Organisatie | Bergen op Zoom |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Wet Taaleis Inkomensvoorziening ISD |
Citeertitel | Beleidsregels Wet Taaleis Inkomensvoorziening ISD |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Sociale Zaken |
Geen
Participatiewet, art. 18b
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-09-2016 | 01-01-2016 | Nieuwe regeling | 26-07-2016 Gemeenteblad, nr. 124800 | BW16-00643 |
Er wordt een taaltoets afgenomen binnen maximaal 8 weken na datum van het besluit toekenning aanvraag bijstand, indien belanghebbende niet één van de in artikel 2 aangegeven verklaringen aan het college overlegt bij de aanvraag of, bij het wel overleggen van de verklaring, wanneer er een redelijk vermoeden bestaat dat belanghebbende de Nederlandse taal niet beheerst op referentieniveau 1F.
Voor het zittend bestand wordt de taaltoets maximaal na 8 weken afgenomen, nadat het college geen of een negatieve reactie van belanghebbende heeft ontvangen op het schriftelijk verzoek. Tevens wordt de toets afgenomen wanneer er een redelijk vermoeden bestaat dat belanghebbende de Nederlandse taal niet beheerst op referentieniveau 1F.
Artikel 4 Ontbreken van verwijtbaarheid
Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt in ieder geval indien er:
5.Er een andere in de persoon gelegen factor aanwezig is waardoor belanghebbende geen enkelevorm van verwijtbaarheid is aan te rekenen voor het niet beheersen, of kunnen beheersen, van deNederlandse taal op referentieniveau 1F.
Is de uitkomst van de toets dat belanghebbende niet aan de taaleis voldoet, dan wordt de volgende procedure gevolgd:
Belanghebbende krijgt een gesprek waarbij hij de uitslag van de taaltoets hoort. In het gesprek dient belanghebbende te verklaren bereid te zijn binnen een maand aan te vangen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal op referentieniveau 1F. Deze verklaring wordt vastgelegd in een trajectplan.
Artikel 6 Volgen van het taaltraject
In het trajectplan staan de volgende punten vermeld:
Artikel 7 Niet nakomen van de verplichting
3.Indien belanghebbende zich na een verlaging voldoende gaat inspannen om de taal te leren, wordt afgezien van verdere verlaging vanaf de datum dat hij aannemelijk maakt te zijn aangevangen met voldoende inspanning tot het verwerven van de Nederlandse taal.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 9 Citeertitel en inwerkingtreding
Vastgesteld in het college van de gemeente Bergen op Zoom van 26 juli 2016.
Op 1 januari 2016 is het wetsvoorstel Wet taaleis in werking getreden. Deze wet heeft tot doel het vergroten van de arbeidsperspectief van de bijstandsgerechtigde. Zonder beheersing van de Nederlandse taal is het immers moeilijker om aan een baan te komen en zodoende uit de bijstand te komen. Bovendien draagt kennis van de Nederlandse taal bij aan de maatschappelijke participatie. Om deze reden is de Participatiewet uitgebreid met een taaleis, te weten artikel 18 b ‘Beheersing van de Nederlandse taal’.
Artikel 2 Beheersing van de Nederlandse taal
Het college is te allen tijde bevoegd om, ondanks de gevraagde verklaringen te hebben ontvangen, bij redelijke vermoedens dat belanghebbende de taal niet op het gewenste niveau beheerst, belanghebbende te verzoeken om alsnog de documenten te overhandigen omschreven in dit artikel.
Wanneer betrokkene in de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste 8 jaren in Nederland heeft gewoond kan ervan uitgegaan worden dat betrokkene gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd. Dit hoeft niet verder bewezen te worden, omdat dat duidelijk is vanuit de basisregistratie. De Leerplichtwet was op dat moment van toepassing.
Bij het besluit om geen taaltoets af te nemen is er sprake van maatwerk. De omstandigheden van betrokkene en in de persoon gelegen factoren moeten worden meegewogen in het besluit.
Als de bijstandsgerechtigde is gestart met een traject in het kader van de Wet Inburgering, dan wordt dit beschouwd als voldoende inspanning van de bijstandsgerechtigde om de vereiste taalvaardigheden te leren. Het college monitort de voortgang.
Artikel 4 Ontbreken van verwijtbaarheid
In dit artikel, onder lid 2, wordt met ontheffing bedoeld de ontheffing van de arbeidsplicht bij de uitkeringsgerechtigde die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid kan op meerdere plaatsen in het werkproces van toepassing zijn. Voorbeelden hiervan zijn bij het beoordelen van wel of geen taaltoets en bij het samenstellen van het taalplan. De genoemde vormen zijn niet limitatief.
Artikel 6 Voortgang van het taaltraject
Wanneer belanghebbende zich bereid verklaart aan te vangen met het verwerven van deNederlandse taal, wordt de wijze waarop belanghebbende dit gaat doen vastgelegd in een taalplan.
Op basis van de individuele situatie van belanghebbende worden afspraken gemaakt over de wijzevan beoordelen van de inspanningen van belanghebbende en wordt dit gemonitord.
Artikel 7 Niet nakomen van de verplichting
De verplichting op grond van artikel 18b van de Participatiewet die niet of onvoldoende wordt nagekomen, wordt onderscheiden in verschillende categorieën. Het betreft een verlaging van de bijstandsuitkering van 20% van de bijstandsnorm in de eerste 6 maanden, 40% voor de volgende 6 maanden en na 1 jaar 100% (artikel 18b, lid 9, Participatiewet).
De Wet taaleis omschrijft niet hoe er moet worden gehandeld op het moment dat de belanghebbende in eerste instantie voldoet aan de inspanningsverplichting, maar daar op enig moment mee stopt. Er wordt namelijk alleen genoemd dat de verlaging wordt ingezet vanaf het moment dat iemand het kennisgevingsbesluit heeft ontvangen, waarin staat dat de Nederlandse taal onvoldoende wordt beheerst. Dit betekent dat er altijd met terugwerkende kracht de verlaging zou moeten plaatsvinden, ook wanneer betrokkene in beginsel wél de nodige inspanning heeft verricht. Voor een eerlijke en verdedigbare oplossing voor deze situatie zal de verlaging in een dergelijke situatie pas worden ingezet vanaf het moment dat de verwijtbaarheid ontstaat. Het moment waarop de verwijtbaarheid ontstaat wordt individueel beoordeeld.
De Wet taaleis omschrijft tevens niet hoe er wordt gehandeld indien belanghebbende, nadat verlaging isingezet, alsnog voldoende inspanning gaat leveren. De wet kent namelijk geen inkeerbepaling. Dit
houdt in dat de bijstand verlaagd zou moeten blijven, ondanks dat de betrokkene zich alsnog zou inspannen omhet taalniveau te verbeteren. Dit lijkt echter in strijd met de bedoeling van de wet. Hierover is in deze beleids- regels geformuleerd dat er wordt afgezien van verdere verlaging vanaf het moment dat de uitkeringsgerechtigde aannemelijk maakt alsnog voldoende inspanning te leveren voor het verwerven van de Nederlandse taal. Ook in dit geval is dit de meest eerlijke en verdedigbare oplossing. Het moment waarop de verwijtbaarheid ontstaat wordt ook in deze situatie individueel beoordeeld.