Organisatie | Zuid-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Dienstreisregeling provincie Zuid-Holland 2011 |
Citeertitel | Dienstreisregeling provincie Zuid-Holland 2011 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2018. Indien het Provinciaal blad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2017, treedt het besluit in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal blad waarin het besluit wordt geplaatst, en werkt het besluit terug tot en met 1 januari 2018.
Provinciewet, artikel 158, lid 1, sub c; Ambtenarenwet, artikelen 125 en 134; CAP artikel 3.1.4.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | wijziging van de considerans; art. 1b. | 24-08-2010 | PZH-2017-615933259 | ||
01-07-2016 | 01-01-2018 | wijziging van artikelen 1. Vervallen zijn art. 3, zevende lid, art. 13 en art. II. | 24-08-2010 | PZH-2016-550001844 |
Artikel 3 Dienstreizen per motorvoertuig of bromfiets
Medewerkers die gemiddeld minimaal twee dienstreizen per week maken die niet of niet doelmatig met het openbaar vervoer kunnen worden gemaakt, kunnen toestemming krijgen om hun eigen motorvoertuig in te zetten voor het maken van dienstreizen en kunnen op aanvraag een parkeerkaart voor de parkeergarage van het provinciehuis, toegewezen krijgen.
Artikel 5 Dienstreizen per fiets
1. De ambtenaar die de dienstreis aflegt per fiets, gebruikt daartoe zo mogelijk een door de provincie beschikbaar gestelde dienstfiets.
2. Indien dit niet mogelijk is en voor de dienstreis gebruik gemaakt wordt van een eigen fiets of e-bike wordt hiervoor een vergoeding verleend van € 0,16 per kilometer.
Artikel 6 Taxi, huurfiets en huurauto
In bijzondere omstandigheden kunnen Gedeputeerde Staten de ambtenaar toestemming verlenen gebruik te maken van een taxi, huurfiets of huurauto, in welk geval de kosten volledig worden vergoed.
Artikel 7 Verrekening vervoerkosten
De ambtenaar is verplicht ten behoeve van de dienstreis zo mogelijk gebruik te maken van hem van provinciewege verstrekte vervoerbewijzen in het kader van het woon-werkverkeer.
1. De in verband met een dienstreis noodzakelijk gemaakte kosten voor maaltijden en logies en voor kleine uitgaven overdag en ’s avonds worden vergoed tot ten hoogste de normen van de voor het rijkspersoneel geldende Reisregeling binnenland.
2. Het eerste lid vindt geen toepassing ten aanzien van reizen die verband houden met het regelmatig verrichten van arbeid:
a. op een kantoor van de provincie;
b. ter bediening van een kunstwerk;
c. wegens het houden van toezicht op de uitvoering van een werk, waar een directieverblijf aanwezig is.
3. Geen aanspraak op een maaltijdvergoeding bestaat, indien tijdens een dienstreis de gelegenheid bestaat al dan niet tegen betaling maaltijden vanwege de provincie te ontvangen.
4. Verblijfkosten worden niet vergoed, wanneer de ambtenaar een dienstreis van korter dan vier uren maakt, dan wel wanneer de reizen beperkt blijven tot de woon- of standplaats.
5. Voor reizen, die een verblijf buiten de woonplaats vergen van langer dan drie dagen en reizen die de ambtenaar veelvuldig moet maken, kunnen Gedeputeerde Staten een lagere vergoeding wegens verblijfkosten vaststellen dan conform het eerste lid.
1. Gedeputeerde Staten kunnen aan de ambtenaar toestemming verlenen tot het maken van een buitenlandse dienstreis.
2. Verzoeken voor toestemming dienen te worden gedaan volgens de interne procedure voor buitenlandse dienstreizen.
3. Van de buitenlandse dienstreizen wordt een register bijgehouden.
4. Vliegreizen worden met economy class gemaakt.
5. Een buitenlandse reis waarbij het reisgedeelte buiten Nederland beperkt is of waarbij de grensoverschrijding niet noodzakelijkerwijs leidt tot uitgaven voor maaltijden of overnachting in het buitenland, wordt, in afwijking op het bepaalde in het eerste lid, aangemerkt als een dienstreis binnen Nederland.
Artikel 10 Aanvang en einde dienstreis
1. Voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten geldt dat de dienstreis aanvangt op het tijdstip dat de ambtenaar zijn woning of de plaats van tewerkstelling verlaat en eindigt op het tijdstip dat hij aldaar terugkeert. Indien de reis niet in de woon- of plaats van tewerkstelling van de ambtenaar eindigt, wordt dit tijdstip door Gedeputeerde Staten bepaald.
2. Twee of meer dienstreizen kunnen als één reis worden aangemerkt, wanneer deze zijn aan te merken als een voortgezette reis.
Artikel 11 Opmaken en inzenden van declaraties
1. De vergoeding van reis- en verblijfkosten vindt achteraf plaats op basis van een ingediende declaratie, door middel van een daarvoor vastgesteld formulier.
2. Declaraties voor reis- en verblijfkosten dienen binnen twee maanden na afloop van de reis te worden ingediend bij Gedeputeerde Staten.
Artikel 12 Bijzondere gevallen
Indien zich gevallen voordoen, waarvoor deze regeling geen voorziening biedt of waarin toepassing van deze regeling naar het oordeel van Gedeputeerde Staten ernstige bezwaren zou opleveren kan, zonodig onder afwijking van deze regeling, ten voordele van de individuele ambtenaar worden voorzien.