Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Arnhem

Beleidsregels categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieArnhem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten
CiteertitelBeleidsregels categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten
Vastgesteld doorgemandateerde functionaris
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vastgesteld door directeur dienst Inwonerszaken

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Art 35, vierde lid Wet werk en bijstand

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-01-201001-01-201001-01-2012nieuwe regeling

05-01-2010

Arnhemse Koerier 13-1-2010

IZ 05-01-2010

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten

 

 

 

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1.

    In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: Wet werk en bijstand

    • b.

      college: burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem;

    • c.

      hypotheeklasten: de op maandbasis omgerekende hypotheekrente plus aflossing of premie verbonden aan de hypotheek die rust op de zelfbewoonde eigen woning;

    • d.

      peildatum: de datum waartegen getoetst wordt of aan de voorwaarden is voldaan;

    • e.

      rekenhuur: de rekenhuur, bedoeld in artikel 5, eerste tot en met derde lid van de Wet op de huurtoeslag;

    • f.

      normhuur: de normhuur, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag, na aftrek van het bedrag, genoemd in artikel 17, derde lid, onderdeel b van de Wet op de huurtoeslag,

    • g.

      huurtoeslag: de huurtoeslag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e van de Wet op de huurtoeslag;

    • h.

      woonkostentoeslag: maandelijkse bijzondere bijstand die wordt verstrekt voor de kosten van huur van een woning of voor de zakelijke lasten, verbonden aan de zelf bewoonde eigen woning.

  • 2.

    Begrippen die in deze regeling worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2. Categoriale bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten

Onverminderd paragraaf 2.2 van de wet, komt de alleenstaande of het gezin in aanmerking voor categoriale bijstand als bedoeld in artikel 35, vierde lid, van de wet, indien op de peildatum is voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 3 en er geen sprake is van een uitsluitingsgrond.

Artikel 3. Voorwaarden

Onverminderd artikel 18, eerste lid van de wet zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • a.

    de alleenstaande of het gezin dient te voldoen aan twee van de drie hierna genoemde voorwaarden:

    • i.

      in het kalenderjaar voorafgaand aan de aanvraag om bijstand een uitkering als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet hebben ontvangen (Compensatie Eigen Risico);

    • ii.

      te beschikken over een WMO-voorziening anders dan voor hulp in de huishouding, een Rea-voorziening, een voorziening in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten of een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

    • iii.

      te beschikken over een indicatiebesluit voor thuiszorg gedurende zes maanden of langer.

  • b.

    het inkomen is niet hoger is dan 120 procent van de toepasselijke norm, bedoeld in de artikelen 21 en 22 van de wet, met dien verstande dat voor de alleenstaande jonger dan 65 jaar geldt, dat de toepasselijke norm wordt verhoogd met de maximale toeslag, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de wet en dat voor de alleenstaande ouder onder toepasselijke norm wordt verstaan: de norm die voor gehuwden geldt.

  • c.

    het vermogen is niet hoger dan de toepasselijke vermogensgrens, genoemd in artikel 34, derde lid, van de wet.

Artikel 4. Inkomen

  • 1.

    Indien de belanghebbende een eigen woning bewoont waaraan hypotheeklasten zijn verbonden die minder bedragen dan de normhuur, wordt het inkomen verhoogd met het verschil tussen de hypotheeklasten en de normhuur.

  • 2.

    indien de belanghebbende een woning huurt, wordt het inkomen verminderd met het verschil tussen de rekenhuur, na aftrek van de normhuur, en de huur- of woonkostentoeslag.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid vindt geen verlaging plaats, indien de rekenhuur hoger is dan de norm, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag.

  • 4.

    Indien de belanghebbende naar het oordeel van het college bovenmatige medische kosten heeft, worden deze kosten in mindering gebracht op het inkomen.

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid vindt geen verlaging plaats, indien het inkomen hoger is dan 130 procent van de norm, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 6.

    Op het inkomen wordt een bedrag van € 365,-- per jaar in mindering gebracht, indien de alleenstaande of het gezin hoofdverblijf hebben in

    • a.

      AWBZ-inrichting “Het Dorp”,

    • b.

      een regionale instelling voor beschermd wonen, of

    • c.

      een gezinsvervangend tehuis voor gehandicapten.

Artikel 5. Uitsluitingsgronden

Onverminderd artikel 13, eerste lid, van de wet, heeft de alleenstaande of het gezin geen recht op de categoriale bijstand, bedoeld in artikel 2, indien:

  • a.

    een belanghebbende deelneemt aan onderwijs of beroepsopleiding waarvoor hij aanspraak kan maken op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, of

  • b.

    de alleenstaande of het gezin in een inrichting verblijft.

Artikel 6. Hoogte van de bijstand

  • 1.

    De categoriale bijstand, bedoeld in artikel 2, bedraagt € 300,-- per alleenstaande of gezin per kalenderjaar, indien de belanghebbenden op de peildatum jonger zijn dan 65 jaar.

  • 2.

    De categoriale bijstand, bedoeld in artikel 2, bedraagt € 275,-- per alleenstaande of gezin per kalenderjaar, indien één van de belanghebbenden op de peildatum 65 jaar of ouder is.

  • 3.

    De bedragen, genoemd in de vorige leden, kunnen worden verdubbeld of te verdrievoudigd, indien de medische kosten van belanghebbende naar het oordeel van het college onvoldoende gecompenseerd worden door de persoonsgebonden aftrek voor specifieke kosten, bedoeld in afdeling 6.5 van de Wet op de Inkomstenbelasting, tegemoetkomingen op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten en de categoriale bijstand, bedoeld in artikel 2.

Artikel 7. Aanvraag en peildatum

  • 1.

    Categoriale bijstand als bedoeld in artikel 2, dient schriftelijk te worden aangevraagd door middel van een door het college vast te stellen aanvraagformulier en onder bijvoeging van de noodzakelijke geachte bewijsstukken.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college categoriale bijstand toekennen zonder voorafgaande aanvraag, indien

    • a.

      bij eerdere aanvraag is vastgesteld dat belanghebbende recht op categoriale bijstand heeft, of

    • b.

      belanghebbende niet in staat is zelf een aanvraag in te dienen, of

    • c.

      een aanvraag naar het oordeel van het college niet noodzakelijk is, omdat op grond van de reeds bekende gegevens redelijkerwijs geen twijfels bestaan over het recht op categoriale bijstand.

  • 3.

    Als peildatum voor beoordeling van het recht op categoriale bijstand geldt de eerste dag van de maand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend.

  • 4.

    Bij beoordeling van het recht zonder voorafgaande aanvraag wordt afzonderlijk een peildatum vastgesteld.

Artikel 8. Intrekking oude regeling

De Beleidsregels categoriale bijzondere bijstand voor Chronisch Zieken en Gehandicapten wordt ingetrokken.

Artikel 9. Citeerwijze en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels categoriale bijzondere bijstand voor Chronisch Zieken en Gehandicapten 2010.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

 

Algemene toelichting

Vanaf 1 januari 2006 bestaat recht op categoriale bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten, als aan nader gestelde voorwaarden is voldaan. Uitgangspunt daarbij is geweest dat voor de verborgen kosten die samenhangen met chronische ziekte of handicap aanvullende inkomensondersteuning voor minima gewenst is. In combinatie met andere inkomensondersteunende maatregelen, m.n. de fiscale aftrekmogelijkheden bij de Inkomstenbelasting, de Zorgverzekeringswet en de collectieve ziektekostenverzekering voor minima, werd dit instrumentarium toereikend geacht om adequaat in de extra kosten van chronische ziekte of handicap te voorzien. Om die reden wordt in beginsel geen individuele bijstand meer verstrekt voor kostensoorten als hogere stookkosten i.v.m. ziekte of handicap, stroomkosten voor het opladen van de scootmobiel, kosten van kledingslijtage en extra bewassingskosten i.v.m. ziekte/handicap. Omdat de mogelijkheden voor fiscale aftrek de afgelopen jaren beperkter zijn geworden, is de categoriale bijstand tot tweemaal toe verhoogd tot thans € 275 voor 65-plussers en € 300 voor 65-minners per huishouden per jaar.

Als inkomensgrens voor de categoriale bijstand is gekozen voor 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, incl. de maximale toeslag, dus conform de ArnhemCard-criteria. M.i.v. 1 januari 2009 is echter tevens besloten, vanwege de behoefte aan specifieke ondersteuning van alleenstaande ouders, om de inkomensgrens voor die groep te relateren aan de normen die voor gehuwden gelden. Dat heeft ondermeer tot gevolg gehad dat alleenstaande ouders, dat de inkomensgrens voor alleenstaande ouders is opgetrokken tot 130% van de voor hen geldende bijstandsnorm. Daarnaast is besloten om in bepaalde gevallen extra aftrekposten in aanmerking te nemen, zodat personen met een inkomen dat net boven de 120%-grens ligt ook in aanmerking kunnen komen voor de categoriale bijstand. Het betreft de aftrek van bovenmatige medische kosten en woonlasten.

Met dit Besluit wordt het ‘oude’ Besluit Beleidsregels categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten ingetrokken. Aanleiding daarvoor is tweeërlei: allereerst kan één van de criteria niet meer worden toegepast. De vaste aftrek voor chronisch zieken en gehandicapten, arbeidsongeschikten en ouderen is inmiddels vervallen per 1 januari 2009 en daarom is een nieuw criterium vastgesteld, t.w. compensatie van het eigen risico (CER) dat geldt voor het genieten van medische zorg als bedoeld in de Zorgverzekeringswet. Bovendien is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de regeling op enkele punten te actualiseren.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijving

Een aantal begrippen is omschreven, uit een oogpunt van helderheid en leesbaarheid van de regeling. Begrippen die niet zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de bovenliggende Wet werk en bijstand.

Artikel 2. Categoriale bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten

Het doel van de regeling is het vastleggen en uitwerken van besluit om voor een nader bepaalde doelgroep categoriale bijzondere bijstand te verstrekken. Deze beleidsregels betreffen immers de invulling van een door de wetgever toebedeelde bevoegdheid om beleid vast te stellen. De WWB is onverminderd van toepassing en biedt het (grotere) regeltechnische kader. Ter wille van de duidelijkheid is bepaald dat paragraaf 2.2 onverminderd van toepassing is, dwz. de voorwaarden voor bijstandverlening die in de WWB zijn vastgelegd, gelden ook voor aanvragen categoriale bijstand. Hoewel daarmee reeds is bevestigd dat de uitsluitingsgronden uit de WWB van toepassing zijn, is dit volledigheidshalve nog vastgelegd in de laatste zinsnede, mede met het oog op de specifiek voor categoriale bijstand geldende uitsluitingsgronden, genoemd in artikel 5 van de regeling.

Artikel 3. Voorwaarden

Artikel 3 definieert de voorwaarden waaraan de alleenstaande of het gezin dient te voldoen. Om voor de regeling in aanmerking te komen dient men in de eerste plaats te voldoen aan de omschrijving van chronisch zieken dan wel gehandicapten (onderdeel a). Dit is een technische definitie. Als de alleenstaande of gezin aan twee van de drie voorwaarden voldoet, wordt ervan uitgegaan dat extra inkomensondersteuning gewenst is vanwege de extra verborgen kosten, verbonden aan de ziekte/handicap. Nieuw ten opzichte van de oude beleidsregels is de voorwaarde dat het eigen risico in de Zorgverzekeringswet is gecompenseerd door het CAK in het achterliggende kalenderjaar. Daarvan is sprake als men een bepaalde mate van zorgconsumptie heeft gehad. Als indicator voor de vraag wie chronisch ziek is, kan deze voorwaarde als een adequate vervanging van de voorwaarde dat men de vaste aftrek IB heeft genoten worden aangemerkt.

Aandachtspunt bij deze voorwaarde (onderdeel a) is wel dat als sprake is van een gezin, het niet nodig is dat één persoon uit dat gezin aan twee van de drie genoemde voorwaarden voldoet. Het gezin als eenheid dient aan de betreffende voorwaarden te voldoen en ontvangt als voldaan is aan die voorwaarden, als gezin de categoriale bijstand.

In onderdeel b is vastgelegd wat de inkomensgrens is om voor de bijstand in aanmerking te komen. Die grens is bepaald op 120% van de voor betrokkene geldende maximale bijstandsnorm. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders tot 65 jaar geldt dat tevens de maximale toeslag van 20% (ex. artikel 25 van de wet) tot de bijstandsnorm wordt gerekend. Voor alleenstaande ouders geldt dat hun inkomensgrens gelijk is aan 120% van de bijstandsnorm voor gehuwden. Verlagingen i.v.m. woonsituatie/schoolverlating worden niet toegepast. Er is geen specifiek toetsinkomen opgenomen voor de jong-meerderjarigen (18 t/m 20 jaar). Voor deze groep wordt aangesloten bij het toetsinkomen voor personen van 21 jaar en ouder. Aandachtspunt is nog de inwerkingtreding van de Wet investeren in jongeren. Voor jongeren tot 27 jaar is de WWB in beginsel niet meer toegankelijk (de WIJ is voorliggende voorziening), de WWB wordt echter pas per 1 januari 2010 daarop aangepast (i.v.m. overgangsregelingen). M.i.v. die datum wordt de WWB aangepast, zodat voor jongeren ook geen geldende referentienorm meer in de WWB te vinden is. Aangezien deze beleidsregels vermoedelijk een beperkte periode betreffen, gelet op de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en komende bezuinigingen, zal de noodzaak om de beleidsregels eind 2010 opnieuw aan te passen wederom aanwezig zijn. Mocht op dat moment de regeling worden voortgezet dan is de definiëring van de inkomensgrens voor jongeren een aandachtspunt.

Op het inkomen kunnen diverse kosten in mindering worden gebracht en kan een verhoging plaatsvinden i.v.m. lage hypotheeklasten bij eigen woningbezit. Zie verder artikel 4.

Het vermogen wordt conform algemene bijstand vastgesteld.

Artikel 4. Inkomen

Onder het begrip ‘inkomen’ wordt verstaan het inkomen, bedoeld in de WWB. Dit inkomen wordt verhoogd indien de belanghebbende een eigen woning bewoont en voorzover de hypotheeklasten lager zijn dan de normhuur in de Wet op de huurtoeslag (eerste lid). Voorts geldt dat op het inkomen in mindering wordt gebracht de voor eigen rekening blijvende huur, na aftrek van de normhuur en de ontvangen huur- of woonkostentoeslag (tweede lid). Is de huur zodanig hoog, dat geen aanspraak meer bestaat op huurtoeslag, dan kan in beginsel geen aftrek plaatsvinden (derde lid). Heeft de alleenstaande of één van de gezinsleden bovenmatige ziektekosten, dan worden deze ook van het inkomen afgetrokken (vierde lid). Citeria voor wat als ‘bovenmatige’ medische kosten kan worden aangemerkt kunnen niet worden gesteld. Dit dient van geval tot geval te worden beoordeeld, in overeenstemming met het individualiseringsbeginsel van artikel 18, eerste lid WWB. Het is aan de belanghebbende om aannemelijk te maken dat sprake is van dergelijke bovenmatige kosten. Deze aftrekmogelijkheid is echter beperkt tot inkomens tussen de 120-130% (vijfde lid). Ten slotte wordt op het inkomen nog in mindering gebracht een bedrag van € 365,- indien sprake is van bewoning van ‘Het Dorp’ etc (zesde lid). Men wordt dan geacht extra kosten te maken die verband houden met de opname in de betreffende inrichting.

Artikel 5. Uitsluitingsgronden

Naast de uitsluitingsgronden, die de WWB kent (artikelen 11-16 WWB), zijn twee extra uitsluitingsgronden geformuleerd. Indien de belanghebbende onderwijs of beroepsopleiding volgt als bedoeld in WSF/WTOS, dan bestaat geen aanspraak. Voor hen geldt in navolging van de criteria voor de ArnhemCard, dat zij niet tot de doelgroep minima van de gemeente behoren, gelet op het vooruitzicht van inkomensstijging na afronding van de opleiding. Niet van belang is dat één of meer minderjarige kinderen scholing of opleiding volgt in de zin van de WTOS. Dat verhindert het recht op categoriale bijstand niet.

De tweede uitsluitingsgrond betreft de situatie dat de alleenstaande of het gezin is opgenomen in een inrichting. Aangenomen wordt dat verborgen kosten i.v.m. ziekte of handicap in dat geval worden gedragen door de inrichting (bijv. extra stookkosten). Bij een gezin geldt dit alleen als uitsluitingsgrond als het gehele gezin opgenomen is in de inrichting.

Artikel 6. Hoogte van de bijstand

De categoriale bijstand wordt verstrekt per huishouden, aan de alleenstaande of het gezin (als eenheid) derhalve. De bijstand wordt per kalenderjaar toegekend.

In het derde lid is tot uitdrukking gebracht dat in bijzondere gevallen, de categoriale bijstand verdubbeld of verdrievoudigd kan worden, als de genoemde verstrekkingen in onvoldoende mate de resterende medische kosten compenseren. Dit is uitgewerkt in een werkinstructie/richtlijn.

Artikel 7. Aanvraag en peildatum

Hoofdregel is dat categoriale bijstand schriftelijk wordt aangevraagd d.m.v. een aanvraagformulier (eerste lid). Van een aanvraag kan worden afgezien in drie met name genoemde gevallen (tweede lid). Als reeds eerder categoriale bijstand is toegekend, kan dit aanleiding zijn om voor een nieuw tijdvak ‘ambtshalve’ bijstand te verlenen. Dit kan bijv. aan de orde zijn als d.m.v. bestandskoppeling voor het recht op ArnhemCard is vastgesteld dat het inkomen onder de inkomensgrens ligt en er geen aanwijzingen zijn dat niet (meer) wordt voldaan aan de vermogenstoets. Dit laat uiteraard onverlet dat steekproefsgewijs of integraal achteraf controle plaatsvindt op de juistheid van de ‘ambtshalve’ verstrekkingen. In individuele gevallen (i.v.m. ziekte of handicap) kan ook tot ambtshalve beoordeling worden besloten en als belanghebbenden nog niet eerder een aanvraag hebben ingediend maar er redelijkerwijs geen twijfel bestaat over het recht op categoriale bijstand. Dat kan bijv. aan de orde zijn bij personen die wel in aanmerking zijn gekomen voor minima-ondersteunende maatregelen maar nog niet eerder categoriale bijstand hebben aangevraagd en waarvan aangenomen mag worden dat ze aan de voorwaarde ‘chronisch ziek of gehandicapt’ voldoen, bijv. gelet op ingediende WMO-aanvragen.

Als peildatum voor aanvragen wordt de eerste dag van de maand voorafgaand aan de aanvraag genomen. In individuele gevallen kan daarvan worden afgeweken (cfm. art. 18, eerste lid WWB). Bij ‘ambthalve’ beoordeling wordt voor de beoordeling van de doelgroep afzonderlijk een peildatum bepaald.

Artikel 8. Intrekking oude regeling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 9. Citeerwijze en inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich. Terugwerkende kracht is nodig omdat de beleidsregel vastgesteld en bekendgemaakt wordt in januari 2010.