Organisatie | Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregel vrijlating van giften |
Citeertitel | Beleidsregel vrijlating van giften |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2015 | 16-12-2020 | nieuwe regeling | 27-05-2015 Onbekend | Onbekend |
Het Dagelijks Bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (hierna: het Dagelijks Bestuur),
gelet op het voorstel van het MT van de Regionale Dienst Werk en Inkomen van 31 maart 2015,
gelet op artikel 147, derde lid van de Gemeentewet, en artikel 31, lid 2 onderdeel l en m van de Participatiewet;
overwegende dat het noodzakelijk is regels vast te stellen voor het gebruik maken van de bevoegdheid tot het vrijlaten van giften;
besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen.
In afwijking van het bovenstaande wordt geen rekening gehouden met giften, die afkomstig zijn van een (private, publieke of kerkelijke) instelling, die als doel heeft: het ondersteunen van een individu door middel van een gift, al dan niet in natura, voor een periode van niet langer dan drie maanden, en verenigbaar zijn met de bijstand.
Toelichting Beleid vrijlating van giftenParticipatiewet RDWI 2015
Artikel 31 lid 2 onderdeel m WWB bepaalt dat giften en andere dan de in artikel 31 lid 2 onderdeel l WWB bedoelde vergoedingen voor materiële en immateriële schade niet tot de middelen van belanghebbende worden gerekend, voor zover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn. De RSD heeft in deze dus een bepaalde mate van beleidsvrijheid.
De rechter kan in bepaalde gevallen een vergoeding toekennen wegens geleden ideële/immateriële schade. Een dergelijke vergoeding noemt men ook wel smartengeld. Het is voornamelijk bedoeld als compensatie van ondervonden leed en ter genoegdoening. Bij de bepaling van de hoogte van het smartengeld dient de rechter met alle omstandigheden rekening te houden. Het gaat daarbij met name om:
Een schadevergoeding is vaak zowel bedoeld ter vergoeding van geleden materiële als geleden immateriële schade. Het enkele gebruik van de term smartengeld is daarom onvoldoende om de betreffende vergoeding zonder meer als zodanig te beschouwen. De RSD zal daarom altijd moeten onderzoeken uit welke componenten een schadevergoeding bestaat.
Een vergoeding voor geleden materiële of immateriële schade (smartengeld) wordt in het kader van de vaststelling van het recht op en de hoogte van de algemene bijstand vrijgelaten tot een bedrag van € 45.000,--, voor zover deze naar het oordeel van de RSD, gelet op de bijzondere bestemming en de hoogte hiervan, uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is.
De eventuele vrijlating van smartengeld is in beginsel niet van toepassing bij de vaststelling van het recht op en de hoogte van de bijzondere bijstand
Giften worden bij de vaststelling van het recht op en de hoogte van de algemene bijstand vrijgelaten voor zover dat, gezien de bestemming en de hoogte van de gift, uit oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is. Ten aanzien van de vraag of de giften uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn hanteert de RSD het beleid dat een gift in aanmerking wordt genomen voor zover deze betrekking heeft op kosten die in de algemene bijstand zijn begrepen, de gift een vrij te besteden karakter heeft en de gift leidt tot een bestedingsniveau dat onverenigbaar is met wat opbijstandsniveau gebruikelijk is. Tevens wordt een gift in aanmerking genomen als deze meer dan 2 maal op jaarbasis wordt ontvangen en/of totaal meer bedraagt dan 1 maal de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand.
Deze vrijlating is in beginsel niet van toepassing bij de vaststelling van het recht op en de hoogte van de bijzondere bijstand
Bij de vrijlating van giften wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen en giften van personen. Door de giften niet in aanmerking te nemen, wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Gezien het minimumbehoeftekarakter van de bijstand kan de vrijlating niet onbeperkt zijn. Wat betreft de hoogte van de gift geldt dat het in de rede ligt om de gift in aanmerking te nemen voor zover cumulatie daarvan met de bijstand leidt tot een bestedingsniveau dat niet verenigbaar is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk is.
Of een gift algemeen gebruikelijk of verenigbaar met de bijstand is, is ter beoordeling aan de consulent. Afwijken van de regel is mogelijk, indien daartoe aanleiding is. Dit ter beoordeling aan de consulent.
Voorbeelden van giften die verenigbaar zijn met de bijstand:
Verstrekkingen uit steunfondsen voor de minima, al dan niet onder beheer van delagere overheden of door hen opgerichte stichtingen als hieraan geen betalingsverplichting ten grondslag ligt. Deze giften worden alleen verstrekt na een aanvraag door hulpverleners en hebben betrekking op echte noodsituaties.
Voorbeelden van giften die niet verenigbaar zijn met de bijstand: