Organisatie | Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregels loonkostensubsidie Participatiewet Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (RDWI KRH) |
Citeertitel | Beleidsregels loonkostensubsidie Participatiewet 2015 Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug. |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-06-2016 | 01-01-2016 | Onbekend | 29-06-2016 Onbekend | Onbekend |
Het Dagelijks Bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug;
Gelet op de artikelen 10c, 10d, 10da en 10e van de Participatiewet;
Gelet op de artikelen 7, 8 en 9 van de verordening re- integratie, beschut werk en tegenprestatie;
Vast te stellen de beleidsregels loonkostensubsidie Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug.
Tot doelgroep 2 worden gerekend personen die door het inzetten van tijdelijke loonkostensubsidie sneller uitstromen naar betaald werk.
Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen worden door het Dagelijks Bestuur op grond van artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht teruggevorderd.
De beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werken terug tot 1 januari 2016.
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels loonkostensubsidie Participatiewet 2015 Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug.
In de Participatiewet is de mogelijkheid opgenomen om werkgevers een loonkostensubsidie te bieden, specifiek voor personen die mogelijkheden op de arbeidsmarkt hebben maar wel met een arbeidsbeperking en hierdoor een verlaagde loonwaarde. Werkgevers worden zo gestimuleerd personen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. De werkgever ontvangt loonkostensubsidie voor het verschil tussen de loonwaarde en het wettelijk minimum loon.
Het verlenen van de loonkostensubsidie is een bevoegdheid van het Dagelijks Bestuur. Heeft het Dagelijks Bestuur vastgesteld dat een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en is een werkgever voornemens met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het Dagelijks Bestuur in beginsel de loonwaarde van die persoon vast (artikel 10d lid 1 Participatiewet). Zowel de werkgever als de werknemer hebben belang bij de vaststelling van de loonwaarde. Zowel de werkgever en de werknemer kunnen dan ook bezwaar instellen tegen het vaststellen van de loonwaarde. De vastgestelde loonwaarde legt het Dagelijks Bestuur vast in een beschikking.
Verstrekken loonkostensubsidie
Komt een dienstbetrekking tot stand tussen een werkgever en een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, dan wordt door het Dagelijks Bestuur loonkostensubsidie verstrekt aan de werkgever (artikel 10d lid 1 Participatiewet).
Hierop gelden 2 uitzonderingen.
Geen loonkostensubsidie kan worden verstrekt indien:
• arbeid wordt verricht in een dienstbetrekking zoals bedoeld in de artikelen 2
• met betrekking tot de dienstbetrekking een proeftijd geldt en artikel 10d lid 3 Participatiewet is toegepast. Dit betreft de situatie waarin een belanghebbende maximaal 3 maanden onbeloonde werkzaamheden heeft verricht bij een werkgever met het oogmerk te komen tot een reële vaststelling van de loonwaarde.
Het Dagelijks Bestuur kan een persoon die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort en voor wie de plicht tot arbeidsinschakeling geldt, maximaal 3 maanden bij een werkgever onbeloonde werkzaamheden laten verrichten om tot een reële vaststelling van de loonwaarde te komen.
De hoogte van de loonkostensubsidie is het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde van de betreffende werknemer. Deze hoogte bedraagt maximaal 70% van het wettelijk minimumloon.
De hoogte van de loonkostensubsidie wordt naar rato verminderd indien iemand in deeltijd werkt.
Verder wordt in de hoogte van de loonkostensubsidie een bedrag voor vergoeding van werkgeverslasten opgenomen, waarbij gedacht moet worden aan premies werknemersverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en pensioenpremie. Het bedrag voor deze vergoeding wordt bij ministeriële regeling vastgesteld, omdat dit bedrag fluctueert door jaarlijkse aanpassingen in deze premies en bijdragen.
De werkgever ontvangt loonkostensubsidie van het Dagelijks Bestuur voor het verschil tussen de loonwaarde en het wettelijk minimumloon, met een maximum van 70% van het wettelijk minimum loon. Als de werkgever conform cao loon betaalt dat hoger is dan het wettelijk minimumloon, dan betaalt de werkgever ook het verschil tussen het wettelijk minimumloon en het cao loon.
Het instrument loonkostensubsidie kan, zo nodig, onbeperkt (tot de pensioengerechtigde leeftijd van de werknemer) worden ingezet. Voor diegenen met een blijvende loonwaarde van minder dan het minimumloon is loonkostensubsidie een structureel instrument gericht op duurzame arbeidsparticipatie.
Het Dagelijks Bestuur stelt jaarlijks vast of een persoon die werkt in een dienstbetrekking met loonkostensubsidie nog tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Verder stelt het Dagelijks Bestuur jaarlijks vast wat de hoogte van de loonwaarde en de loonkostensubsidie is.
Werknemer met loonkostensubsidie verhuist naar andere gemeente
Indien een werknemer die met loonkostensubsidie werkt verhuist naar een andere gemeente, blijft de gemeente die oorspronkelijk de loonkostensubsidie heeft verstrekt, verantwoordelijk voor het verlenen van de loonkostensubsidie. Dit geldt tevens voor de jaarlijkse vaststelling van de hoogte van de loonwaarde en de loonkostensubsidie (artikel 10d lid 8 Participatiewet).
Artikel 3a. Voorwaarden voor de loonkostensubsidie
Het Dagelijks Bestuur kan ook ambtshalve vaststellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Deze ambtshalve vaststelling kan alleen ten aanzien van die mensen die een plicht tot arbeidsinschakeling hebben. Voor personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Anw en niet-uitkeringsgerechtigden kan geen ambtshalve vaststelling plaatsvinden.
Werknemers worden bij bedrijven geplaatst op basis van de geldende CAO. Daarin is opgenomen het aantal uren voor een fulltime functie. Dat kan zijn bijvoorbeeld 40, 38 of 36 uren. Is er geen CAO dan stelt de Wet op het minimumloon dat sprake is van een fulltime functie bij een arbeidsduur die in overeenkomstige arbeidsverhoudingen in de regel geacht wordt een volledige dienstbetrekking te vormen.
Het Dagelijks Bestuur vordert onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terug op grond van artikel 4:57 Awb. Dit artikel uit de Algemene wet bestuursrecht behelst een “kan” bepaling waardoor het noodzakelijk is in deze beleidsregels vast te leggen dat het college van de bevoegdheid tot terugvordering gebruik maakt.