Organisatie | Laren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Richtlijnen Bijzondere Bijstand |
Citeertitel | Richtlijnen Bijzondere Bijstand |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | bijzondere bijstand |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 24-02-2015 | Onbekend |
Richtlijnen bijzondere bijstand
Tot 2015 waren gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand (WWB) en de daarin opgenomen mogelijkheden tot het verstrekken van zowel individuele als categoriale bijzondere bijstand. In de huidige richtlijnen bijzondere bijstand zijn de mogelijkheden tot het verstrekken van individuele bijzondere bijstand opgenomen. De invulling en uitvoering van het bijzondere bijstandsbeleid is aan het college van burgemeester en wethouders. Het college heeft beleidsvrijheid bij de vaststelling van de draagkracht en de draagkrachtperiode van de belanghebbende, en tot op zekere hoogte bij de bepaling van de inhoud van het bijzondere bijstandsbeleid. In deze notitie wordt uitgewerkt hoe de Intergemeentelijke afdeling sociale zaken Huizen, Blaricum, Eemnes en Laren invulling geeft aan haar beleidsvrijheid ten aanzien van het verstrekken van individuele bijzondere bijstand. De regelingen in het kader van het minimabeleid, zoals categoriale bijzondere bijstand, zijn niet opgenomen in de huidige richtlijnen.
Door de nieuwe Wet maatregelen Wet werk en bijstand aanpassingen in de WWB, wordt de WWB per 1 januari 2015 opgenomen in de Participatiewet en worden nagenoeg alle categoriale regelingen afgeschaft en waar nodig omgezet in verstrekkingen op basis van individuele bijzondere bijstand. De huidige richtlijnen moeten hierop worden aangepast.
Bij de ontwikkeling van het bijzondere bijstandsbeleid spelen de volgende uitgangspunten een rol.
Bij het verlenen van bijzondere bijstand blijft het uitgangspunt dat de verstrekking niet strijdig mag zijn met het rijksinkomensbeleid. Hierbij dient overigens wel rekening te worden gehouden met het feit dat de gemeente in bepaalde opzichten bevoegd is om zich te begeven op het terrein van het inkomensbeleid (hoogte en duur draagkracht, wel of geen drempelbedrag, gedeeltelijke vrijheid bij de invulling van het pakket, wel of geen categoriaal beleid voor 65-plussers, chronisch zieken en gehandicapten e.d.).
Artikel 14 WWB somt een aantal posten op, die in elk geval niet worden gerekend tot de noodzakelijke kosten van het bestaan. Bijstandsverlening is dan niet mogelijk. Het gaat hier onder meer om kosten van medische behandelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde, alimentatieverplichtingen, geleden of toegebrachte schade, vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering en de betaling van een boete.
De bijzondere bijstand in het kader van de WWB mag het beleid wat gevoerd wordt bij voorliggende voorzieningen niet doorkruisen (onder voorliggende voorziening wordt verstaan: elke voorziening buiten deze wet waarop de persoon of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven).
Bijzondere bijstand is niet voorbehouden aan personen met een bijstandsuitkering voor levensonderhoud. Ook degene, die beschikt over een ander inkomen (bijvoorbeeld inkomen uit arbeid, alimentatie, uitkering van het UWV kan een beroep op bijzondere bijstand doen, als dat inkomen niet toereikend is om bepaalde bijzondere noodzakelijke kosten te voldoen.
Met ingang van 2004 zijn gemeenten volledig financieel verantwoordelijk voor de bijstand.
Binnen de wettelijke mogelijkheden moet het bijzondere bijstandsbeleid het huidige niveau behouden. Het indienen van een aanvraag moet eenvoudig en laagdrempelig zijn.
Naast bovengenoemde uitgangspunten geldt uiteraard het individualiseringsprincipe van de WWB. Dit is geregeld in artikel 18 lid 1 van de Participatiewet. Dit betekent dat het college de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen dienen af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende(n). Het kan dus voorkomen dat de algemene richtlijnen moeten wijken voor individualisering als de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van persoon en/of gezin daartoe aanleiding geven.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
de bijzondere bijstand (artikel 35 van de Participatiewet): bijstand die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van bestaan, die niet kunnen worden voldaan uit het inkomen, de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorziening en/of uit het aanwezige vermogen;
de woonkosten bij een koopwoning: de kosten die de eigenaar verschuldigd is voor: de hypotheekrente, de premie voor opstalverzekering, het eigenaargedeelte van de onroerend zaak belasting, de omslagheffing voor huiseigenaren (de waterschapslasten), een vast bedrag voor kosten van groot onderhoud en ingrijpende reparaties. Deze kosten worden conform het budgethandboek NIBUD vastgesteld. Het gaat om onderhoud woning en onderhoud CV-installatie;
Bij beoordeling van een aanvraag voor bijzondere bijstand zal het college zich steeds de volgende vier vragen moeten stellen. Als het antwoord op een vraag negatief is, wordt de volgende vraag niet beantwoord, omdat er geen sprake kan zijn van bijzondere bijstandsverlening.
Drempelbedrag, inkomen, vermogen en draagkracht
Op grond van artikel 35 lid 2 van de Participatiewet kan de gemeente per twaalf maanden een drempelbedrag hanteren voordat een aanvraag voor bijzondere bijstand kan worden ingediend.
Bij de verlening van bijzondere bijstand hanteert Sociale Zaken HBEL geen drempelbedrag.
bij andere instanties wordt vaak ook al een eigen bijdrage gevraagd;
de psychologische barrière om bijzondere bijstand aan te vragen wordt verkleind;
de duidelijkheid naar de belanghebbende wordt vergroot;
de bijzondere bijstand is de laatste voorziening welke voor belanghebbende openstaat
vermindering bureaucratie en administratieve afhandelingen.
De inkomenscomponenten, die op grond van artikel 32 van de Participatiewet tot het inkomen worden gerekend, worden ook in het kader van de bijzondere bijstand als inkomen aangemerkt, echter exclusief vakantiegeld. De inkomenscomponenten waarover vakantiegeld wordt uitbetaald, worden verhoogd met het vakantiegeldpercentage, dat wordt toegepast voor de bijstand (percentage van artikel 19 lid 3 van de Participatiewet).
Het vermogen wordt vastgesteld per de eerste dag van de maand waarin de oudste kosten zijn gemaakt. Dat betekent dat het vermogen bij een aanvraag voor bijzondere bijstand afzonderlijk van de vermogensvaststelling in het kader van de algemene bijstand wordt vastgesteld. De reden hiervoor is, dat een eerder vastgestelde vermogenspositie kan zijn gewijzigd.
Er geldt een extra vermogensvrijlating (zie financieel besluit) indien er sprake is van uitvaartreservering, mits het geld is vastgezet ten behoeve van de uitvaart en niet eerder opneembaar is. Deze vrijlating geldt alleen als er geen uitvaartverzekering is afgesloten. Is een uitvaartverzekering afgesloten tegen een (veel) lager bedrag, dan kan een bedrag worden vrijgelaten tot het verschil van de verzekeringsdekking en de maximale extra vermogensvrijlating.
Een auto, waarvan de waarde niet hoger is dan € 3.630,24 wordt vrijgelaten. De ANWB/BOVAG lijst wordt hiervoor gehanteerd, waarbij de laagste waarde (inkoop garagebedrijf) wordt genomen. De staat van de auto, bijv. schadevrij, kilometrage e.d. zijn daarbij van belang. Indien er sprake is van een afwijkende staat (bijv. schade, een hoog kilometrage) dan kan de waarde opgevraagd worden bij een garage.
Van lid 4 kan worden afgeweken als blijkt dat:
a. belanghebbende op korte termijn een aanzienlijk hoger bedrag kan aflossen; of
b. belanghebbende in de eerste drie jaar nalatig is geweest met het aflossen van de
c. belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de
voorziening in het bestaan kan worden verweten met betrekking tot het ontstaan of voortduren van de situatie welke tot het verstrekken van bijstand in de vorm van een geldlening heeft geleid. De looptijd wordt in dit geval langer aangezien
De individuele bijzondere bijstand kan alleen worden verleend voor daadwerkelijk gemaakte kosten, waarvoor betalingsbewijzen moeten worden overgelegd. Als het betalingsbewijs geen factuur betreft, moet de factuur alsnog achteraf worden overgelegd.
De bepalingen betreffende terugvordering zijn van overeenkomstige toepassing op de bijzondere bijstand (artikel 58 Participatiewet).
Bijzondere bijstand voor jongmeerderjarigen
Een belanghebbende van 18, 19 of 20 jaar heeft slechts recht op bijzondere bijstand voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan van de belanghebbende uitgaan boven de bijstandsnorm en voor deze kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders, omdat:
Toeslag voor alleenstaanden met inwonend, niet meer ten laste komend kind
Indien bij een alleenstaande ouder, het laatste in de gezinsbijstand begrepen kind niet meer ten laste van de ouder komt, is op deze ouder het bijstandsnormbedrag van een alleenstaande van toepassing.
Deze situatie kan ontstaan doordat het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt of doordat het kind studiefinanciering of inkomsten vanuit werk ontvangt.
Om de overgang naar de andere norm soepel te laten verlopen kan de gemeente, indien er hogere kosten dienen te worden gemaakt, de bijstand tijdelijk daarop afstemmen door een aanvulling met bijzondere bijstand.
De toeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag wordt gebaseerd op het actuele inkomen. Indien gedurende het jaar inkomensveranderingen optreden, kan de huurtoeslag tussentijds worden aangepast. Ook andere mutaties die van invloed zijn op de huurtoeslag zoals hoogte van de huur en gezinssamenstelling kunnen tussentijds worden gewijzigd. In veel situaties is het daarom niet meer noodzakelijk om een woonkostentoeslag te verstrekken.
Woonkostentoeslag kan worden verstrekt bij een koopwoning, bijvoorbeeld indien er sprake is van een dusdanige verlaging van het inkomen dat de woonkosten niet meer (volledig) vanuit dit inkomen betaald kunnen worden.
Woonkostentoeslag bij een huurwoning
Indien de woonkosten van een huurwoning het bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag te boven gaan kan bijzondere bijstand worden verleend indien door verandering in inkomsten of een veranderde situatie wat betreft inwonenden de woonkosten niet zelf meer volledig kunnen worden voldaan.
De woonkostentoeslag als bedoeld in lid 1 wordt in beginsel verleend voor de duur van maximaal zes maanden. Deze periode kan worden verlengd - indien en voor zover - bijzondere individuele omstandigheden daartoe noodzaken en belanghebbende voldoet aan de voorwaarden genoemd in lid 3. De maximum termijn waarover een woonkostentoeslag verleend kan worden bedraagt (zeer bijzondere gevallen daargelaten) twee jaar.
Aan de woonkostentoeslag wordt met toepassing van artikel 55 van de Participatiewet de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen probeert een goedkopere woonruimte te vinden (verhuisplicht), waarvan de huur in overeenstemming is met zijn inkomen. Belanghebbende dient woonruimte te zoeken binnen een straal van 30 kilometer van zijn huidige woning. Van zijn inspanningen dient de belanghebbende bewijsstukken te overleggen.
In afwijking van lid 3 geldt de verhuisplicht niet voor zelfstandigen die gedurende korte tijd een beroep doen op het besluit bijstandsverlening zelfstandigen met als doel een doorstart te maken. De verhuisplicht geldt wel voor zelfstandigen die hun bedrijf beëindigen of waar anderszins te verwachten is dat het beroep op woonkostentoeslag voortduurt.
Woonkostentoeslag bij een koopwoning
Indien de woonkosten van de koopwoning het bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag te boven gaan is verlening van bijzondere bijstand mogelijk, voor zover door een wijziging in inkomsten of een gewijzigde situatie wat betreft inwoning de woonkosten niet zelf meer volledig kunnen worden voldaan.
De woonkostentoeslag wordt verstrekt voor een periode van maximaal zes maanden. Deze periode kan worden verlengd - indien en voor zover - bijzondere individuele omstandigheden daartoe noodzaken en belanghebbende voldoet aan de voorwaarden genoemd in lid 5. De maximum termijn waarover een woonkostentoeslag verleend kan worden bedraagt (zeer bijzondere gevallen daargelaten) twee jaar.
Aan de woonkostentoeslag wordt met toepassing van artikel 55 van de Participatiewet, de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen probeert een goedkopere woonruimte te vinden (verhuisplicht), waarvan de huur in overeenstemming is met zijn inkomen. belanghebbende dient woonruimte te zoeken binnen een straal van 30 kilometer van zijn huidige woning. Van zijn inspanningen dient de belanghebbende bewijsstukken te overleggen.
Op 1 januari 2006 is de Zorgverzekeringswet (Zvw) ingevoerd. De Zvw verplicht iedere inwoner van Nederland een zorgverzekering (basisverzekering) af te sluiten.
De Zorgverzekeringswet (Zvw) (met het Besluit Zorgverzekering en de Regeling Zorgverzekering) is een passende en toereikende voorliggende voorziening voor medische behandelingen, medicijnen en hulpmiddelen. Jaarlijks wordt door de minister van Volksgezondheid vastgesteld welke zorg noodzakelijk is, welke medicijnen voorgeschreven kunnen worden en welke hulpmiddelen tot de noodzakelijke zorg horen. Al deze noodzakelijke zorg wordt opgenomen in de basisverzekering. De Zorgverzekeraars die de Zorgverzekeringswet uitvoeren hebben hier geen eigen beleidsvrijheid in. Als noodzakelijke zorg geweigerd wordt, staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.
Op grond van art. 15 eerste lid van de Participatiewet bestaat er geen recht op bijstand voor kosten die onder de werking van deze en de hieronder beschreven voorliggende voorzieningen vallen.
Naast de basisverzekering zijn er aanvullende verzekeringen. Dit is geen wettelijke voorliggende voorziening, maar een particuliere verzekering voor kosten waarin mensen zelf horen te voorzien. Het wordt verwacht van mensen dat ze zich aanvullend verzekeren.
Het beleid ten aanzien van de volksgezondheid wijzigt regelmatig. De stelregel is dat alleen kosten die in de basisverzekering zijn opgenomen noodzakelijk zijn. Kosten die buiten de basisverzekering gelaten worden zijn uit het oogpunt van de volksgezondheid niet noodzakelijk.
De Wet langdurige zorg (Wlz) voorziet in permanente verpleegzorg.
Deze voorziening is passend en toereikend voor de zorg die samenhangt met opname in een verzorg- of verpleeghuis.
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voorziet in vervoersvoorzieningen, woonvoorzieningen en huishoudelijke hulp. Deze wet is passend en toereikend omdat het uitgaat van de compensatieplicht. Als deze plicht voor de gemeente niet aanwezig is een bepaalde situatie dan is bijzondere bijstand uitgesloten.
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) biedt alle benodigde voorzieningen aan gehandicapten om werken mogelijk te maken.
Al deze regelingen samen vormen een passend en toereikend systeem voor de noodzakelijke gezondheidszorg. Bijstandsverlening voor medische kosten zal dan ook maar zelden nodig zijn omdat de kosten die buiten deze regelingen zijn gelaten niet noodzakelijk worden geacht.
Premies en eigen risico ziektekostenverzekering
Voor de ziektekostenverzekering dient maandelijks een premie te worden betaald. Tevens is in de Zorgverzekeringswet (Zvw) een verplicht eigen risico opgenomen. Hier is sprake van een algemene maatregel, die geldt voor alle verzekerden. Daarnaast is het mogelijk een vrijwillig eigen risico af te sluiten. Hierdoor wordt er een lagere premie betaald.
Er kan geen bijzondere bijstand worden verleend voor het verplichte eigen risico. Alleen en voor zover er sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in de Participatiewet kan een uitzondering worden gemaakt. Het feit dan men niet in één keer het eigen risico kan betalen vormt geen zeer dringende omstandigheid.
Vergoeding van medische kosten
In grote lijnen zijn medische voorzieningen te onderscheiden in:
Veel van deze zaken worden (gedeeltelijk) vergoed via verschillende wettelijke regelingen, zoals de Zorgverzekeringswet, de Wlz en de Wmo. Indien er sprake is van een kostensoort die vergoed kan worden via bovengenoemde regelingen is er sprake van een voorliggende voorziening.
Andere verzekeraars dan CZM (Collectieve Zorgverzekering Minima)
Bijzondere bijstand is ook mogelijk als belanghebbende niet is aangesloten bij de CZM, maar wel bij een andere verzekeraar. Het gaat dan om een vergelijkbaar, aanvullend pakket waarvoor de verzekeraar de kosten niet vergoedt, of een lagere vergoeding geeft. In dat geval kunnen dezelfde bedragen worden vergoed als bij de vergoeding uit de aanvullende verzekering CZM of het verschil tussen de feitelijke vergoeding van het pakket en wat de aanvullende verzekering CZM vergoedt. Indien geen vergelijking is te maken tussen CZM en andere verzekering, dan kan de premiehoogte als leidraad dienen.
Besparingskosten zijn kosten, die belanghebbende ook zou moeten maken als er geen bijzondere omstandigheden waren. Bij een aanvraag om bijzondere bijstand voor het eigen aandeel in de kosten, dient te worden beoordeeld of er besparingskosten zijn. (bijv. orthopedisch schoeisel)
De wettelijke eigen bijdrage is het deel van de medische kosten uit de basisverzekering dat iemand zelf moet betalen. Hoe hoog die bijdrage is, wordt bepaald door de overheid en is voor iedereen hetzelfde. Voor sommige soorten zorg die worden vergoed vanuit de basisverzekering moet een wettelijke eigen bijdrage worden betaald.
Eigen aandeel aanvullende verzekering
Aanvullende verzekeringen kennen soms een gedeeltelijke vergoeding toe. De verzekerde dient dan een deel van de kosten zelf te betalen. In het spraakgebruik wordt dit eigen aandeel wel een eigen bijdrage genoemd. Een aantal van deze eigen bijdragen wordt via de CZM vergoed.
Soms worden kosten wel vanuit een aanvullende ziektekostenverzekering vergoed. De pakketten van aanvullende verzekeringen komen mede tot stand door de vraag van consumenten. Opname van bepaalde kosten in aanvullende verzekeringen betekent niet automatisch dat het vanuit het oogpunt van bijstandsverlening om medisch noodzakelijke kosten gaat.
Resterende eigen aandeel in de kosten van aanschaf of reparatie van een kunstgebit of gedeeltelijke prothese (=plaatje)
Het resterende eigen aandeel in de kosten van aanschaf of reparatie van een kunstgebit of gedeeltelijke prothese komt voor bijstandsverlening in aanmerking.
Eigen aandeel tandheelkundige hulp
Voor het resterende eigen aandeel voor noodzakelijke tandheelkundige hulp kan bijzondere bijstand worden verleend, zeker waar het preventieve tandheelkundige hulp betreft.
Eigen aandeel steunzolen, orthopedische of allergeenvrije schoenen
Het resterende eigen aandeel wordt vergoed voor zover de eigen bijdrage, die na ontvangst van de vergoeding van de zorgverzekeraar voor rekening van belanghebbende blijft - de kosten van normale schoenen te bovengaan en er sprake is van een positief medisch advies van de behandelend specialist (huidarts ingeval van allergeenvrije schoenen).
Extra kosten ten gevolge van ziekte of handicap
Ziekte of handicap kunnen extra kosten met zich meebrengen. Hierbij valt te denken aan bijv. de volgende kostensoorten die voor bijzondere bijstand in aanmerking komen:
Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van voeding. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze
kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten. Alleen noodzakelijk gebruik van een warme maaltijdvoorziening, die verzorgd wordt door een instantie, kan voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.
Eigen bijdrage Wmo voorzieningen
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) regelt dat mensen met een beperking de voorzieningen, hulp en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Voor deze voorzieningen, hulp en ondersteuning kan een eigen bijdrage gelden.
Bijstand kan worden verleend voor de aansluit- en abonnementkosten bij noodzakelijke aansluiting op een alarmeringssysteem.
In de volgende situaties wordt bijzondere bijstand verleend:
Wanneer de woning vanwege medische redenen extra verwarmd moet worden, brengt dat vaak extra kosten met zich mee. Voor deze extra kosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt.
Kleding- en schoeiselslijtage kunnen het gevolg zijn van het gebruik van prothesen, stoornissen van houding en bewegingsapparaat, het evenwicht, het bewustzijn of het coördinatievermogen. Extra waskosten kunnen voortkomen uit incontinentie, gebruik medicatie zoals zalf, bedlegerigheid, gebruik van een stoma of overmatig transpireren.
Dieetkosten zijn de meerkosten die ten opzichte van de kosten van een normale gezonde voeding, ontstaan door het volgen van een (medisch noodzakelijk) dieet.
De kosten voor pedicure komen voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Onderhoud of reparatie van een hoorapparaat plus batterijen
Onderhoud of reparatie van een hoorapparaat plus noodzakelijke batterijen komen in aanmerking voor bijzondere bijstand. Voor de aanschaf van een hoorapparaat dient een wettelijke eigen bijdrage van 25% te worden betaald, zie hiervoor 5.4..
Kosten van een bril of contactlenzen behoren tot de bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan en komen daarom in aanmerking voor bijzondere bijstand.
Vervanging van de glazen binnen 36 maanden is mogelijk indien de sterkte van de glazen moet worden aangepast. Vergoeding van montuur is in dat geval ook mogelijk indien bij verandering in de sterkte van de glazen de nieuwe glazen niet in het oude montuur passen. Ook kan worden gedacht aan opgroeiende kinderen waarbij het montuur te klein is geworden. Een advies van de oogarts dient te worden overlegd.
Lenzenvloeistof wordt vergoed tot een maximum per jaar, zie financieel besluit.
Er wordt geen bijstand verleend voor de kosten van een contactlenzenabonnement.
Kosten van maatschappelijke aard
Deelname aan sport- of culturele activiteiten voor kinderen
Het deelnemen aan een sportieve of culturele activiteit is belangrijk voor de algemene en fysieke ontwikkeling van kinderen. Door middel van sport en cultuur ontwikkelen kinderen hun sociale vaardigheden en bouwen meer zelfvertrouwen op. Daarnaast kan sporten en belangrijke rol spelen bij het terugdringen of voorkomen van overgewicht. Een abonnement bij een sportvereniging of bijvoorbeeld muziekles behoren daardoor tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten.
Deze kosten kunnen niet uit de bijstandsnorm worden voldaan en kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.
Kinderen van 0 t/m 17 jaar kunnen in aanmerking komen voor een vergoeding ten behoeve van beoefening van een sport of een culturele activiteit. Het gaat daarbij om een lidmaatschap bij een vereniging en eventuele attributen die nodig zijn voor beoefening van de activiteit zoals sportkleding of een muziekinstrument.
3. Voor elk kind uit eenzelfde gezin dat aan de toekenningscriteria voldoet, kan een aanvraag worden ingediend.
Kosten voor aanschaf computer en/of internetabonnement voor schoolgaande kinderen
Het gebruik van een computer thuis ten behoeve van school(opdrachten) en de daarbij behorende research op internet zijn een algemeen gegeven geworden. De aanschaf van een computer en/of internetabonnement behoren daardoor tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Deze kosten kunnen niet uit de bijstandsnorm worden voldaan en kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.
Er dient een onderscheid te worden gemaakt in de kosten van vrijwillige- en verplichte bewindvoering.
Als de kantonrechter op grond van artikel 1:431 e.v. Burgerlijk Wetboek de noodzaak tot onderbewindstelling heeft beoordeeld en vastgesteld, bestaat er voor het college geen vrijheid meer de onderbewindstelling te beoordelen en evenmin om te bezien of er andere oplossingen mogelijk zouden zijn. De met bewindvoering samenhangende kosten komen in deze situatie in aanmerking voor bijzondere bijstand.
Als de rechtbank een bewindvoerder benoemt in het kader van de WSNP geldt het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering geldt als een passende en toereikende voorliggende voorziening.
Bij vrijwillige bewindvoering zal er moeten worden beoordeeld of men geen gebruik kan maken van andere voorliggende oplossingen zoals budgetbegeleiding via de Kredietbank Nederland.
Indien op grond van een toevoeging rechtsbijstand wordt verleend, dient het college de noodzaak voor het verlenen van rechtshulp aan te nemen. Een toevoeging (van een advocaat) vindt slechts plaats als de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht. In het geval van een toevoeging worden de kosten (exclusief de eigen bijdrage) van de (toegevoegde) advocaat vergoed op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb).
De eigen bijdrage voor rechtsbijstand wordt verlaagd met € 50 wanneer een belanghebbende eerst (gratis) rechtshulp vraagt aan het Juridisch Loket alvorens een advocaat te raadplegen. Wanneer een belanghebbende niet eerst rechtsbijstand vraagt aan het Juridisch Loket en als gevolg daarvan wordt geconfronteerd met een hogere eigen bijdrage, kan de bijzondere bijstand worden afgestemd met € 50 wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
Reiskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Deze kosten kunnen uit de bijstandsnorm worden voldaan. In een aantal situaties is het mogelijk om bijzondere bijstand te verstrekken. Het gaat hier om reiskosten in verband met: bezoek aan gedetineerde, bezoek aan elders verpleegden/verzorgden (bijvoorbeeld ziekenhuis), bezoek aan uit huisgeplaatste kinderen.
Het tweede lid is niet van toepassing als er vanwege gezondheidsredenen niet kan worden gereisd met het openbaar vervoer. In dit geval kan er een vergoeding op basis van gebruik van de eigen auto worden vastgesteld. Deze vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijk te rijden kilometers op basis van de kortste route. Het uitkeringsbedrag per kilometer is opgenomen in het financieel besluit.
De reiskosten in verband met bezoek aan een gedetineerde kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. De gedetineerde moet tot het gezin behoren.
Bezoek aan elders verpleegden/verzorgden
De reiskosten die gemaakt worden voor bezoek aan een elders verpleegde/verzorgde (bijvoorbeeld ziekenhuis of verzorgingstehuis) kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. De verpleegde/verzorgde moet tot het gezin behoren.
Bezoek aan uit huisgeplaatste kinderen
De reiskosten voor bezoek aan een uit huisgeplaatst kind door ouder(s) komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. De reiskosten die gemaakt worden in verband met een omgangsregeling omdat beide ouders niet dichtbij elkaar wonen, komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.
Bijzondere bijstand ten behoeve van begrafenis of crematie kan verleend worden aan de nabestaande van de overledene, voor zover de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de nabestaande niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen. De nabestaanden zijn de echtgenoot, de partner, de ouder en de kinderen. De kosten van een begrafenis of crematie kunnen dus niet worden geacht te behoren tot de noodzakelijke bestaanskosten van de overledene zelf, omdat bijstandsverlening aan de overledene niet mogelijk is.
Kosten van inrichting en verhuizing
Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten
Bij inrichtingskosten moet een onderscheid worden gemaakt tussen de kosten voor duurzame gebruiksgoederen en de overige inrichtingskosten. Duurzame gebruiksgoederen zijn bijvoorbeeld een koelkast, wasmachine of meubels. Met overige inrichtingskosten worden de kosten bedoeld zoals verf en behang. Dit onderscheid is van belang voor de vorm waarin de bijzondere bijstand kan worden verstrekt.
Kosten aanschaf duurzame gebruiksgoederen
De kosten van inrichting, aanschaf en vervanging van normale duurzame gebruiksgoederen behoren tot de algemene kosten van bestaan en moeten in beginsel uit het inkomen worden betaald. Ook indien men een inkomen op het niveau van het sociaal minimum ontvangt wordt in principe voldoende ruimte in het inkomen aanwezig geacht om hiervoor te reserveren dan wel gespreide betaling achteraf. Indien sprake is van bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Voor het vaststellen van de noodzaak van vervanging van het duurzaam gebruiksgoed kan een huisbezoek worden afgelegd.
Woninginrichtingskosten voor voormalige asielzoekers
Bij een eerste huisvesting na het verlaten van een AZC wordt de voormalige asielzoeker geconfronteerd met de kosten van een ‘eerste inrichting’ in Nederland. Gelet op het eerder genoten inkomen was er geen ruimte om te kunnen reserveren voor de kosten van een complete woninginrichting. Deze kosten komen, voor zover deze niet voldaan kunnen worden uit eigen middelen of via een lening, voor bijzondere bijstand in aanmerking. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aangesloten bij de maximumbedragen voor een complete woninginrichting van de Kredietbank Nederland.
Verhuiskosten en overige inrichtingskosten
Verhuiskosten en kosten van woninginrichting zijn normale bestaanskosten die uit een inkomen op bijstandsniveau dienen te worden betaald. Alleen in bijzondere omstandigheden is bijstand in deze kosten mogelijk. Volgens jurisprudentie stelt de Centrale Raad van Beroep dat kosten zoals verf en behang naar hun aard niet als duurzame gebruiksgoederen kunnen worden aangemerkt.
Het kan voorkomen dat de belanghebbende een waarborgsom moet voldoen ter verkrijging van een bepaalde prestatie zoals bij het betrekken van nieuwe woonruimte.
Over het algemeen krijgt de huurder deze waarborgsom bij beëindiging van het huurcontract weer terug. De waarborgsom blijft in feite toebehoren aan de huurder maar hij kan er niet over beschikken. Er kan een noodzaak bestaan om voor deze kosten bijzondere bijstand te verlenen.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente ………..