Organisatie | Recreatieschap Spaarnwoude |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Algemene Verordening Recreatieschap Spaarnwoude |
Citeertitel | de Algemene Verordening van het Recreatieschap Spaarnwoude |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | toezicht en handhaving |
Externe bijlage | kaart werkingsgebied |
Geen
Wet Gemeenschappelijke Regelingen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-12-2012 | Onbekend | 19-12-2012 Haarlems Dagblad, IJmuider Courant en Het Parool 21 december 2012 | Onbekend |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt verstaan onder:
a. algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het Recreatieschap Spaarnwoude;
b. beheerder: de instantie waaraan door het algemeen bestuur het beheer van het recreatiegebied is opgedragen;
c. bedrijfsvaartuig: elk vaartuig waarin of waarop uitsluitend of in hoofdzaak een bedrijf of beroep wordt uitgeoefend, dan wel dat door zijn constructie, afmetingen en inrichting uitsluitend of in hoofdzaak geschikt bestemd of geschikt is om daarin een beroep, bedrijf of dienst uit te oefenen;
e. dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het Recreatieschap Spaarnwoude;
f. dagkampeerterrein: een door het algemeen bestuur aangewezen en als zodanig aangeduid terrein waarop van zonsopgang tot zonsondergang met een kampeermiddel mag worden verbleven;
g. evenement: elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, waaronder een vertoning voor publiek, het ten gehore brengen van muziek, een feest, een dropping, een braderie, samenkomst, een wedstrijd, een manifestatie of een ander soort georganiseerde samenkomst, een en ander met uitzondering van betogingen en demonstraties die bedoeld zijn voor het uiten van meningen of gevoelens;
h. gebied: het gebied zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart;
i. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
j. jachthaven: een deel van het water met daarbij behorende grond, waar meerdere vaartuigen ten dienste van de watersport zonder aanwezigheid van de eigenaar of verbruiker kunnen verblijven;
k. kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan, of enig ander voertuig of gewezen voertuig dat in hoofdzaak of ten dele gebruikt wordt voor recreatief oogmerk;
l. ligplaats: een plaats in het water, bestemd of geschikt om door vaartuigen te worden ingenomen;
m. motorvoertuig: elk gemotoriseerd voertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990;
n. oevers: overgangen van een land in een wateroppervlak met inbegrip van alle daarin voorkomende werken zoals beschoeiingen, walmuren, walkanten, oeververdedigingen, kaden, dijken en steigers alsmede met inbegrip van rietkragen, groenstroken, moerassen en andere natuurlijke gesteldheden;
o. openbaar terrein: alle grond die, al dan niet beperkt, toegankelijk is voor het publiek, waaronder de al dan niet met enige beperking, voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;
p. openbaar water: alle wateren die, al dan niet beperkt, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;
q. parkeren: het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen;
r. rechthebbende: een ieder die ten aanzien van enige zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
s. rietkraag: een van een water of oever deeluitmakende oppervlakte van tenminste 1 m² welke is begroeid met riet, biezen, lisdodden of helofyten en alle land, water of moeras binnen 5 meter afstand hiervan;
t. ruiter: de berijder van een paard of van een ander dier;
u. schap: het bij gemeenschappelijke regeling ingestelde openbaar lichaam Recreatieschap Spaarnwoude;
v. schipper: degene die op een vaartuig met de leiding is belast of feitelijk de leiding in handen heeft;
w. toezichthouder: de functionaris die belast is met het toezicht op de naleving van deze verordening, de buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 142 Wetboek van Strafvordering, alsmede de algemene opsporingsambtenaren in de zin van artikel 141 Wetboek van Strafvordering;
x. vaartuig: elke constructie die geschikt is op het water te drijven, daaronder mede verstaan een drijvend werktuig, een boot, een jacht, een zeilplank, alsmede een woonschip en pont;
y. voertuig: elk voertuig als bedoeld in artikel 1, onder a en onder al, van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990;
z. weg: alle openbaar toegankelijke wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen of paden behorende bermen of zijkanten, alsmede de aan de wegen of paden liggende parkeerterreinen;
aa. woonschip: een vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk als woning of recreatieverblijf wordt gebezigd, dan wel door zijn constructie, afmetingen en inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd of geschikt is om te worden gebruikt als woning of recreatieverblijf.
Indien een beslissing op een aanvraag vanwege de ingewikkeldheid van een onderwerp niet kan worden gegeven binnen de in het eerste lid genoemde termijn, kan het algemeen bestuur die termijn eenmaal verlengen. Kennisgeving van de verdaging vindt plaats binnen de beslistermijn van acht weken, is met redenen omkleed en geeft een zo kort mogelijke termijn waarbinnen alsnog een beslissing zal worden genomen.
Artikel 1.3 Overige toestemmingen
Indien het algemeen bestuur na ontvangst van een aanvraag constateert dat naast de aangevraagde vergunning of ontheffing aanvrager ook over andere toestemmingen dient te beschikken, dan wijst het algemeen bestuur of dagelijks bestuur de aanvrager daar op.
Artikel 1.4 Tijdstip indiening aanvraag
Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan acht weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing of ontheffingen nodig heeft, kan het algemeen bestuur besluiten de aanvraag niet te behandelen.
Een vergunning of ontheffing kan slechts worden geweigerd indien één of meer van de belangen, die het schap op grond van de gemeenschappelijke regeling heeft te behartigen, zich daartegen verzetten.
Artikel 1.7 Persoonlijk karakter vergunning en ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening of bij vergunning anders is bepaald.
Artikel 1.9 Intrekking en wijziging
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen geheel of gedeeltelijk niet zijn of worden nagekomen;
d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;
Deze verordening geldt voor het gebied zoals op de bij deze verordening behorende kaart is weergegeven.
HOOFDSTUK 2 ACTIVITEITEN EN AANWEZIGHEID
Geen vergunning is vereist voor een evenement indien:
a) het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan vijftig personen;
b) het evenement tussen zonsopgang en zonsondergang plaatsvindt;
c) het evenement niet plaatsvindt op een weg of op andere wijze een belemmering vormt voor hulpdiensten, en
d) geen gebruik wordt gemaakt van tenten of gelijksoortige constructies.
Geen vergunning is vereist wanneer het aantal aanwezigen meer bedraagt dan tweehonderd personen en voor zover ingevolge de algemene plaatselijke verordening van de betreffende gemeente waarin het gebied ligt reeds een verbod geldt om het evenement te houden zonder daartoe door de burgemeester verleende vergunning.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet:
a) ten aanzien van het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet;
b) door het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen op een standplaats waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 2.5 is afgegeven.
Het is verboden zonder vergunning van het algemeen bestuur op of aan de weg, op openbaar water dan wel op openbaar terrein:
a) met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verhuren, dan wel diensten aan te bieden;
b) anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan publiek.
Het is verboden in het gebied as te verstrooien behalve op daartoe door het algemeen bestuur aangewezen plaatsen.
Artikel 2.9 Aanstootgevend gedrag
Het is verboden zich, onverminderd het bepaalde in artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht, op of aan de weg of op een vanaf die weg waarneembare plaats, of op openbaar terrein, op openbaar water, in openbare toiletgelegenheden of in de beplantingen te bevinden in een houding of toestand, of in kleding, die uit het oogpunt van openbare zedelijkheid kennelijk kwetsend, oneerbaar of aanstootgevend is of redelijkerwijs kan worden geacht te zijn.
Artikel 2.10 Hinderlijk gedrag
a) zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, bouwwerk, kunstwerk, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
b) zich op openbaar terrein of op de weg zodanig op te houden dat aan weggebruikers of aan bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder veroorzaakt wordt of redelijkerwijs is aan te nemen, dat de veiligheid in gevaar kan worden gebracht;
c) de door het algemeen bestuur toegankelijk gestelde recreatieve accommodaties of openbare toiletgelegenheden te gebruiken of zich aldaar te gedragen op een wijze die in strijd is met het doel van die accommodaties;
d) zich in de openbare toiletgelegenheden of in de nabijheid daarvan op een opvallende of aanstootgevende wijze op te houden die voor anderen hinderlijk is;
e) zich in de nabijheid van een persoon op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon te bespieden of te achtervolgen.
Artikel 2.11 Propagandamiddelen en verspreiding stukken
Het is een ieder die zich bevindt op openbaar terrein, op de weg dan wel op openbaar water, verboden
a) ter verspreiding, aanbeveling, aankondiging of bekendmaking van geschreven stukken of afbeeldingen op hinderlijke wijze te roepen, te zingen of te schreeuwen dan wel van enig reclamemiddel op hinderlijke wijze gebruik te maken;
b) ter verspreiding van enig instrument of enige apparatuur gebruik te maken om de aandacht te trekken;
c) gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden.
Artikel 2.12 Plakken en kladden
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op openbaar terrein of op de weg op een onroerende zaak die vanaf de weg zichtbaar is:
a) een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding, aan te plakken, te doen plakken, op andere wijze aan te brengen of aan te doen brengen;
b) met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of aan te doen brengen.
Artikel 2.14 Honden en andere huisdieren
Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond of een ander huisdier, alsmede degene die een hond of ander huisdier onder zijn hoede heeft, verboden:
a) die hond of dat huisdier de door het algemeen bestuur ingevolge het eerste lid aangewezen openbare terreinen of gedeelten daarvan te doen betreden;
b) die hond of dat huisdier los te laten lopen buiten de door het algemeen bestuur ingevolge het tweede lid aangewezen terreingedeelten of buiten de voor een losloopgebied vastgestelde periode;
c) die hond of dat huisdier vanuit een rijdend voertuig te begeleiden of voorop te rijden;
d) met die hond of dat andere huisdier anderen overlast te bezorgen;
e) buiten de ingevolge het derde lid door het algemeen bestuur aangewezen terreingedeelten honden of andere huisdieren af te richten;
f) buiten de ingevolge het vierde lid door het algemeen bestuur aangewezen terreingedeelten voor commerciële doeleinden honden uit te laten.
Artikel 2.15 Verontreiniging door honden
Artikel 2.16 Gevaarlijke honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
a) anders dan kort aangelijnd, niet langer dan 1,50 meter gemeten van hand tot halsband, nadat de toezichthouder aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat hij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en dat hij een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;
b) anders dan kort aangelijnd, niet langer dan 1,50 meter gemeten van hand tot halsband, en voorzien van een muilkorf, nadat de toezichthouder de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat hij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en dat hij een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.
Artikel 2.18 Zweefconstructies
Het is verboden zich op openbaar terrein of op de weg voort te bewegen met behulp van door windkracht aangedreven wagens, installaties of constructies dan wel zich boven de weg of het openbaar terrein te bevinden met valschermen, vliegers of andere niet-motorisch aangedreven hulpmiddelen om zich gedurende enige tijd zwevende te houden.
Artikel 2.22 Gebruiksvoorschriften en verkeerstekens
Het is verboden zich binnen het gebied te gedragen in strijd met door het algemeen bestuur uitgevaardigde en ter plaatse kenbaar gemaakte gebruiksvoorschriften en aangebrachte verkeerstekens en verkeersgeleidingen ten behoeve van het ordelijk en veilig gebruik van terreinen, wegen en wateren, waaronder begrepen scheepvaartwegen.
HOOFDSTUK 3 BESCHERMING MILIEU EN NATUURSCHOON
Artikel 3.1 Verontreiniging wegen en terreinen
Het is verboden afval of vuilnis of enige andere soortgelijke stof of voorwerp, die/dat aanleiding kan geven tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg, dan wel aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu, op of in de bodem of buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats, te plaatsen, te storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen of lopen of te houden.
Het is verboden andere afvalstoffen dan straatafval voor zover dit samenhangt met het verblijf ter plaatse achter te laten in daartoe vanwege het schap geplaatste of voorgeschreven bakken.
Artikel 3.3 Natuurlijke behoefte
Het is verboden zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 3.4 Bescherming groenvoorzieningen
a) enige schade toe te brengen aan een boom, een struik of de overige in het gebied voorkomende flora;
b) putten of kuilen te graven in grasvelden of bermen, of de grasmat op enigerlei wijze te verwijderen of te beschadigen;
c) wormen te steken of te zoeken in de grasvelden of bermen;
d) puin dan wel enig ander kunstmatig of natuurlijk gesteente van de oevers te verwijderen of de oevers anderszins te beschadigen;
HOOFDSTUK 4 ANDERE ONDERWERPEN
Artikel 4.2 Caravans en dergelijke
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.21 is het verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, aanhangwagen, trailers, keetwagen of soortgelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd tussen 00:00 uur en 06:00 uur in het gebied te parkeren anders dan op de daarvoor bestemde parkeerterreinen.
Artikel 4.5 Aantasting groenvoorziening door voertuigen
Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod geldt niet voor de door het algemeen bestuur aangewezen en als zodanig aangeduide dagkampeerterreinen als bedoeld in artikel 2.21 in de toegestane periode en binnen de toegestane tijden, voor zover het rijden op die terreinen geen ander doel of karakter heeft dan zich naar of van een vaste plaats daarop te begeven.
Artikel 4.8 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
a) zonder vergunning van het algemeen bestuur aanleggelegenheden, steigers, golfbrekers, beschoeiingen of daarmee gelijk te stellen werken te maken of te hebben, of masten, hijskranen of soortgelijke voorwerpen in of aan openbare wateren op te richten of te hebben;
b) zonder vergunning van het algemeen bestuur in of boven het openbaar water palen, geen deel uitmakend van een beschoeiing, vlotten, skischansen, bruggen, getimmerten of daarmee gelijk te stellen voorwerpen te plaatsen of te hebben;
c) zonder vergunning van het algemeen bestuur in, onder, op of boven het openbaar water touwen, kettingen, metalen draden of kabels, voor zover deze niet worden gebruikt tot het meren of slepen van vaartuigen, te leggen, te spannen of te hebben;
d) als eigenaar van of rechthebbende op het water de onder a), b) of c) van dit artikel vermelde en bedoelde voorwerpen in of boven dat water toe te laten zonder dat voor het aanbrengen, plaatsen of hebben van die voorwerpen vergunning is verleend door het algemeen bestuur.
Artikel 4.9 Ligplaats woonschepen en andere vaartuigen
Het algemeen bestuur kan gedeelten van het openbaar water aanwijzen waar een vaartuig, niet zijnde een woonschip en niet zijnde een recreatief vaartuig, een ligplaats kan innemen dan wel waar een ligplaats voor een vaartuig, niet zijnde een woonschip en niet zijnde een recreatief vaartuig, beschikbaar mag worden gesteld.
Artikel 4.10 Aanwijzingen ligplaatsen
Onverminderd het krachtens het eerste lid van artikel 4.9 bepaalde kan het algemeen bestuur aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruiken van een ligplaats in het belang van de volks¬gezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van het gebied.
Artikel 4.11 Vier-dagenregeling
Het verbod in het eerste lid is voorts niet van toepassing op:
a) woonschepen in de zin van de Wet op de woonwagens en woonschepen, de Woonschepenverordening Noord-Holland 1995 of een verordening van de gemeente in wiens gebied het betreffende vaartuig ligt;
b) een vaartuig dat ligplaats heeft in een jachthaven aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart;
c) een vaartuig dat met toestemming van de rechthebbende op de grond of op het water ligplaats heeft op een plaats waarvoor door het algemeen bestuur ontheffing is verleend van het verbod als bedoeld in het tweede lid;
d) ten hoogste drie vaartuigen die met toestemming van de rechthebbende op het water of op de grond ligplaats hebben in diens water of aan diens grond, behorende als erf bij een rechtmatig gebouwde woning;
Op grond van vrees voor ontsiering van het landschap of overlast voor omwonenden kan het algemeen bestuur bepalen, dat de uitzonderingen genoemd in het zesde lid onder c) en d) niet gelden voor door of vanwege het algemeen bestuur aan te wijzen vaartuigen. De rechthebbende op de grond en zo mogelijk de schipper of de eigenaar van een dergelijk vaartuig worden hiervan door het algemeen bestuur per aangetekende brief in kennis gesteld. Na verloop van de door het algemeen bestuur in deze brief aan te geven termijn, te rekenen vanaf het tijdstip van verzending van de brief, wordt het in het eerste lid gestelde verbod ten aanzien van het aangewezen vaartuig van kracht.
Artikel 4.12 Beschadiging oevers en openbare terreinen
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij het schap in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, steigers, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is de eigenaar en schipper van een vaartuig verboden:
a) op de openbare terreinen, buiten de als zodanig door of vanwege het algemeen bestuur aangeduide bootstellingen, vaartuigen te laten liggen of op de oevers te brengen;
b) voor het afmeren van een vaartuig palen te slaan of te laten slaan;
c) het vaartuig af te meren anders dan met behulp van meerpennen dan wel aan de daartoe bestemde meerpalen, remmingpalen of andere speciaal voor dit doel bestemde voorzieningen;
d) met het vaartuig te liggen in de voor oevers gelegen rietkragen;
Artikel 4.13 Reddings- en brandbestrijdingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp, dan wel aangebrachte middelen ter bestrijding van brand te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze zijn bestemd, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 4.15 Overlast van vaartuigen
De schipper of, bij diens ontstentenis, de reder of eigenaar van een gezonken vaartuig of een voor de scheepvaart hinderlijk vaartuig of voorwerp is verplicht onmiddellijk na het zinken of achterlaten daarvan kennis te geven aan de beheerder. Zowel bij dag als bij nacht dienen zodanige bakens en/of lichten op of nabij het gezonken vaartuig of voorwerp te worden geplaatst als door voormelde beheerder nodig wordt geoordeeld.
Het is verboden in het gebied met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel al van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Het algemeen bestuur kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen:
a) in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
b) in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
c) in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten en/of van het publiek.
Artikel 4.17 Beperking verkeer
Het is verboden zich met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel al van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, dan wel een fiets, te bevinden op door het algemeen bestuur aangewezen gebieden, geen weg, parkeerterrein, of fietspad zijnde.
Artikel 4.18 Verbod stoken vuur
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover het betreft vuur voor koken, bakken en braden en barbecues binnen de in het derde lid aangewezen plaatsen gebeurt en indien:
a) dat geen gevaar oplevert voor de omgeving en geschiedt op een hoogte van minimaal 30 cm boven het grondoppervlak;
b) daarbij niet meer dan vijftig personen zijn betrokken, en
c) dit koken gebeurt op gas, kolen of houtskool en op een deugdelijk kooktoestel.
HOOFDSTUK 5 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van de verbods- dan wel gebodsbepalingen van deze verordening of van de krachtens deze verordening door het algemeen bestuur gestelde nadere regels, of niet-nakoming van een voorschrift verbonden aan een ingevolge deze verordening verleende vergunning of ontheffing, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 5.4, tweede lid blijven, indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken, na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 5.4, tweede lid, blijven, indien en voor zover de bepalingen in gevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken, na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de verordening bedoeld in artikel 5.4, tweede lid is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, is ingekomen binnen de geldende termijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 5.4, tweede lid.
Gebods- of verbodsbepalingen waarvoor een vergunning of ontheffing vereist is krachtens deze verordening en die niet voorkomen in de verordening als bedoeld in artikel 5.4, tweede lid, zijn niet van toepassing:
a) gedurende zes weken na het in werking treden van deze verordening;
b) ook na de onder a) bepaalde termijn, voor zover degene die de vergunning of ontheffing nodig heeft, binnen deze termijn een aanvraag heeft ingediend, totdat onherroepelijk op deze aanvraag is beslist.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 5.4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten of nadere regels zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur van het Recreatieschap Spaarnwoude in de openbare vergadering van 19 december 2012.
Voorzitter, J.H.M. Bond
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 1.3 Overige toestemmingen
Artikel 1.4 Tijdstip indiening aanvraag
Artikel 1.7 Persoonlijk karakter vergunning en ontheffing
Artikel 1.8 Termijn vergunning en ontheffing
Artikel 1.9 Intrekking en wijziging
Artikel 1.11 Samenloop verordeningen
HOOFDSTUK 2 ACTIVITEITEN EN AANWEZIGHEID
Artikel 2.1 Toegankelijkheid gebied
Artikel 2.3 Aanbieden diensten en lessen
Artikel 2.9 Aanstootgevend gedrag
Artikel 2.10 Hinderlijk gedrag
Artikel 2.11 Propagandamiddelen en verspreiding stukken
Artikel 2.12 Plakken en kladden
Artikel 2.14 Honden en andere huisdieren
Artikel 2.15 Verontreiniging door honden
Artikel 2.16 Gevaarlijke honden
Artikel 2.18 Zweefconstructies
Artikel 2.19 Motorisch aangedreven recreatieapparatuur
Artikel 2.20 Zonering watersport
Artikel 2.21 Plaatsen van kampeermiddelen in het gebied
Artikel 2.22 Gebruiksvoorschriften en verkeerstekens
HOOFDSTUK 3 BESCHERMING MILIEU EN NATUURSCHOON
Artikel 3.1 Verontreiniging wegen en terreinen
Artikel 3.3 Natuurlijke behoefte
Artikel 3.4 Bescherming groenvoorzieningen
HOOFDSTUK 4 ANDERE ONDERWERPEN
Artikel 4.1 Parkeren voertuigen en wrakken
Artikel 4.2 Caravans en dergelijke
Artikel 4.5 Aantasting groenvoorziening door voertuigen
Artikel 4.6 Aanwezigheid fietsen en bromfietsen
Artikel 4.7 Voorwerpen op de weg en/of openbaar terrein
Artikel 4.8 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Artikel 4.9 Ligplaats woonschepen en andere vaartuigen
Artikel 4.10 Aanwijzingen ligplaatsen
Artikel 4.11 Vier-dagenregeling
Artikel 4.12 Beschadiging oevers en openbare terreinen
Artikel 4.13 Reddings- en brandbestrijdingsmiddelen
Artikel 4.14 Veiligheid op het water
Artikel 4.15 Overlast van vaartuigen
Artikel 4.17 Beperking verkeer
Artikel 4.18 Verbod stoken vuur
Artikel 4.19 Onderhoud motorvoertuigen