Organisatie | Ferm Werk |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregels krediethypotheek Participatiewet 2016 GR Ferm Werk |
Citeertitel | Beleidsregels krediethypotheek |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Participatiewet |
Geen
artikel 48, lid 3, en artikel 50 Participatiewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-09-2016 | Onbekend | 08-09-2016 | besluit dagelijks bestuur |
Beleidsregels krediethypotheek Participatiewet 2016 GR Ferm Werk
Artikel 5 - Aflossingsvoorwaarden
De betalingscapaciteit voor de maandelijkse aflossing van de lening wordt bepaald op 50% van het inkomen voor zover dat meer bedraagt dan 110% van de normbedragen genoemd in de artikelen 20 tot en met 23 van de Participatiewet, met uitzondering van art. 22a. Dit betekent dat de kostendelersnorm niet wordt toegepast.
Artikel 6 - Aflossing hypotheek bij vererving en verkoop woning
Bij verkoop van de woning kan het dagelijks bestuur na toepassing van het eerste lid besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening eveneens onder verband van en krediethypotheek voor de aankoop van een andere woning als bijzondere omstandigheden aan de zijde van belanghebbende daartoe aanleiding geven.
Artikel 7 - Toepassing laatst gevestigde hypotheek na onderbreking bijstandverlening
Indien binnen een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstandverlening onder verband van hypotheek wederom recht op bijstand bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek.
In dit artikel worden de veel gebruikte begrippen omschreven.
Deze beleidsregels zien op het vestigen van een zekerheidsrecht als iemand eigenaar is van zijn woning. Dit recht heeft de vorm van een hypotheek als sprake is van een registergoed. Is de woning een woonwagen of woonschip dat geen registergoed is, dan kan een pandrecht worden gevestigd.
Artikel 2 Vestiging krediethypotheek
In dit artikel is aangegeven dat in beginsel gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om een zekerheidsrecht te vestigen als algemene bijstand in de vorm van een lening wordt verleend aan iemand die eigenaar is van zijn woning. Artikel 50 van de Participatiewet bevat hiervoor de voorwaarden. Er zijn echter situaties denkbaar waarin het vestigen van een zekerheidsrecht en de daarmee gepaard gaande lasten ondoelmatig is. Bijvoorbeeld als tevoren kan worden aangenomen dat de bijstandsverlening van beperkte duur zal zijn. Ook kan er sprake zijn van bijzondere omstandigheden waardoor vestiging van een hypotheek niet van een belanghebbende kan worden gevergd.
De kosten in verband met het vestigen van de hypotheek komen voor rekening van belanghebbende. Deze zijn naar hun aard niet aan te merken als algemene bestaanskosten. Als hiervoor bijstand wordt verstrekt dan heeft dit de vorm van bijzondere bijstand. Die bijstand wordt niet verstrekt als lening en valt dus niet onder de krediethypotheek.
Artikel 3 Hoogte van de lening
De hoogte van de lening is in de Participatiewet geregeld maar om reden van duidelijkheid hier herhaald. Om reden van doelmatigheid is geregeld dat in beginsel kan worden uitgegaan van de WOZ-waarde. Als die waarde naar de mening van de belanghebbende niet juist (lees te hoog) is vastgesteld, dan kan hiervan worden afgeweken. Het is dan aan de belanghebbende om door middel van een recent taxatierapport aan te tonen wat de juiste waarde is.
Artikel 4 Hypotheekvoorwaarden
De voorwaarden verbonden aan de lening en de hypotheek zijn geregeld in de artikel 5 en 6. Deze moeten ook in de hypotheekakte worden vermeld. Daarnaast worden daarin de gebruikelijke bedingen opgenomen. Hierbij kan worden gedacht het beding tot beperking van de bevoegdheid tot verhuur of verpachting. Ook het berekenen van rente wanneer de woning wordt verkocht en er niet snel wordt afgerekend is een gebruikelijk beding in een hypotheekakte; daarom is het niet nodig om dit te regelen.
Artikel 5 Aflossingsvoorwaarden
Dit artikel vormt de kern van deze beleidsregels en is afgeleid van het Besluit krediethypotheek bijstand (Bkb) zoals dat tot 1 januari 2004 gold onder het regime van de Algemene bijstandswet.
Gebleven is het uitgangspunt dat aflossing van de lening start na beëindiging van de bijstand maar dat er een beperkte termijn is voor verplichte aflossing. Indien mogelijk wordt de lening in tien jaar afgelost, maar dat zal niet altijd mogelijk zijn. De aflossingsverplichting moet namelijk wel kunnen worden opgebracht. Hiervoor moet de betalingscapaciteit worden vastgesteld. Als regel is bepaald dat dit eens per 2 jaar gebeurt. In het oude Bkb werd het gehele inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm in aanmerking genomen voor de afloscapaciteit, zij het dat bijzondere bestaanskosten van het inkomen werden afgetrokken. Dit kwam overeen met de toen gebruikelijke regels voor de draagkracht bijzondere bijstand. In deze beleidsregels wordt aangesloten bij de thans geldende draagkrachtregels bijzondere bijstand. Omdat deze ruimer zijn, is geen bepaling opgenomen voor het in aanmerking nemen van bijzondere bestaanskosten. Dit betekent dat er geen betalingsverplichting is bij een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm waarbij de kostendelersnorm buiten beschouwing blijft. Deze bepalingen komen ook terug bij de individuele inkomenstoeslag.
Na de periode van 10 jaar is aflossing niet meer verplicht. Op die manier wordt voorkomen dat de belanghebbende tot in lengte der jaren de gevolgen ondervindt van de bijstandverlening. Op vrijwillige basis is natuurlijk altijd (extra) betaling mogelijk.
Uit het Bkb is niet de regel overgenomen om na de aflosperiode rente te berekenen. Op deze manier wordt voorkomen dat de schuld naarmate de tijd verstrijkt steeds verder toeneemt, hetgeen met name degenen met de laagste betalingscapaciteit zou treffen.
Artikel 6 Aflossing hypotheek bij vererving en verkoop woning
Bij verkoop of vererving moet de lening en eventueel bijgeschreven rente worden afgelost. Een verkoop van de woning hoeft niet terstond gepaard te gaan met een financiële afwikkeling. Dit zal doorgaans plaatsvinden bij de overdracht van de woning. Vanaf het moment waarop belanghebbende over de opbrengst kan beschikken, zal de resterende geldlening in één keer moeten worden terugbetaald.
Er zijn echter situaties denkbaar waarin de belanghebbende kan worden gefaciliteerd bij de aankoop van een andere woning door een nieuwe krediethypotheek te vestigen. Dit kan aan de orde zijn als er dringende redenen zijn om te verhuizen vanwege bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard. Ook in de situatie dat de bijstandverlening kan worden beëindigd in verband met werkaanvaarding elders kan er reden zijn om het bedrag van de afgeloste krediethypotheek weer ter beschikking te stellen zodat iemand in de nieuwe woonplaats een andere woning aan kan kopen. Zodoende hoeft het aflossen van de krediethypotheek geen drempel te vormen.
Om gebruik te maken van deze mogelijkheid geldt als voorwaarde dat belanghebbende het na afrekening vrijgekomen vermogen volledig inzet bij het kopen van de vervangende woning.
Artikel 7 Toepassing laatst gevestigde hypotheek na onderbreking bijstandverlening
Als iemand nadat bijstandverlening was geëindigd opnieuw bijstand aanvraagt, hoeft niet altijd opnieuw een krediethypotheek te worden gevestigd. Als de periode tot de nieuwe bijstandverlening niet langer is dan 2 jaar dan kan bijstandverlening plaatsvinden onder de eerder gevestigde hypotheek.