Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Aalburg

Landschapsbeleidsplan Land van Heusden en Altena

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAalburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingLandschapsbeleidsplan Land van Heusden en Altena
CiteertitelLandschapsbeleidsplan Land van Heusden en Altena
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-04-2008nieuwe regeling

28-04-2008

Onbekend

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Landschapsbeleidsplan Land van Heusden en Altena

Vastgesteld door gemeenteraad van Aalburg op 28 april 2008

Hoofdstuk 1 Inleiding

De laatste jaren groeit bij een breed publiek het besef dat de bijzondere waarde van het buitengebied moet worden gekoesterd. Gemeenten geven hier invulling aan door het opstellen van een landschapsbeleids- of landschapsontwikkelingsplan en/of StructuurvisiesPlus. In een landschapsbeleids-of ontwikkelingsplan is enerzijds aangegeven waar en op welke wijze bestaande kwaliteiten gehandhaafd dienen te worden en anderzijds in welke richting deze zich zouden kunnen ontwikkelen en welke maatregelen daarvoor nodig zijn.

 

De drie gemeenten in het Land van Heusden en Altena beschikken over een landschapsbeleidsplan. Het landschapsbeleidsplan voor de gemeente Werkendam heeft alleen betrekking op het grondgebied van de voormalige gemeente Werkendam (voor de gemeentelijke herindeling) en het plan is 14 jaar oud. De gemeenten Aalburg en Woudrichem hebben in 1995 gezamenlijk een landschapbeleidsplan op laten stellen. Inmiddels zijn er in nationale, provinciale en regionale plannen en visies wensen voor het buitengebied van de drie gemeenten beschreven die nog niet in een gemeentelijk landschapsbeleidsplan zijn verwerkt.

 

De gemeenten hebben besloten gezamenlijk voor het gehele buitengebied van de drie gemeenten één landschapsbeleidsplan op te stellen. Op basis van de oude landschapsbeleidsplannen, die op tal van punten nog up-to-date zijn, en nieuwe plannen en visies die na de vaststelling van deze plannen zijn verschenen is in deze notitie een herzien landschapsbeleidsplan uitgewerkt.

 

Dit landschapsbeleidsplan kan als kapstok dienen voor:

  • 1.

    de projecten die uitgevoerd worden in het Kader van de Samenwerking Vitaal Altena;

  • 2.

    de gezamenlijke realisatie door waterschap en gemeente van ecologische verbindingszones;

  • 3.

    het toetsen van initiatieven van derden die een impact hebben op het buitengebied;

  • 4.

    de uitwerking van een uitvoeringsprogramma  voor het Groen Blauw Stimuleringskader Noord-Brabant;

  • 5.

    de uitwerking van gemeentelijke plannen voor de aanleg en het beheer van wegbeplantingen.

 

In hoofdstuk2 zijn de huidige landschapsbeleidsplannen kort samengevat. De bestaande landschappelijke structuur, de hoofddoelstellingen/hoofduitgangspunten en de visie op de landschappelijke hoofdstructuur wordt belicht. De nieuwe plannen en visies zijn beschreven in hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk is ook aangegeven op welke wijze de nieuwe ideeën verwerkt worden in de nieuwe landschapsvisie. De geactualiseerde landschapsvisie met een landschappelijk en ecologisch wensbeeld wordt toegelicht in hoofdstuk 4.

In dit rapport is geen analyse opgenomen over de opbouw en karakteristieken van het gebied . Deze informatie is terug te vinden in de oude landschapsbeleidsplannen waarin het plangebied uitvoerig wordt beschreven.

 

Hoofdstuk 2 Huidige gemeentelijke landschapsbeleidsplannen

Inleiding

De gemeentelijke  wensen voor natuur en landschap in het buitengebied zijn uitgewerkt in landschapsbeleidsplannen. Het plan van de gemeente Werkendam dateert van 1993 en heeft betrekking op het grondgebied van de gemeente Werkendam voor de gemeentelijke herindeling. Het gezamenlijke plan van de gemeenten Aalburg en Woudrichem is in

1995 opgesteld. Veel zaken die in deze plannen worden genoemd zijn nog steeds actueel en zijn als basis gebruikt voor de herziening van het landschapsbeleidsplan. Hierna wordt de visie uit de oude landschapsbeleidsplannen in het kort beschreven. De teksten zijn integraal overgenomen uit de oude plannen.

 

Artikel 2.1. Landschapsbeleidsplan Gemeente Werkendam (1993)

Bestaande landschappelijke hoofdstructuur

In de gemeente Werkendam is de wisselwerking tussen zee en rivier structuurbepalend geweest voor het ontstaan van de verschillende landschapseenheden, zoals deze tot uiting komen in de geomorfologie van het gebied. Ondanks de antropogene invloeden in de loop der eeuwen zijn verschillende landschapseenheden nog duidelijk waarneembaar in de huidige verschijningsvorm van het landschap.

 

Het gebied bestaat globaal gezien uit twee delen met een eigen karakteristiek: het rivierkleigebied en het zeekleigebied.  De scheiding tussen deze gebieden wordt gevormd door de Werkense Dijk/Schans. In het rivierengebied kan men het karakteristieke patroon van stroomruggen, kommen en uiterwaarden onderscheiden. De stroomruggen zijn ruimtelijk verdicht, in tegenstelling tot de wijdse polders van de kommen met overwegend agrarisch gebruik. Op de stroomrug langs de Merwede komen enkele zandopduikingen voor, waarop Sleeuwijk is gesitueerd. De karakteristiek van het zeekleigebied is meer besloten: degrote(re) oppervlakten bouwland worden begrensd door opgaande begroeiing langs de (voormalige) kreken. Aan de zuidkant wordt het gebied begrensd door het waterrijke natuurgebied van de Zuidwaard van de Biesbosch.

 

Op basis van geomorfologische, bodemkundige, ecologische en landschaps-visuele aspecten zijn de volgende landschapseenheden onderscheiden:

− Kreken

− Platen

− Oude aanwassen

− Recente aanwassen

− Oever Nieuwe Merwede

− Uiterwaarden

− Stroomruggen

− Komgronden

 

Hoofddoelstelling

De hoofddoelstelling voor het te voeren beleid ten aanzien van natuur en landschap is gericht op de blijvende herkenbaarheid van de ruimtelijke hoofdstructuur en het bevorderen van de kwaliteit van natuur en landschap. Om deze doelen te bereiken is het noodzakelijk dat de karakteristiek per deelgebied behouden of versterkt wordt.

 

Visie landschappelijke hoofdstructuur

Het landschap in de gemeente Werkendam wordt gekenmerkt door twee landschappelijke basiseenheden, welke ten grondslag liggen aan de landschapsvisie:

− Het rivierengebied

− Het zoetwatergetijdegebied

 

De overgang van het rivierenlandschap naar het zoetwatergetijdelandschap verloopt tamelijk abrupt als gevolg van de bedijking (Kornse Dijk en Schans) na de St. Elizabethvloed (1421). De Kornse Dijk en Schans zijn historische bebouwingslinten in het landschap. De overgang markeert tevens de verandering in de richting van de landschappelijke hoofdstructuur. Ten westen van de dijk is de landschappelijke hoofdstructuur oost-west gericht en ten oosten van de Kornse Dijk wordt de structuur bepaald door de grillige lijnen van een min of meer noord-zuid georiënteerd (voormalig) krekenpatroon.

 

Landschapsvisie per deelgebied (hoofdpunten)

 

Kreken

De kreken zijn de dragers van de landschappelijke structuur. De versterking van deze structuur wordt gerealiseerd door de aanleg van kleine beplantingselementen die de bestaande structuur continueert.

 

Platen (Noordwaard).

De grote open ruimte van de platen moet worden gehandhaafd. De landschappelijke openheid wordt ruimtelijk begrensd door de kreekstructuren.

 

Oude aanwassen ( Ten oosten van het Steurgat, ten zuiden van de Zevenbanse Boezem)

Langgerekte polders die van elkaar gescheiden worden door de onregelmatige begroeiing van kreken (Bakkerskil, Bleeke Kil en Bruine Kil). De begroeiing van de kreken zal een meer continue karakter krijgen, waardoor de polders tussen de kreken weer een ruimtelijke begrensde landschappelijke eenheid vormen. Bovendien is het raadzaam de langgerekte polders van een schaalelement te voorzien, door beplanting van de lange noord-zuid georiënteerde wegen.

 

Recente aanwassen (Buitendijks gebied tussen Spieringsluisen Anna Jacominaplaat)

Behoud van afwisselend beeld met grillige watergangen en moerasachtige terreinen.

 

Oever Nieuwe Merwede

De opgaande begroeiing zorgt voor een visuele scheiding tussen de Nieuwe Merwede en de Noordwaard. De natuur in deze zone moet tot ontwikkeling kunnen komen onder invloed van de dynamiek van het watersysteemvan de Nieuwe Merwede.

 

Uiterwaarden (Uiterwaarden langs de Boven Merwede)

De aanwezigheid van abiotische verscheidenheid  en dynamische processen (periodieke verstromingen) scheppen de mogelijkheden voor de ontwikkeling van natuurwaarden.

 

Stroomrug (Tussen de kernen Werkendam en Sleeuwijken ten zuiden van de kern Sleeuwijk)

De stroomrug heeft een ruimtelijk verdicht karakter. Verdere verdichting

met name tussen Werkendam en Rijksweg A27 is gewenst om het contrast tussen oeverwal en kom te accentueren. De bebouwing op de stroomrug vormt een belemmering voor de ecologische verbindingen. Toch moet er gepoogd worden een aantal verbindingszones te realiseren tussen de kom en de rivier.

 

Komgebieden (Ten zuiden van de weg De Roef te Sleeuwijk)

De openheid in dit landschapstype moet worden gehandhaafd.

Een totaalbeeld van de gewenste landschapsstructuur is opgenomen in figuur 1 uit het landschapsbeleidsplan (zie afbeelding hierna).

 

Artikel 2.2. Landschapsbeleidsplan Gemeenten Aalburg en Woudrichem (1995)

Bestaande landschappelijke hoofdstructuur

Het plangebied ligt in het rivierengebied op de overgang naar voormalig zoetwatergetijdegebied. Kenmerkend voor het rivierenlandschap is het voorkomen van oeverwallen en kommen. De oeverwallen bieden door hun hogere ligging en lichte bodem gunstige omstandigheden voor bewoning en agrarisch grondgebruik. Dit in tegenstelling tot de grond van de kommen waar het in het verleden te nat, te zwaar en te venig was. Het wegen- en verkavelingspatroon van de kommen is strak en regelmatig. Verspreid langs de wegen liggen de boerderijen. Het landschapsbeeld is overwegend open. Vier stroomruggen markeren oude rivierlopen, te weten de Rijswijkse, de Dussense en de stroomruggen van de Alm en het Oude Maasje.

 

De huidige bodemgeografische kaart onderscheidt een aantal belangrijke eenheden te weten:

− Stroomruggronden en Oever-/overslaggronden

− Komgronden

− Uiterwaardgronden

− Estuariumgronden

 

Hoofddoelstelling

Het hoofduitgangspunt van het landschapsbeleidsplan is om de verschillende landschappelijke eenheden sterker van elkaar te onderscheiden. Enerzijds door begrenzingen aan te zetten en anderzijds door de specifieke karakteristiek van elke eenheid te versterken. 

Per landschappelijke eenheid gelden de volgende wensen:

  • -

    verdichting van de stroomruggen binnen het bestaande verkavelingspatroon;

  • -

    versterking van de gerichtheid, openheid en begrenzing van de kommen;

  • -

    verdichting van de uiterwaarden volgens een natuurlijk patroon;

  • -

    instandhouding van de huidige open structuur van het estuariumlandschap.

 

 

Visie landschappelijke hoofdstructuur

 

− Stroomruggen

Behoud van het kleinschalige karakter binnen het bestaande verkavelingspatroon van de stroomruggen. Streven naar behoud en ontwikkeling van kleine landschapselementen op de stroomruggen. Enige verdichting van deze gebieden is gewenst, mits er open bufferruimtes blijven bestaan tussen de bestaande dorpen, met name op de stroomrug langs de Afgedamde Maas en de Merwede.

 

− Komgronden

Behoud van de openheid van de komgebieden, dat wil zeggen nieuwe bedrijfsgebouwen zoveel mogelijk laten aansluiten bij bestaande bebouwingsconcentraties en nieuwe agrarische bedrijven op voldoende afstand van elkaar. Vanwege de oost- west gerichtheid van het komgebied omgeving Pompveld in dit gebied alleen nieuwvestiging toestaan langs oost-west

gerichte wegen. Terughoudendheid betrachten met het toestaan van fruit- en/of boomteelt in deze open gebieden.

 

− Uiterwaarden

Streven naar verdere verdichting van de uiterwaarden op natuurlijke wijze (natuurontwikkeling). Bij realisering van natuurontwikkeling rekening houden met het bestaand geomorfologische/cultuurhistorische patroon. De Heesbeense en Genderensche uiterwaard moet wijds en open blijven.

 

− Estuariumlandschap

Ook het estuariumlandschap dient zo open mogelijk te blijven. Verdichting van dit gebied (bijv. nieuwe bedrijven) alleen toestaan in aansluiting op bestaande bebouwingsconcentraties.

De kaart Gewenste Landschapsstructuur (zie figuur 4) geeft een totaalbeeld voor de gemeente Aalburg en Woudrichem.

Hoofdstuk 3 Nieuwe plannen en visies

Na 1995 zijn in diverse landelijke, provinciale en regionale plannen en visies wensen beschreven voor natuur en landschap in de drie gemeenten.

 

Het gaat hierbij om de volgende plannen en visies:

  • 1.

    Streekplan Noord-Brabant (2002)

  • 2.

    Gebiedsplan Wijde Biesbosch (2005)

  • 3.

    Panorama Krayenhoff; Linieperspectief voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie (2004)

  • 4.

    Nota Ruimte; Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie (2005)

  • 5.

    Diverse inrichtingsplannen en toekomstvisies van Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch (nu Waterschap Rivierenland) voor ecologische verbindingszones

  • 6.

    Visie Robuuste Verbinding Nieuwe Hollandse Waterlinie (2006)

  • 7.

    Weidevogelbeschermingsplan provincie Noord-Brabant

 

De plannen en visies waarin de ambities zijn geformuleerd sluiten niet altijd naadloos op elkaar aan. Dit wordt mede veroorzaakt door verschillen in de mate van detaillering en de ouderdom van de plannen.

Hierna zullen bovengenoemde plannen/visies in het kort worden beschreven en per plan/visie wordt aangegeven hoe de wensen zijn doorvertaald in de landschapsvisie voor het Land van Heusden en Altena.

 

Artikel 3.1. Streekplan Noord-Brabant 2002

De hoofdlijnen van het provinciaal beleid zijn vastgelegd in het Streekplan. Met betrekking tot het thema natuur wordt gestreefd naar deverbetering van de ecologische kwaliteit en verhoging van de belevingswaarde. Om de natuur voldoende ruimte te bieden is een Groene Hoofdstructuur  (GHS) opgenomen. De GHS wordt gevormd door een samenhangend netwerk van waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden, voornamelijk landbouwgebieden, met aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

 

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’  van het Rijk. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van nationaal en internationaal belangrijke ecosystemen is het doel. De begrenzing van de EHS is begin jaren ’90 vormgegeven in de begrenzingenplannen voor de EHS. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen reservaatsgebieden, natuurontwikkelingsgebieden en beheersgebieden.

 

In het kader van Programma Beheer van het Ministerie van LNV is in 2004 de EHS verder  uitgewerkt in de Natuurgebiedsplannen en het Beheers- en landschapsgebiedsplan van de provincie Noord-Brabant.

Voor de realisatie en het beheer van de EHS zijn in het Land van Heusden en Altena primair Staatsbosbeheer en Brabants Landschap verantwoordelijk.

 

Groene Hoofdstructuur- Landbouw

Binnen de provincie zijn ook landbouwgebieden met bijzondere (potentiële) natuurwaarden. Deze gebieden behoren tot de GHS- landbouw. Behoud en versterking van het leefgebied van de voorkomende (kwetsbare) soorten is het uitgangspunt.

 

In het land van Heusden en Altena behoren diverse gebieden tot de GHS-landbouw met de differentiatie ‘leefgebied kwetsbare soorten’, ‘leefgebied struweelvogels’ of ‘natuurontwikkelingsgebied’. Enkele kleine gebieden zijn begrensd als ‘beheersgebied’ of als ‘ruime jas zoekgebied’ in het Beheers- en landschapsgebiedsplan van de provincie Noord-Brabant. In deze gebieden is de provinciale Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (PSAN) van toepassing.

Behoud en versterking van de specifieke waarden van de GHS- landbouwgebieden is het streven van de provincie Noord-Brabant.

 

Doorvertaling in Landschapsvisie Land van Heusden en Altena

  • -

    De Ecologische Hoofdstructuur zoals begrensd in de Natuurgebiedsplannen en het Beheersgebiedsplan van de provincie Noord-Brabant isgeheel overgenomen als ‘Bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden’ en ‘Beheersgebieden’.

  • -

    GHS-landbouwgebieden zijn voorzover niet begrensd als beheersgebied of ruime jas-zoekgebied geheel opgenomen als ‘versterking leefgebied kwetsbare soorten’, met aanduiding van aandachtsgroep (amfibieën, weidevogels of moerasvogels).

     

Artikel 3.2. Gebiedsplan Wijde Biesbosch

In het kader van de revitalisering van het landelijke gebied in de provincie Noord-Brabant hebben 7 reconstructie-en 2 gebiedscommissies gewerkt aan een visie voor een integrale revitalisering van het buitengebied. Voor het Land van Heusden en Altena zijn de ideeën/ambities voor de noodzakelijke (her)inrichting van het buitengebied verwoord in het Gebiedsplan Wijde Biesbosch.

 

In het gebiedsplan Wijde Biesbosch zijn de sectorale ambities voor het gebied vertaald in een integrale ambitiekaart(zie figuur 7). Deze ambitiekaart is voor de streek het uitgangspuntom aan de slag te gaan met concrete initiatieven.

 

Doorvertaling in Landschapsvisie Land van Heusden en Altena

  • -

    Alle verbindingszones zijn overgenomen;

  • -

    De kansrijke zones voor extensieve recreatie zijn bijna geheel opgenomen als ‘behoud en versterking van groen- blauwe dooradering’ om een aantrekkelijker landschap te realiseren en in deze gebieden wordt de aanleg van wandelpaden door boerenland of ommetjes rond de dorpen nagestreefd. Deze vertaling heeft alleen niet plaatsgevonden voor het gebied ten noordoosten van Werkendam;

  • -

    In de kern van waterbergingsgebied Den Duyl wordt de aanleg van ‘waterbergingsoevers’ nagestreefd. Bij de begrenzing is aangesloten bij de kaart behorende bij de subsidieregeling ‘waterbergingsoevers’ van Waterschap Rivierenland;

  • -

    Grondgebonden landbouw in open gebieden is grotendeels vertaald in ‘behoud openheid’. Voor de precieze begrenzing is aangesloten bij de gemeentelijke Bestemmingsplannen Buitengebied;

  • -

    Robuuste verbindingen zijn overgenomen. Voor de precieze begrenzing is uitgegaan van rapport ‘Begrenzing zoekgebied Brabants deel Robuuste Verbinding Nieuwe Hollandse Waterlinie’ van Dienst Landelijk Gebied waarmee de Gebiedscommissie heeft ingestemd;

  • -

    Landschappelijk te versterken zones zijn geheel overgenomen als ‘behoud en versterking groen- blauwe dooradering’ en/of ‘versterking leefgebied kwetsbare soorten’.

Artikel 3.3. Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie

 

Panorama Krayenhoff; Linieperspectief Nieuwe Hollandse Waterlinie De Nieuwe Hollandse Waterlinie is met een lengte van 85 kilometer de meest uitgewerkte en daardoor de indrukwekkendste van een stelsel van nationale verdedigingslinies. De Linie was bedoeld ter verdediging van westelijk Nederland en heeft gefunctioneerd vanaf 1815 tot 1963.

Panorama Krayenhoff bevat een breed gedragen visie voor de uitvoering van het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie. Eind 2003 heeft de Ministerraad het Linieperspectief aanvaard en besloten de essentie ervan op te nemen in de Nota Ruimte, als onderdeel van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur.

 

Globaal gesteld richt het Linieperspectief zich op de opbouw van het ‘typische Linieprofiel’; een herkenbare hoofdverdedigingslijn, geflankeerd door open velden (de voormalige inundatiegebieden) aan de buitenzijde en een landschappelijke en/of stedelijke verdichting aan de binnenzijde (destijds het verdedigde gebied). De landschappelijke samenhang tussen de inundatiegebieden en de subregionale fortenensembles moet actief ontwikkeld worden. Op basis van diverse criteria wordt op locale schaal per fort de inrichtings- en beheerskoers bepaald.

 

Ontwikkelingsprogramma voor het Land van Heusden en Altena

De algemene visie is verwerkt in een ontwikkelingsprogramma. Om de contrastkwaliteit in het typische Linieprofiel verder te versterken wordt een landschappelijke verdichting ten noorden en westen van de hoofdverdedigingslijn voorgesteld. Binnen de doelstellingen van het Linieperspectief kunnen gespreide woonvormen daaraan bijdragen, mits de landschapskwaliteiten worden gerespecteerd en actief verder uitgebouwd en mits de kringen rondom de forten gevrijwaard blijven.

 

Voor het voormalige inundatiegebied wordt behoud en versterking van de openheid nagestreefd (zie figuur 10). Op basis van actuele waarde, toegankelijkheid, positie in het ontwikkelingsbeeld, beheersintensiteit en eigendom zijn ook suggesties voor de ontwikkeling van de forten. Voor Fort Steurgat is het de koers ‘wonen’, voor de forten Bakkerskil en Altena is het de koers ‘ recreatie’ en voor Fort Giessen is het de koers ‘ ecologie’.

Voor het zuidelijke deel van de linie zijn de afspraken vastgelegd in het Pact van Loevestein. Dit pact is een intentieverklaring tussen de bestuurders van de provincies Gelderland, Zuid-Holland en Noord- Brabant, samen met de waterbeheerders, de gemeenten in dit deel van het Liniegebied en het Staatsbosbeheer.  De afspraken zijn erop gericht gezamenlijk op te trekken bij de bescherming van de Linie en de realisatie van nieuwe voorzieningen.  De basis wordt gevormd door de Gebiedsvisie-Zuid, een ruimtelijk plan voor het gehele gebied.

 

Onder voorzitterschap van de provincie Noord-Brabant is voor het Land van Heusden en Altena een projectgroep geformeerd die betrokken is bij de uitwerking van projecten in het kader van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Artikel 3.4. Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie

 

Verankering in Nota Ruimte

De ruimtelijke inrichtingsopgave uit Panorama Kravenhoff is begin 2005 planologisch verankerd in de Nota Ruimte. De Waterlinie is hierin aangewezen als een van de 20 Nationale Landschappen en maakt deel uit van de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland. Het is een bijzonder nationaal landschap. Vanwege de militaire geschiedenis maar

ook vanwege de huidige bestuurlijke complexiteit.

 

In 2006 is door de Commissie Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie het ‘Overkoepelend Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie’ opgesteld. Centraal staan de thema’s ‘eenheid in de linie’ en ‘samen sterk’. De kernkwaliteiten voor het nationaal landschap zijn:

  • -

    Samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen

  • -

    Groen en overwegend rustig karakter

  • -

    Openheid

 

Aansluitend op de kernkwaliteiten voor het nationaal landschap gelden er liniebreed drie uitvoeringsambities:

  • -

    Een herkenbaar Waterlinieprofiel (versterken van de ruimtelijke ontwikkeling en vormgeving)

  • -

    De Waterlinie in de hoofden en harten (ontwikkelen en profileren van de Waterlinie als liefhebberslandschap)

  • -

    Duurzaam gebruik (realiseren van maatschappelijk en economisch duurzame bestemmingen voor de Waterlinie).

 

Alleen in de samenhang van deze ambities komen de kwaliteiten van de Waterlinie nu en in de toekomst tot hun recht.

 

Begrenzing Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie Noord- Brabant

De nationale landschappen moeten door de provincies nader begrensd worden. De begrenzing van het Nationale Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie in Noord-Brabant is nog niet definitief vastgesteld. De begrenzing die is opgenomen is vastgesteld door de gebiedscommissie Wijde Biesbosch, maar nog niet door de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant.

 

Artikel 3.5. Inrichtingsplannen en –visies voor ecologische verbindingszones

Waarom ecologische verbindingszones?

Ruim een eeuw geleden bestond Brabant bijna nog geheel uit grote natuurgebieden en kleinschalige agrarische cultuurlandschappen met een uitgebreid netwerk van kleine landschapselementen zoals houtwallen, poelen en knotbomen. Hier is in korte tijd verandering in gekomen. In het begin van de 20e eeuw is vrijwel de gehele provincie op de schop gegaan. ‘Woeste’gronden werden ontgonnen tot landbouwgrond en veel landschapselementen werden opgeruimd. Ze vormden een sta in de weg voor de ontwikkeling van de landbouw. Als gevolg van deze economische ontwikkelingen nam ook de verstedelijking toe: steden en dorpen en –daaraan gekoppeld –de infrastructuur breidden zich uit en steeds meer wegen en rails doorkruisten de groene gebieden.

 

Deze ontwikkelingen hebben een grote impact gehad op de Brabantse natuur. Het van oudsher gevarieerde landschap is sterk onder druk komen te staan. Met als gevolg versnippering: de leefgebieden van allerlei dier- en plantensoorten worden te klein en raken geïsoleerd.

 

Hierdoor neemt de overlevingskans van specifieke soorten af; ze kunnen op den duur zelfs geheel uit de Brabantse natuur verdwijnen. Het aanleggen van ecologische verbindingszones moet deze

versnippering tegengaan. Bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden worden zo aan elkaar gekoppelden daardoor ‘groter’.

 

De verbindingszones functioneren als trekroutes en als (tijdelijk) leef- en voortplantingsgebied. Ze zijn essentieel voor het behoud van een rijke Brabantse natuur.

 

Maar niet alleen de natuur profiteert van de aanleg van ecologische verbindingszones. Aan ecologische verbindingszones kan een netwerk van wandel- en fietspaden gekoppeld worden, zodat de Brabanders er mooie recreatiegebieden bij krijgen. Zij zien het Brabant zoals dat er vroeger uitzag weer terug. Verbindingszones brengen dus ook een stuk cultuurhistorische identiteit terug in de streek. Ook kunnen verbindingszones gebruikt worden om water te bergen. Hiermee kunnen we voorkomen dat er elders schade door wateroverlast optreedt.

 

Hoe zijn verbindingszones samengesteld?

Ecologische verbindingszones bestaan allemaal uit één of meerdere elementen: corridors en/of stapstenen.

Corridors zijn langgerekte, aaneengesloten linten tussen twee natuurgebieden, met een breedte van 10 tot 25 meter. De vegetatie in corridors isafgestemd op de eisen die de planten- en diersoorten waarvoorde zone is bedoeld, stellen.

Stapstenen zijn kleine vlakvormige landschapselementen met een oppervlak van 1 tot 5 hectare. Het zijn als het ware kleine leefgebieden binnen de verbindingszone. De stapstenen zijn ingericht met elementen als een bosje, een poel, een stukje bloemrijk grasland of een moerasje. Ze bevinden zich langs de verbindingszone op een regelmatige afstand van elkaar. De afstand tussen de stapstenen is afhankelijk van de soort(en) waarvoor de ecologische verbindingszone is bedoeld.

 

 

Verbindingszones kunnen ook het karakter van een landschapszone hebben. Dat is een relatief brede zone, gelegen in het agrarisch landschap, die bestaat uit een aaneengesloten netwerk van kleine landschapselementen zoals houtsingels,poelen en heggen. In een landschapszone worden landbouw en natuur gecombineerd. Binnen de landschapszone ligt vaak wel een verbindende corridor.

Hoe breed zijn verbindingszones?

De breedte en inrichting van de zones is afhankelijk van de eisen die de doelsoorten stellen. In de Leidraadrealisering ecologische verbindingszones (1996) formuleert de Provincie een globaal streefbeeld voor de breedte en de inrichting:

“De Provincie hanteert als uitgangspunt dat een ecologische verbindingszone een gemiddelde breedte heeft van circa 25 meter. Voor verbindingszones in de stad wordt een breedte van 50 meter aangehouden vanwege de grote menselijke invloeden (recreatief karakter) in de stad.  (…) In de praktijk moet worden gestreefd naar een flexibele invulling van 2 à 2½ hectare per strekkende kilometer in de vorm van een corridor met stapstenen.”

 

“Bij de inrichting wordt gestreefd naar een grote verscheidenheid in vegetatiestructuur en vegetatietypen. En naar een grote variatie  in milieuomstandigheden: nat-droog, voedselarm-voedselrijk”.

 

Inrichtingsmodellen: Model Nat kralensnoer

 

Een verbindingszone voor amfibieën bestaat uit het model Nat kralensnoer. 

Dit model is geschikt om gebieden te verbinden waarin soorten leven die natte en vochtige omstandigheden nodig hebben. Denk daarbij aan amfibieën zoals de Kamsalamander en de Groene kikker, aan dagvlinders en aan libellen. Ook verschillende ruigte- en struweelvogels en kleine zoogdieren zoals de Bunzing profiteren van deze zone. De Kamsalamander –de meest karakteristieke soort van het Nat Kralensnoer – is gebonden aan een landschap waar veel poelen voorkomen. Zijn leefgebied bestaat uit een landschap met houtwallen, loofbosjes en overgangen naar weiland.

 

Het Nat Kralensnoer is opgebouwd uit een corridor met stapstenen en ziet er daardoor uit als een kralensnoer.Bouwstenen zijn: poel, moeras, grasland, struweel en bos (zie figuur 12 en 13).

 

Omdat de zone meestal gerealiseerd wordt langs een waterloop of beek, is er in principe altijd een smalle corridor aanwezig, die bestaat uit de waterloop met zijn oevers. Onderbrekingen zullen dan ook beperkt zijn. De corridor is minimaal 10 meter breed, met daarin een mozaïek van (vochtig)bloemrijk grasland, struweel en natuurvriendelijke oevers.

 

De stapstenen zijn minimaal ½ tot 1½ hectare groot en bestaan uit een of meerdere poelen met een oppervlak van minimaal 500 m2, omgeven door vochtig (schraal)grasland, struweel en bos. De onderlinge afstand tussen de stapstenen is maximaal 300 - 400 meter.

Drukke wegen vormen het grootste gevaar voor amfibieën. Waar de verbindingszone drukke wegen kruist, moeten ontsnipperingsmaatregelen worden getroffen.

 

Model Moeraszone

Voor de verbindingszones in het noordelijke kleigebied wordt gekozen voor het model Moeraszone. Dit is een verbindingszone voor rietvogels, zoals de Rietzanger, de Kleine karekieten de Blauwborst. Ook kleine zoogdieren zoals de Waterspitsmuis en Meervleermuis, amfibieën, libellen en kokerjuffers profiteren van dit type.

 

Daarnaast is de Moeraszone belangrijk voor het creëren van een

aaneengesloten netwerk van geschikte leefgebieden dat de herintroductie van de Otter kansen biedt. Natuurlijke oeverzones en een goede waterkwaliteit vormen de belangrijkste onderdelen van het leefgebied van de Otter.

De Moeraszone bestaat uit een corridor langs een waterloop, met op grotere afstand van elkaar stapstenen. De bouwstenen zijn: moeras, grasland en struweelof bos.

 

Omdat de zone vrijwel altijd langs een waterloop of kreek wordt gerealiseerd, is er vaak sprake van een aaneengesloten corridor in de vorm van een smal grastalud of een bredere oeverzone. Natuurvriendelijk ingerichte, met riet en andere oeverplanten begroeide oeverzones vormen een aaneengesloten lint langs de waterloop, met een breedte van minimaal 5 tot 10 meter. Riet en Grote lisdodde zijn de kenmerkende soorten. Verspreid langs de waterloop (gemiddeld 20% van de oeverlengte) komt opgaande begroeiing met inheemse bomen (vooral diverse wilgensoorten) en/of struiken voor.

 

De stapstenen zijn gevarieerde natuurgebiedjes met rietvegetaties, open water, nat grasland en verspreid struweel of bos. Ze hebben een grootte van 2 tot 4 hectare en liggen op een onderlinge afstand van maximaal 1 tot 2 kilometer. Zo mogelijk worden er ook grotere stapstenen van 4 tot 10 hectare op een onderlinge afstand van 2 tot 5 kilometer gerealiseerd.

 

Belangrijk aandachtspunt is de ‘passeerbaarheid’ van infrastructurele werken als bruggen en duikers. Bij wegen met een hoge verkeersintensiteit zullen die kunstwerken in de waterloop voor soorten als de Waterspitsmuis of de Otter passeerbaar gemaakt moeten worden, bijvoorbeeld in de vorm van een looprichel in een duiker.

Doorvertaling in Landschapsvisie Land van Heusden en Altena

  • -

    Het voormalige Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch (nu Waterschap Rivierenland) heeft in 1998 het Masterplan ‘Realisering natte groene hoofdstructuur Alm en Biesbosch’ en in 2004 het plan ‘Netwerk natuurgebieden Land van Heusden en Altena’ opgesteld. In dit laatste plan is voor een zestal ecologische verbindingszones een inrichtingsplan opgesteld. Later is daar ook nog een inrichtingsplan voor de ecologische verbindingszone tussen het Pompveld en de Alm aan toegevoegd.

  • -

    Op basis van deze rapporten zijn de modellen uit het provinciale voorbeeldenboek ‘Groene Schakels’ toegekend aan de ecologische verbindingszones.

  • -

    Voor de ligging van de tracés is uitgegaan van het Gebiedsplan Wijde Biesbosch.

 

Artikel 3.6. Robuuste Verbinding Nieuwe Hollandse Waterlinie

 

Waarom een robuuste verbinding?

Voor het vergroten en verbinden van grote eenheden natuur op nationale schaal zijn naast de reguliere ecologische verbindingszones (EVZ) tevens robuuste verbindingen (RV) aan de Ecologische Hoofdstructuur toegevoegd. Een van de drie Robuuste Verbindingen in de provincie Noord-Brabant is de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

 

Robuuste Verbinding Nieuwe Hollandse Waterlinie (RV-NHW)

De Robuuste Verbinding Nieuwe Hollandse Waterlinie loopt door de vijf provincies Noord-Brabant, Utrecht, Gelderland, Noord-Holland en Zuid- Holland. De RV-NHW verbindt grote natuurgebieden als Naardermeer, Maarse veenseplassen, Loosdrechtse plassen en de Biesbosch via een circa 85 kilometer lange verbindingszone langs Vecht, Lek, Linge, Boven Merwede en het krekenstelsel- bestaande uit Bakkerskil, Bleke kil en Steurgat met elkaar.

 

De RV heeft meer dan alleen een ecologische functie. Zij moet waar mogelijk ook bijdragen aan de versterking van de landschappelijke kwaliteit, de cultuurhistorische identiteit, een duurzaam waterbeheer en betere toeristisch-recreatieve mogelijkheden (Ministerie van LNV,

2006).

 

Het doel van de RV-NHW is het realiseren van een geïntegreerde ecologische, landschappelijke, recreatieve en culturele versterking van verdedigingslinies tot hoogwaardige ‘megasingel’ in de Randstad ( Ministerie van LNV, 2000).

 

De provincies zijn belast met de begrenzing en de totstandkoming van de Robuuste Verbindingen. In opdracht van de Provincie Noord-Brabant en de Gebiedscommissie Wijde Biesbosch heeft Dienst Landelijk

Gebied  (DLG) de RV verder  uitgewerkt. In het rapport ‘Begrenzing

zoekgebied Brabants deel Robuuste Verbinding Nieuwe Hollandse Waterlinie’ wordt voorgesteld om 176 hectare grond op basis van ecologie, hydrologie en landschap te begrenzen als zoekgebied voor de RV. Binnen deze begrenzing kan circa 100 hectare worden aangekocht. In december 2006 heeft de gebiedscommissie Wijde Biesbosch ingestemd met dit rapport en ter vaststelling aangeboden aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.

 

Het plan voorziet in de opwaardering van gedeelten van reguliere ecologische verbindingszones tot RV met een breedte van 50 meter en er zijn een aantal zoekgebieden aangegeven voor de realisatie van grotestapstenen (zie figuur 17).

 

Doorvertaling in Landschapsvisie Land van Heusden en Altena

  • -

    De tot RV uit te breiden ecologische verbindingszones zijn geheel overgenomen.

  • -

    De zoekgebieden  zijn niet vertaald in de landschapsvisie.

Artikel 3.7. Provinciaal weidevogelbeschermingsplan

Weidevogelbeschermingsplan

Door de zeer sterke achteruitgang van weidevogels in de provincie Noord-Brabant heeft de provincie in 2005 opdracht gegeven voor het opstellen van het plan ‘Bescherming van weidevogelsin Noord- Brabant’.

 

Op basis van de analyse en gesprekken met deskundigen zijn 41 belangrijke weidevogelgebieden naar voren gekomen voor de bedreigde soorten.  Eén van deze gebieden ligt in de kern van het Land van Heusden en Altena tussen Babyloniënbroek in het noorden en Eethen en Meeuwen in het zuiden.

 

In het rapport wordt voorgesteld om in dit gebied het biotoop te verbeteren door agrarisch natuurbeheer (randenbeheer) en nestbescherming.

 

Doorvertaling in Landschapsvisie Land van Heusden en Altena

  • -

    Het groene gebied op figuur 18 is geheel overgenomen met de aanduiding ‘versterking leefgebied weidevogels’.

Hoofdstuk 4 Landschapsvisie land van Heusden en Altena

 

De visie uit de oude landschapsbeleidsplannen is als vertrekpunt gebruikt voor de nieuwe landschapsvisie. Veel elementen uit de oude landschapsbeleidsplannen zijn nog steeds actueel en zijn één op één overgenomen in de nieuwe landschapsvisie. De Noordwaard is echter uit de landschapsvisie gehaald. In dit gebied loopt in het kader van Ruimte voor de Rivier het project Ontpoldering Noordwaard. Dit project

volgt een separaat spoor. Op basis van de nieuwe plannen en visies zijn er met name op ecologisch gebied zaken toegevoegd zoals een

vertaling van de GHS-landbouwgebieden in te versterken leefgebieden voor de doelsoorten en aan de ecologische verbindingszones zijn modellen gekoppeld. Een andere toevoeging betreft een gedeeltelijke doorvertaling van het ontwikkelingsprogramma van Panorama Krayenhoff;

 

Linieperspectief voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

De nieuwe landschapsvisie is ten opzichte van de oude visie niet wezenlijk veranderd maar verder verfijnd.

 

In bijlage 1 is de nieuwe landschapsvisie in beeld gebracht.

 

Hoofdstuk 5 Realisatie landschapsbeleidsplan

Artikel 5.1. Actieve rol voor de gemeenten

Bij de uitvoering van het landschapsbeleidsplan kunnen de gemeenten een passief en actief beleid voeren. Het passieve beleid bestaat uit het handhaven van de huidige kwaliteiten door een adequate planologische bescherming in een bestemmingsplan buitengebied en een goed handhavingsbeleid. De ambities in dit landschapsbeleidsplan vragen echter om een actief gemeentelijk beleid waarbij de gemeenten een initiërende, coördinerende, ondersteunende en stimulerende taak vervullen.

 

Voor een actief uitvoeringsbeleid van de gemeenten kunnen de volgende aanbevelingen worden gedaan:

  • -

    Stel het plan vast in de gemeenteraad waardoor het plan de status krijgt van gemeentelijk beleid;

  • -

    Formeer een slagvaardige (inter)gemeentelijke projectgroep waar diverse groepen in vertegenwoordigt zijn. Samenwerking vitaal Altena vormt hiervoor een goede basis.

  • -

    Benut zoveel mogelijk bestaande subsidieregelingen;

  • -

    Geef als gemeente het voorbeeld door een goed beheer van gemeentelijke groenelementen en benut de kansen optimaal op de gemeentelijke eigendommen;

  • -

    Zorg dat er door goede voorlichting en stimuleringsbijdragen draagvlak komt in de streek waardoor het een plan ‘van destreek’ wordt en de bewoners van het gebied een bijdrage gaan leveren aan de realisatie van ‘hun’ plan ;

  • -

    Creëer een gemeentelijk grondfonds voor de uitvoering van projecten;

  • -

    Stel een (inter)gemeentelijke coördinator aan die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het plan.

 

Artikel 5.2. Instrumenten en financieringsmogelijkheden

Om de ambities van de landschapsvisie te realiseren zijn diverse en subsidie- en financieringsmogelijkheden inzetbaar. Deze instrumenten en financieringsmogelijkheden worden hierna in het kort toegelicht.

 

Aankoop gronden door gemeentenen/of waterschap

Voor de ontwikkeling van belangrijke landschappelijke en/of ecologische structuren moet de duurzaamheid op lange termijn gegarandeerd zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor ecologische verbindingszones. Aankoop en beheer door gemeente en/of waterschap is een instrument om deze duurzaamheid veilig te stellen.

 

In de bestuursovereenkomst tussen de waterschappen en de

Provincie Noord-Brabant is afgesproken dat de waterschappen verantwoordelijk zijn voor de eerste 10 meter (natte deel) van de evz. Het waterschap gaat in principe uit van de aankoop van een gemiddeld 10 meter brede zone. Bij evz’s met aanvullend een waterbergingsdoelstelling heeft Waterschap Rivierenland

25 meter brede zones aangekocht en ingericht. Voor de overige

15 meter zijn andere partijen, waaronder gemeenten, verantwoordelijk.

De participatie van de gemeenten bij de realisatie van de evz’s moet nog vorm worden gegeven.

 

Rood-voor-groen- regeling

Op 2 november 2004 heeft Gedeputeerde Staten de notitie

‘Rood voor groen; nieuwe landgoederen in Brabant’ vastgesteld waarin de ontwikkeling van nieuwe landgoederen wordt ingekaderd. De rood-voor-groen regeling, waarbij in ruil voor de ontwikkeling van een substantiële oppervlakte nieuwe natuur de bouw van woningen worden mogelijk gemaakt kan ingezet worden in die gebieden waar maatschappelijke wensen voor de versterking van natuur, landschap en recreatie zijn.

geformuleerd. In deze projecten wordt de aanleg van ‘nieuwe natuur’ volledig gefinancierd uit de opbrengsten van het ‘nieuw rood’ (woningen).

 

Bos- en Natuurcompensatie

Natuurcompensatie is aan de orde wanneer bij ruimtelijke ingrepen belangrijke natuurwaarden verloren gaan. Natuurwaarden die verloren gaan moeten elders weer worden ontwikkeld. Indien compensatie aan de orde is kan de landschapsvisie gebruikt worden om locaties te vinden waar de compensatie ingezet kan worden om de ambities te realiseren.

 

Agrarisch landschapsbeheer

Agrarisch natuur- en landschapsbeheer is zeer geschikt als instrument voor het behoud en versterking van een fijnmazige landschapsstructuur waarin relatief smalle landschapselementen zoals houtsingels, (knot)bomenrijen en bloemrijke akkerranden een belangrijke rol vervullen.

 

Projecten die in het kader van een rood-voor-groen- regeling of natuurcompensatie worden gerealiseerd kennen een eigen financiering. Voor deze projecten is geen aanvullende financiering nodig. Dit geldt ook voor projecten die invulling geven aan de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur en de Robuuste Verbinding Nieuwe Hollandse Waterlinie. De kosten voor deze projecten worden volledig betaald met rijks- en provinciale middelen.

 

Voor de aankoop van gronden ten behoeve van ecologische verbindingszones en voor de stimulering van agrarisch landschapsbeheer zijn subsidieregelingen beschikbaar maar er is altijd sprake van een eigen gemeentelijke bijdrage van minimaal 50% van de kosten. Hierna worden enkele subsidiemogelijkheden  in het kort belicht en de rood-met-groen koppeling wordt genoemd om gemeentelijke middelen te genereren.

 

Beleidsregel subsidie natuur en landschap provincie Noord- Brabant

In het kader van de provinciale Beleidsregel subsidie natuur en landschap kunnen tal van activiteiten worden gesubsidieerd. Er zijn zowel subsidiemogelijkheden  voor gemeenten en waterschappen (ecologische verbindingszones, kleinschalige natuurbouw en ontsnippering gemeentewegen)  en voor particulieren (erfbeplantingen). Voor overheden geldt in beginsel een subsidiepercentage van 50%.

 

Subsidieregeling Groen Blauw Stimuleringskader provincie Noord-Brabant

Deze nieuwe regeling is in 2007 operationeel geworden. Deze regeling is bedoeld om particuliere grondeigenaren die zich actief willen inzetten voor de kwaliteit van het platteland, bijvoorbeeld door het onderhouden van bestaande knotbomen, het aanplanten van een elzensingel of de aanleg van een bloemrijke rand langs de akkers, financieel te ondersteunen.

 

Het gaat hierbij om gebieden buiten de EHS. Indien een gemeente van deze regeling gebruik wil maken om een uitvoeringsprogramma voor agrarisch landschapsbeheer te realiseren zal de gemeente 50% van de kosten moeten betalen.

 

Provinciale Subsidieregelingen Natuurbeheer en Agrarisch Natuurbeheer

Voor die gebieden die tot de Ecologische Hoofdstructuur behoren kan door de grondeigenaren gebruik gemaakt worden van een van beide regelingen. De Subsidieregeling Natuurbeheer geldt voor de ‘bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden’ zoals begrensd in het Natuurgebiedsplan Noord-Brabant en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer geldt voor de ‘beheersgebieden’ zoals opgenomen in het Beheersgebiedsplan Noord-Brabant. Deze regelingen gaan uit van een bijdrage van 95-100% van de kosten.

 

Investeringsbudget Landelijk Gebied

Provincies voeren per 1 januari 2007 de regie over de ontwikkelingen in het landelijk gebied. De provincies combineren de rijksdoelen uit het Meerjarenprogramma Agenda Vitaal Platteland 2007-2013 met de ambities van zichzelf, maar ook met die van andere partners, zoals gemeenten, waterschappen en maatschappelijke organisaties.

 

Het Rijk en elke afzonderlijke provincie maken telkens voor zeven jaar prestatie-afspraken over welk deel van de rijksdoelen de provincies realiseren en welk rijksbudget ze daarvoor krijgen. Het rijksgeld dat provincies kunnen inzetten voor projecten in het landelijk gebied, is gebundeld in het Investeringsbudget Landelijk Gebied. De verschillende  potjes die de ministeries van LNV, VROM, V&Wen OCW hadden voor het landelijk gebied zijn daarin opgegaan. In het ILG zit geld voor natuur, landbouw, recreatie, landschap, bodem, water, sociaal-economische vitaliteit en reconstructie van de zandgebieden. Milieu is integraal onderdeel van deze thema's.

 

Rood-met-groen koppeling/Groenfonds

In het Streekplan Noord-Brabant 2002 staat beschreven

dat wanneer uitbreiding van het stedelijkruimtebeslag ten koste van het buitengebied onontkoombaar is, deze gepaard moet gaan met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit elders in het buitengebied (= rood-met-groen koppeling). In mei 2005 heeft de provincie aan de gemeenten een handreiking toegestuurd de rood-met-groen koppeling.

 

Een mogelijkheid is om gekoppeld aan de uitgifte van grond voor rode functies een vast bedrag per m2 of een vast percentage in een gemeentelijk groenfonds te storten dat ingezet wordt voor kwaliteitsverbetering in het buitengebied. Gedacht kan worden aan een bedrag van enkele euro’s per m2 bruto nieuw ruimtebeslag. Deze wijze van vormgeving heeft de voorkeur van de provincie.

 

Hoofdstuk 6 Literatuur

  • -

    Arcadis, 1998. Masterplan Realisering natte groen hoofdstructuur Alm en Biesbosch.

  • -

    BTL Planburo B.V. , 1995. Landschapsbeleidsplan gemeenten Woudrichem en Aalburg.

  • -

    Commissie Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie, 2006. Overkoepelend Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie.

  • -

    Dienst Landelijk Gebied, 2006. Begrenzing zoekgebied Brabantse deel Robuuste Verbinding Nieuwe Hollandse Waterlinie.

  • -

    Gebiedscommissie Wijde Biesbosch, 2004. Gebiedsplan Wijde Biesbosch.

  • -

    Gemeente Aalburg, 2005. Inrichtingsschets landschapsversterkende maatregelen.

  • -

    Nieuwland/Welmers, 2004. StructuurvisiePlus Land van Heusden en Altena.

  • -

    Provincie Noord-Brabant, 2002. Streekplan Noord-Brabant 2002.

  • -

    Provincie Noord-Brabant. Groene Schakels; voorbeeldenboek ecologische verbindingszones.

  • -

    Provincie Noord-Brabant, 2005. Provinciaal weidevogelbeschermingsplan.

  • -

    Stuurgroep Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie, 2004. Panorama Krayenhoff; Linieperspectief Nieuwe Hollandse Waterlinie.

  • -

    Tauw, 2004. Netwerk natuurgebieden  Land van Heusden en Altena; Inrichtingsplan.

  • -

    Werkplaats voor milieubouw ir Wil Thijsen BV, 1993. Landschapsbeleidsplan gemeente Werkendam.

  • -

    Werkgroep Landschapsinrichting  Land van Heusden en Altena, 2000. Projectennota landschapsinrichting.

 

Bijlage 1 Visiekaart landschapsbeleidsplan  Land van Heusden en Altena