Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Baarn

Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Baarn
Officiële naam regelingNadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2016
CiteertitelNadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2015, artikelen 2, derde lid, 4 en 6, derde en vierde lid
  2. Gemeentewet, artikel 156, eerste en derde lid

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2016

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-02-201624-02-2017Nieuwe regeling

26-01-2016

Gemeenteblad, nr. 13255, 4 februari 2016

16CV000011

Tekst van de regeling

Nadere regels

Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2016

Burgemeester en Wethouders van Baarn;

gelet op:

de artikelen 2, derde lid, 4 en 6, derde en vierde lid, van de “Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2015” en artikel 156, eerste en derde lid, van de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vaststellen van de Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2016

Hoofdstuk 1: Begrippen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • b.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroeien opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • c.

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de wet;

  • d.

    jeugdige en/of zijn ouder(s): de jeugdige (van 16 jaar of ouder) zelfstandig, de jeugdige met één of beide ouders (bij een jeugdige tussen de 12 en de 16 jaar), of de ouders namens de jeugdige (bij een jeugdige jonger dan 12 jaar);

  • e.

    ouder: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder;

  • f.

    overige voorziening: overige (vrij toegankelijke) voorziening, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet;

  • g.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • h.

    wet: Jeugdwet.

  • i.

    Zorg in natura: zorg die via een gecontracteerde aanbieder wordt ingezet.

Hoofdstuk 2: Vormen van jeugdhulp

Artikel 2. Overige voorzieningen

De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Informatie en opvoedadvies;

  • b.

    Preventie van opvoed- en opgroeiproblemen via individueel en groepsgewijze ondersteuning;

  • c.

    Ondersteuning via het lokaal team.

Artikel 3. Individuele voorzieningen

De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Specialistische Behandeling Jeugd

  • b.

    Specialistische Begeleiding Jeugd

  • c.

    Ambulante behandeling Jeugd-GGZ (inclusief diagnostiek en behandeling dyslexie)

  • d.

    ADHD ziekenhuiszorg

  • e.

    Forensische Jeugd-GGZ

  • f.

    Respijtzorg/logeren

  • g.

    Dagactiviteiten Jeugd

  • h.

    Verblijf Jeugd

  • i.

    SAVE (hulpverlening binnen het drang en dwangkader)

  • j.

    Crisiszorg

Hoofdstuk 3: Toegang jeugdhulp via de gemeente

Artikel 4. Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan namens een jeugdige en/of zijn ouder(s) bij het college worden gemeld bij:

    a.het Lokaal Team;

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk of digitaal.

  • 3. In de ontvangstbevestiging is informatie opgenomen over de mogelijkheid van cliëntondersteuning, een familiegroepsplan en eventueel aanvullende informatie welke bij de eerste afspraak moet worden meegenomen.

  • 4. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 5. Jeugdigen en/of ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 5. Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en/of zijn ouder(s) op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouder(s) aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouder(s) verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouder(s) afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

    Artikel 6. Gesprek

    • 1.

      Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige en/of zijn ouder(s), zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

      • a.

        de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

      • b.

        het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

      • c.

        het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouder(s) om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

      • d.

        de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

      • e.

        de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

      • f.

        de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

      • g.

        de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

      • h.

        hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of zijn ouder(s), en

      • i.

        de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige en/of zijn ouder(s) in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

    • 2.

      Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, als bedoeld in het eerste lid.

    • 3.

      Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouder(s) over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

    • 4.

      Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouder(s) afzien van een gesprek.

    Artikel 7. Verslag

    • 1.

      Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, als bedoeld in artikel 5.

    • 2.

      Het college verstrekt aan de jeugdige en/of zijn ouder(s) een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

    • 3.

      Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouder(s) worden aan het verslag toegevoegd.

    Artikel 8. Aanvraag

    • 1.

      De jeugdige en/of zijn ouder(s) kan een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

    • 2.

      Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige en/of zijn ouder(s) dat op het verslag hebben aangegeven en het verslag is voorzien van een dagtekening en naam, adres, burgerservicenummer en geboortedatum van de jeugdige.

    Artikel 9. Afwegingskader individuele voorziening

    • 1.

      Een jeugdige komt in aanmerking voor een individuele voorziening als er geen toereikende (andere of overige) voorzieningen zijn en de betreffende individuele voorziening bijdraagt aan participatie van de jeugdige in de samenleving.

    • 2.

      Mantelzorg en mogelijkheden uit het sociale netwerk van de jeugdige gelden niet als afdwingbare voorliggende voorziening.

    • 3.

      Wanneer een wettelijke voorziening toereikend wordt geacht maar dit feitelijk niet is, kan een individuele voorziening niet in de plaats van die voorliggende voorziening komen.

    • 4.

      Voor de hoogte van vergoedingen wordt verwezen naar het financieel besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn.

    • 5.

      Het college bepaalt jaarlijks de hoogte van de vergoedingen.

    Hoofdstuk 4: Regels voor persoonsgebonden budget

    Artikel 10. Toetsing motivatie-eis

    • 1.

      Een pgb wordt verstrekt als de jeugdige en/of zijn ouder(s) kan motiveren dat de verstrekking van de voorziening, gelet op diens zelfredzaamheid en/of participatie in de samenleving, de voorkeur heeft boven ondersteuning in natura.

    • 2.

      Indien het pgb wordt ingezet voor het afnemen van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van iemand die behoort tot het sociale netwerk van de jeugdige en/of zijn ouder(s), dan wordt de meerwaarde daarvan aangetoond.

    • 3.

      Een pgb is van meerwaarde indien uit de motivering blijkt dat:

      • a.

        een verstrekking in de vorm van een pgb aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan zorg in natura;

      • b.

        een verstrekking in de vorm van een pgb aantoonbaar meerwaarde heeft als dat aansluit bij de levensbeschouwelijke, godsdienstige of culturele achtergrond van de jeugdige en/of zijn ouder(s).

    • 4.

      Een pgb wordt ook verstrekt voor voorzieningen die vanwege hun aard niet in natura kunnen worden aangeboden.

    Artikel 11. Aanvragen van een pgb

    • 1.

      Als een jeugdige in aanmerking komt voor een individuele voorziening, maar de jeugdige en/of zijn ouder(s) de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, dient daartoe een budgetplan te worden ingediend, waarbij de jeugdige en/of zijn ouder(s) aangeeft:

      • a.

        welke voorziening met het pgb wordt ingekocht en door wie deze wordt geleverd;

      • b.

        waarom een individuele voorziening door een gecontracteerde aanbieder niet passend is;

      • c.

        indien van toepassing: wie hij heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren;

      • d.

        hoe hij de ondersteuning wenst te organiseren;

      • e.

        indien het pgb wordt ingezet voor het afnemen van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van iemand die behoort tot het sociale netwerk van jeugdige en/of zijn ouder(s) dan wordt de meerwaarde daarvan aangetoond;

      • f.

        op welke wijze deze voorziening bijdraagt aan participatie en zelfredzaamheid;

      • g.

        op welke wijze de kwaliteit van de voorziening is gewaarborgd;

      • h.

        op welke wijze eventuele meerkosten van de voorziening worden bekostigd;

      • i.

        een onderbouwde begroting.

    • 2.

      Een pgb is alleen mogelijk als:

      • a.

        De ondersteuning die de jeugdige en/of zijn ouder(s) met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het gezinsplan opgenomen beoogde resultaat;

      • b.

        De jeugdige en/of zijn ouder(s) naar het oordeel van het college in staat is de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren of hij daarvoor iemand heeft gemachtigd die:

        • 1.

          is verbonden aan een organisatie die beschikt over het keurmerk van Per Saldo, of

        • 2.

          Een persoon is die niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de jeugdige en/of zijn ouder(s), de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden.

    • 3.

      Het college toetst de geschiktheid van jeugdige of zijn sociale netwerk om de taken die aan een pgb zijn verbonden op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • 4.

      Een pgb is niet mogelijk:

      • a.

        Als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie;

      • b.

        Voor zover deze is bedoeld voor begeleidings- of administratiekosten in verband met het pgb.

    Artikel 12. Professionele ondersteuning

    Er is sprake van professionele ondersteuning als één van de in dit artikel genoemde situaties zich voordoet en de hulpverlener/zorgverlener beschikt over een Verklaring Omtrent Gedrag die na of maximaal 2 maanden voor indiensttreding bij zijn werkgever of de start van de zorg/ondersteuning is afgegeven:

    • a.

      De organisatie die de ondersteuning levert is door de gemeente voor een individuele voorziening gecontracteerd voor het betreffende segment;

    • b.

      De organisatie die de ondersteuning levert voldoet aan alle volgende, cumulatieve criteria:

      • 1.

        staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en de activiteiten bestaan blijkens deze inschrijving uit het verlenen van de ondersteuning die past binnen de kaders van de benodigde ondersteuning/zorg die is opgenomen in het gezinsplan;

      • 2.

        biedt een dienstverband aan minimaal twee medewerkers;

      • 3.

        de organisatie en de medewerkers voldoen aan de kwaliteitseisen die voor de betreffende ondersteuning worden gesteld aan aanbieders en ontvangen een salaris dat daarmee overeenkomstig is;

      • 4.

        indien het gaat om zorg of ondersteuning die op de locatie van de zorgverlener plaatsvindt moet deze locatie voldoen aan de eisen die aan de locatie van de gecontracteerde aanbieders van vergelijkbare zorg worden gesteld.

    • c.

      Een zelfstandig werkende hulpverlener/ondersteuner voldoet aan alle volgende, cumulatieve, criteria:

      • 1.

        staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en de activiteiten bestaan blijkens deze inschrijving uit het verlenen van de ondersteuning die past binnen de kaders van de benodigde ondersteuning/zorg die is opgenomen in het gezinsplan;

      • 2.

        de belastingdienst beschouwt de hulpverlener/ondersteuner in het kader van de hulpverlening/ondersteuning aan de jeugdige en/of zijn ouder(s) als ondernemer;

      • 3.

        de medewerker voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een aanbieder worden gesteld en berekent een tarief dat marktconform is.

      • 4.

        Indien het gaat om zorg of ondersteuning die op de locatie van de zorgverlener plaatsvindt moet deze locatie voldoen aan de eisen die aan de locatie van de gecontracteerde aanbieders van vergelijkbare zorg worden gesteld.

    Artikel 13. Informele zorg

    • 1.

      De inzet van niet-professionele (informele) zorg is toegestaan in die gevallen waarin deze zorg de gebruikelijke hulp overstijgt.

    • 2.

      Indien van toepassing voldoet de zorgverlener aan wettelijke/landelijke kwaliteitseisen die gelden voor de betreffende zorg.

    Artikel 14. Behandeling

    • 1.

      Het is niet toegestaan om via een pgb behandeling in te kopen uit het informele netwerk.

    • 2.

      Het inkopen van behandeling via een pgb is alleen mogelijk indien de behandelaar voldoet aan de kwaliteitseisen die de gemeente stelt aan gecontracteerde aanbieders van behandeling.

    Artikel 15. Grondslag voor een pgb

    • 1.

      De hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van de door de jeugdige en/of zijn ouder(s) ingediende specificatie als onderdeel van het budgetplan;

    • 2.

      Het pgb is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten en andere maatregelen die tot de individuele voorziening behoren, van derden te betrekken;

    Artikel 16. De hoogte van een pgb

    • 1.

      Het pgb bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate voorziening in natura;

    • 2.

      Bij de berekening van het pgb gaat de gemeente uit van een all-in tarief. Dit bedrag is inclusief eventuele reiskosten;

    • 3.

      De hoogte van een pgb voor dienstverlening door:

      • a.

        professionals in dienst van een instelling wordt per uur of per resultaat bepaald op basis van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel;

      • b.

        professionals werkzaam als zelfstandigen worden per uur of per resultaat bepaald op basis van 75% van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel;

      • c.

        niet professionals wordt bepaald op basis van 50% van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel.

    • 4.

      De hoogte van een pgb voor kortdurend verblijf- en respijtzorg:

      • a.

        met laag intensieve ondersteuning uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht, of

      • b.

        met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen wordt per dagdeel bepaald op basis van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel.

    • 5.

      Het college stelt het tarief voor de onderdelen genoemd onder 2 en 3 vast in het Financieel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdhulp Baarn 2016.

    Artikel 17. Pgb besteden buiten gemeente Baarn

    • 1.

      De budgethouder kan het persoonsgebonden budget voor ten hoogste zes weken per kalenderjaar inzetten voor betaling van ondersteuning te verlenen tijdens verblijf buiten Nederland.

    • 2.

      Het college kan op aanvraag de in het eerste lid bedoelde termijn verlengen.

    • 3.

      Op besteding buiten Nederland zijn alle verplichtingen met betrekking tot het persoonsgebonden budget van toepassing.

    Artikel 18. Bestedingstermijn

    • 1.

      De jeugdige en/of zijn ouder(s) kan schriftelijk en gemotiveerd vragen het pgb later te mogen aanwenden dan zes maanden na toekenning van de individuele voorziening.

    • 2.

      Dit verzoek wordt gehonoreerd indien latere aanwending van het budget onvermijdbaar is en de jeugdige nog steeds is aangewezen op de voorziening.

    Hoofdstuk 5: Slotbepalingen

    Artikel 19. Intrekking oude nadere regels en overgangsrecht

    • 1.

      De ‘Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2015’ wordt ingetrokken.

    • 2.

      Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de ‘Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2015’, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

    3.Aanvragen die zijn ingediend onder de ‘Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2015’ en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze Nadere regels, worden afgehandeld krachtens deze Nadere regels.

    4.Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de ’ Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2015’, wordt beslist met inachtneming van die Nadere regels.

    Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

    • 1.

      Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking.

    • 2.

      De regeling wordt aangehaald als: Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2016.

    BAARN, 26 januari 2016

    burgemeester en wethouders van Baarn,

    drs. A. Najib M.A. Röell

    gemeentesecretaris burgemeester

    Toelichting

    Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2016

    Vormen van jeugdhulp

    Overige voorzieningen

    De overige voorzieningen zijn beschikbaar zonder een aanvraagprocedure. De overige voorzieningen bestaan uit het laagdrempelig verlenen van informatie en advies en uit het verstrekken van lichte ambulante hulpverlening. De overige voorzieningen zijn laagdrempelig beschikbaar en moeten voorkomen dat de dure individueel voorzieningen moeten worden ingezet. Daarnaast kunnen de overige voorzieningen een goede ondersteuning bieden bij de inzet van individuele voorzieningen.

    Individuele voorzieningen

    De individuele voorziening is een voorziening die alleen via een aanvraag en een beschikking kan worden ingezet. Het is een dure voorziening, die niet vrij toegankelijk is voor ouders en jeugdigen. Het Lokaal Team heeft het mandaat om een individuele voorziening in te zetten en zal deze procedure zorgvuldig moeten doorlopen. Voorzieningen ter uitvoering van het gedwongen kader zijn hier niet opgenomen, omdat deze geen jeugdhulp zijn in de zin van de wet en niet op aanvraag beschikbaar zijn. Het gaat hier om jeugdbescherming en jeugdreclassering. De gemeente is wel verantwoordelijk voor een toereikend aanbod van deze voorzieningen.

    Toegang jeugdhulp via de gemeente

    Melding hulpvraag

    Ouders en jeugdige kunnen zonder een aanvraag rechtstreeks toegang krijgen tot overige jeugdhulp. De gemeente communiceert duidelijk naar de inwoners welke voorzieningen vrij toegankelijk zijn en welke voorzieningen niet vrij toegankelijk zijn.

    De gemeente organiseert de toegang tot de jeugdhulp. We gaan er hiervan uit dat de toegang naar jeugdhulp zo dicht mogelijk bij het kind en gezin wordt georganiseerd.

    Na registratie en een melding van een hulpvraag wordt door een lid van het Lokaal Team een afspraak gemaakt voor een gesprek, indien mogelijk zal het gesprek bij de jeugdige thuis plaatsvinden. Het lid van het Lokaal Team informeert de jeugdige en/of zijn ouder(s) bovendien over de procedure omtrent het gesprek en informeert de jeugdige en/of zijn ouder(s) over zijn/hun rechten en plichten.

    Wanneer er sprake is van spoedeisende hulp (artikel 4, lid 4), kan het lid van het Lokaal Team direct een individuele voorziening inzetten. Dit betekent dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) geen procedure hoeft te doorlopen om de nodige zorg te ontvangen.

    Vooronderzoek

    Het kan zijn dat een lid van het Lokaal Team op basis van de gegevens uit het brede gesprek nader onderzoek doet om te bepalen of belanghebbende een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet nodig heeft. Het aanvragen van advies door de expertisepool kan onderdeel uitmaken van het onderzoek. Het is van belang dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) toestemming geeft voor het uitwisselen van persoonsgegevens.

    Wanneer de gegevens bekend zijn bij het Lokaal Team, dan is het niet nodig om het gehele vooronderzoek opnieuw te houden.

    GesprekHet in het tweede lid genoemde familiegroepsplan is in artikel 1.1 van de Jeugdwet gedefinieerd als: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. In artikel 4.1.2 van de Jeugdwet is bepaald dat de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling bij het uitvoeren van artikel 4.1.1 van de wet en indien sprake is van vroegsignalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als eerste de mogelijkheid biedt om, binnen redelijke termijn, een familiegroepsplan op te stellen. Op grond van artikel 2.1., sub g, van de wet, maakt het familiegroepsplan onderdeel uit van het gemeentelijk beleid.

    Verslag

    Van het gesprek wordt een schriftelijk verslag opgesteld. Daarin staan de in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouder(s), en indien aanwezig andere personen uit het sociale netwerk, tot stand gekomen oplossingen. In plaats van een verslag kan ook een plan van aanpak worden opgesteld. De inhoud daarvan bevat in ieder geval ook de strekking van de genoemde onderzoeksonderwerpen.

    Het verslag vormt de belangrijkste basis voor de beslissing op de aanvraag. Nadat de jeugdige en/of zijn ouder(s) beschikt over het verslag is het de verantwoordelijkheid van de jeugdige en/of zijn ouder(s), al dan niet met personen uit het sociale netwerk, zelf te beslissen of een aanvraag wordt ingediend. Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) het niet eens is met het opgestelde plan, dan is er altijd een mogelijkheid voor de jeugdige en/of zijn ouder(s) om aan te geven waarom hij niet akkoord is.

    Aanvraag

    Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) het plan ondertekent en het plan is voorzien van zijn naam, burgerservicenummer (BSN), adres, geboortedatum en een dagtekening, kan het plan fungeren als aanvraagformulier voor een individuele voorziening; als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.

    Regels voor persoonsgebonden budget (pgb)

    De eisen voor een pgb in de Jeugdwet zijn strenger dan in de Wmo. Naast de eisen over de kwaliteit van de zorg en het in staat moeten zijn om als pgb-budgethouder op te treden bepaalt de Jeugdwet dat de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt moeten stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten. Met andere woorden, bij de Jeugdwet wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de jeugdhulp/zorg wordt verleend door gecontracteerde aanbieders tenzij dat in het concrete geval niet passend is.

    Een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt alleen verstrekt indien de aanvrager dit gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld budgetplan vraagt. De jeugdige en/of zijn ouder(s) moet motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura (ZiN) niet passend is. In het plan moet duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een pgb aantoonbaar leidt tot veilige, betere en effectievere ondersteuning. Ook dient de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger te zijn. De gemeente beoordeelt of dit plan voldoet.

    Het pgb is een geschikt instrument voor mensen die dit kunnen zelf de regie te laten voeren over de inkoop van zorg en ondersteuning en de organisatie hiervan. Hierbij is wel van belang dat cliënten goed begrijpen wat het betekent om budgethouder te zijn. De medewerker van de gemeente/ het Lokaal Team vormt zich een oordeel over de bekwaamheid van aanvrager om de taken en verantwoordelijkheden die verbonden zijn aan een pgb verantwoord uit te voeren. De PGB-zelftest van “Per Saldo” kan hierbij dienen als toetsingskader.

    De hoogte van het pgb

    De hoogte van een pgb wordt vastgesteld aan de hand van door het college vastgestelde tarieven voor de verschillende soorten dienstverlening Deze tarieven worden door het college jaarlijks vastgesteld in het Financieel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdhulp Baarn en zijn een gemiddelde van de met de aanbieders overeengekomen tarieven per onderdeel in het betreffende jaar. Het toegekende pgb kannooit hoger zijn dan het vastgestelde tarief. Indien de jeugdige en/of zijn ouder(s) toch duurdere voorzieningen wil gaan inkopen, dan dient de jeugdige en/of zijn ouder(s) de meerkosten voor eigen rekening te nemen.

    Bij de vaststelling van de tarieven voor dienstverlening wordt een onderscheid gemaakt tussen zorgverlening door professionals in dienst van een instelling, professionals niet in dienst van een instelling en niet professionals (zoals werkstudenten, sociaal netwerk). Het pgb voor dienstverlening door professionals in dienst van een instelling bedraagt 100% van het door het college vast te stellen tarief. Voor dienstverlening door professionals niet in dienst van een instelling (zoals ZZP-ers) wordt uitgegaan van 75% van het vastgestelde tarief, omdat deze professionals lagere overheadkosten hebben. Voor de categorie niet professionals hanteert het college een bedrag van 50% van het vastgestelde tarief.

    De gemeente keert een “bruto” pgb uit aan het SVB, hierop is geen eigen bijdrage in mindering gebracht.

    Pgb en kwaliteitscriteria

    De kwaliteitseisen die gelden voor voorzieningen in natura gelden ook voor ondersteuning door professionals die in de vorm van een pgb wordt verleend. Deze zijn opgenomen in de wet en in de contracten die met aanbieders zijn gesloten. Indien de jeugdige en/of zijn ouder(s) gebruik maakt van een professional niet in loondienst gelden daarvoor dezelfde eisen ten aanzien van competenties, scholing, training en coaching als voor een professional die in loondienst van een aanbieder werkzaam is.

    Hoog intensieve- en laag intensieve ondersteuning

    Onder hoog intensieve ondersteuning verstaan we ondersteuning die alleen geboden kan worden door een opgeleide/gekwalificeerde professional. In tegenstelling tot laag intensieve ondersteuning, deze intensieve ondersteuning kan geboden worden door niet opgeleid persoon, maar indien nodig kan hij/zij wel een beroep doen op een professional voor coaching of ter consultering.