Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de raad van Amsterdam houdende bepalingen over financiële en andere voorzieningen voor de leden van het college (Verordening voorzieningen leden college Amsterdam) |
Citeertitel | Verordening voorzieningen leden college Amsterdam |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Bestuurlijke organisatie |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-08-2016 | nieuwe regeling | 13-07-2016 | Gemeenteblad 2016, afd. 1, nr. 858 |
Hoofdstuk 1 Voorzieningen wethouders
Artikel 1. Vergoeding woon-werkverkeer en binnenlandse dienstreizen
De wethouder kan voor het woon-werkverkeer, de reizen ten behoeve van de gemeente of de reizen ten behoeve van de nevenfuncties die hij uit hoofde van zijn ambt vervult gebruik maken van een dienstauto met chauffeur. Onder dienstauto wordt mede een door de gemeente ingehuurde auto met chauffeur verstaan.
Hoofdstuk 2 Voorzieningen burgemeester
Artikel 6. Vergoeding woon-werkverkeer en binnenlandse dienstreizen
De burgemeester kan aanspraak maken op een vergoeding voor de reiskosten indien geen gebruik is gemaakt van een dienstauto. De vergoeding bedraagt:
bij gebruik van een eigen personenauto voor de reizen ten behoeve van de gemeente of de reizen ten behoeve van de nevenfuncties die een burgemeester uit hoofde van zijn ambt vervult: de vergoeding als bedoeld in artikel 6, derde lid van de Regeling rechtspositie burgemeester voor zover het reizen binnen de gemeente betreft;
bij gebruik van een eigen personenauto voor de reizen ten behoeve van de gemeente of de reizen ten behoeve van de nevenfuncties die een burgemeester uit hoofde van zijn ambt vervult: de vergoeding als bedoeld in artikel 6, zesde lid van de Regeling rechtspositie burgemeester voor zover het reizen buiten de gemeente betreft;
De rechtspositie van de leden van het college vindt zijn basis in de Gemeentewet. Daar is geregeld dat aanspraak bestaat op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld salaris en dat regels kunnen worden gesteld over andere vergoedingen. Aan deze bepaling is landelijk invulling gegeven met het Rechtspositiebesluit burgemeesters, de Regeling rechtspositie burgemeesters, het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders. Daarbij is de mogelijkheid geboden om bij gemeentelijke verordening aanvullende regels te stellen.
Met deze verordening wordt van die mogelijkheid gebruik gemaakt. Daarbij moet worden opgemerkt dat in het Rechtspositiebesluit burgemeesters en de Regeling rechtspositie burgemeesters de meeste aanspraken en vergoedingen voor de burgemeester al zijn vastgelegd. Dit omdat burgemeesters door de minister van Binnenlandse Zaken worden benoemd. De minister is dus formeel de werkgever van de burgemeesters en onderhandelt ook over hun rechtspositie. De gemaakte afspraken worden in het besluit en de regeling opgenomen. Wethouders worden benoemd door de gemeenteraad. Daar is er dus ook meer ruimte om voor de rechtspositie bij gemeentelijke verordening een regeling te treffen.
In deze verordening worden met name regelingen getroffen die specifiek zien op de situatie in Amsterdam. Daarbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de reeds bestaande praktijk, de modelverordening van de VNG en de Handreiking integriteit van politieke ambtsdragers bij gemeenten, provincies en waterschappen die door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is uitgegeven. In het eerste hoofdstuk van de verordening wordt op de rechtspositie van wethouders ingegaan. In het tweede hoofdstuk is een aantal aanvullende regelingen voor de burgemeester opgenomen. Het derde hoofdstuk bevat de slotbepalingen. Eerst wordt echter meer specifiek op de reikwijdte van de onkostenvergoeding voor burgemeester en wethouders ingegaan.
De leden van het college ontvangen op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders respectievelijk het Rechtspositiebesluit burgemeesters maandelijks een vaste onkostenvergoeding. Voor wat betreft de reikwijdte van de onkostenvergoeding is hoofdstuk 5 van de Handreiking integriteit van politieke ambtsdragers bij gemeenten, provincies en waterschappen leidend. Daarin staat een vergoedingenoverzicht waarin wordt aangegeven welke kosten onder de bedrijfsvoering van de gemeente vallen en welke kosten door de onkostenvergoeding worden gedekt of voor eigen rekening komen. In grote lijnen wordt bij dit overzicht aangesloten. Er wordt echter één uitzondering gemaakt. Voor partijpolitieke bijeenkomsten kan ook gebruik worden gemaakt van de dienstauto. Dit voor zover het geen campagnebijeenkomsten betreft. Gezien de omvang en de intensiteit van deze partijpolitieke bijeenkomsten voor wethouders in Amsterdam, heeft de belastingdienst erin toegestemd dat deze als ambtsgebonden worden aangemerkt. Dit in navolging van hetgeen door de belastingdienst in Rotterdam is beslist. Dit levert het volgende overzicht op:
In het algemeen geldt dat de leden van het college verantwoord dienen om te gaan met publieke middelen. Er mag dus een zekere soberheid worden verwacht. Bovendien moeten kosten en voorzieningen voor de leden van het college kunnen worden verantwoord. Dit betekent dat voorzieningen nodig moeten zijn om het ambt te vervullen en dat kosten alleen worden vergoed als met de uitgave het belang van de gemeente is gediend. Tot slot is uitgangspunt dat kosten indien mogelijk direct door de gemeente wordt betaald, alleen bij uitzondering worden kosten door de leden van het college voorgeschoten.
Artikel 1. Vergoeding woon-werkverkeer en binnenlandse dienstreizen
In het eerste lid is het uitgangspunt opgenomen dat de wethouder voor het woon-werkverkeer en binnenlandse dienstreizen gebruik maakt van de dienstauto. Indien geen gebruik wordt gemaakt van de dienstauto, bestaat aanspraak op een vergoeding. Dit gebeurt op declaratiebasis. Voor de hoogte van de vergoeding is aangesloten bij de Regeling rechtspositie wethouders. Op grond van het derde lid worden ook in redelijkheid gemaakte verblijfkosten vergoed. Te denken valt aan overnachtingen en maaltijden. Het vierde en het vijfde lid behoeven geen toelichting.
Artikel 2. Buitenlandse dienstreizen
De reis- en verblijfskosten die voor buitenlandse reizen worden gemaakt kunnen op grond van de verordening eveneens worden vergoed. Daarvoor is wel vereist dat de reis in het belang van de gemeente wordt gemaakt. Voor andere reizen dan een reis naar Brussel, Straatsburg of een ééndaagse reis binnen Europa, is op grond van het tweede lid bovendien de toestemming van het college vereist.
Tot slot is van belang dat in de verordening is bepaald dat de gemaakte kosten redelijk dienen te zijn. Om daar nader vorm en inhoud aan te geven, is op grond van het derde lid aan het college de bevoegdheid toegekend om nadere regels te stellen. Dit betreft regels over de ambtelijke ondersteuning tijdens de reis, het vervoer dat voor de reis wordt gebruikt, of gebruik wordt gemaakt van economy class of business class en de vergoedingen die worden betaald. Daarnaast gaat het echter ook om regels van meer procedurele aard zoals de vereisten waaraan een verzoek om toestemming en de verantwoording van een buitenlandse dienstreis moeten voldoen.
Artikel 3. Computer, tablet en telefoon
In het eerste lid is geregeld dat aan elke wethouder op aanvraag een computer, een tablet en een mobiele telefoon ter beschikking wordt gesteld indien de gemeente dit noodzakelijk acht voor de uitoefening van de functie. Hiervoor ondertekent de wethouder een bruikleenovereenkomst. In de bruikleenovereenkomst staat de eis opgenomen dat het apparatuur wordt teruggegeven of een restwaarde wordt vergoed als het gebruik niet meer noodzakelijk is bij het uitoefenen van de functie
In verband met het ter beschikking stellen van een mobiele telefoon wordt op grond van het derde lid een bedrag op de onkostenvergoeding van de wethouders in mindering gebracht. Dit omdat de onkostenvergoeding is vastgesteld vóór de tijd dat er mobiele telefoons ter beschikking werden gesteld en de onkostenvergoeding dus ook een telefoonkostenvergoeding bevat. Die vergoeding was bedoeld voor het zakelijk gebruik van de (mobiele) privé-telefoon. Met ingang van 1 januari 2016 bedraagt de vergoeding voor de telefoonkosten € 31,52 per maand, 9% van de onkostenvergoeding. Dit bedrag wordt volledig op de maandelijkse onkostenvergoeding in mindering gebracht. Met het ter beschikking stellen van een mobiele telefoon is van zakelijk gebruik van de privé-telefoon geen sprake meer. Onder mobiele telefoon wordt overigens ook een smartphone verstaan.
Artikel 4. Reis- en pensionkosten en verhuiskosten
Op grond van de Gemeentewet moet een wethouder die buiten de gemeente woont zich in de gemeente vestigen. Op grond van de verordening kan een wethouder in dat verband aanspraak maken op een verhuiskostenvergoeding. Daarnaast kan, zolang er nog geen passende woning gevonden is, aanspraak worden gemaakt op vergoeding van reis- en pensionkosten. Voor wat betreft de hoogte van de vergoedingen wordt verwezen naar de Regeling rechtspositie wethouders.
Op grond van dit artikel zijn de bepalingen inzake buitenlandse dienstreizen (artikel 2) en computer en mobiele telefoon (artikel 3) ook op de burgemeester van toepassing.
Artikel 6. Vergoeding woon-werkverkeer en binnenlandse dienstreizen
De burgemeester heeft een dienstauto met chauffeur tot zijn beschikking. Daarvan kan hij zowel zakelijk als privé gebruik maken. De belasting over de bijtelling privégebruik dienstauto wordt door de gemeente op grond van artikel 32a van het Rechtspositiebesluit burgemeesters gecompenseerd. Indien geen gebruik wordt gemaakt van de dienstauto, bestaat aanspraak op een vergoeding. Dit gebeurt op declaratiebasis. Voor de hoogte van de vergoeding is aangesloten bij de Regeling rechtspositie burgemeesters. Verder worden ook in redelijkheid gemaakte verblijfkosten vergoed. Te denken valt aan overnachtingen en maaltijden.