Organisatie | Schinnen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit jeugdhulp Schinnen 2016 |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit jeugdhulp Schinnen 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-07-2016 | 01-01-2016 | 01-01-2021 | Nieuwe regeling | 23-02-2016 Goed Nieuws, 20-07-2016 | Onbekend |
Artikel 4 Vooronderzoek (artikel 4 verordening)
Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige zijn situatie en maakt vervolgens binnen 5 werkdagen met hem en/of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en/of zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en/of zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.
Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Artikel 5 Gesprek (artikel 4 verordening)
In het gesprek worden de onderdelen d tot en met g achtereenvolgens afgewogen, dat wil zeggen dat pas op het moment dat hetgeen benoemd in het onderdeel d niet voorhanden is het volgende onderdeel e wordt ingezet etc. tenzij meteen blijkt dat zwaardere ondersteuning, zorg of hulp nodig is om de jongere te helpen. Dit is aan de afweging van de deskundige beroepskracht.
Artikel 10 De hoogte tarief PGB (artikel 6 verordening)
Indien het tarief van de door de cliënt gewenste aanbieder hoger is dan de kostprijs van de individuele voorziening in natura, blijft de hoogte van het PGB gelijk aan het tarief dat is bepaald op basis van de hierboven genoemde punten. De extra kosten om de maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp te contracteren, dienen dan bijbetaald worden door de aanvrager.
Artikel 11 Inzet sociale netwerk bij het PGB (artikel 6 verordening)
De jeugdige en/of zijn ouders aan wie een PGB wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:
dat voor gezinsleden binnen hetzelfde huishouden als de jeugdige Gebruikelijke Zorg geldt zoals dat wordt toegepast door het zorginstituut1.;
Er wordt een beroep gedaan op professionele autonomie van de beroepsbeoefenaar om de beoordeling van lid 5 verder in te vullen.
Artikel 12 Werkwijze jongerencliëntenraad (artikel 11 verordening)
In het kader van de burgerparticipatie Jeugd vragen college en/of gemeenteraad de jongerencliëntenraad tijdig advies over alle voorgenomen besluiten over ambulante jeugdhulp, op een zodanige wijze dat de jongerencliëntenraad minimaal 6 weken heeft om advies uit te brengen. In spoedeisende gevallen wordt de reden van het spoedeisende karakter door het college of de gemeenteraad toegelicht. In spoedeisende gevallen zal het college en/of de gemeenteraad overleg plegen met de voorzitter en/of het bestuur van de jongerencliëntenraad.
Het advies van de jongerencliëntenraad wordt aan het college en de gemeenteraad aangeboden. In het geval dat het college in een voorstel aan de gemeenteraad afwijkt van dit advies, wordt tevens aangegeven op welke gronden van het advies van de jongerencliëntenraad is afgeweken. De jongerencliëntenraad wordt terstond over het ingenomen standpunt geïnformeerd.
Het college voorziet de jongerencliëntenraad tijdig van alle en begrijpelijke informatie, noodzakelijk om naar behoren te kunnen functioneren. Het betreft hier alle informatie die noodzakelijk is om beleid en uitvoering te begrijpen én om te kunnen reageren op plannen voor ontwikkelingen en wijzigingen.
Artikel 5 lid 3 van de verordening Jeugdhulp 2015 geeft aan dat in de beschikking wordt aangegeven welke kwaliteitseisen gelden voor een PGB. Hieronder staan deze opgesomd.
Voor professionals die jeugdhulp leveren geldt dat zij in het BIG register geregistreerd zijn als professional of zijn geregistreerd in het kwaliteitsregister Jeugd (van de Stichting kwaliteitsregister Jeugd). Wanneer een gemeente een traject inkoopt bij een solistisch werkende jeugdwerker (ZZP’er/vrijgevestigde) dan stuurt de gemeente direct op de invulling van een verantwoorde werktoedeling. In paragraaf 6.5 van de memorie van toelichting van de Jeugdwet staat uitleg over deze norm van verantwoorde werktoedeling.
Essentieel in het werkproces is:
Om deze essentiële zaken terug te laten komen in het gesprek met de jeugdige is het van belang dat gezamenlijk doelen en resultaten worden bepaald.
Uitgangspunt: Keukentafelgesprek
Vervolgens kan gekeken worden of en zo ja er een individuele maatwerkvoorziening nodig is. Dan wordt de afweging gemaakt of een gecontracteerde aanbieder deze hulp kan leveren of dat een pgb wordt ingezet. De wettelijke criteria dienen hierbij als leidraad (vermogen, passendheid en kwaliteit). Het uitgangspunt van de wetgever bij de inzet van het pgb om het sociale netwerk te financieren is dat het pgb voor niet-professionele zorgverleners beperkt dient te blijven tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is.
Voor de bepaling van de hoogte van het tarief wordt gewerkt met een PGB jeugdhulpmatrix per arrangement.
Ambulante individuele begeleiding,2. waarbij factor 1 = €1.400,- | ||||
---|---|---|---|---|
Bij het bepalen van het aantal arrangementen en tarieven wordt uitgegaan van benodigde inzet en complexiteit. Bij de benodigde inzet gaat het om de frequentie en duur van de begeleiding. Complexiteit wordt bepaald aan de hand van hetgeen nodig is voor de cliënt in de vorm van het aantal benodigde activiteiten als onderdeel van de begeleiding.