Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reisregeling 1996 |
Citeertitel | Reisregeling 1996 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Verwerkt is de bijlage als bedoeld in artikel 11 van de Reisregeling 1996, nummer 20 (jaarlijkse aanpassing bedragen reis- en verblijfkosten bij dienstreizen binnenland) en de bijlage als bedoeld in artikel 18 van de Reisregeling 1996, versie april 2015 (halfjaarlijkse aanpassing tarieflijst logies- en overige kosten bij dienstreizen buitenland).
van rechtswege vervallen
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-08-2016 | 01-01-2016 | 01-01-2020 | Wijziging | 21-06-2016 | 5749620 |
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
zij op wie de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Groningen van toepassing is;
voor de toepassing van artikel 12 en 16 (reis- en verblijfskosten buitenland): een opgedragen verplaatsing in verband met het verrichten van werkzaamheden buiten Nederland alsmede het hiermee verband houdende verblijf, met uitzondering van de reis die in Nederland is begonnen en waarbij het reisgedeelte buiten Nederland beperkt is of waarbij de grensoverschrijding niet noodzakelijkerwijs leidt tot uitgaven voor maaltijden of overnachting in het buitenland.
Paragraaf 2 Reis- en verblijfskosten binnenland
Het gebruik tegen vergoeding van een eigen motorvoertuig of bromfiets, mag slechts geschieden, indien de dienstreizen, die hiermee worden ondernomen, naar het oordeel van het afdelingshoofd, dan wel de concerndirecteur, namens het college, niet of niet op doelmatige wijze met openbare middelen van vervoer kunnen worden verricht.
Medewerkers, van wie het dagelijks werkgebied de gemeentegrens overschrijdt en voor medewerkers van wie de aanstelling een werkgebied omvat dat de gemeentegrens overschrijdt zullen voor het gebruik van een eigen motorvoertuig een extra vergoeding ontvangen, zodanig dat de totale vergoeding resulteert in € 0,37 netto per afgelegde kilometer.
Voor dienstreizen per fiets dient in principe gebruik te worden gemaakt van een dienstfiets. Indien deze niet beschikbaar is bedraagt de vergoeding voor het gebruik van een eigen fiets € 0,09 netto per afgelegde kilometer. De kosten van stalling worden vergoed, zowel bij gebruik van een eigen fiets als van een dienstfiets.
Indien het afdelingshoofd, dan wel de concerndirecteur, namens het college van oordeel is dat het dienstbelang er mee is gebaat dat tijdens een dienstreis naast openbaar vervoer tevens gebruik wordt gemaakt van een taxi, worden de aan dat taxigebruik verbonden kosten volledig vergoed.
De vergoeding wegens verblijfkosten voor dienstreizen met een duur van tenminste vier uren omvat voor ieder vol etmaal dat de dienstreis duurt een bedrag van € 4,66 voor kleine uitgaven (dagcomponent) alsmede een bedrag van € 13,91 voor kleine uitgaven ’s avonds (avondcomponent) vermeerderd met:
Paragraaf 3 Reis- en verblijfskosten buitenland
Het gebruik tegen vergoeding van een eigen motorvoertuig in het buitenland mag slechts geschieden, indien de dienstreizen, die hiermee worden ondernomen, naar het oordeel van het afdelingshoofd, dan wel de concerndirecteur, namens het college, niet of niet op doelmatige wijze met openbare middelen van vervoer kunnen worden verricht. Artikel 6 wordt overeenkomstig toegepast.
Indien voor een binnen Nederland verlopen gedeelte van de dienstreis dat aansluit op een reisgedeelte per openbaar vervoer, vliegtuig, of boot naar het oordeel van het afdelingshoofd, dan wel de concerndirecteur, namens het college gebruik gemaakt wordt van een eigen motorvoertuig, wordt artikel 6 overeenkomstig toegepast.
Indien naar het oordeel van de afdelingshoofd, dan wel de concerndirecteur, namens het college het dienstbelang ermee is gebaat dat tijdens een dienstreis gebruik wordt gemaakt van een gehuurd vervoermiddel of een taxi, worden de aan dat gebruik verbonden kosten volledig vergoed.
Voor de berekening van de vergoeding voor verblijfskosten wordt uitgegaan van de in de bijlage van de Reisregeling Buitenland van het Rijk opgenomen tarieflijst (Tarieflijst logies- en overige kosten bij dienstreizen buitenland) voor de verschillende gebieden waarin wordt gereisd, met dien verstande dat voor een binnen het Europees deel van Nederland verlopend gedeelte van een dienstreis van vier uur of langer dat aansluit op een reis of reisgedeelte per vliegtuig of boot, artikel 10 overeenkomstig wordt toegepast.
De vergoeding voor verblijftkosten bestaat uit:
Een vergoeding van de werkelijk gemaakte logieskosten (logiescomponent) tot maximaal per overnachting het daarvoor opgenomen bedrag in de tarieflijst, met dien verstande dat indien niet een bewijsstuk kan worden overlegd een bedrag wordt vergoed van € 11,34 per overnachting tot een maximum van vier overnachtingen per dienstreis;
Indien een bewijsstuk voor logies en ontbijt wordt overgelegd waaruit niet blijkt welk deel van de kosten voor logies en welk deel van de kosten voor ontbijt zijn gemaakt, worden de op het bewijsstuk vermelde kosten vergoed, voor zover deze niet meer bedragen dan de som van de vergoedingen genoemd in het tweede lid onder b en c.
De in verband met een dienstreis gemaakte kosten voor interlokale en internationale telefoongesprekken ten behoeve van dienstdoeleinden alsmede de noodzakelijk gemaakte kosten voor vaccinatie, een cursus, representatie en voor inschrijving voor een conferentie worden op basis van overgelegde bewijsstukken volledig vergoed.
Paragraaf 4 Overige en slotbepalingen
Op aanvraag van de ambtenaar kan hem een voorschot worden verleend tot ten hoogste het bedrag dat naar schatting overeenkomstig de bepalingen van dit besluit in rekening zal mogen worden gebracht ter zake van één of meer dienstreizen.
Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na de maand waarop de declaratie betrekking heeft, wordt de declaratie ingediend, onder overlegging van de vereiste bewijsstukken.
Het college is bevoegd te beslissen, in afwijking van het in dit reglement bepaalde in die gevallen, waarin deze regeling naar hun oordeel niet of niet in redelijkheid voorziet.
Op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit vervallen:
'Het Gemeentelijk Reisbesluit 1971' d.d. 4 augustus 1971, nr. 15877 PZ, sedertdien gewijzigd;
‘De regeling voor de toekenning van een vergoeding aan personeelsleden voor het gebruik van een eigen rijwiel ten behoeve van de dienst’ d.d. 26 september 1975, nr. 23.192, sedertdien gewijzigd;
‘De regeling voor de toekenning van een vergoeding aan ambtenaren voor het gebruik van eigen bromfiets ten behoeve van de dienst’ d.d. 26 september 1975, nr. 23.193, sedertdien gewijzigd en ‘Het reglement autovergoedingen’ d.d. 10 oktober 1980, nr. 23012 PZ.
Overzicht wijzigingen vanaf 5 december 1995.