Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Arnhem

Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase Arnhem 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieArnhem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase Arnhem 2010
CiteertitelBeleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase Arnhem 2010
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht, art. 7:15
  2. Besluit proceskosten bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-03-2010nieuwe regeling

02-03-2010

Arnhemse Koerier,03-03-2010

2010.0.019.597

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase Arnhem 2010

 

 

Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase Arnhem 2010

Artikel 1 Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op kostenvergoeding in bezwaarprocedure aangaande alle besluiten genomen door het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Voorwaarden proceskostenvergoeding

De voorwaarden welke zijn genoemd in artikel 7:15 tweede lid Algemene wet bestuursrecht en in het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn onverminderd van toepassing.

Artikel 3 Wegingsfactoren

Voor het toepassen van de wegingsfactoren die genoemd zijn in onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht geldt het volgende.

  • 1.

    Het wettelijke uitgangspunt is wegingsfactor 1 (gemiddeld). Dit betreft bezwaren tegen besluiten die juridisch en/of inhoudelijk als gangbaar worden aangemerkt. De wetgeving of de jurisprudentie biedt voldoende uitkomst. Aangenomen wordt dat de meeste zaken als gemiddeld zijn aan te merken.

  • 2.

    Van wegingsfactor 1 wordt afgeweken, indien een zaak niet dient te worden aangemerkt als zijnde gemiddeld maar als:

    • a.

      zeer licht (wegingsfactor 0,25). Dit betreft onder andere kennelijk gegronde bezwaren waarvan onmiddellijk vaststaat dat er sprake is van strijd met de wet. Hieronder kunnen ook vallen, bezwaren die kennelijk niet ontvankelijk zijn;

    • b.

      licht (wegingsfactor 0,50). Dit betreft zaken waarbij weinig tot geen beleidsvrijheid voor het betreffende bestuursorgaan bestaat, zoals bij gebonden beschikkingen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij bouwvergunningen zonder vrijstelling, langdurigheidtoeslag, bijzondere bijstand, Arnhem Card en categoriale bijzondere bijstand voor Chronisch Zieken en Gehandicapten;

    • c.

      zwaar (wegingsfactor 1,5). Dit betreft zaken die inhoudelijk of juridisch als ingewikkeld c.q. complex of omvangrijk moeten worden aangemerkt. Hierbij valt onder andere te denken aan bezwaren tegen besluiten die betrekking hebben op onduidelijke nieuwe wetgeving of besluiten waarin meerdere rechtsgebieden/regelgevingen een relevante rol spelen;

    • d.

      zeer zwaar (wegingsfactor 2). Dit betreft zaken die inhoudelijk of juridisch als zeer ingewikkeld c.q. complex of zeer omvangrijk moeten worden aangemerkt. Hierbij kan worden gedacht aan (Europeesrechtelijke) zaken, waarbij zowel de wetsuitleg als de jurisprudentie geen uitkomst bieden. Daarnaast kan ook gedacht worden aan zaken met zeer complexe schade aspecten.

  • 3.

    Per individuele zaak zal beoordeeld moeten worden, welke wegingsfactor van toepassing is.

Artikel 4 Samenhangende zaken

In geval van samenhangende zaken, als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt naast de van toepassing zijnde wegingsfactor, de factor 1 gehanteerd bij minder dan vier samenhangende zaken en de factor 1,5 bij vier of meer samenhangende zaken.

Artikel 5 Intrekking oude regeling

De “Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase” wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van het besluit “Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase Arnhem 2010”.

Artikel 6 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit wordt aangehaald als “Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase Arnhem 2010”.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

 

TOELICHTING

 

Algemeen

Op 12 maart 2002 is de Wet kosten bestuurlijke voorprocedure en het gewijzigde Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna te noemen: het Besluit) in werking getreden. Als gevolg hiervan is de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: Awb) gewijzigd. Artikel 7:15 Awb maakt nu vergoeding van de proceskosten in de bezwaarprocedure mogelijk.

De kosten die voor vergoeding in aanmerking komen en de berekeningswijze ervan, is geregeld in het Besluit.

Het bestuursorgaan heeft de bevoegdheid om in beleidsregels vast te leggen, op welke wijze de wegingsfactoren worden gehanteerd.

Ten behoeve van eenduidige beoordeling bij het toepassen van de wegingsfactoren heeft het college van burgemeester en wethouders deze beleidsregels vastgesteld.

 

Voorwaarden proceskostenvergoeding

Op de voorwaarden die verbonden zijn aan proceskostenvergoeding, wordt nader ingegaan bij de toelichting op artikel 2.

 

Welke kosten worden vergoed?

In het Besluit zijn limitatief de volgende kosten opgenomen:

  • a.

    kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

  • b.

    kosten van getuigen of deskundigen die door betrokkene zijn ingeschakeld;

  • c.

    reis- en verblijfskosten;

  • d.

    verletkosten;

  • e.

    kosten van uittreksels uit openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale faxen en internationale telefoongesprekken;

  • f.

    kosten van het als gemachtigde optreden van een arts in zaken waarin enig wettelijk voorschrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.

     

    Ad a.

    Indien beroepsmatig rechtsbijstand is verleend, worden de kosten vergoed volgens een forfaitair tarief. Over de vergoeding van deze kosten volgt in deze toelichting een afzonderlijke uitleg.

     

    Ad b.

    Hiervoor geldt een vergoeding conform de (uitvoerige) regeling in de wet en het Besluit tarieven in strafzaken.

     

    Ad c.

    Hiervoor geldt een vergoeding conform het Besluit tarieven in strafzaken. Reiskosten worden vergoed op basis van de laagste klasse openbaar vervoer, dan wel een kilometervergoeding per kilometer indien openbaar vervoer niet of niet voldoende mogelijk is. Verblijfskosten worden vergoed tot een maximumbedrag per dag. Verzoeker moet de gemaakte kosten voldoende specificeren.

     

    Ad d.

    Hiervoor geldt een vergoeding tussen de € 4,54 en € 53,09 per uur.

    De verzoeker moet aannemelijk maken dat inkomsten zijn gederfd. Daarnaast dient de verzoeker de gederfde inkomsten voldoende te specificeren.

     

    Ad e.

    De werkelijke gemaakte kosten worden vergoed op grond van gespecificeerde nota’s.

     

    Ad f.

    Hiervoor geldt dat de vergoeding is bepaald op de helft van de vergoeding voor bijstand door een professionele rechtsbijstandverlener. De punten zoals opgenomen in de bijlage van het besluit dienen namelijk gehalveerd te worden.

     

Vergoeding van de beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De wegingsfactoren zoals deze zijn opgenomen in artikel 3, tweede lid van de beleidsregel, zijn relevant voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding van de beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in de bijlage bij het Besluit bepaald dat deze kosten (slechts) voor vergoeding in aanmerking komen op basis van de volgende formule:

 

A X B X C

 

A = aantal punten voor de verrichte proceshandeling:

Bezwaarschrift 1 punt

hoorzitting 1 punt

nadere hoorzitting 0,5 punt

B = waarde per punt: € 437,-

C = wegingsfactor (drukt het gewicht van de zaak uit):

zeer licht 0,25

licht 0,50

gemiddeld 1

zwaar 1,5

zeer zwaar 2

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

 

Artikel 2

Uit artikel 7:15, tweede lid Awb, blijkt dat aan proceskostenvergoeding de onderstaande voorwaarden zijn verbonden:

a) het moet gaan om redelijkerwijs gemaakte kosten;

b) er is verzocht om een vergoeding;

c) het primaire besluit wordt herroepen;

d) herroeping van het primaire besluit vindt plaats wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatige gedraging.

 

Ad a Redelijkerwijs gemaakte kosten

Hier komt de redelijkheidstoets om de hoek kijken. Zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten dienen redelijk te zijn.

 

Ad b Er is verzocht om proceskostenvergoeding

Uitdrukkelijk is bepaald dat een belanghebbende om een vergoeding moet verzoeken. Het verzoek wordt gedaan, voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist, ex artikel 7:15, derde lid Awb.

 

Ad c Herroeping

Herroeping vindt plaats, indien het bestuursorgaan in de beslissing op bezwaar vaststelt dat de primaire beslissing niet in stand kan blijven. Het woord herroepen impliceert dat het oorspronkelijke besluit inhoudelijk onjuist moet zijn geweest. Er is sprake van een herroeping, indien het primaire besluit wordt gewijzigd. Bij louter formele fouten of gebreken in de motivering behoeft het besluit als zodanig niet te worden herroepen. Ook het herroepen van een besluit op beleidsinhoudelijke gronden kan niet leiden tot kostenvergoeding.

 

Ad d Verwijtbare onrechtmatigheid

Niet iedere herroeping leidt tot proceskostenvergoeding. Het besluit moet worden herroepen, omdat het bestuursorgaan zich verwijtbaar onrechtmatig heeft gedragen. Een onrechtmatige gedraging doet zich voor, indien een besluit in strijd met de wet is genomen. Maar ook de schending van bijvoorbeeld regels uit plaatselijke verordeningen of beleidsregels kan leiden tot een onrechtmatige gedraging. Tevens kan een strijdig handelen met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur worden aangemerkt als een onrechtmatige gedraging.

Indien door de belanghebbende niet, althans niet tijdig, de (juiste) gegevens worden verstrekt, is er geen sprake van een verwijtbare gedraging.

 

Artikel 3

Het wettelijke uitgangspunt is wegingsfactor 1.

Uit onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit blijkt dat het gewicht van de zaak in 5 categorieën is ingedeeld. De beoordelingsvrijheid die het bestuursorgaan heeft, ziet toe op de beoordeling van het gewicht van de zaak. Deze beoordeling dient steeds in overeenstemming te zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van een zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener. Het gewicht van de zaak bepaalt de van toepassing zijnde wegingsfactor.

De verwachting is dat een groot deel van de bezwaarschriften als gemiddeld (wegingsfactor 1) kan worden aangemerkt.

 

Zaken waarvan onmiddellijk vaststaat dat het bestuursorgaan heeft gehandeld in strijd met de wet, zijn aan te merken als zeer lichte zaken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij bezwaren, die kennelijk niet ontvankelijk zijn.

 

De verwachting is namelijk dat de werkbelasting van de rechtsbijstandverlener in dergelijke zaken niet hoog zal liggen. Ook de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van dergelijke zaken zal niet groot zijn.

 

Zaken waarbij het bestuursorgaan nauwelijks of geen beoordelingsvrijheid bezit, worden beschouwd als lichte zaken. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet alleen de wet de beoordelingsvrijheid van het bestuurorgaan kan beperken, ook de geldende verordeningen, dan wel beleidsregels kunnen de beoordelingsvrijheid beperken. In dergelijke gevallen is het voor de rechtsbijstandverlener duidelijk, aan welke voorwaarden het bestuursorgaan dient te toetsen alvorens tot een besluit te komen. In verband hiermee wordt vermoed dat de werkbelasting van de rechtsbijstandverlener niet dermate hoog zal zijn. Ook de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van dergelijke zaken zal niet al te groot zijn.

 

Zaken die inhoudelijk of juridisch als ingewikkeld c.q. complex of omvangrijk moeten worden aangemerkt, worden gezien als zware zaken. Vanzelfsprekend zijn dat besluiten die betrekking hebben op onduidelijke nieuwe wetgeving of besluiten waarin meerdere rechtsgebieden/ regelgevingen een relevante rol spelen. Hierdoor zal de werkbelasting van de rechtsbijstandverlener waarschijnlijk hoger zal liggen dan bij gemiddelde zaken.

 

Bij zeer zware zaken gaat het om zaken die inhoudelijk of juridisch als zeer ingewikkeld c.q. complex of zeer omvangrijk moeten worden aangemerkt. Hierbij kan worden gedacht aan (Europeesrechtelijke) zaken, waarbij noch de wetsuitleg noch de jurisprudentie uitkomst bieden. Daarnaast kan ook gedacht worden aan zaken met zeer complexe schadeaspecten. In dergelijke zaken zal de werkbelasting van de rechtsbijstandverlener zeer hoog liggen. Immers de rechtsbijstandverlener beschikt niet of nauwelijks over informatiebronnen. Te allen tijde zal per individuele zaak beoordeeld moeten worden, welke wegingsfactor van toepassing is.

 

Artikel 4

Uit het Besluit blijkt dat voor samenhangende zaken, in verband met de bepaling van de hoogte van de vergoeding van beroepsmatige rechtsbijstand, aanvullende wegingsfactoren gelden (D). Deze wegingsfactoren zijn opgenomen in artikel 5 van de Beleidsregel.

 

De berekening van de vergoeding van beroepsmatige rechtsbijstand in geval van samenhangende zaken is dan als volgt:

 

A x B x C x D

 

Bij minder dan 4 samenhangende zaken geldt wegingsfactor 1. Mocht het echter gaan om 4 of meer samenhangende zaken, dan dient wegingsfactor 1,5 te worden toegepast.

 

Indien de onderstaande voorwaarden zich voordoen, kan gesproken worden over samenhangende zaken:

  • -

    er moet sprake zijn van één besluit (of meerdere nagenoeg identieke besluiten), waartegen door één of meer belanghebbenden op vergelijkbare gronden, gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig bezwaar wordt gemaakt; en

  • -

    waarbij beroepsmatige rechtsbijstand wordt verleend door dezelfde persoon of personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband (bijvoorbeeld advocatenkantoor).

     

Besluiten kunnen als identiek worden aangemerkt, wanneer de inhoud en de motivering met elkaar overeenkomen. Besluiten die steunen op dezelfde feiten en (beleids)overwegingen en voortvloeien uit hetzelfde regelgevingkader, kunnen worden aangemerkt als zijnde (nagenoeg) identieke besluiten.

Daarnaast dient te worden voldaan aan het vereiste dat rechtsbijstand is verleend door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van die zaken nagenoeg identiek konden zijn. Wordt aan dit vereiste niet voldaan, dan is er geen sprake van samenhangende zaken.

 

Artikel 5 en 6

Dit besluit treedt in werking na bekendmaking in de Arnhemse Koerier en het oude besluit wordt dan ingetrokken.