Organisatie | Schouwen-Duiveland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2010 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Deelverordening subsidie excessieve opgravingskosten Schouwen-Duiveland 2009
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-01-2012 | 01-01-2012 | 08-06-2012 | Artikel 7 | 22-12-2011 Wereldregio 13-01-2012 | 22-12-2011/09 |
01-01-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 17-12-2009 Ons Eiland, 24-12-2009 | 17-12-2009/22 |
De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 november 2009;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,
mede gelet op de Algemene wet bestuursrecht,
overwegende dat het in verband met de herziening van het subsidiebeleid gewenst is om een aan de Algemene wet bestuursrecht aangepaste subsidieverordening vast te stellen;
vast te stellen de volgende verordening:
ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE SCHOUWEN-DUIVELAND 2010
Artikel 2 Rechtspersoonlijkheid
Subsidies worden verstrekt aan instellingen of organisaties. In voorkomende gevallen kan het college deze verordening eveneens van toepassing verklaren op het verstrekken van subsidies aan natuurlijke personen.
Artikel 10 Verplichtingen subsidieontvanger
Bij de bepaling van de hoogte van de in het derde lid bedoelde vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.
Het college kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen. Het bepaalde in artikelen 4:95 en 4:96 van de Awb is overeenkomstig van toepassing.
Artikel 14 Ambtshalve vaststelling
Het college kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien
Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 17 december 2009
griffier, voorzitter,
Afdeling 4.2.1 Inleidende bepalingen
Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.
Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.
Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Afdeling 4.2.2 Het subsidieplafond
Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.
Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:
Afdeling 4.2.3 De subsidieverlening
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.
Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.
Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidie-ontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat:
Afdeling 4.2.4 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger
De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.
Afdeling 4.2.5 De subsidievaststelling
De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.
Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:
Afdeling 4.2.6 Intrekking en wijziging
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.
Indien aan een subsidie-ontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.
Afdeling 4.2.7 Betaling en terugvordering
Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij de subsidieverlening, of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, een andere termijn worden bepaald waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.
Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.
De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidie-ontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
Afdeling 4.2.8 Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen
Paragraaf 4.2.8.1 Inleidende bepalingen
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag van de subsidie uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.
Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.
De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bescheiden dan wel het verslag over de financiële positie zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.
Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.
Paragraaf 4.2.8.3 De subsidieverlening
De subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.
Paragraaf 4.2.8.4 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger
Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de subsidie-ontvanger het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidie-ontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.
het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;
Paragraaf 4.2.8.5 De subsidievaststelling
De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld.
De subsidie-ontvanger dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de subsidie met toepassing van artikel 4:67, tweede lid, voor twee of meer boekjaren is verleend.
Indien de subsidie-ontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over, onverminderd artikel 4:45, tweede lid.
Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald dat artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing is.
Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.
Ingevolge artikel II, onderdeel F, van het op 10 april 2008 ingediende wetsvoorstel terugvordering staatssteun (Kamerstukken II 2007/08, 31 418, nrs. 2) wordt aan titel 4.2 een titel ingevoegd, luidende:
Titel 4.2A Terugvordering van staatssteun
Deze titel is van toepassing op steun als bedoeld in artikel 87, eerste lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap die bij beschikking is verstrekt, dan wel voortvloeit uit een wettelijk voorschrift dat een verplichting tot betaling uitsluitend aan of door een bestuursorgaan regelt.
1. Ter uitvoering van een beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van de artikelen 11, tweede lid, 14, eerste lid, of 16 jo. 14, eerste lid, van Verordening (EG), nr. 659/1999 van de Raad van de Europese Unie van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-verdrag (PbEG L 83) of van een onherroepelijke rechterlijke uitspraak, kan het bestuursorgaan dat de steun heeft verstrekt deze bij de begunstigde terugvorderen. Voor zover de steun bij beschikking is verstrekt, kan het bestuursorgaan deze beschikking wijzigen of intrekken.
2. Bij de beschikking tot terugvordering van de steun wordt rente gevorderd. Deze rente wordt berekend overeenkomstig artikel 14, tweede lid, van de in het eerste lid genoemde verordening en de op artikel 27 van die verordening gebaseerde regels.
3. Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.
4. De artikelen 4.4.2.2 tot en met 4.4.2.7 en afdeling 4.4.3 zijn niet van toepassing op de terugvordering.
5. Voor zover de steun bestond uit vermindering van belasting, vindt de terugvordering van deze steun ingevolge dit artikel plaats met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990.
De Algemene subsidieverordening (Asv) van de gemeente Schouwen-Duiveland is op 26 januari 2006 door de raad vastgesteld en is afgestemd op de in 1998 in werking getreden 3de tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze tranche verplicht overheden tot het aanpassen van hun subsidieverordeningen. Een andere ontwikkeling waarbij de bij het opstellen van de subsidieverordening rekening is gehouden, is de invoering van het duale stelsel met zijn andere rolverdeling tussen het college en de raad. Het is gewenst de Asv van 2006 te herzien, nu een herziening van het subsidiebeleid plaatsvindt, zodat subsidieverstrekking plaatsvindt op een deugdelijke juridische basis en tegemoet gekomen worden aan de aanbevelingen van de rekenkamercommissie. Ons college stelt voor een nieuwe Asv vast te stellen. Uit oogpunt van deregulering is gestreefd naar een zo kort en bondig mogelijke verordening aanvullend aan hoofdstuk 4 (Titel 4.2) van de Awb. De tekst van Titel 4.2 van de Awb (Subsidies) is als bijlage bijgevoegd.
Subsidies zijn geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) De Awb bepaalt dat subsidies alleen kunnen worden verstrekt als daarvoor een wettelijke basis is. Die wettelijke basis wordt binnen de gemeente gevonden in de Algemene subsidieverordening (Asv). Omdat de subsidieverordening vorm moet geven aan het juridisch kader van de subsidieverstrekking kan deze het karakter hebben van een procedureverordening. De gemeenteraad geeft in de verordening het kader van de subsidieverstrekking, draagt bevoegdheden over aan het college van burgemeester en wethouders en verklaart daar waar nodig de niet dwingende artikelen van de Awb van toepassing. Binnen de aldus gestelde kaders is het college bevoegd nadere procedurele en beleidsmatige regels te ontwikkelen op basis waarvan overgegaan wordt tot subsidieverstrekking. De beleidmatige inbreng van de gemeenteraad is door de vaststelling van de programma’s in de gemeentebegroting gewaarborgd.
Bij voorliggende herziening van het subsidiestelsel is de volgende hoofdstructuur gehanteerd.
Voor een nadere invulling van hetgeen onder subsidiabele activiteiten wordt verstaan, kunnen beleidsregels worden opgesteld. In bijzondere situaties kan een specifieke deelverordening worden vastgesteld. Hierbij kan worden gedacht aan o.m. de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand, de Verordening maatschappelijke ondersteuning en de Deelverordening subsidie excessieve opgravingskosten. Die verordeningen blijven van kracht naast de Algemene subsidieverordening.
De relatie tussen de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene subsidieverordening (Asv)
In de Awb, die in hoofdzaak de verhouding tussen bestuur en burgers regelt, is over het onderwerp Subsidies een apart hoofdstuk (Titel 4.2) opgenomen.
De Awb regelt die elementen van de subsidieverhouding die gemeenschappelijk zijn aan elke subsidie. Daar waar het gaat om het proces van subsidieverstrekking geeft de Awb een gedetailleerde regeling. Het proces start met een aanvraag om subsidie, waarop in principe een beslissing volgt in de vorm van de beschikking tot subsidieverlening, en eindigt met het vaststellen van de subsidie in de vorm van de beschikking tot vaststelling en de betaling. In enkele gevallen opent de Awb bovendien de mogelijkheid om (facultatieve) bepalingen op te nemen. In de subsidieverordening is dat gebeurd door het instellen van een subsidieplafond en de verplichtingen met betrekking tot de subsidie. De Awb bevat ook enkele dwingend rechtelijke bepalingen die onverkort gelden. Deze zijn niet nogmaals in de verordening opgenomen; de subsidieverordening is geen doublure van de Awb. De Awb is wel leidend. Zoals reeds aangegeven zijn de bepalingen uit de Awb (Titel 4.2) daarom integraal als bijlage bij de verordening en de toelichting opgenomen.
De Asv moet het college in staat stellen door middel van het verstrekken van subsidie te sturen op hoofdlijnen om daarmee goed invulling te kunnen geven aan de regiefunctie. Zoals gezegd, regelt de verordening niet meer dan noodzakelijk is. Binnen die regiefunctie is er sprake van een duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden: het college richt zich op het “WAT” (de beleidsdoelstellingen en de subsidiecriteria) en de gesubsidieerde instellingen richten zich vooral op het “HOE”. Dat “HOE” houdt met name de manier in waarop met behulp van subsidie invulling wordt gegeven aan het leveren van een concrete aanwijsbare bijdrage aan de gemeentelijke doelstellingen. Uiteraard kan het college in het kader van het subsidiëren wel randvoorwaarden stellen. Overigens betekent dit niet dat een organisatie die subsidie ontvangt voor al haar activiteiten verantwoording moet afleggen aan het college. Dit slaat alleen op de activiteiten waarvoor subsidie wordt verkregen.
Gevolgen zitten er ook aan het hanteren van het subsidieplafond: een subsidieplafond is een “keiharde grens”. Dit tenzij de raad besluit tot een begrotingswijziging en in het verlengde hiervan vaststellen van nieuw subsidieplafond. Hiertoe kan de raad bijvoorbeeld besluiten als hij van oordeel is dat het oorspronkelijk beschikbaar gestelde subsidievolume onvoldoende is om alle aanvragen, in relatie tot de gemeentelijke doelstellingen, in alle redelijkheid te kunnen honoreren. Het subsidieplafond wordt (door de raad) vastgesteld op het niveau van een programma.
De relatie aanvragers- Algemene subsidieverordening
Uit de Asv kunnen aanvragers van de subsidie wèl opmaken of zij in beginsel in aanmerking zouden kunnen komen voor subsidie. Uit de Asv kunnen zij echter niet opmaken voor welke activiteiten zij wellicht subsidie zouden kunnen verwachten en hoeveel.
De inhoudelijke criteria op operationeel niveau worden vastgelegd in beleidsregels, die daarmee het juridische kader worden voor de inhoudelijke beoordeling van de subsidieaanvragen. Beleidsregels vast te stellen door het college, worden ter kennisname aangeboden aan de raad en moeten, willen ze rechtskracht bezitten en extern werken, bekend worden gemaakt.
Binnen de Awb staat centraal: het door middel van het verstrekken van subsidie mogelijk maken van bepaalde activiteiten; daarmee echter niet het in stand houden van instellingen. Vanuit de benaderwijze van de gemeente is een instelling als organisator van activiteiten een middel om de gemeentelijke doelstellingen te bereiken. Overigens staat het iedere instelling vrij om activiteiten te organiseren; of er wel dan niet subsidie wordt verstrekt is ter besluitvorming van de gemeente. De invloed van de gemeente strekt zich niet verder uit dan tot de door haar gesubsidieerde activiteiten.
De gemeente is als subsidieverstrekker gehouden bij meerjarige subsidierelaties (drie jaar of meer) een redelijke overgangstermijn in acht te nemen indien wordt besloten tot het niet langer voortzetten van de subsidie. Uitgangspunt daarbij is dat de instelling in de gelegenheid moet worden gesteld passende maatregelen te treffen om de eventueel geheel of gedeeltelijk beëindiging van de subsidie op te vangen.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Ten aanzien van het begrip subsidie wordt aangesloten bij hetgeen daarover in de Awb is bepaald. Sprake moet zijn van bepaalde, min of meer welomschreven activiteiten van de subsidieontvanger. Dit maakt het mogelijk bepaalde subsidievormen als bijvoorbeeld budgetsubsidie en stimuleringssubsidie te gebruiken.
Artikel 2 Rechtspersoonlijkheid
Uitgangspunt is dat subsidies alleen kunnen worden verstrekt aan instellingen die beschikken over een vorm van rechtspersoonlijkheid. Er kunnen omstandigheden zijn waarbij het gewenst of redelijk is hiervan af te wijken.
Artikel 3 Reikwijdte van de verordening
De verordening is van toepassing op alle gemeentelijke subsidieverstrekkingen tenzij een andere wettelijke regeling of verordening daarin voorziet. Voorbeelden van dergelijke andere verordeningen: de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand, de Verordening maatschappelijke ondersteuning en de Deelverordening subsidie excessieve opgravingskosten.
Uitgangspunt van de verordening vormt dat het college bevoegd is te beslissen op aanvragen om subsidies. De kaderstellende rol van de raad komt tot uiting in het vaststellen van de subsidieverordening, alsmede het vaststellen van de programma’s op grond waarvan subsidie wordt verleend.
Dit leidt er toe dat de Algemene subsidieverordening een algemeen karakter houdt en de slagvaardigheid van het college wordt vergroot.
Het college stelt beleidsregels - in de zin van artikel 4:81 Awb - vast. Op de bekendmaking van deze beleidsregels is afdeling 3.6 Awb van toepassing.
Voorts heeft de raad op grond van dit artikel de discretionaire bevoegdheid deelverordeningen vast te stellen die betrekking hebben op specifieke beleidsterreinen.
De wet geeft in artikel 4:24 aan dat tenminste éénmaal per 5 jaar een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk wordt gepubliceerd. Uit oogpunt van deregulering en bezien in samenhang met bepalingen van de Gemeentewet over onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid wordt geen verslag op basis van de Awb voorgeschreven. In voorkomende gevallen kan aansluiting worden gezocht bij de verordening ex artikel 213a gemeentewet, maar ook een optie is een onderzoek door de rekenkamercommissie.
Het subsidieplafond is een bruikbaar instrument om “open einde financiering” tegen te gaan. De Awb geeft aan dat de subsidieverordening daarvoor regels moet bevatten. Overschrijding van het subsidieplafond vormt een verplichte weigeringsgrond voor de beslissing op een aanvraag om subsidie.
In verband met de rechtszekerheid moet het subsidieplafond worden bekend gemaakt voorafgaande aan de periode waarop het betrekking heeft.
Artikel 7 Aanvraag subsidieverlening
In de verordening worden algemene termijnen gesteld voor het indienen van subsidieaanvragen. In de bestendige uitvoeringspraktijk kunnen aanvragen worden ingediend voor 1 april van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar (t-1). Dit levert in de praktijk geen problemen op. Ten aanzien van stimuleringssubsidies geldt een indieningstermijn van 8 weken voor aanvang van de activiteiten.
Het college beslist binnen 8 weken na vaststelling van de begrotingontvangst van de aanvraag. Dit is een wettelijke termijn. Als het college niet tijdig beslist en na in gebreke te zijn gesteld, niet alsnog binnen twee weken beslist, verbeurt het een dwangsom aan de aanvrager voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden.
Het subsidietraject bestaat uit 3 fases: subsidieverlening, subsidievaststelling en de uitbetaling. In bepaalde gevallen kan er sprake zijn van directe subsidievaststelling. Bij subsidies van geringe omvang wordt uit praktische overwegingen direct met toepassing van artikel 4:43 Awb de subsidie meteen vastgesteld. In dit artikel wordt aangegeven dat bij subsidies van minder dan € 2.500 de subsidieverlening tevens de subsidievaststelling is.
Deze weigeringsgronden zijn een aanvulling op de weigeringsgronden van artikel 4:35 van de Awb.
Via het tweede lid wordt bereikt dat ook artikel 4:50 Awb wordt aangevuld met de weigeringsgronden in het eerste lid. Deze zijn zo ook een wettelijke grond voor de intrekking van reeds verleende subsidie. Indien de subsidieontvanger wel op de hoogte was of behoorde te zijn, kan de subsidie met terugwerkende kracht ingetrokken worden (artikel 4:48 Awb).
Artikel 10 Verplichtingen subsidieontvanger
Volgens de wet moet in de verordening de basis worden gelegd voor het in voorkomende gevallen kunnen opleggen van bijzondere verplichtingen aan de ontvanger van de subsidie.
Artikel 4:37 Awb bevat een overzicht van de standaardverplichtingen die het bestuursorgaan kan opleggen. Op grond van artikel 4:38 Awb kan het bestuurorgaan ook nog andere verplichtingen aan de subsidieverlening verbinden die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Op grond van het bepaalde in artikel 4:39 kunnen verplichtingen worden opgelegd ten aanzien van de wijze waarop en de middelen waarmee de activiteit wordt verricht (niet-doelgerichte verplichtingen). Hierbij kan worden gedacht aan regels omtrent het democratisch functioneren van instellingen. Deze verplichtingen dienen bij of krachtens de verordening te worden opgelegd bij de subsidieverlening. Om dit te kunnen doen, is het eerste lid opgenomen.
Bevoorschotting is geregeld in titel 4.4 Awb (Bestuurrechtelijke geldschulden). Dit artikel is opgenomen louter uit oogpunt van doelmatigheid en verwijst naar de artikelen 4:95 en 4:96 Awb.
Titel 4.4. is ook van toepassing op is op de betaling van subsidies. Dit dient, gelet op het bepaalde in artikel 4:86 Awb, bij beschikking plaats te vinden.
Artikel 12 Aanvraag subsidievaststelling
Het subsidietraject bestaat normaal gesproken uit drie fases: 1. subsidieverlening (afdeling 4.2.3 Awb); 2. subsidievaststelling (afdeling 4.2.5. Awb); de uitbetaling (afdeling 4.2.7 Awb).
Subsidievaststelling vindt plaats op basis van de afgelegde verantwoording waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen.
Op basis van artikel 4.45 van de Awb legt de aanvrager rekening en verantwoording af over hetgeen met de subsidie is gerealiseerd.
Artikel 13 Subsidievaststelling
Het college beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag. Dit is een wettelijke termijn. Als het college niet tijdig beslist en na in gebreke te zijn gesteld, niet alsnog binnen twee weken beslist, verbeurt het een dwangsom aan de aanvrager voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden.
Zoals gezegd bestaat het subsidietraject uit 3 fases: subsidieverlening, subsidievaststelling en de uitbetaling.
Het vijfde lid is het spiegelbeeld van artikel 8, vijfde lid, en bepaalt dat subsidies van minder dan € 2.500 bij de subsidieverlening reeds definitief zijn vastgesteld.
Artikel 14 Ambtshalve vaststelling
Als de in artikel 12, tweede lid genoemde termijn is verstreken kan de subsidieverstrekker de subsidie eenzijdig vaststellen.
Artikel 15 Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen
In dit artikel gaat het om per boekjaar verstrekte subsidies. In de Awb is voor deze categorie een afzonderlijke regeling opgenomen waarvan het college kan bepalen dat deze van toepassing zullen zijn op de subsidieverlening in de gemeente. Hieronder worden met name begrepen de subsidierelaties met de (professionele) instellingen, waarbij het financieel belang van de gemeente aanzienlijk is.
Instellingen die wat betreft de inkomsten in overwegende mate afhankelijk zijn van de gemeentelijke subsidie zijn op grond van artikel 4:76 Awb verplicht een financieel verslag te maken dat aan de in dit artikel opgesomde eisen voldoet.. Dit legt weliswaar een aanzienlijke last op aan de subsidieontvangers, maar vanwege het karakter van de hier bedoelde subsidies is het opleggen van die administratieve last te rechtvaardigen.
Artikel 4:78 Awb verplicht tot een accountantsonderzoek van het financiële verslag. Dit is een vergaande controle met daaraan gerelateerde accountantskosten. Om onnodige kosten of kosten die niet in vergelijk staan met de hoogte van het subsidiebedrag te voorkomen is in het vierde lid bepaald dat deze verplichting niet geldt voor subsidies lager dan € 50.000.
Ingeval er sprake is van een lagere bijdrage dan € 50.000 wordt er geen accountantsverklaring verlangd.
In dit artikel is en hardheidsclausule opgenomen, die echter alleen met grote terughoudendheid toegepast mag worden.
Om geen juridische leemte te laten ontstaan, geldt de bestaande, oude regelgeving voor de subsidieaanvragen, waarop nog niet is beslist en is de nieuwe regelgeving van toepassing op alle subsidies die in behandeling worden genomen na de inwerkingtreding van deze verordening. Meerjarenafspraken lopen door tot het eind van de looptijd.