Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Cromstrijen

Beleidsregels Bernmonumenten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieCromstrijen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Bernmonumenten
CiteertitelBeleidsregels Bermmonumenten
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 149 2.10a APV

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-08-201601-01-2021Nieuwe regeling

09-08-2016

Het Kompas d.d. 19 augustus 2016

Z.05124.ADV-B&W-16-00111

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Bernmonumenten

 

 

Beleidsregel Bermmonumenten.

Inleiding

In deze beleidsregel worden nadere regels opgesteld met betrekking tot het plaatsen van bermmonumenten op of aan de openbare weg in strijd met de publieke functie ervan op grond van artikel 2.10 A van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Het plaatsen van voorwerpen op of aan de openbare weg is op grond van 2.10 A van de

Een bermmonument is een gedenkteken dat langs de openbare weg wordt opgericht ter herinnering aan één (of meer) dodelijke verkeersslachtoffers(s). Het plaatsen, bezoeken en het aanzicht van gedenktekens kunnen gevaar voor de verkeersveiligheid opleveren. Omdat de gemeente verantwoordelijk is voor het wegbeheer en voor het beheer van de openbare ruimte, is het gewenst om voor dit onderwerp richtlijnen te formuleren.

De minister van Verkeer en Waterstaat heeft na Kamervragen in augustus 2004 voor de rijkswegen een bepaalde te volgen lijn vastgelegd ( zie haar brief aan de tweede kamer d.d. 30-08-2004) Zij heeft daarbij de hoop uitgesproken dat andere wegbeheerders haar zullen volgen.

De lijn van de minister houdt kortweg het volgende in: 1) zoveel mogelijk vergunning te verlenen; 2) een gedenkteken mag alleen daar geplaatst worden en bezocht worden waar het de verkeersveiligheid niet in gevaar brengt; 3) per gedenkteken bepalen hoe lang het mag blijven staan; 4) gedenktekens mogen geen belemmering opleveren voor werkzaamheden aan de weg; 5) de kosten voor het maken, het plaatsen en het onderhoud van het gedenkteken zijn voor rekening van de nabestaanden.

De punten van de minister zijn algemeen geformuleerd, maar bieden wel een goede basis bij de behandeling van verzoeken tot het plaatsen van bermmonumenten langs openbare wegen in de gemeente Cromstrijen. Het plaatsen van bermmonumenten (gedenktekens) in verband met verkeersslachtoffers in de gemeente is, na vergunning van het College van Burgemeester en Wethouders en onder voorwaarden, toegestaan.

aanvraag

de aanvraag voor een bermmonument;

apv

de algemene plaatselijke verordening van de gemeente Cromstrijen;

berm

De berm is de strook grond langs de weg die in eerste instantie is bedoeld als uitwijkmogelijkheid voor het verkeer. Daarnaast kan de berm functie hebben als parkeergelegenheid, of de berm is bedoeld als verfraaiing van de woon- en leefomgeving. De berm is wettelijk gezien een onderdeel van de weg.

bermmonument

Een bermmonument is een gedenkteken langs de weg voor een ter plekke omgekomen verkeersslachtoffer;

college

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cromstrijen;

controleur

de met het toezicht op de naleving van de beleidsregels aangewezen persoon;

rijbaan

Elk weggedeelte bestemd voor rijdende voertuigen, fietspaden en voetpaden;

vergunninghouder

ieder aan wie door het college een vergunning voor het innemen van een bermmonument is verleend.

  • 1.

    Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze beleidsregels.

  • 1.

    Bermmonumenten worden voor risico van de aanvrager geplaatst en worden door de aanvrager onderhouden. De gemeente aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade aan, of veroorzaakt door het monument.

  • 1.

    Het monument mag een maximale afmeting van lengte 40 x breedte 30 x hoogte 30 cm (gedenksteen), of lengte 40 x breedte 30 x diepte10 cm binnen de bebouwde kom, lengte 50 x breedte 50 x diepte 10 cm buiten de bebouwde kom (gedenktegel);

  • 2.

    Het gedenkteken mag niet het karakter hebben van een graf(monument). Dit hoort uitsluitend thuis op een begraafplaats en is niet passend binnen de openbare ruimte die hiervoor niet is ingericht.

  • 3.

    Het gedenkteken mag geen gevaar opleveren, bijvoorbeeld door het hebben van scherpe punten waaraan mens of dier zich kan verwonden of door het hebben van (losse) onderdelen die de verkeersveiligheid kunnen schaden (bijvoorbeeld onderdelen die weg kunnen waaien).

  • 1.

    Het monument moet minimaal 1 meter uit de rijbaan geplaatst worden;

  • 2.

    Indien een tweede monument wordt aangevraagd op een plek waar reeds een monument aanwezig is, dient een meter afstand gehouden te worden.

  • 3.

    In bijzondere gevallen of op grond van specifieke omstandigheden kan van lid 1 worden afgeweken door het College.

  • 1.

    Bermmonumenten worden voor een tijdelijke periode toegestaan. De periode waarvoor vergunning wordt verleend is 5 jaar.

  • 2.

    Indien nabestaanden tussentijds aangeven dat het monument lang genoeg heeft gestaan, kunnen zij het monument – na afstemming met de gemeente – (laten) verwijderen;

  • 3.

    Drie maanden voor afloop van deze periode dient de aanvrager het bermmonument zelf te verwijderen of wordt deze voor rekening van de aanvrager door de gemeente verwijderd.

  • 4.

    Na afloop van de termijn van 5 jaar kan de aanvrager een gemotiveerde nieuwe aanvraag indienen voor nogmaals 5 jaar.

  • 1.

    Er wordt geen vergunning verleend, of de vergunning wordt niet verlengd indien;

    • a.

      het monument de oorzaak wordt van verkeersonveilige situaties;

    • b.

      het bezoeken en onderhouden van het monument in strijd is met de plaatselijk geldende verordeningen, zoals de APV, of verbodsbepalingen overeenkomstig de artikelen en bijlagen uit het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990).

  • 1.

    Voor bestaande monumenten die voldoen aan bovengenoemde bepalingen zal een overgangsrecht gelden: vanaf datum van inwerkingtreden van deze beleidsregel zal er voor deze monumenten een periode van 5 jaar gaan gelden.

  • 1.

    Het College kan monumenten waarvoor een vergunning is afgegeven verwijderen, de volgende regels worden gehanteerd:

    • a.

      Bij gegronde klachten of indien er klaarblijkelijk geen onderhoud of bezoek meer is;

    • b.

      Bij werkzaamheden of reconstructie van de openbare ruimte (optie verplaatsen bekijken);

    • c.

      Het monument verkeersonveilige situatie heeft veroorzaakt;

    • d.

      Verkoop van de openbare ruimte.

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze beleidsregel niet voorzien beslist het College van Burgemeester en Wethouders over het verzoek tot plaatsing van een monument.

  • 1.

    Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het plaatsen van een bermmonument worden leges in rekening gebracht;

  • 2.

    De legeskosten voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het plaatsen van een bermmonument zijn vast gelegd in rubriek 1.20.1.4 Diversen van de Legesverordening;

  • 3.

    De kosten voor het maken en plaatsen van het bermmonument zijn voor rekening van de aanvrager van het monument.

  • 1.

    Dit beleid treedt in werking de dag na publicatie. Toelichting

Ad 3 Risico, onderhoud en aansprakelijkheid aan, of door monument

Het is in principe voor iedereen mogelijk de gemeentelijke weg te betreden. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid dat het gedenkteken beschadigt, of vernield wordt. De gemeente aanvaardt hiervoor geen aansprakelijkheid.

Ad 4. Afmetingen

Een gedenkteken moet in omvang, constructie en vormgeving een ingetogen karakter dragen.

Reden hiervoor zijn de veiligheid (het gedenkteken mag niet afleiden van de rijtaak) en de welstand (behoud van kwaliteit van het straatbeeld en het feit dat de openbare ruimte functies vervult die niet mogen worden ontmoedigd door de dominante aanwezigheid van een rouwmonument).

Dit betekent dat het gedenkteken in vorm, kleur en grootte of op andere wijze niet dominant in de omgeving aanwezig mag zijn. Dit verschilt per geval en per locatie. Om van ingetogen te kunnen spreken is het gedenkteken als uitgangspunt niet groter dan 30 x 40 x 30 cm (gedenksteen), of 30 x 40 x 10 cm binnen de bebouwde kom/ 50 x 50 x 10 cm buiten de bebouwde kom (gedenktegel).

Het gedenkteken mag niet het karakter hebben van een graf(monument). Dit hoort immers uitsluitend thuis op een begraafplaats en is niet passend binnen de openbare ruimte die hiervoor niet is ingericht.

Het gedenkteken mag geen gevaar opleveren, bijvoorbeeld door het hebben van scherpe punten waaraan mens of dier zich kan verwonden of door het hebben van (losse) onderdelen die de verkeersveiligheid kunnen schaden (bijvoorbeeld onderdelen die weg kunnen waaien).

Ad 5. Plaatsing

Ten aanzien van de plaatsing van een bermmonument worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: Er dient een minimumafstand tot de rijbaan (elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van de fietspaden en de fiets/bromfietspaden) in acht genomen te worden van één meter. Indien mogelijk verdient het de voorkeur het gedenkteken nog verder van de wegrand te plaatsen. Weggebruikers die per ongeluk in de berm belanden, moeten niet gelijk in aanraking met een monument kunnen komen. Met name in bochten in een weg moet rekening met de locatie van een bermmonument worden gehouden. Plaatsing aan de binnenkant van de bocht verdient dan de voorkeur. Plaatsing op een viaduct, in een middenberm of op een vluchtheuvel wordt niet toegestaan, net als plaatsing aan bomen, verkeerstekens en lichtmasten. De definitieve plaatsing van het bermmonument geschiedt te allen tijde in overleg met wegbeheerder. In uitzonderlijke gevallen kan het College besluiten af te wijken van de eis om het monument minimaal één meter uit de rijbaan te plaatsen.

Ad 6. Duur

Als een bermmonument op een veilige, goed te bereiken plaats wordt opgericht en ook anderszins aan onze voorwaarden voldoet, hebben wij er geen problemen mee als het monument gedurende langere tijd blijft staan. De duur willen wij zoveel mogelijk laten afhangen van de wensen van de nabestaanden. Anderzijds moet ook worden voorkomen dat een gedenkteken verloedert. Niet alleen verliest het dan zijn functie, het bevordert tevens dat het mikpunt wordt/ kan worden van vandalisme.

Daarom hebben wij gekozen voor een plaatsingstermijn van 5 jaar. In eerste instantie wordt een vergunning verleend voor 5 jaar welke daarna te verlengen is met een periode van 5 jaar. Indien nabestaanden tussentijds aangeven dat het monument lang genoeg heeft gestaan, kunnen zij het monument – na afstemming met de gemeente – (laten) verwijderen.

Indien na een bepaalde tijd blijkt dat een monument klaarblijkelijk niet wordt onderhouden, wordt door de gemeente contact opgenomen met de vergunninghouder om eventuele verwijdering te bespreken.

Ad 7. Locatie

In algemene zin zijn bezoekers zelf verantwoordelijk voor het feit dat ze zichzelf en anderen niet in gevaar brengen.

Het monument moet veilig te benaderen zijn door nabestaanden en belangstellenden. Voorwaarde voor het plaatsen van een bermmonument is dan ook dat bij de gemeente geen enkele twijfel bestaat over het in gevaar brengen van de veiligheid. Het gaat hierbij niet alleen om de veiligheid van de verkeersdeelnemers, die zouden kunnen worden afgeleid, maar met name ook nabestaanden die het gedenkteken plaatsen, bezoeken en/ of onderhouden. Wanneer blijkt dat een beoogde locatie niet verkeersveilig is, dan zal in goed overleg met de nabestaanden in de directe omgeving een alternatieve locatie worden gezocht.

Er moet rekening mee worden gehouden dat op specifieke herdenkingsdagen (overlijdens- of geboortedatum van het slachtoffer er meerdere personen tegelijk bij het monument samenkomen. Deze personen moeten niet hun vervoermiddel op de weg hoeven te parkeren. Bezoekers van het gedenkteken moeten de auto zoveel mogelijk parkeren op bestaande parkeergelegenheden in de nabijheid. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de verkeerssituatie ter plaatse. Parkeren in de berm dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Het bezoeken van het monument in het donker moet ook worden voorkomen.

Het plaatsen en de aanwezigheid van een monument heeft niet alleen effect op de nabestaanden. Ook mensen die dichtbij het monument wonen krijgen hiermee te maken. Er moet worden bedacht dat, ondanks het medeleven dat uitgaat van deze bewoners, er ook nadelen verbonden zijn aan het feit om dagelijks, bij het verlaten van de woning of zelfs bij het naar buiten kijken, voor langere tijd te worden geconfronteerd met het daar geschiede leed. Daarom wil de gemeente zeer terughoudend omgaan met het plaatsen van gedenktekens in straten met een woonkarakter. Dit geldt ook voor locaties die in de directe nabijheid of direct in het zicht van woonhuizen zijn gelegen.

Op grond van artikel 2.10a van de APV 2016 is een vergunning nodig voor het plaatsen van een voorwerp op of aan de openbare weg. Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is niet nodig. Op grond van artikel 2 lid 18, onderdeel g, Bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht 2016 is het plaatsen van straatmeubilair vergunningvrij. Kleine gedenktekens worden in dat verband gezien als straatmeubilair.

Om een aanvraag voor een vergunning voor het plaatsen van een gedenkteken goed te kunnen beoordelen (met name waar het de beoogde locatie en omvang betreft) is het van belang dat bij een aanvraag een tekening of foto van het te plaatsen monument wordt overhandigd, vergezeld van een kaart(je) waarop de exacte locatie staat aangegeven.

Ad 8. Overgangsbepaling

Voor bestaande monumenten die voldoen aan bovengenoemde bepalingen zal een overgangsrecht gelden. Hiertoe wordt, indien mogelijk, contact gelegd met nabestaanden met de vraag of ze vergunning willen hebben voor het monument. Reden hiervoor is dat bij de gemeente bekend is en wordt vastgelegd wie het aanspreekpunt is voor het bermmonument. Indien het monument wordt verwaarloosd, of wanneer het monument (tijdelijk) verwijderd moet worden in verband met onderhouds- of reconstructiewerkzaamheden kunnen de nabestaanden hierover op de hoogte worden. Uitgangspunt is dat er geen leges in rekening worden gebracht voor bermmonumenten met een overgangsbepaling.

Ad 11. Kosten

Het plaatsen van een gedenkteken gebeurt op verzoek van een nabestaande. Het is geen gemeentelijke taak om daarin te voorzien. De kosten voor het aanvragen van een vergunning en het maken, het plaatsen en het onderhoud van het gedenkteken komen voor rekening van de aanvrager.

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het plaatsen van een bermmonument worden op grond van de Legesverordening leges in rekening gebracht.