Organisatie | Arnhem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de rekenkamer Arnhem 2016 |
Citeertitel | Verordening op de rekenkamer Arnhem 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening op de rekenkamer Arnhem 2011.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-09-2016 | 01-04-2016 | nieuwe regeling | 25-04-2016 | 2016.0.013.157 |
Verordening op de rekenkamer Arnhem 2016
1.De benoemingen van de leden en de voorzitter geschieden door de raad op gemotiveerde
aanbeveling van de auditcommissie.
Artikel 4 Ontslag en non-activiteit
1.De rekenkamer bericht de auditcommissie als één van de ontslaggronden zich voordoet,
bedoeld in artikel 81c, zesde of zevende lid, van de wet.
adviseert de auditcommissie de raad over de vraag of al dan niet moet worden overgegaan tot ontslag, respectievelijk het op non-actief stellen van het desbetreffende lid.
Artikel 8 Rapportage rekenkamer
1.Voordat de rekenkamer tot vaststelling en openbaarmaking van een onderzoeksrapport
overgaat, stelt zij de onderzochte partijen schriftelijk op de hoogte van het conceptrapport daarvan.
2.De rekenkamer stelt de betrokken partijen in de gelegenheid tot ambtelijk wederhoor.
Betrokken partijen kunnen binnen een door de rekenkamer te bepalen termijn schriftelijk
reageren op de bevindingen in het onderzoeksrapport of een door de rekenkamer
3.De rekenkamer kan het college binnen een door de rekenkamer te bepalen termijn in de
gelegenheid stellen tot bestuurlijk wederhoor.
Artikel 9 Vergoeding werkzaamheden
3.De maandelijkse vergoeding wordt met ingang van 1 januari 2017 jaarlijks geïndexeerd op
basis van het jaarlijks door de raad ten behoeve van de gemeentebegroting vast te stellen
3.De rekenkamer verantwoordt de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in het
jaarverslag aan de raad, als bedoeld in artikel 185, derde lid, van de wet.
Artikel 11 Ambtelijk medewerkers rekenkamer
1.Rechtspositionele besluiten ten aanzien van de ambtelijk medewerkers van de rekenkamer
worden genomen door of namens het college na overleg met de voorzitter van de rekenkamer.
Toelichting bij de Verordening op de rekenkamer Arnhem 2016
Dit artikel bevat enkele definities ter voorkoming dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven.
De raad bepaalt of er in een gemeente een rekenkamer of een rekenkamerfunctie is. De
raad bepaalt verder het aantal leden van dit orgaan. In Arnhem is er een rekenkamer met 3 leden. Krachtens artikel 182 van de gemeentewet onderzoekt de rekenkamer de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Dit wetsartikel stelt expliciet dat een onderzoek van de rekenkamer naar rechtmatigheid géén controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid Gemeentewet omvat. Dit is een taak van de accountant. Aangezien andere onderzoeken van o.a. de accountant en van het college op grond van artikel 213a Gemeentewet met name gericht zijn op rechtmatigheid en bedrijfsvoeringsvraagstukken, zal in onderzoeken van de rekenkamer het accent liggen op doeltreffendheid.
De auditcommissie bereidt een aantal beslissingen van de raad voor, waaronder benoeming en ontslag van de voorzitter en de rekenkamerleden en eventueel herbenoemingen. Die voorbereidingen monden uit in een gemotiveerde aanbeveling aan de raad, waarin in het geval van benoemingen ook een beknopt CV van de voorgedragen personen kunnen zijn opgenomen. De wijze waarop de auditcommissie dit doet, is vastgelegd in de verordening op de auditcommissie. Voorafgaand aan een voordracht pleegt de auditcommissie overleg met de rekenkamer. Naast de in artikel 81f genoemde zogeheten incompatabiliteiten zijn ook mensen van het lidmaatschap van de rekenkamer uitgesloten die verbonden zijn aan een instelling of organisatie die financieel of bestuurlijk aan Arnhem gelieerd is. Als criterium geldt of de betreffende instelling of organisatie onderwerp van onderzoek kan zijn van de rekenkamer.
Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties. In de verordening is ervoor gekozen de rekenkamer hierin een initiërende rol te laten vervullen. De auditcommissie bereidt eventuele besluitvorming van de raad hierover voor.
Openbaarheid en beslotenheid worden in de verordening geregeld. De vergaderingen van de
rekenkamer zijn in beginsel besloten, maar de rekenkamer kan besluiten daarvan af te wijken.
In het onderzoeksprotocol wordt een nadere uitwerking gegeven aan het soort onderzoeken dat wordt verricht. Zo kan de rekenkamer diepgravende onderzoeken verrichten, maar bijvoorbeeld ook flitsonderzoeken. Tevens geeft de rekenkamer inzicht in de duur van de soort onderzoeken, bijvoorbeeld kortlopende en langdurige onderzoeken. Hierdoor wordt meer inzicht gegeven in het soort onderzoeken dat de rekenkamer kan verrichten. Verder stelt het de raad in staat een (meer)specifiek besluit te nemen indien hij een verzoek tot een onderzoek richt aan de rekenkamer.
De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welke onderzoeken er zullen worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen. De mogelijkheid tot het doen van een verzoek door de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de Gemeentewet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Om te markeren dat het een verzoek van de raad is en om een heldere eerste afbakening van het gevraagde onderzoek te verkrijgen, dient een onderzoeksverzoek in een door de raad genomen besluit te zijn vastgelegd. De auditcommissie is het overlegplatform om zo’n verzoek te bespreken en te bezien wat er mogelijk is of wat eventueel alternatieven zijn. De uiteindelijke beslissing over het al dan niet honoreren van een dergelijke verzoek van de raad, ligt bij de rekenkamer. Deze stuurt hierover een officieel bericht aan de raad. Indien de rekenkamer een gemotiveerd verzoek van de raad niet honoreert, dient hieraan een gemotiveerde afwijzing ten grondslag te liggen.
Uit oogpunt van zorgvuldigheid krijgen de onderzochte partijen (raad, college of verbonden partijen) de kans om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) concept-onderzoeksrapport. Er vindt eerst ambtelijk wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden eruit te halen en te corrigeren.
Bij grote onderzoeken zal ook het college gevraagd worden om een reactie te geven op het conceptonderzoeksrapport. Bij kleinere onderzoeken zal de Rekenkamer dit verzoek niet hoeven te doen en zal de bijdrage van het college vooral de politieke discussie in de raadskamer zijn, nadat het rapport is afgerond. Het is aan de Rekenkamer om een afweging te maken of het college in het concept stadium van het rapport een reactie wordt gevraagd.
De rekenkamer stelt hierna een bestuurlijk rapport op met conclusies en aanbevelingen.
Het definitieve rapport bestaat uit de bevindingen, conclusies en aanbevelingen, de
bestuurlijke reactie van het college en het nawoord van de rekenkamer.
Op grond van artikel 185, tweede lid, van de Gemeentewet heeft de rekenkamer de bevoegdheid de raad naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek voorstellen te doen. Een raadsvoorstel bevordert de doorwerking van het rapport. De procedurele afhandeling verloopt via de auditcommissie.
De raad dient een rapport met bijbehorend voorstel binnen 4 maanden na ontvangst door de
auditcommissie in behandeling te nemen. Ook deze bepaling is bedoeld om de doorwerking van rapporten te bevorderen.
Op grond van artikel 81k van de Gemeentewet dient de raad de vergoedingen voor de leden van de rekenkamer bij verordening vast te leggen. Er wordt een vaste vergoeding per maand uitgekeerd.
Hiervoor is uitgegaan van een veronderstelde gemiddelde tijdsinvestering van twee dagdelen per week voor de voorzitter en twee dagdelen per week voor ieder lid. Er worden geen extra vergoedingen voor werkzaamheden uitgekeerd, ook niet als een of meer van de leden aan een project aanmerkelijk meer tijd heeft besteed
De rekenkamer is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikking gestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Deze zelfstandigheid van de rekenkamer ten opzichte van de raad en het college is een waarborg voor een behoorlijke uitvoering van haar taak. De rekenkamer is voor de besteding van het budget wel verantwoording verschuldigd aan de raad en legt deze af in haar jaarverslag.
De positie van de ambtelijke ondersteuning is in dit artikel geregeld. Wettelijk is bepaald (art 81j) dat het college op voordracht van de rekenkamervoorzitter ambtenaren benoemt ter ondersteuning van de rekenkamer. Deze ambtenaren zijn voor inhoud van hun werkzaamheden uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de rekenkamer.
De rekenkamer zal twee maal per jaar in overleg treden met de raad over onder andere de voortgang van de onderzoeken, de te starten onderzoeken, eventueel aangenomen moties op grond van artikel 7, lid 4 van deze verordeningen en eventueel overige politieke actualiteiten. De rekenkamer is door de wetgever in het leven geroepen om de controlerende rol van de raad te versterken. Periodiek dient te worden bezien in hoeverre de door de raad gekozen invulling daarin voorziet, helpt om aan te blijven sluiten op de verwachtingen binnen de raad.
Jaarlijks wordt daartoe een voortgangsgesprek gehouden tussen de rekenkamer en de
auditcommissie en eens per twee jaar vindt een evaluatie plaats. De raad is de opdrachtgever van deze evaluatie, voert deze wellicht ook zelf uit en zorgt voor het budget dat daarvoor nodig is. De rekenkamer moet de tijd en gelegenheid hebben een eigen werkwijze te ontwikkelen, de raad moet voldoende ervaring met de rekenkamer hebben om zich een oordeel erover te kunnen vormen. Daarom is de evaluatieperiode op twee jaar gesteld. De eerste keer dat een dergelijke evaluatie plaatsvindt, zal derhalve in het jaar 2018 zijn (het vierde jaar van de nieuwe rekenkamer die in 2016 start). Het bovenstaande laat onverlet de mogelijkheden van tussentijdse evaluatie.