Organisatie | Eijsden-Margraten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reiskosten |
Citeertitel | Regeling reiskosten gemeente Eijsden-Margraten 2011 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
CAR-UWO
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-09-2016 | 01-01-2011 | 01-01-2020 | N.v.t. | 20-09-2016 Onbekend | regeling reiskosten |
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
Dienstreis: een noodzakelijke verplaatsing van een medewerker tot het verrichten van een werkgerelateerde activiteit buiten de standplaats, evenals het hiermee verband houdende verblijf buiten deze plaats. Als dienstreis wordt mede aangemerkt het reizen ten behoeve van het volgen van een opleiding-, vorming- en trainingsactiviteit en het (extra) reizen ten behoeve van het verrichten van overwerk.
Artikel 2 Gebruik van een (e-)vervoermiddel van gemeentewege
Een dienstreis wordt primair gemaakt met een door de werkgever ter beschikking te stellen (elektrisch) vervoermiddel, op de wijze en onder de voorwaarden, zoals nader door de werkgever wordt aangegeven.
Artikel 3 Gebruik van openbaar vervoer
Van het bepaalde in het vorige lid kan worden afgeweken door gebruik te maken van openbaar vervoer. In dat geval maakt de medewerker gebruik van een door de werkgever te verstrekken OV kaart *. Wanneer gebruik van de OV kaart niet of niet voor de hele dienstreis mogelijk is, declareert de medewerker de door hem gemaakte kosten van openbaar vervoer.
Artikel 4 Gebruik van eigen vervoer
In situaties waarin toepassing kan worden gegeven aan het bepaalde in de artikelen 2 en 3 en waarin de medewerker desondanks gebruik maakt van eigen vervoer wordt géén vergoeding verstrekt; in dat geval blijven de reiskosten geheel voor rekening van de medewerker. Afwijking van het voorgaande is slechts mogelijk:
bij de inzet van een eigen vervoermiddel voor aansluitend vervoer *
In deze gevallen kan met toestemming van de direct leidinggevende gebruik worden gemaakt van eigen vervoer onder toekenning van de vergoeding als aangegeven in artikel 2 van de reisregeling binnenland *.
De medewerker maakt zoveel mogelijk gebruik van een door de werkgever te verstrekken parkeerbewijs voor daartoe aangewezen parkeerfaciliteiten. De kosten hiervan komen direct voor rekening van de werkgever.
In overige gevallen declareert de medewerker de gemaakte parkeerkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 7. De parkeerkosten worden netto vergoed.
De in het kader van een dienstreis gemaakte verblijfkosten worden vergoed op basis van de naar redelijkheid en billijkheid te maken kosten.
Uitbetaling van de reis- en verblijfkosten geschiedt op declaratiebasis via de salarisadministratie, of – voor personen die niet regulier in deze administratie zijn opgenomen – op de met hen overeen te komen wijze.
De gemaakte kosten worden alleen vergoed op basis van de bij de declaratie te overleggen bewijsstukken *.
Geen aanspraak op vergoeding van kosten bestaat, indien een declaratie niet binnen drie maanden na de kalendermaand waarin de kosten zijn gemaakt bij de werkgever is ingediend.
De medewerker heeft recht op een vaste, maandelijkse vergoeding van de reiskosten tussen zijn woning en zijn standplaats. Deze vergoeding wordt verstrekt met inachtneming van onderstaande bepalingen.
Ongeacht de feitelijk door een medewerker te rijden route en de door hem gekozen wijze van vervoer, wordt de vergoeding per maand berekend op basis van de volgende uitgangspunten:
De afstand van de woning tot de standplaats wordt “van deur tot deur” berekend op basis van de kortste route per auto. Deze afstand wordt gemeten volgens een door de werkgever in overleg met het georganiseerd overleg aan te wijzen routeplanner *.
Wanneer de routeplanner bij toepassing van een andere route-optie een reistijd enkele reisafstand berekent, die tenminste 15 minuten sneller is dan bij de optie “kortste route”, dan wordt voor de berekening van de reisafstand uitgegaan van de alternatieve route-optie en het daarbij behorende, hogere aantal kilometers.
Voor het aantal reisdagen per jaar wordt uitgegaan van het aantal in de fiscale regelgeving bepaalde dagen, waarbij reeds rekening is gehouden met kortstondige afwezigheid wegens onder andere vakantie, ziekte, incidenteel thuiswerken en zorgverlof *.
Vergoeding vindt plaats op basis van de fiscaal wettelijk toegestane, onbelaste vergoeding per kilometer *.
Bij reizen op minder dan gemiddeld vijf dagen per week wordt de vergoeding naar rato berekend. Bij een wisselend werkpatroon wordt uitgegaan van het aantal dagen, waarop gemiddeld genomen wordt gereisd.
De medewerker geeft wijzigingen, die leiden tot een verandering in de hoogte van de vergoeding, tijdig en schriftelijk door aan de werkgever. Een herberekening van de vergoeding wordt doorgevoerd met ingang van de eerste dag van de maand volgende op de maand, waarin de wijziging heeft plaatsgevonden; eenzelfde herberekening vindt plaats in geval van organisatiegerelateerde wijzigingen, waaronder wijziging van de standplaats.
Bij in- of uitdiensttreding wordt de vergoeding toegekend respectievelijk beëindigd vanaf de eerste dag van de maand volgende op de maand, waarin de in- of uitdiensttreding plaatsvindt.
Artikel 10 Afwezigheidsituaties
Bij kortstondige afwezigheid wordt de vergoeding doorbetaald. Van kortstondige afwezigheid is sprake wanneer deze niet langer dan zes aansluitende weken duurt.
Bij langer durende afwezigheid dan zes aansluitende weken, wordt de vergoeding in de maand waarin de afwezigheid is ontstaan en in de daarop volgende kalendermaand doorbetaald. Vervolgens wordt de vergoeding stopgezet. De toekenning van de vergoeding wordt hervat met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op de maand van terugkeer *.