Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Den Helder

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder,

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDen Helder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHet college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder,
CiteertitelRegeling reis-, verblijf- en maaltijdvergoeding gemeente Den Helder
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 160 van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201601-07-201601-01-2020Regeling reis-, verblijf- en maaltijdvergoeding gemeente Den Helder

01-03-2016

Lokaal dagblad

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder,

besluit:

 

  • 1.

    gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet;

  • 2.

    gelet op artikel 160 van de Gemeentewet;

  • 3.

    gelet op artikel 3:21, artikel 15:1:23, artikel 15:1:23:1, artikel 15:1:26 en artikel 17:1:6:1 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Helder, hierna te noemen AVR Den Helder;

  • 4.

    gelet op de verkregen instemming van de commissie voor Georganiseerd Overleg en de Ondernemingsraad; 

    tot het vaststellen van de navolgende regeling en deze op te nemen in de AVR Den Helder,

     

    Regeling reis- verblijf- en maaltijdkosten gemeente Den Helder

     

    § 1 Algemene bepalingen

     

    Artikel 1 Begripsbepalingen

    In deze regeling wordt verstaan onder:

     

  • 1.

    werkgever:

  • 2.

    medewerker

  • 3.

    plaats van tewerkstelling

  • 4.

    standplaats

  • 5.

    dienstreis:

  • 6.

    motorvoertuig 

    Artikel 2

    Lid 1

    Naar de regels bij of krachtens deze regeling wordt vergoeding verleend van reis- en verblijfkosten in verband met dienstreizen binnen Nederland.

     

    Lid 2

    Dienstreizen, die in Nederland zijn begonnen en waarbij het reisgedeelte buiten Nederland beperkt is of waarbij de grensoverschrijding niet noodzakelijkerwijs leidt tot uitgaven voor maaltijden of overnachting in het buitenland, worden voor de toepassing van dit besluit aangemerkt als dienstreizen binnen Nederland.

     

    Lid 3

    Indien van derden een vergoeding wordt ontvangen voor de kosten als bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt deze in mindering gebracht op de vergoeding waarop als gevolg van deze regeling aanspraak bestaat.

     

    Artikel 3

    Lid 1

    Onder noodzakelijke reiskosten in het belang van de werkgever wordt verstaan, kosten gemaakt:

  • 1.

    in de lijn van de normale uitoefening van de functie;

  • 2.

    in het kader van het werken buiten de standplaats;

  • 3.

    in het kader van training, vorming of opleiding geheel voor rekening van de werkgever. 

    Lid 2

    Deze regeling is niet van toepassing voor reis- en verblijfkosten als bedoeld in:

  • 1.

    hoofdstuk 18 van de AVR Den Helder (verplaatsingskosten);

  • 2.

    de regeling tegemoetkoming woon-werkverkeer.   

    Lid 3

    De kosten en gevolgen van boetes, naheffingen en invordering van het rijbewijs zijn voor rekening en verantwoording van de medewerker.

     

    Artikel 4

    Lid 1

    De medewerker heeft voor het maken van een dienstreis voorafgaande toestemming nodig van

    de werkgever.

     

    Lid 2

    De dienstreizen dienen in de regel met openbare vervoermiddelen te worden gemaakt, tenzij anders is bepaald door de werkgever.

     

    Lid 3

    Indien de dienstreis naar het oordeel van de werkgever niet of niet op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden gemaakt, kan de werkgever aan de medewerker toestemming verlenen voor de dienstreis gebruik te maken van een eigen motorvoertuig als bedoeld in artikel 15:1:24 van de AVR Den Helder.

     

    Lid 4

    Bij dienstreizen volgt de medewerker de instructies van de werkgever die in het kader van het vastgestelde vervoersbeleid van kracht zijn. Deze instructies hebben zowel betrekking op de wijze van vervoer, het aanschaffen van plaatsbewijzen als het declareren van gemaakte reiskosten.

     

    Artikel 5 Begin en einde van de dienstreizen

    Lid 1

    Voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten geldt dat de plaats van tewerkstelling het beginpunt en het eindpunt is van de dienstreis.

     

    Lid 2

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel kan de woning van de medewerker of een andere plaats als beginpunt respectievelijk eindpunt van de dienstreis worden aangemerkt, tenzij op de heenreis onderscheidenlijk de terugreis de plaats van tewerkstelling wordt bezocht.

     

    Lid 3

    Tenzij een andere opdracht is gegeven, behoort een dienstreis via de meest optimale route te worden gemaakt.

     

    Artikel 6 Reizen naar het buitenland

    Voor reizen naar het buitenland zijn het Reisbesluit buitenland en de Reisregeling buitenland op overeenkomstige wijze van toepassing.

     

    § 2 Vergoedingen wegens reiskosten

     

    Artikel 7 Openbaar vervoer

    Lid 1

    De vergoeding van reiskosten per openbaar vervoer vindt plaats op grond van de daadwerkelijk gemaakte kosten van het openbaar vervoer, zoals blijkt uit overgelegde bewijsstukken.

     

    Lid 2

    De vergoeding van reiskosten bij gebruik van het openbaar vervoer, wordt vergoed op basis van het tarief tweede klasse.

     

    Lid 3

    Als de medewerker voor de dienstreis gebruik maakt van een niet door de werkgever verstrekt abonnement wordt voor vergoeding wegens reiskosten uitgegaan van de kosten zonder gebruikmaking van het abonnement. Dit is in afwijking van het bepaalde als bedoeld in lid 1 van dit artikel. De vergoeding wordt aan de medewerker toegekend voor zover daarmee de voor hem ten laste blijvende kosten niet worden overschreden. Voor het bepalen van de kosten die ten laste blijven van de medewerker wordt rekening gehouden met:

  • 1.

    eventuele tegemoetkomingen die krachtens de bepalingen van hoofdstuk 18 van de AVR Den Helder (verplaatsingskosten) voor het dagelijks reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling over de periode van geldigheid van het abonnement aan de medewerker zijn verstrekt;

  • 2.

    eventuele al aan de medewerker verstrekte reiskostenvergoedingen voor andere dienstreizen, waarbij gebruik is gemaakt van het abonnement. 

    Artikel 8 OV-chipkaart

    Bij reizen per openbaar vervoer kan gebruik worden gemaakt van een elektronisch vervoerbewijs, de zogenoemde “OV-chipkaart”. Voor declaratie van gemaakte reiskosten met deze OV-chipkaart dienen door of vanwege het vervoerbedrijf gemaakte overzichten van transacties (reisbewegingen) met de OV-chipkaart te worden overgelegd. Met de OV-chipkaart zelf kan niet worden volstaan.

     

    Artikel 9 Eigen motorvoertuig indien openbaar vervoer niet mogelijk of niet doelmatig is

    Lid 1

    Als de dienstreis naar het oordeel van de werkgever niet of niet op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden ondernomen, kan de werkgever aan de medewerker toestemming verlenen voor de dienstreis gebruik te maken van een eigen motorvoertuig.

     

    Lid 2

    De vergoeding voor het gebruik van een eigen motorvoertuig als bedoeld in dit artikel bedraagt € 0,37 per afgelegde kilometer.

     

    Artikel 10 Eigen motorvoertuig indien openbaar vervoer wel doelmatig is

    Lid 1

    Als de dienstreis op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden ondernomen, maar de medewerker maakt toch gebruik van het eigen motorvoertuig, bedraagt de vergoeding € 0,09 per afgelegde kilometer.

     

    Lid 2

    De vergoeding als genoemd in lid 1 van dit artikel wordt verhoogd met € 0,09 per afgelegde kilometer voor één in het kader van de dienstreis meereizende medewerker.

     

    Lid 3

    Bij twee of meer meereizende medewerkers wordt het reizen met het eigen motorvoertuig als doelmatig aangemerkt en geldt het maximum van € 0,37 per afgelegde kilometer.

     

    Artikel 11 Fiets

    Indien voor de dienstreis gebruik wordt gemaakt van een eigen fiets bedraagt de vergoeding € 0,05 per afgelegde kilometer.

     

    Artikel 12 Taxi

    Indien naar het oordeel van de werkgever het dienstbelang er mee is gebaat dat tijdens een dienstreis naast openbaar vervoer ook gebruik wordt gemaakt van een (trein-)taxi, worden de daadwerkelijk gemaakte kosten van dat taxigebruik vergoed, zoals blijkt uit overgelegde bewijsstukken.

     

    Artikel 13 Bijkomende kosten

    Indien de dienstreis per openbaar vervoer plaatsvindt en de medewerker voor het vervoer naar het station gebruik maakt van een eigen fiets, worden de daadwerkelijk gemaakte kosten van bewaakte stalling van die fiets vergoed, zoals blijkt uit overgelegde bewijsstukken.

     

    Artikel 14 Parkeer-, veer- en tolgelden

    Parkeer-, veer- en tolkosten maken onderdeel uit van de vergoeding per afgelegde kilometer en worden daarom niet afzonderlijk vergoed.

          

    §3 Vergoedingen wegens verblijfkosten

     

    Artikel 15

    Onder noodzakelijke verblijfkosten in het belang van de werkgever worden verstaan, kosten gemaakt:

  • 1.

    in de lijn van de normale uitoefening van de functie;

  • 2.

    in verband met een dienstreis;

  • 3.

    in het kader van overwerk;

  • 4.

    in het kader van training, vorming of opleiding geheel of gedeeltelijk voor rekening van de werkgever, met uitzondering van die kosten die gewoonlijk ook worden gemaakt. 

    Artikel 16

    Verblijfkosten worden vergoed tot de naar het oordeel van de werkgever in redelijkheid gemaakte werkelijke kosten.

      

    § 4 Maaltijdvergoeding

     

    Artikel 17

    Indien de dagelijkse werktijd van de medewerker op de dag waarop overwerk moet worden verricht met ten minste twee overwerkuren wordt verlengd en het dienstbelang naar het oordeel van zijn leidinggevende dientengevolge niet toelaat dat hij zijn maaltijd op de hiervoor bestemde tijd op de voor hem gebruikelijke plaats nuttigt, gelden de volgende regels:

    a. Aan de medewerker wordt zo mogelijk een maaltijd van gemeentewege verstrekt;

    b. Indien een voorziening als bedoeld onder a niet mogelijk is, ontvangt de medewerker, indien vaststaat dat hij een maaltijd in een daarvoor bestemde gelegenheid heeft genuttigd, een vergoeding van maximaal € 15.

    c. Indien de medewerker geen maaltijd als hiervoor bedoeld heeft gebruikt maar in verband met het overwerk niettemin kosten heeft moeten maken doordat hij zijn maaltijd niet op de door hem gebruikelijke plaats heeft kunnen nuttigen, worden hem deze kosten vergoed tot ten hoogste het bedrag van de vergoeding berekend op de voet als onder b gestelde.

    Artikel 18

    Vergoeding

  • 1.

    De medewerker toont de kosten van een maaltijd aan door middel van een bon. Alleen de

    redelijkerwijs gemaakte kosten voor het nuttigen van een maaltijd worden vergoed

    (maximaal € 15).

  • 2.

    Er bestaat geen recht op een maaltijdvergoeding indien thuis gewerkt wordt, of men redelijkerwijs in de gelegenheid is om naar huis te gaan voor het nuttigen van een maaltijd. 

    Artikel 19

    De uitbetaling van de maaltijdvergoeding gebeurt op declaratiebasis.

   

§5Diverse bepalingen

 

Artikel 20 Reisdeclaraties

Lid 1

Het declareren van de reis- en verblijfkosten geschiedt op een wijze die door de werkgever wordt voorgeschreven, onder overlegging van de vereiste originele, deugdelijke bewijsstukken.

 

Lid 2

De aanspraak op een vergoeding vervalt, indien de medewerker de declaratie niet indient binnen drie maanden na de maand waarop de declaratie betrekking heeft.

 

Artikel 21 Belastingen

Alle vergoedingen volgens deze regeling zijn bruto. Vergoeding vindt slechts dan onbelast plaats, voor zover dat volgens fiscale regelgeving mogelijk is. Indien een vergoeding boven een fiscaal vrijgesteld bedrag uitkomt, wordt het meerdere bruto en na inhouding van loonheffingen uitbetaald.

 

Artikel 22 Schade

Bij schade aan het eigen motorvoertuig tijdens uitoefening van de dienst, als gevolg van eigen verwijtbaar gedrag van de medewerker, is de werkgever niet aansprakelijk te stellen voor die schade.

 

Artikel 23

Deze regeling is niet van toepassing op een andere regeling die in een vergoeding van de in deze regeling bedoelde kosten voorziet.

 

Artikel 24

Onvoorziene gevallen

  • 1.

    1. In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan de werkgever een bijzondere voorziening treffen.

  • 2.

    2. De werkgever beslist in alle gevallen over de uitleg van de bepalingen van deze regeling als verschil van inzicht bestaat.

 

Artikel 25 Inwerkingtreding en citeertitel

Lid 1

Deze regeling treedt in werking met ingang van ..2016.

 

Lid 2

Deze regeling kan worden aangehaald als ”Regeling reis- verblijf- en maaltijdkosten gemeente Den Helder”.

 

Lid 3

Vanaf de inwerkingtredingdatum van deze regeling vervalt de Regeling reis- en verblijfkosten Den Helder.