusterde bedrijventerreinen gelegen. Deze locaties zijn gesitueerd langs de snelwegen en de bereikbaarheid per openbaar vervoer naar deze locaties is niet optimaal. Zeker voor werknemers van buiten ’s-Hertogenbosch is de bereikbaarheid per auto beduidend beter dan met het openbaar vervoer. Daarnaast is er een tendens waarneembaar dat bij kantoren en bedrijven minder vierkante meter per persoon gebruikt wordt (onder meer door Het Nieuwe Werken). Daarom is ervoor gekozen om voor de zones 3, 5 en buitengebied de maximum CROW-parkeerkencijfers als minimum parkeernorm te hanteren in plaats van de gemiddelde CROW-parkeerkencijfers.

 

 

functie

Zone 1 (min – max)

 

Zone 2

Zone 3

Zone 4

Zone 5

Buiten-gebied

Bezoe-kers-deel

eenheid

kantoor

1,15

1,4

1,55

1,9

1,95

2,3

2,8

5%

per 100 m2 bvo

bedrijf arbeidsextensief/

bezoekersextensief

0,65

0,9

0,75

1,2

0,85

1,3

1,3

5%

per 100 m2 bvo

bedrijf arbeidsintensief/bezoekers-extensief

1,35

1,6

1,75

2,4

1,95

2,6

2,6

5%

per 100 m2 bvo

 

  • .

    Onder arbeidsextensieve/bezoekers extensieve bedrijven worden bedrijven verstaan zoals een loods, opslag of transportbedrijf. Bij deze bedrijven geldt globaal 1 arbeidsplaats per 30-50 m2 bvo.

  • .

    Arbeidsintensieve/bezoekers extensieve bedrijven zijn bijvoorbeeld industrie, garagebedrijf, laboratorium of werkplaatsen. Bij deze bedrijven geldt globaal 1 arbeidsplaats per 25-35 m2 bvo.

 

Winkelen

Voor een aantal winkelfuncties zijn specifieke parkeernormen bepaald. Deze parkeernormen zijn specifiek voor ‘s-Hertogenbosch. Ten opzichte van CROW zijn een aantal functies samengevoegd, aangezien het bij de realisatie van de functie op voorhand niet vast te stellen is, welk type detailhandel zich hier zal vestigen. Daarnaast geldt dat functieverandering in de loop van tijd regelmatig kan optreden. Door samenvoeging van deze functies wordt er dus gekozen voor een toekomstbestendige parkeeroplossing.

 

Alleen voor de meest voorkomende winkelfuncties zijn parkeernormen opgesteld. Voor de minder voorkomende functies, zoals bouwmarkt, tuincentrum of meubelboulevard gelden de CROW-parkeerkencijfers als richtlijn. Initiatiefnemers van dergelijke functies hebben vaak een duidelijk beeld van de benodigde parkeeroplossing.

 

 

functie

Zone 1 (min - max)

 

Zone 2

Zone 3

Zone 4

Zone 5

Buiten-gebied

Bezoe-kers-deel

eenheid

kernwinkelapparaat

3,6

4,1

-

-

-

-

-

99%

per 100 m2 bvo

stadsdeelcentra

-

-

5,2

6,3

5,2

-

-

85%

per 100 m2 bvo

wijkwinkelcentra

-

-

4,3

5,1

-

5,1

5,1

80%

per 100 m2 bvo

detailhandel overige gebieden

-

-

3,1

3,7

-

3,7

3,7

72%

per 100 m2 bvo

supermarkt

3,3

4,3

4,5

5,6

5,6*

5,6

5,6

93%

per 100 m2 bvo

commerciële dienstverlening

1,55

1,8

1,85

2,25

2,35

2,85

3,55

20%

per 100 m2 bvo

* Autogebruik voor supermarkten is in het centrum van Rosmalen vergelijkbaar met het gedrag in de rest bebouwde kom van ’s-Hertogenbosch en de overige kernen. Daarom wordt voor dit gebied ook eenzelfde parkeernorm gehanteerd.

Op basis van de winkelstructuur van ’s-Hertogenbosch geldt de volgende indeling voor de verschillende winkelcategorieën:

  • .

    Kernwinkelapparaat zijn de winkels in de binnenstad van ’s-Hertogenbosch;

  • .

    Stadsdeelcentrum is winkelcentrum Kom Rosmalen en de Helfheuvelpassage;

  • .

    Wijkwinkelcentra zijn de winkelcentra Rompertpassage, Maaspoort, Mgr Van Roosmalenplein en Molenhoekpassage.

Detailhandel op andere locaties valt in de categorie detailhandel overige gebieden.

 

Onder commerciële dienstverlening worden bedrijven verstaan zoals een makelaar, hypotheekverstrekker, kapper of zonnebankstudio.

 

Sport, cultuur en ontspanning

De parkeerbehoefte van deze functies is afhankelijk van onder andere de doelgroep, formule en het verzorgingsgebied. Daarom zijn voor deze functies geen parkeernormen opgesteld, maar kunnen de richtlijnen (zie bijlage 2) gebruikt worden bij de onderbouwing van de parkeerbehoefte.

 

Horeca en verblijfsrecreatie

De parkeerbehoefte van deze functies is afhankelijk van onder andere de formule en het verzorgingsgebied. Daarom zijn voor deze functies geen parkeernormen opgesteld, maar kunnen de richtlijnen (zie bijlage 2) gebruikt worden bij de onderbouwing van de parkeerbehoefte.

 

Gezondheidszorg en (sociale) voorzieningen

De parkeerbehoefte van deze functies is afhankelijk van onder andere de doelgroep, formule en het verzorgingsgebied. Daarom zijn voor deze functies geen parkeernormen opgesteld, maar kunnen de richtlijnen (zie bijlage 2) gebruikt worden bij de onderbouwing van de parkeerbehoefte.

 

Onderwijs

De parkeerbehoefte van deze functies is afhankelijk van onder andere de doelgroep en het verzorgingsgebied. Daarom zijn voor deze functies geen parkeernormen opgesteld, maar kunnen de richtlijnen (zie bijlage 2) gebruikt worden bij de onderbouwing van de parkeerbehoefte.

4.4 Richtlijnen fiets

Voor woningen is de fietsparkeeroplossing geregeld in het Bouwbesluit (Artikel 4.31). Voor de overige functies hanteert de gemeente ‘s-Hertogenbosch richtlijnen om een goede oplossing ten aanzien van fietsparkeren te borgen. Deze richtlijnen zijn gebaseerd op de fietsparkeerkencijfers van CROW. In bijlage 2 zijn deze richtlijnen opgenomen.

 

Artikel 4.31 (Bouwbesluit)

  • 1.

    Een woonfunctie heeft als nevenfunctie een niet-gemeenschappelijke afsluitbare bergruimte met een vloeroppervlakte van ten minste 5 m² bij een breedte van ten minste 1,8 m en een hoogte daarboven van ten minste 2,3 m.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan bij een woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 50 m² de bergruimte gemeenschappelijk zijn indien de vloeroppervlakte van de bergruimte ten minste 1,5 m² per woonfunctie bedraagt.  

  • 3.

    Een bergruimte als bedoeld in dit artikel is vanaf de openbare weg rechtstreeks bereikbaar via het aansluitende terrein of een gemeenschappelijke verkeersruimte.

  • 4.

    Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op een woonfunctie voor studenten en een woonfunctie voor zorg.

5 Toepassingskader

Bij de toepassing van de parkeernormering worden de volgende stappen doorlopen:

 

  • 1.

    Berekening parkeerbehoefte auto en fiets;

  • 2.

    Confrontatie parkeerbehoefte met gepland parkeeraanbod;

  • 3.

    Afwijkingsmogelijkheden als de parkeerbehoefte groter is dan het parkeeraanbod;

  • 4.

    Indienen vergunningaanvraag;

  • 5.

    Toetsing aanvraag en (juridisch) vastleggen van afspraken.

Het doorlopen van deze stappen heeft als doel te komen tot een ontwikkeling met een passende parkeeroplossing, zonder dat dit leidt tot parkeeroverlast in de omgeving.

 

5.1 Berekening parkeerbehoefte auto en fiets

De parkeernorm of richtlijn wordt gebruikt om de parkeerbehoefte voor auto en fiets te berekenen. Hiervoor wordt de omvang van de functie vermenigvuldigd met de (minimum) parkeernorm of richtlijn. Wanneer meerdere functies binnen een ontwikkeling worden gerealiseerd, wordt de parkeerbehoefte van de gehele ontwikkeling bepaald door de berekende parkeerbehoefte van de losse functies bij elkaar op te tellen. Dit geldt bijvoorbeeld ook bij praktijk-aan-huis of verschillende onderdelen van een sportcomplex.

 

Afronden

De berekende parkeerbehoefte wordt tussentijds niet afgerond. Pas bij het bepalen van de parkeeroplossing ten behoeve van het indienen van de aanvraag (stap 4) wordt het aantal parkeerplaatsen cijfermatig naar boven afgerond op hele parkeerplaatsen.

 

Dubbelgebruik van parkeerplaatsen

Indien binnen de ontwikkeling verschillende functies worden gerealiseerd, is het mogelijk rekening te houden met dubbelgebruik van parkeerplaatsen, bijvoorbeeld overdag door werkers en ’s avonds door bewoners. Voorwaarde is wel dat de aanvrager in het bouwplan vastlegt dat de voor dubbelgebruik meegerekende parkeercapaciteit voor alle gebruikers van het bouwplan toegankelijk is. Dat betekent dat exclusief voor functies gereserveerde parkeerplaatsen daarvan geen deel uit maken. Dubbelgebruik wordt berekend volgens de methodiek van CROW-publicatie 317. Om de mogelijkheden voor dubbelgebruik te bepalen worden de aanwezigheidspercentages gehanteerd, die in bijlage 3 staan vermeld.

 

Rekening houden met bestaande situatie

Bij de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen mag rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte van de bestaande situatie. Dit betekent dat in het geval van sloop, nieuwbouw en/of functiewijziging ook de parkeerbehoefte van bestaande, te vervallen, functies wordt bepaald. Deze parkeerbehoefte mag vervolgens worden afgetrokken van de parkeerbehoefte van de nieuwbouw. Zodoende dat alleen het verschil aan parkeerplaatsen nog extra benodigd is. Uitgangspunt bij deze regel is dat de parkeerbehoefte van het meest recente legale gebruik enkel mag worden gecorrigeerd op de vraag van de nieuwe functie indien het pand niet langer dan vijf jaar leegstaat. Wanneer bij de parkeeroplossing voor de bestaande situatie gebruik is gemaakt van dubbelgebruik van parkeerplaatsen, of van parkeerplaatsen in de openbare ruimte, zal bij het bepalen van het aantal extra benodigde parkeerplaatsen tevens rekening moeten worden gehouden met aanwezigheidspercentages.

 

Bij de correctie van de parkeerbehoefte in verband met eventuele bestaande functies dient tevens rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van parkeercapaciteit. Indien als gevolg van de nieuwbouw een deel van de bestaande capaciteit komt te vervallen dan dient de bestaande parkeerbehoefte hiermee gecorrigeerd te worden.

 

Bij de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen mag rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte van de bestaande situatie. Dit betekent dat in het geval van sloop, nieuwbouw en/of functiewijziging ook de parkeerbehoefte van bestaande, te vervallen, functies wordt bepaald. Deze parkeerbehoefte mag vervolgens worden afgetrokken van de parkeerbehoefte van de nieuwbouw. Zodoende dat alleen het verschil aan parkeerplaatsen nog extra benodigd is. Uitgangspunt bij deze regel is dat de parkeerbehoefte van het meest recente legale gebruik enkel mag worden gecorrigeerd op de vraag van de nieuwe functie indien het pand niet langer dan vijf jaar leegstaat. Wanneer bij de parkeeroplossing voor de bestaande situatie gebruik is gemaakt van dubbelgebruik van parkeerplaatsen, of van parkeerplaatsen in de openbare ruimte, zal bij het bepalen van het aantal extra benodigde parkeerplaatsen tevens rekening moeten worden gehouden met aanwezigheidspercentages.

Bij de correctie van de parkeerbehoefte in verband met eventuele bestaande functies dient tevens rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van parkeercapaciteit. Indien als gevolg van de nieuwbouw een deel van de bestaande capaciteit komt te vervallen dan dient de bestaande parkeerbehoefte hiermee gecorrigeerd te worden.

 

Parkeerbehoefte maximaal twee parkeerplaatsen

Voor verbouwplannen of functiewijzigingen van niet-woonfuncties, waarbij de (eventueel gecorrigeerde) parkeerbehoefte niet groter is dan 2 parkeerplaatsen is het niet nodig de parkeerplaatsen te realiseren. Hierdoor zijn kleine ontwikkelingen, bijvoorbeeld een beperkte uitbreiding van een onderneming, eenvoudiger te realiseren. Uitgangspunt hierbij is dat voor dezelfde locatie in de afgelopen 5 jaar niet eerder van deze mogelijkheid gebruik is gemaakt.

 

Voorbeeld berekening parkeerbehoefte

Een bestaand kantoorgebouw van 2.000 m2 bvo wordt gesloopt en op deze locatie wordt een supermarkt van 1.000 m2 bvo gerealiseerd. Het kantoorgebouw heeft geen eigen parkeergelegenheid (dus geen parkeerplaatsen op eigen terrein). De parkeeroplossing van het kantoorgebouw was gelegen in de openbare ruimte.

 

De berekening van het aantal te realiseren parkeerplaatsen is dan als volgt:

  • .

    Parkeerbehoefte supermarkt 1.000 m2 bvo supermarkt x parkeernorm (5,6/100) = 56,0 parkeerplaatsen.

  • .

    Parkeeroplossing in de openbare ruimte, dus rekening houden met dubbelgebruik (in dit voorbeeld wordt naar 2 momenten gekeken; bij de onderbouwing zijn alle drukke cq maatgevende momenten van de betreffende functies benodigd).

  • .

    Parkeerbehoefte per moment: werkdagmiddag: 56,0 x 60% = 33,6 zaterdagmiddag: 56,0 x 100% = 56,0

  • .

    Rekening houden met bestaande situatie parkeerbehoefte kantoor: 2.000 m2 bvo x 1,65 (parkeernorm) = 33,0 werkdagmiddag: 33,0 x 100% = 33,0 zaterdagmiddag: 33,0 x 0% = 0,0

  • .

    Extra benodigde parkeerplaatsen (nieuw minus oud) werkdagmiddag: 33,6 – 33,0 = 0,6 parkeerplaatsen zaterdagmiddag: 56,0 – 0,0 = 56,0 parkeerplaatsen.Voor dit plan dienen om de parkeerbehoefte op te vangen 56 parkeerplaatsen extra gerealiseerd te worden. Het kantoorgebouw had immers geen parkeerbehoefte op zaterdagmiddag.

5.2 Confrontatie parkeerbehoefte met parkeeraanbod

In de tweede stap wordt de parkeerbehoefte geconfronteerd met het geplande parkeeraanbod. Wanneer het geplande parkeeraanbod groter is dan de parkeerbehoefte kan verder worden gegaan met stap 4, zo niet dan wordt stap 3 nog doorlopen. Uitzondering hierop vormen ontwikkelingen in deelgebied Centrum. Voor ontwikkelingen in dit gebied dient nog gecontroleerd te worden of het geplande parkeeraanbod niet groter is dan de parkeerbehoefte op basis van de maximum waarde van de parkeernorm of richtlijn.

 

Uitgangspunt is dat het geplande parkeeraanbod op eigen terrein wordt gerealiseerd.

 

Parkeerplaatsen op eigen terrein

Een parkeerplaats geldt als parkeerplaats op eigen terrein indien:

  • .

    de parkeerplaats in eigendom is bij de initiatiefnemer of;

  • .

    de parkeerplaats in erfpacht is uitgegeven, verhuurd of in gebruik is gegeven aan de inititiatiefnemer of;

  • .

    in de omgevingsvergunning, bouwvergunning, de huur- of de koopovereenkomst of in de erfpachtvoorwaarden is vastgelegd dat parkeergelegenheid is bedoeld voor het adres van de initiatiefnemer.

 

Maatvoering autoparkeren op eigen terrein

Een individuele parkeerplaats moet voldoen aan de volgende minimale afmetingen:

  • .

    ten minste 2,50 m breed en 5,50 m lang (carport of oprit);

  • .

    ten minste 2,80 m breed en 5,50 m lang (garagebox);

Kleinere parkeerplaatsen worden niet als parkeerplaats beschouwd.

Voor parkeerplaatsen in (gebouwde) parkeervoorzieningen en parkeerterreinen gelden de maten zoals opgenomen in de meest recente NEN2443:2013.

 

Rekenwaarde autoparkeren

Voornamelijk bij woningen blijkt in de praktijk dat bijvoorbeeld een garage(box) niet altijd wordt gebruikt voor het stallen van de auto, maar als bergruimte. Aangezien hier bij de parkeernormering geen rekening mee wordt gehouden, kan parkeeroverlast ontstaan. Parkeerplaatsen in een garage(box), oprit of carport bij woningen worden daarom niet als volwaardige parkeerplaats meegeteld. In tabel 5.1 is aangegeven in welke mate het parkeren op eigen terrein voor de functie wonen meetelt aan de aanbodzijde.

 

parkeervoorziening

theoretisch aantal

berekeningsaantal

enkele oprit zonder garage(box)

1

0,8

lange oprit zonder garage(box) of carport

2

1,5

dubbele (brede) oprit zonder garage(box)

2

1,7

garage(box) zonder oprit (bij woning)

1

0,25

garage(box) (niet bij woning)

1

0,5

garage(box) met enkele oprit

2

1,0

garage(box) met lange oprit

3

1,5

garage(box) met dubbele (brede) oprit

3

1,7

Tabel 5.1: Berekeningsaantal parkeervoorzieningen bij woningen (gebaseerd op CROW)

 

Maatvoering fietsparkeren

Bij de toetsing van de fietsparkeeroplossing wordt gebruik gemaakt van de richtlijnen van CROW, zoals vermeld in ‘Leidraad fietsparkeren’. Publicatie 291 d.d. december 2010.

 

Doelgroep parkeren

De hierboven vermelde maatvoering zijn minimale maten. Bij de vormgeving van de parkeerplaatsen dient altijd rekening te worden gehouden met de doelgroep die van deze parkeerplaatsen gebruik gaan maken. Hierbij kan worden gedacht aan:

  • .

    gehandicaptenparkeerplaatsen;

  • .

    oplaadpunten voor elektrische voertuigen (auto en fiets);

  • .

    parkeerruimte voor bakfietsen;

  • .

    stallingsruimte voor scooters en bromfietsen;

  • .

    stallingsruimte voor scootmobielen.

 

CROW hanteert de richtlijn dat in de openbare ruimte 2% van de parkeerplaatsen als gehandicaptenparkeerplaatsen zijn ingericht.

5.3 Afwijkingsmogelijkheden

Het uitgangspunt is dat het parkeren op eigen terrein moet worden opgelost. Dit betekent dat het parkeren op eigen terrein, of binnen de planontwikkeling, moet plaatsvinden. Er zijn redenen denkbaar wanneer het onmogelijk of onwenselijk is om parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren. Dit is bijvoorbeeld het geval als:

  • .

    De ontwikkeling is gelegen in een voetgangersgebied;

  • .

    Het fysiek onmogelijk is om parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren, bijvoorbeeld bij bestaande panden;

  • .

    Het financieel niet haalbaar is om een parkeervoorziening op eigen terrein te realiseren.

In deze gevallen is het mogelijk om af te wijken en niet de (gehele) parkeerbehoefte op eigen terrein te realiseren. Van belang is dat bij afwijkingen de noodzaak en de verschillende effecten zorgvuldig worden afgewogen. Om dat goed te doen dienen alle afwijkingen voldoende gemotiveerd ter besluitvorming (besluit tot vrijstelling van) te worden voorgelegd aan het College van Burgemeester en Wethouders.

In de volgende paragrafen worden de belangrijkste mogelijkheden tot afwijking uitgewerkt.

 

5.3.1 Benutten bestaand parkeeraanbod elders

Vanuit het principe ‘eerst benutten dan bouwen’ kan vrijstelling worden verleend op het realiseren van het benodigde parkeeraanbod als in de omgeving op acceptabele loopafstand (zie tabel 5.2 voor maximale loopafstanden) in de nodige parkeerruimte wordt voorzien, bijvoorbeeld in een openbare of particuliere/private parkeergarage. Voorwaarde is wel dat onderbouwd wordt waarom niet het volledige benodigde parkeeraanbod gerealiseerd kan worden. Daarnaast moet aangetoond worden dat de alternatieve parkeerruimte daadwerkelijk duurzaam (15 jaar) beschikbaar is op tijden dat die nodig zijn voor de parkeerbehoefte van de ontwikkeling.

 

Tevens kan voor vervangende parkeerruimte een beroep worden gedaan op de openbare ruimte als na onafhankelijk onderzoek blijkt dat daarmee de parkeerdruk in de directe omgeving (op loopafstand van de ontwikkeling) op alle momenten in de week onder de 80% zal blijven. De kosten van het onderzoek komen voor rekening van de vergunningaanvrager. De gemeente beoordeelt de wenselijkheid om (een deel van) de parkeerbehoefte af te wentelen op de openbare ruimte. De mate waarin dit gebeurt en de verwachte ontwikkeling spelen hierbij een rol.

 

Acceptabele loopafstanden

Als maat voor de situering van de parkeerplaatsen ten opzichte van de functies dienen de maximaal acceptabele loopafstanden. De acceptatie van de loopafstand hangt af van de parkeerduur, het motief van het bezoek aan het bestemmingsadres, de aantrekkelijkheid van de looproute en de concurrentiekracht van alternatieven. In tabel 5.2 staan de acceptabele loopafstanden voor de verschillende doelgroepen. De loopafstanden worden gemeten van deur-tot-deur met behulp van Google Maps.

 

 

gebied

bewoners en bezoek < 2 uur

werknemers en bezoek > 2 uur

Zone 1: Centrum

300 meter

600 meter + transferia

Zone 2: gereguleerde schil centrum

200 meter

400 meter + transferia

Zone 3: Overig bebouwde kom ’s-Hertogenbosch

100 meter

200 meter

Zone 4: Centrum Rosmalen

100 meter

200 meter

Zone 5: overige kernen

100 meter

200 meter

Buitengebied

50 meter

50 meter

 

Tabel 5.2: Maximaal acceptabele loopafstanden naar gebied

Afstanden zijn voor wonen in Centrum: zone 1 indicatief. Zie hiervoor de beschrijving in hoofdstuk 3.

 

5.3.2 Realiseren extra parkeerplaatsen elders

Wanneer benutten niet mogelijk is, kan overwogen worden elders extra parkeerplaatsen te realiseren. In deze gevallen bekijkt de initiatiefnemer in overleg met de gemeente ‘s-Hertogenbosch of het mogelijk is de parkeerplaatsen op acceptabele loopafstand (zie tabel 5.2) in de openbare ruimte te realiseren. Indien dit mogelijk is, kan worden afgeweken van het aantal te realiseren parkeerplaatsen op eigen terrein. De gemeente ’s-Hertogenbosch, of de inititatiefnemer op basis van richtlijnen van de gemeente ’s-Hertogenbosch, zal zorg dragen voor de realisatie van de parkeerplaatsen in de openbare ruimte. De kosten hiervoor komen voor rekening van de ontwikkelende partij.

Uitgangspunt hierbij is dat er ruimte moet zijn voor de realisatie van extra parkeerplaatsen in de openbare ruimte, zonder dat dit de kwaliteit van de openbare ruimte onaanvaardbaar verslechtert.

Om de directe link tussen bouwontwikkeling en realisatie van parkeerplaatsen te borgen wordt niet voor een parkeerfonds gekozen.

 

5.3.3 De parkeerbehoefte van de ontwikkeling is lager

Wanneer door de initiatiefnemer afdoende kan worden onderbouwd dat de parkeerbehoefte van de ontwikkeling voor langere periode (15 jaar) lager ligt dan berekend met de parkeernorm of richtlijn kan hiervan worden afgeweken. Hierbij dient de initiatiefnemer te onderbouwen dat:

  • .

    de doelgroep wezenlijk anders is, dan het gemiddelde gedrag;

  • .

    een lagere parkeerbehoefte wordt verwacht.

Bij het opstellen van deze onderbouwing kan de initiatiefnemer bijvoorbeeld gebruik maken van zijn, reeds eerder opgestelde business- of ondernemingsplan. Bij het opstellen van deze plannen is reeds aandacht besteed aan de specifieke bezoekersdoelgroep, formule, verwachte bezoekersaantallen en verzorgingsgebied. Deze gegevens kunnen worden gebruik bij de onderbouwing van de parkeerbehoefte.

5.4 Indienen vergunningaanvraag

Bij het indienen van de vergunningaanvraag overlegt de initiatiefnemer ten minste:

  • .

    Het bouwplan;

  • .

    Een berekening van de parkeerbehoefte voor auto en fiets, inclusief onderbouwing;

  • .

    Bij de parkeeroplossing wordt tevens een uitsplitsing gemaakt (indien van toepassing) naar aantal parkeerplaatsen op eigen terrein (niet openbaar toegankelijk) en openbaar toegankelijke parkeerplaatsen;

  • .

    Het ontwerp van de parkeeroplossing voor auto en fiets, inclusief maatvoering en openbaarheid;

  • .

    De wijze waarop in de benodigde parkeerplaatsen voor auto en fiets zal worden voldaan door de bouwende partij;

  • .

    Benodigde onderzoeken en overeenkomsten/contracten (indien van toepassing);

  • .

    Mogelijke consequenties voor de gebruiker van het pand. Een van de mogelijke consequenties is dat bij een bouwontwikkeling de gebruikers nu en in de toekomst niet in aanmerking komen voor een parkeervergunning. Dit geldt ook voor locaties waar nog geen betaald parkeren geldt. Uitzondering hierop is de situatie dat parkeerplaatsen in de openbare ruimte worden gerealiseerd.

5.5 Toetsing door gemeente en vastleggen van afspraken

De gemeente ’s-Hertogenbosch toetst de onderbouwing van de berekening van de parkeerbehoefte voor auto en fiets en de wijze waarop in deze parkeerbehoefte wordt voorzien aan deze Nota Parkeernormering 2016. Deze toetsing en de eventuele afspraken die daaruit volgen zullen worden vastgelegd in de omgevingsvergunning en/of anterieure overeenkomst. In bijlage 4 is een stappenplan voor deze toetsing opgenomen.

 

Het vastleggen van parkeerafspraken voor ontwikkelingen geeft de gemeente de mogelijkheid om nadien te kunnen contoleren of de parkeeroplossingen worden gebruikt zoals ze zijn afgesproken; er kan dus handhavend worden opgetreden. Het vastleggen van de afspraken gebeurt ook om geen onduidelijkheid te laten bestaan over situaties die zich in de toekomst kunnen voordoen.

Bij afspraken kan worden gedacht aan:

  • .

    Het vastleggen dat, indien bij de berekening van het aantal te realiseren parkeerplaatsen is uitgegaan van dubbelgebruik, de parkeerplaatsen door alle gebruikers van het pand te gebruiken zijn.

  • .

    Bij studentenwoningen vastleggen dat bewoners in bezit moeten zijn van een campuscontract.

  • .

    Voorwaardelijke verplichtingen die bij de regels van het bestemmingsplan worden opgenomen om bijzondere gebruikersbepalingen vast te leggen. In een bestemmingsplan kan geregeld worden dat een bepaald gebruik slechts is toegestaan als aan een bepaalde voorwaarde wordt voldaan.

  • .

    Stellen van nadere eisen. De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is beperkt tot eisen die aansluiten bij in het bestemmingsplan zelf reeds gestelde regels aangaande het betreffende onderwerp of onderdeel. Er kan bijvoorbeeld worden bepaald dat niet alle parkeerplaatsen direct worden gerealiseerd, maar dat binnen de planontwikkeling ruimte wordt gereserveerd die –indien nodig- alsnog als parkeerruimte kan worden ingericht. Deze ruimte kan in eerste instantie bijvoorbeeld als groenvoorziening worden ingericht.

  • 5.

    Het vastleggen dat parkeergelegenheid bij woningen op eigen terrein niet mogen worden opgeheven. Op deze manier wordt voorkomen dat in gebieden waar het stedenbouwkundig ontwerp uitgaat van parkeren op eigen terrein in plaats van in de openbare ruimte, door het toevoegen van bebouwing op eigen terrein de parkeerplaats(en) op eigen terrein verdwijnt/verdwijnen.

  • 6.

    Het onder een kwalitatieve verplichting vastleggen dat nieuwe bewoners niet of niet zonder meer in aanmerking komen voor belanghebbendenparkeren. Een initiatiefnemer dient hierover met de gemeente vóór het indienen van een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning tot overeenstemming te komen.

6 Inspraak

Deze Nota Parkeernormering 2016 is opgesteld in goed overleg met een interne en externe klankbordgroep. In de externe klankbordgroep hadden wijkraden, een ondernemersvereniging, wooncorporaties en een commerciële ontwikkelaar zitting. Op basis van de gemeentelijke inspraakverordening is inspraak verleend. De bekendmaking en resultaten hiervan zijn opgenomen in een bijlage van deze nota.

De griffier, De voorzitter,

drs. W.G. Amesz , mr. dr. A.G.J. Rombouts