Organisatie | Landerd |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bomenverordening gemeente Landerd 2010 |
Citeertitel | Bomenverordening 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | CCT |
Deze regeling vervangt de Bomenverordening gemeente Landerd 2006
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2010 | 31-07-2013 | Onbekend | 01-07-2010 Arena, 24-09-2010 | -1.854.1 |
Bomenverordening gemeente Landerd 2010
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Landerd,
gelet op art. 147, 173 en 175 van de Gemeentewet, artikel 2.1 en 2.2 eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Boswet, de Habitatrichtlijn, de Flora en Faunawet, artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek, afdeling 3.4, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 141 van de Wetboek van Strafvordering
besluit de volgende verordening vast te stellen (inclusief toelichting):
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 30 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. Indien het betreft houtopstand in publiek eigendom (gemeentelijke bomen), geldt in afwijking van het in vorige zin bepaalde een dwarsdoorsnede van 20 centimeter op 1,3 meter hoogte. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In afwijking van het hiervoor gestelde kan de dwarsdoorsnede kleiner zijn dan 30 cm respectievelijk 20 cm op 1,3 meter boven het maaiveld, indien sprake is van: a. een monumentale boom of bijzondere beschermwaardige houtopstand als bedoeld in artikel 5; b. een houtopstand onderdeel uitmakend van de hoofdbomenstructuur; het betreft hier de bomenstructuur zoals aangegeven in het bomenbeleidsplan van de gemeente. c. een houtopstand in het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht als bedoeld in de artikelen 9 en 10.
vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;
Het is verboden zonder ‘omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden’, ex artikel 2.2, eerste lid van de Wabo, houtopstand te vellen of te doen vellen met een dwarsdoorsnede van de stam groter dan 30 centimeter op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. Indien het betreft houtopstand in publiek eigendom (gemeentelijke bomen), geldt in afwijking van het in vorige zin bepaalde een dwarsdoorsnede van 20 centimeter op 1,3 meter hoogte. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor: a. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 9 en 10 van deze verordening. b. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud. c. het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.
De vergunning moet schriftelijk en gemotiveerd, conform een landelijk vastgesteld aanvraagformulier (artikel 2.8 Wabo jo 1.2 MOR) onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd bij het bevoegde gezag. Bij de beoordeling wordt een afweging gemaakt tussen boombelang en verwijderingsbelang. Is het boombelang groter dan het verwijderingsbelang, dan zal de vergunning worden geweigerd. Omgekeerd, wanneer het verwijderingsbelang juist groter is, zal de vergunning worden verleend.
Wanneer door of namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het bevoegde gezag een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging in verband met kennisgeving als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het bevoegde gezag dit afschrift mede als een vergunningsaanvraag.
Artikel 4 Verlenings,- weigerings,- en opschortingsgronden
Een vergunning wordt geweigerd indien het belang van verlening niet opweegt tegen één of meer van de volgende waarden van behoud van houtopstand: a. natuur- en milieuwaarden; b. landschappelijke waarden; c. cultuurhistorische waarden; d. beeldbepalendheid; e. waarden van stads- en dorpsschoon; f. waarden voor recreatie en leefbaarheid. Bij de beoordeling wordt een afweging gemaakt tussen boombelang en verwijderingsbelang. Is het boombelang groter dan het verwijderingsbelang, dan zal de vergunning worden geweigerd. Omgekeerd, wanneer het verwijderingsbelang juist groter is, zal de vergunning worden verleend.
Onverminderd het bepaalde in het 2e lid, wordt voor houtopstand in het openbaar gebied binnen de bebouwde kom in beginsel geen vergunning verleend, tenzij er sprake is van: a. aanleg of grootschalige herstructurering van nieuwe woningen of infrastructuurconform een door het bevoegd bestuursorgaan goedgekeurd bouwplan of projectplan, b. woonwijken met herstructurering van de groenstructuur, waarbij onderzocht is hoe het bomenbestand zo goed mogelijk bewaard kan blijven; c. dunning van het bomenbestand, waarbij de groeiomstandigheden van individuelebomen door de groei van de groep bomen waarvan zij deel uitmaken, zichtbaar verslechteren; d. zeer ernstige overlast.
Artikel 5 Monumentale bomen en bijzondere houtopstand
Artikel 6 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik
Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot het moment van definitief worden van de vergunning, oftewel tot het moment dat: a. de bezwaar- of beroepstermijn voor derde-belanghebbenden is verstreken zonder dat bezwaar of beroep is ingediend; b. beslist is op een verzoek om een voorlopige voorziening; c. beslist is op het beroep van derde-belanghebbenden en geen verzoek tot voorlopige voorziening is gedaan.
Artikel 7 Vervaltermijn vergunning
Artikel 8 Bijzondere vergunningsvoorschriften
Tot aan de vergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien wordt voldaan aan een of meer van de onderstaande bij de vergunning aan te geven voorwaarden: a. andere vergunningen zijn verleend; of b. andere ruimtelijke ordeningsprocedures zijn doorlopen; of c. de vergunningen of procedures bedoeld onder a. of. b. van dit lid zijn onherroepelijk zijn geworden; of d. de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende is gewaarborgd.
Artikel 9 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag de gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om: a. overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen; b. een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden.
Indien uitvoering van een herplant niet mogelijk is of naar maatstaven van redelijkheid onvoldoende compensatie biedt voor het vellen van de houtopstand wordt aan de ontheffing, vergunning of toestemming het voorschrift verbonden, dat de houtopstand niet mag worden geveld alvorens een bedrag gelijk aan de herplantwaarde (waarde bepaalt volgens landelijk vastgestelde taxatiemethoden) in de bestemmingsreserve bomen is gestort.
Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een vergunning tot vellen op grond van artikel 17, juncto artikel 13 vierde lid, van de Boswet.
Artikel 11 Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.
Artikel 12 Bestrijding van iepenziekte
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van de iepenziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn: a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen; b. de iepen ter plaatse te ontbasten en de bast te vernietigen; c. de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepenziekte wordt voorkomen.
Artikel 13 Bescherming publieke houtopstand
Artikel 14 Opsporing + strafbaarstelling
Met de opsporing van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering, belast de daartoe door het bevoegde gezag aan te wijzen personen.
Via artikel 5.4 van de Wabo is de Wet Economische Delicten van toepassing op handelen zonder of in strijd met de vergunning
De kapvergunningsaanvragen, die zijn ingediend voor de in artikel 16 tweede lid genoemde datum van inwerkingtreding, vallen onder de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening, zijnde “Bomenverordening gemeente Landerd 2006”.
Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van ……. 2010.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Boom. Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming. De minimale diktemaat is de meest gangbare en meest heldere vorm van afbakening. Er is hier bewust onderscheid gemaakt tussen 'private' en 'publieke' bomen. De aanduiding 'publieke bomen' betekent alle bomen van overheden, bijvoorbeeld provincie, waterschap of rijkswaterstaat. De aanduiding 'private bomen' betekent alle bomen van particuliere burgers, maar ook de bomen van bedrijven, landgoederen, stichtingen of bijvoorbeeld verenigingen. Voor private bomen is gekozen voor de maat van minimaal 30 cm om invulling te geven aan de wens de hoeveelheid regels en bureaucratie te verminderen en de verantwoordelijkheid en zeggenschap van burgers en samenleving te versterken. Voor publieke bomen blijft de gangbare maat van 20 cm gehandhaafd. Enerzijds vanwege het algemeen belang van bomen in openbaar gebied en anderzijds vanwege het waarborgen van inspraakmogelijkheden van belanghebbenden. De betrokkenheid van burgers bij bomen in hun straat is immers groot en indien de gemeenteraad deze publieke bomen eveneens kapvergunningvrij maakt, zal dit op veel onbegrip stuiten en zal de afstand tussen burger en overheid verder worden vergroot. Door de minimale doorsnede en de meerstammigheid zullen zeer oude struiken ook juridisch beschermd zijn. Beeldbepalende heesters of klimplanten, alsook pasgeplante herdenkings- of toekomstbomen, die niet de minimale doorsnede hebben, kunnen óf binnen de hoofdbomenstructuur staan óf opgenomen zijn in de lijst met monumentale bomen en bijzondere houtopstand en op deze wijze beschermd zijn. Zie verder artikel 5.(Bron: Modelverordening 2004 van de Bomenstichting en de vereniging Stadswerk Nederland)
Hoofdbomenstructuur. Vastgestelde opbouw en onderlinge samenhang van houtopstand in een bepaald gebied, in relatie tot het desbetreffende gebied.
Dode bomen. Met 'zowel vitaal als afgestorven' is bedoeld ook het vellen van dode of bijna dode bomen vergunningplichtig te maken. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.
Houtopstand. Het kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de
vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.
Boomvormer. Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.
Hakhout. Eén of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.
Houtwal. Lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers.
(Lint) Begroeiing. Vanwege de grote ecologische waarde van dergelijke begroeiingen (bijv. een meidoorn- of mispelhaag) is bescherming hiervan een noodzaak. Er staat "begroeiing" in plaats van beplanting om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden.
Bosplantsoen. Aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk heesters,
Struweel. Een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken.
Heg. Een lintvormige aanplant van heesters of struiken, al dan niet in een vorm gesnoeid, met een minimale lengte van 3 meter.
Klimplant. Verhoutend, overblijvend gewas dat zich hecht aan een dragend element, zoals een wand of muur. Bedoeld zijn beeldbepalende verticale begroeiingen van één of meer klimplanten van meer dan twee verdiepingen hoog.
Vellen. Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit
gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens vergunningplichtig.
Monetaire boomwaarde. De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.
Bomen effect analyse. Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig)
beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomen effect analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg.
Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.
Met belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht wordt bedoeld.
Artikel 1:2 Algemene wet bestuurstrecht
Dit verbod is in verschillende opzichten ruimer dan het lijkt. Vellen is meer dan alleen omzagen en houtopstand is meer dan alleen een boom (zie artikel 1).
De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking op de in artikel 15 lid 2 Boswet genoemde houtopstand:
ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;
ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.
De zinsnede "die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd" bedoelt de alle hiervoor genoemde uitzonderingen conform de Memorie van Toelichting op de Boswet te beperken tot bomen met een aantoonbare economisch doel en te onderscheiden van sierbomen. Bij vrucht of fruitbomen, zijn sierbomen die vruchten dragen dus wel omgevingsvergunningplichtig. Onder het kapverbod valt het houden en de economische exploitatie van (vrucht)bomen niet.
Schriftelijke aanvraag voor de uitgebreide procedure is vanzelfsprekend noodzakelijk. Hierbij is aangesloten bij de bepalingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Een situatieschets, op te stellen door de aanvrager, blijkt in de praktijk nodig aangezien men anders een tweede maal de kapvergunning voor een andere houtopstand zou kunnen gebruiken.
Aanvragers kunnen slechts zijn: eigenaren van of zakelijk gerechtigden tot een houtopstand.
Zakelijk gerechtigden zijn in beginsel degenen die een notariële akte kunnen overleggen inzake een recht van erfpacht, pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of pootrecht betreffende de houtopstand.
Huurders hebben een persoonlijk en geen zakelijk recht. Zij moeten dus de schriftelijke toestemming voor kapaanvraag van de verhuurder, die eigenaar van de houtopstand is, overleggen. De eigenaar van een houtopstand kan bij (huur)overeenkomst of bij machtiging zijn huurders het recht tot vergunningaanvraag verlenen.
Publiekrechtelijke bevoegdheden. Ook de gemeente zelf, waterschappen, hoogheemraadschappen of andere publiekrechtelijke instanties (Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer, enz) kunnen aanvrager zijn. Zij volgen dezelfde procedure als andere aanvragers.
Een situatietekening is verplicht om misverstand over de exacte boom of houtopstand te voorkomen. Indien de aanvraag het gevolg is van een geplande verandering van de situatie is zowel een tekening nodig van de bestaande situatie als van de toekomstige situatie. Op het aanvraagformulier moet dit zijn aangegeven.
Artikel 4 Verlenings,- weigerings,- en opschortingsgronden
Dit artikel bevat de criteria, die in ieder besluit inzake een aanvraag tot vellen genoemd moeten worden. Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of gevaar opleverende bomen altijd voor vergunning in aanmerking zullen komen. Ervaring leert dat de algemene termen waarin hier genoemde weigeringsgronden gesteld zijn nadere uitwerking behoeven van criteria voor boombelang en verwijderingsbelang. De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen naar beleidsbesluiten. Ook de door derdebelanghebbenden ingediende zienswijzen moeten meegewogen worden. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 3:46 - 3:50 en 4:82 - 4:84) dient de motivering van het besluit van het college te verwijzen naar gemeentelijke beleidsregels zoals bestemmings-, groen,- bomen,- of landschapsplannen en bijbehorende (beschermings)categorieën en beleidskaarten.
Dit lid maakt het mogelijk op grond van de geldende natuurbeschermingsregels, waaronder de Flora- en Faunawet (wet van 25 mei 1998, Stb. 402), Europese vogel- en
habitatrichtlijnen, nadere concrete voorschriften op te leggen, bijvoorbeeld het niet vellen zolang er vogels broeden in de bomen of niet vellen op zodanige wijze dat nabije beschermde soorten planten of paddenstoelen vernield worden. Het niet mogen vellen in het broedseizoen dient in een vergunningsvoorschrift uitgewerkt te zijn.
De bescherming van broedende vogels geldt reeds op grond van de wet
(art. 12 Flora- en Faunawet), maar soms is er de behoefte van concretere afbakening van begrippen als broedseizoen of wijze van vellen.
Soms geeft men onder de vergunning een uitleg hoe de aanvrager met dit onderwerp om kan gaan. Indien er aanleiding toe is, kan de uitvoering van deze bepaling wel door voorschriften bij de vergunningverlening worden geregeld.
Met Habitatrichtlijn is bedoeld de EU richtlijn van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (92/43).
Het betreft hier een limitatieve opsomming van situaties waarin een vergunning kan worden
verleend. Dit houdt uitdrukkelijk niet in dat dan ook een vergunning zal worden verleend, dit hangt af van de afweging die gemaakt wordt. Kap dient onvermijdelijk te zijn, waarbij uitdrukkelijk wordt gesteld dat compensatie wordt vereist door herplant.
Direct vellen als gevolg van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang van
openbare orde of veiligheid is bedoeld aan te sluiten bij de bevoegdheden van de burgemeester op grond van de artikelen 173 en 175 van de Gemeentewet.
Artikel 5 Monumentale bomen en bijzondere houtopstand
Duurzaam behoud van houtopstand op de lijst van monumentale bomen heeft een hoge prioriteit. De houtopstand is extra beschermd doordat alleen bij hoge uitzondering een kapvergunning wordt verleend.
Ook in particuliere tuinen kunnen monumentale bomen en houtopstand worden aangewezen.
CRITERIA VOOR INVENTARISATIE VAN MONUMENTALE EN WAARDEVOLLE BOMEN:
Specifieke kenmerken (tenminste één voorwaarde vereist)
Dit artikel geeft het college een aantal algemene richtlijnen waaraan een lokale monumentale bomenlijst minimaal moet voldoen. Het is belangrijk om de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en het kadastraal perceelsnummer te weten.
Artikel 6 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik
Dit artikel is bedoeld om te vermijden dat de boom al feitelijk gekapt is voordat derden kennis van de kapvergunning hebben kunnen nemen. Aansluiting is gezocht met formuleringen en systematiek uit de rechtspraak en de afstemming van de bouwvergunning op de milieuvergunning. In vergelijking met de Bomenverordening 1996 is in deze verordening de opschortende werking van deze standaardvoorwaarde niet van toepassing tijdens de beroepstermijn. Dit is gedaan om oneigenlijk gebruik door bezwaarmakers te voorkomen. Bouw of aanleg konden op basis van de eerdere regels maandenlang opgehouden worden door het instellen van beroep tegen een kapvergunning voor een (niet-waardevolle) boom. Nu moeten bezwaarmakers om tussentijdse kap te verkomen tijdens de beroepstermijn tegelijkertijd met het indienen van een beroepsschrift een verzoek tot voorlopige voorziening indienen bij de afdeling bestuursrechtspraak van de rechtbank. Ter voorkoming van directe kap na het ongegrond verklaren van de bezwaren, is een termijn van één week vastgesteld waarin niet gekapt mag worden en de bezwaarmakers de mogelijkheid hebben een beroepschrift en een verzoek tot voorlopige voorziening in te dienen.
Artikel 7 Vervaltermijn vergunning
Dit artikel blijkt nodig te zijn om misbruik van (zeer) oude kapvergunningen tegen te gaan.
Artikel 8 Bijzondere vergunningsvoorschriften
De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is.
Artikel 9 Herplant-/instandhoudingsplicht
Herplantplicht. Herplantvoorschriften moeten concreet en eenduidig zijn en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven mits dit in het gangbare beleid past. De wijze waarop de zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, vraagt dus om beleidsmatige uitwerking. Deze uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid.
Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant.
Onder het handhavingsbeleid vallen ook de richtlijnen voor het effectief uitvoeren van de strafvervolging door politie en daartoe aangestelde opsporingsambtenaren, zoals bedoeld in artikel 14.
De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde) rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is. Rechters lijken niet snel (onredelijk) nadeel aanwezig te achten indien een vergunning om te vellen geweigerd wordt.
De Boswet biedt in het algemeen bescherming aan bosgebieden buiten de bebouwde kom. De Boswet heeft de instandhouding van het Nederlandse bosareaal en houtopstanden als doel. Vooral de verplichting tot herplant van bomen is van belang. Hierdoor blijft de omvang van het bos in stand. Controle hierop wordt uitgevoerd door de AID. De Boswet zondert bepaalde categorieën bomen uit van gemeentelijke regelgeving. Dit betreft onder andere wilgen en populieren langs landbouwgronden en wegen, bomen van bosbouwondernemingen, fruitbomen en windschermen langs boomgaarden. Op deze bomen is een gemeentelijke kapverordening dus niet van toepassing.
Artikel 11 Afstand van de erfgrenslijn
De leden één en twee van artikel 42 Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek geeft het bekende verwijderingrecht voor bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42 lid 2 is in afwijking van het oude B.W. toegevoegd: "tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten". Daarom is in deze verordening dit artikel toegevoegd dat de erfgrensafstand aanzienlijk verkleind. Met "nihil" voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen en heesters zullen door deze afstandverkleining beter beschermd, misschien wel gespaard worden.
De juridische mogelijkheden voor burenruzies zijn hiermee enigszins verminderd. Houtopstanden die door de verordening worden beschermd kunnen door groei overlast bezorgen aan belendende percelen. Het Burgerlijk Wetboek maakt het daarom mogelijk dat buren de kap van een boom binnen twee meter van de erfgrens kunnen afdwingen. Bij het opstellen van een gemeentelijke verordening kan echter van de twee meter uit het Burgerlijk Wetboek worden afgeweken. Omdat de stedelijke omgeving, met name in de tuinen, de ruimte beperkt is, is in dit artikel gekozen voor een minimumafstand tot de erfgrens van 0.5 meter voor de hoog opgaande houtige gewassen, behalve voor hagen. Vandaar dat de afstand voor heggen en heesters op nihil wordt gesteld.
Artikel 12 Bestrijding iepenziekte
De bast is het levende weefsel onder de schors en het is noodzakelijk de gehele bast te verwijderen. Belangrijk is dat na velling ter plaatse wordt ontbast, om potentieel broedhout en verspreiding van de besmetting te voorkomen. Onder artikel 2 lid 3 is al kort toegelicht dat dit iepenziekte-artikel nodig is geworden nu het Besluit bestrijding iepenziekte is opgeheven en de Minister de gemeenten zelf de bevoegdheid heeft gelaten om tegen deze ziekte op te treden. Optreden is dringend gewenst om nog enige iepen in ons land over te houden (vgl. de situatie in Engeland).
Artikel 14 Opsporing + strafbaarstelling
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, bevoegdheid gegeven tot opsporing behoudens de strafrechtelijke grenzen in de overige wetgeving. In hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 5:11 - 5:20 Awb) staan de bijzondere bevoegdheden van toezichthouders, waaronder het betreden van gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.
Via artikel 5.4 van de Wabo is de Wet Economische Delicten van toepassing op handelen zonder of in strijd met de vergunning.
Lijst van Monumentale Bomen behorende bij de Bomenverordening 2005 volgens artikel 5, lid 1. (bomen eigendom gemeente Landerd)
Zie bijlage Natuurmonumenten Schaijk, Zeeland, Reek opgesteld door Stichting Natuur en Milieu en de gemeente Landerd