De raad van de gemeente Papendrecht,
gelezen het voorstel van het college van 31 mei 2016,
gelet op artikel 228 van de Gemeentewet,
besluit:
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN PRECARIOBELASTING
2017
Artikel 1. Belastbaar feit
Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter
zaken van het hebben van kabels, leidingen en buizen onder, op of boven
voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.
Artikel 2. Belastingplicht
De precariobelasting wordt geheven van degene die de kabels, leidingen
of buizen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde
gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie de kabels,
leidingen of buizen onder, op of boven voor de openbare dienst
gemeentegrond aanwezig zijn.
Artikel 3. Vrijstellingen
De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben
van:
- a.
kabels, leidingen of buizen waarvoor de gemeente een recht heft
op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de
Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is
overeengekomen;
- b.
kabels, leidingen of buizen, waarvan de gemeente genothebbende
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering
van kabels, leidingen of buizen die in gebruik zijn bij een
derde;
- c.
buizen in de grond, tot lozing van fecaliën, huishoud- of
hemelwater.
Artikel 4. Maatstaf van heffing en belastingtarief
Het tarief bedraagt per strekkende meter of gedeelte daarvan per jaar: €
2,68
Artikel 5. Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 6. Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 7. Ontstaan van de belastingplicht en heffing naar
tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak
of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak
aanvangt is het geldende tarief geheven precariobelasting
verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van dat tijdvak
verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de
belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak
eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde
gedeelten van de voor dat belastingtijdvak verschuldigde belasting
als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht,
nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 8. Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van
de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld.
- 2.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het
voorgaande lid gestelde termijn.
Artikel 9. Kwijtschelding
Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding
verleend.
Artikel 10. Nadere regels door het college van burgemeester en
wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en invordering van de precariobelasting.
Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De “Verordening precariobelasting 2016” van 10 december 2015
wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde
datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van
toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum
hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste
dag na die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening
precariobelasting 2017”.