Organisatie | Zoetermeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Overig besluit van algemene strekking van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer houdende het Regionaal programma educatievoorzieningen 2016 |
Citeertitel | Regionaal programma educatievoorzieningen 20 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen.
Onbekend.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-08-2016 | nieuwe regeling | 05-07-2016 | DOC-2016-004387 |
In dit document is vastgelegd op welke wijze in 2016 vorm wordt gegeven aan de regionale uitvoering van volwasseneneducatie. Door de wijziging[1] van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) dienen de regiogemeenten te komen tot een regionaal programma
educatievoorzieningen. Met dit programma wordt duidelijk gemaakt:
[1] Betreft artikel 2.3.1, lid 3 sub a van de wetswijziging: “Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet
educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte
besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra”
De WEB schrijft voor dat de gemeenten in een regioverband samenwerken ten behoeve van de uitvoering van volwasseneneducatie. De regio omvat de gemeenten:
In de WEB is bepaald dat bij ministeriele regeling één van de deelnemende gemeenten wordt aangewezen als contactgemeente en daarmee een coördinerende rol krijgt. Binnen de regio is Zoetermeer daartoe aangewezen.
De WEB draagt een aantal taken over aan de contactgemeenten die eerder onder de eigen
verantwoordelijkheid van de gemeenten afzonderlijk viel. De coördinerende rol van de contactgemeente uit zich in een drietal taken:
Voor een goede samenwerking in de regio rondom volwasseneneducatie in 2016 hebben de regiogemeenten met elkaar het ‘Samenwerkingsconvenant 2016 – 2017 in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB)’ gesloten.
Grondslag van de volwasseneneducatie vormt de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB)
van 1 januari 1997. De Wet Educatie en Beroepsonderwijs heeft een tweeledig doel nl:
De gemeenten zijn in het kader van uitvoering van de wet verantwoordelijk voor het verzorgen van de onder 1. genoemde educatie-onderwijsactiviteiten waarbij is voorgeschreven dat de activiteiten gericht moeten zijn op het verbeteren van de Nederlandse taal en rekenvaardigheden[2]. De activiteiten die samenhangen met 2. worden door het MBO-onderwijs uitgevoerd en vallen rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
[2] Het is niet toegestaan om deze middelen in te zetten voor mensen met een taalachterstand die inburgeringsplichtig zijn
5. Visie volwasseneneducatie 2016
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) definieert geletterdheid als “het vermogen om geschreven teksten te begrijpen, te evalueren en te gebruiken om te participeren in de samenleving, om doelen te bereiken, en om kennis en potentieel te ontwikkelen. Geletterdheid omvat een scala van vaardigheden die variëren van het decoderen van geschreven woorden en zinnen, tot het begrip, de interpretatie en evaluatie van complexe teksten”.
De keerzijde hiervan is dat er sprake is van laaggeletterdheid als men wel kan lezen en schrijven maar dat het onvoldoende is om goed te functioneren in het persoonlijk en maatschappelijk leven en op de arbeidsmarkt. Laaggeletterdheid is overigens niet gelijk aan analfabetisme. Onder analfabetisme verstaan we dat mensen helemaal niet kunnen lezen en schrijven. Analfabeten vormen een deel van de populatie van de laaggeletterden.
Omdat de eisen vanuit de maatschappij steeds hoger worden en betrekking hebben op een breder pakket aan vaardigheden, is het begrip geletterdheid de laatste jaren verruimd. Het gaat niet alleen meer om lezen en schrijven maar ook om luisteren, spreken, gecijferdheid en in dat kader het gebruiken van alledaagse technologie om te communiceren en om te gaan met informatie (basisvaardigheden). Hoewel digitale vaardigheden, in tegenstelling tot taal en rekenen, niet expliciet apart in de wet zijn benoemd, wordt er sterk de nadruk op gelegd als basisvaardigheid voor een optimale maatschappelijke participatie in combinatie met het aanpakken van een taal en/of rekenachterstand.
M.n. een goede taalvaardigheid is een voorwaarde voor een carrière op de arbeidsmarkt en om maatschappelijk mee te kunnen doen. Mensen met beperkte vaardigheden komen vaak in sociaaleconomisch opzicht in de onderste regionen van de maatschappij terecht en kunnen tegen allerlei belemmeringen in hun dagelijks leven aanlopen. Mensen die vaardig zijn, vinden gemakkelijker een baan, krijgen een hoger salaris, hebben een betere gezondheid en zijn vaker politiek en maatschappelijk actief. Goede beheersing van de Nederlandse taal is van belang voor het individu en voor de maatschappij als geheel. Door de toenemende maatschappelijke behoefte aan vaardige mensen, wordt de afstand tussen geletterden en laaggeletterden steeds groter. Daarmee neemt het risico toe dat mensen niet (meer) mee (kunnen) doen en afhaken en/of worden buitengesloten. Dat gaat gepaard met maatschappelijke kosten. Laaggeletterdheid leidt namelijk tot een lagere arbeidsproductiviteit en lagere belastinginkomsten en vergroot de druk op sociale voorzieningen en middelenoverdracht (nivellering). Volgens een schatting van Price Waterhouse Coopers (PWC) in 2013 kost dit de Nederlandse samenleving jaarlijks gemiddeld € 560 miljoen[3].
Educatie vormt daarom ook geen doel op zich maar is een instrument dat in relatie tot het bredere gemeentelijk veld van het sociale domein wordt ingezet om een volwaardige participatie in de samenleving te bereiken. Volwasseneneducatie biedt in het bijzonder een meerwaarde voor een groep volwassenen die in een achterstandsituatie verkeert of hierin dreigt te geraken door een tekort aan maatschappelijke, sociale of beroepsmatige kennis en vaardigheden.
Het is een middel om de arbeidsparticipatie te vergroten en daarmee de maatschappelijke schadelast te beperken. Dit geldt zowel bij toetreding tot de arbeidsmarkt, als bij het behoud van betaalde arbeid. Ook is volwasseneneducatie belangrijk voor het bevorderen en behouden van maatschappelijke participatie. Contact met (overheids)instanties zoals gemeenten, rijk en semi-overheid en een actieve betrokkenheid bij de sociale omgeving doen in toenemende mate een beroep op vaardigheden van mensen.
[3] PWC, 2013. Zie ook: Feiten & Cijfers geletterdheid. Overzicht van de gevolgen van laaggeletterdheid en opbrengsten van investeringen voor samenleving en individu. Amsterdam: Stichting Lezen & Schrijven (i.s.m. Maastricht University School of Business and Economics Educational Research & Development).
In de WEB is voorgeschreven[4] waar het educatie-aanbod op moet zijn gericht nl.
Aan de opleidingen zijn eindtermen verbonden. Hiermee wordt bedoeld dat de deelnemer na
afronding van de opleiding een zogenaamd ‘referentieniveau’ moet behalen. De verschillende referentieniveaus zijn landelijk vastgesteld[5]. Niveau 2F[6] wordt beschouwd als het burgerschapsniveau: het minimumniveau van taal en rekenen dat volwassenen moeten beheersen om volwaardig te kunnen participeren in de samenleving.
[4] art. 7.3.1 van de WEB
[5] Referentiekader taal en rekenen, standaarden en eindtermen volwasseneneducatie
[6] Volgens de in Nederland geldende referentieniveaus die in de WEB worden gebruikt, is iemand laaggeletterd onder niveau 2F oftewel het niveau van Mbo1 / Vmbo-basisberoeps. Deze niveaus gelden zowel voor autochtonen als allochtonen. In termen van de inburgering is het belangrijk om te beseffen dat iemand die het inburgeringsexamen heeft behaald (niveau A2 staat gelijk aan 1F) nog steeds laaggeletterd is.
De WEB stelt dat educatie bedoeld is voor inwoners van de gemeente(n) van 18 jaar of ouder die maximaal een opleidingsniveau vergelijkbaar met MBO niveau hebben en allochtone volwassenen van wie het traject niet onder de Wet Inburgering valt. Inburgeringsplichtigen zijn uitgesloten en kunnen geen beroep doen op bekostiging van trajecten vanuit de WEB.
Binnen die beperking behoren tot de doelgroepen van volwasseneneducatie:
De WEB staat toe dat er binnen deze doelroepen door de gemeenten keuzes worden gemaakt. Met het oog op het beperkte beschikbare budget is het mogelijk om prioritaire doelgroepen aan te wijzen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan laaggeletterde uitkeringsgerechtigden of laaggeletterde ouders/verzorgers van jonge kinderen.
Het doel is om laaggeletterdheid/laaggecijferdheid te verminderen zodat voor mensen die het betreft:
(Inter)nationaal onderzoek[7] wijst uit dat onder de volwassen bevolking van 16 tot en met 65 jaar het percentage laaggeletterden in Nederland 11,9% is. Daarbinnen is 2,6% zeer laaggeletterd en 9,3% laaggeletterd. In absolute aantallen gaat het om 1,3 miljoen laaggeletterden, waarvan 300.000 zeer laaggeletterd en 1 miljoen laaggeletterd zijn. Hierbij moet worden aangetekend dat de cijfers t.a.v. analfabetisme (niet of nagenoeg niet kunnen lezen en schrijven) in het onderzoek ontbreken omdat zij niet via dit onderzoek worden bereikt. Het aantal mensen met een taalachterstand is derhalve groter dan op basis van de onderzoekcijfers kan worden geconcludeerd.
De meest kwetsbare groepen zijn ouderen (14,1% van de 45-54 jarigen en 21,5% van de 55-plussers) en mensen zonder startkwalificatie (42,3% maximaal lagere school en 24,4% zonder startkwalificatie).
Daarnaast blijkt dat onder mensen die langdurig werkloos zijn het percentage laaggeletterdheid beduidend groter is dan onder werkenden (24,8% t.o.v. 16,2% werkenden).
Naast laaggeletterdheid komt ook vaak laaggecijferdheid voor. Bij 13,5% van de groep 16 -65 jaar is sprake van laaggecijferdheid. Het gaat om zo’n 1,47 miljoen mensen. Rond de 970.000 mensen zijn zowel laaggeletterd als laaggecijferd. In absolute aantallen betekent dit dat in totaal bijna 1,8 miljoen mensen in Nederland over lage taal- en/ of rekenvaardigheden beschikken. Meer dan de helft daarvan heeft een dubbele achterstand en presteert voor zowel taal als rekenen op het laagste niveau.
[7] PIAAC-onderzoek (Programme for the International Assesment of Adult Competencies,), ‘ Kernvaardigheden voor leven en werk’, resultaten van de Nederlandse Survey 2012, M. Buisman, J. Allen, D. Fouarge, W. Houtkoop & R. van der Velden, Expertisecentrum Beroepsonderwijs, Den Bosch 2013
10. Cijfers laaggeletterdheid regio
Het aantal inwoners in de leeftijd 16 – 65 jaar is in de regio ongeveer 225.000[8]. Uit cijfers[9] ten aanzien van de regionale spreiding van laaggeletterdheid blijkt dat in de regio Zuid-Kennemerland, Rijnland & Zoetermeer (incl. Leidschendam-Voorburg) zo’n 9,7% van de inwoners laaggeletterd is. In de regio Haaglanden (incl. Pijnacker-Nootdorp, Voorschoten en Wassenaar) gaat het om16,5% en in de regio Rijnmond (incl. Lansingerland) om17,1%. Bij toepassing van het lagere percentage van 9,7% mag worden verwacht dat er bij ongeveer 20.500 mensen in de regio sprake is van laaggeletterdheid. Bij ongeveer 4.500 mensen daarvan zal sprake zijn van zeer laaggeletterdheid. Analfabeten zijn niet in deze cijfers opgenomen omdat zij niet aan het schriftelijke onderzoek hebben deelgenomen. Het is aannemelijk dat het aantal analfabeten kleiner is dan het aantal zeer laaggeletterden Ook aan deze relatief kleine groep zal aandacht moeten worden besteed. Regionale cijfers t.a.v. laaggecijferdheid ontbreken, maar als het landelijk percentage van 13,5% wordt toegepast dan hebben ongeveer 30.000 inwoners in de regio in min of meerdere mate een achterstand in gecijferdheid.
[8] Lansingerland 35.870 inw., Leidschendam-Voorburg 45.770 inw., Pijnacker-Nootdorp 32.120 inw., Voorschoten 14.800 inw., Wassenaar14.330 inw., Zoetermeer 82.000 inw.
[9] ‘Laaggeletterdheid in beeld’, Marieke Buisman en Willem Houtkoop, i.o.v. Ecbo en stichting Lezen en Schrijven, 2014
Tot 2015 kocht elke gemeente voor het eigen budget educatie in volgens de richtlijnen van de WEB. Een doelstelling van het samenvoegen van de budgetten per regio is te komen tot een meer doelmatige besteding van de middelen.
Voor 2016 heeft het rijk een regionaal WEB-budget beschikbaar gesteld van € 1.049.503. In onderstaande tabel is de verdeling over de regiogemeenten weergegeven.
12. Overheveling restbudget 2015
2015 was het eerste jaar van de regionale samenwerking, het afbouwen van de gedwongen winkelnering bij de ROC’s en de mogelijkheid om WEB-middelen in te zetten bij andere aanbieders.
Het inkopen van educatieaanbod bij alle betrokken ROC’s (75% van het totale regiobudget) heeft in overeenstemming met het ‘Regionaal programma educatievoorzieningen 2015’ plaatsgevonden. Het vrij besteedbare budget (25% van het totale regiobudget) is slechts te dele uitgegeven voor het inkopen van educatievoorzieningen bij andere aanbieders. De wet staat toe dat 25% van het regionale WEB-budget overgeheveld mag worden naar het volgende jaar. De niet bestede middelen 2015 (ongeveer 18% van het totale regiobudget) worden daarom toegevoegd aan het regionale budget van 2016. Het overgehevelde budget zal vooral worden ingezet om ‘pilots’ uit te voeren om ervaring op te doen met meer ‘informele’ vormen om laaggeletterdheid en laaggecijferdheid aan te pakken.
13. Verdeling middelen over educatievoorzieningen 2016
Tot 2015 kocht elke gemeente voor het eigen budget educatie in en waren de gemeenten gedwongen om het gehele educatiebudget bij de ROC’s te besteden. Met ingang van 2015 is de gedwongen winkelnering gefaseerd losgelaten en zijn de gemeentelijke budgetten samengevoegd tot een regiobudget. Doel is om de middelen doelmatiger te besteden. Doordat een deel van het educatiebudget vrij komt, is het mogelijk om naast de verschillende ROC’s in de regio (de bestaande relaties met de verschillende ROC’s worden gecontinueerd) ook een deel van het budget bij andere aanbieders in te zetten (de ‘vrije ruimte’). Daarmee ontstaat de mogelijkheid om nieuwe instrumenten te ontwikkelen waarbij ook niet-diplomagerichte activiteiten mogelijk zijn. De activiteiten kunnen naast professionele docenten ook door vrijwilligers worden uitgevoerd. Alle trainingen/cursussen dienen echter wel te voldoen aan de vastgestelde eindtermen volwasseneneducatie (kwaliteitsborging). Informele activiteiten die niet gericht zijn op de eindtermen mogen niet bekostigd worden vanuit de WEB.
Binnen dit kader kunnen aanbieders hun educatieaanbod inrichten naar de specifieke behoeften van de doelgroepen. Bij de uitvoering van educatie-activiteiten wordt zoveel mogelijk flexibiliteit betracht zodat inwoners uit alle gemeenten optimaal bediend kunnen worden. Hierbij wordt rekening gehouden met de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de educatievoorzieningen voor de verschillende doelgroepen. Voor 2016 is er voor gekozen dat elke regiogemeente keuzes maakt voor de eigen gemeente. Binnen het beschikbare budget voor de betreffende gemeente kiest de gemeente voor het percentage van het budget dat bij het ROC wordt besteed (minimaal 50% in 2016) en legt voorstellen voor aan de contactgemeente Zoetermeer voor het inkopen van bepaalde educatie-activiteiten (zowel bij ROC als bij andere uitvoerders). Wanneer er behoefte is aan educatie-activiteiten op verschillende niveaus kan het aanbod variëren van alfabetisering op laag niveau tot Nederlands op staatsexamenniveau. Educatie-activiteiten moeten een sluitende leerlijn vormen van een laagdrempelig informeel aanbod tot formele diplomagerichte cursussen. De duurdere trajecten worden voor een groot deel ingezet voor inwoners die maar een klein zetje nodig hebben om door te kunnen stromen naar werk en/of opleiding. Goedkopere vormen van taalactiviteiten worden ingezet voor inwoners die geen diploma nodig hebben en/of een langere afstand moeten overbruggen tot de arbeidsmarkt.
De verschillende taal/rekentrajecten zijn in onderstaande tabel opgenomen
Het is daarbij mogelijk dat inwoners uit de ene gemeente deelnemen aan aanbod binnen een andere gemeente als daar plek is en er in de eigen gemeente een wachtlijst is of geen vergelijkbaar aanbod. De voorlopige verdeling van de middelen over de verschillende educatievoorzieningen en aanbieders is opgenomen in bijlage 1. Een korte toelichting per gemeente is opgenomen in hoofdstuk 15.
In het kader van de landelijke aanpak van laaggeletterdheid worden in steeds meer gemeenten zogenaamde Taalhuizen opgericht. Dit zijn over het algemeen samenwerkingsverbanden tussen de plaatselijke bibliotheek, verschillende aanbieders van taaltrainingen en de gemeente. In 2016 hebben de deelnemende gemeenten allen ervoor gekozen om het vrije budget vooral te koppelen aan de verdere ontwikkeling van de in de gemeente in ontwikkeling zijnde Taalhuizen. In elke regiogemeente zijn ondertussen één of meerdere Taalhuizen.
De Taalhuizen kunnen verschillende functies hebben variërend van een informatie- en adviespunt met doorverwijzing naar mogelijke aanbieders tot het zelf uitvoeren van (taal)trainingen binnen de fysieke muren van de bibliotheek. Ook bieden de Taalhuizen aanvullende taalondersteuning door taalvrijwilligers. De activiteiten binnen een Taalhuis worden, voor zover de WEB-regels dat toestaan, zoveel mogelijk gefinancierd met WEB-middelen.
De regiogemeenten hebben ervoor gekozen om het educatieaanbod te realiseren op lokaal niveau binnen de betreffende gemeentegrenzen, er is niet voor gekozen om gezamenlijk educatievoorzieningen op regionaal niveau in te kopen.
Redenen daarvoor zijn de oriëntatie op de lokale context in relatie tot andere beleidsterreinen (bijvoorbeeld sociale zekerheid), de natuurlijke oriëntatie van oudsher van verschillende regiogemeenten op andere arbeidsmarktregio’s (bijvoorbeeld Haaglanden, de regio Rotterdam of de regio Leiden) en de onzekerheid t.a.v. de uitvoering van de wet met ingang van 2018. De huidige uitvoering van de WEB met een regionaal budget, de aansluiting op de arbeidsmarktregio en de functie van contactgemeente wordt in 2017 geëvalueerd om te bepalen of de WEB als aparte regeling blijft bestaan of dat de WEB onderdeel moet worden van het gemeentelijk sociaal domein. Als dat doorgang vindt, worden de individuele gemeenten weer eigenstandig verantwoordelijk voor de aanpak van laaggeletterdheid en komt de regionale samenwerking te vervallen.
Dat zijn in eerste aanleg de ROC’s ID College (Zoetermeer en Leidschendam-Voorburg), Mondriaan (Pijnacker-Nootdorp), Zadkine (Lansingerland) en Leiden (Voorschoten en Wassenaar). Door het geleidelijk afbouwen van de gedwongen winkelnering bij de ROC’s kan een steeds groter wordend deel van het WEB-budget bij andere aanbieders worden besteed. Sommige regiogemeenten hebben gekozen voor verdere ontwikkeling en versterking van de Taalhuizen met de WEB-middelen of besteden daarnaast ook middelen bij andere aanbieders (bijvoorbeeld welzijnsorganisaties die vaak al taaltrainingen verzorgen in het kader van de WMO) van educatieactiviteiten.
Per gemeente wordt onderstaand een korte inhoud van het gewenste/ingekochte aanbod weergegeven.
Lansingerland ontvangt in 2016 € 110.059,26 voor volwasseneneducatie. Van dit educatiebudget wordt 50% besteed bij het ROC Zadkine voor cursussen Nederlands als tweede taal (NT2). Dit zijn cursussen op niveau A1 of A2, of op Staatsexamen I. Deze cursussen worden zowel in dag- als avondtraject aangeboden. Lansingerland kiest ervoor om geen trajecten Nederlands als eerste taal (NT1) in te kopen. Er is gebleken dat hier in de afgelopen jaren geen vraag naar is geweest. In 2016 vindt bekostiging plaats per gevolgd traject. Er wordt dus niet, zoals in 2015 het geval was, een vast aantal groepen ingekocht. Hiermee wordt maatwerk aan inwoners van Lansingerland geboden en wordt alleen betaald voor trajecten die daadwerkelijk zijn gevolgd.
De overige 50% wordt besteed aan een pilotproject bij de Bibliotheek Oostland. Daar wordt op laagdrempelige wijze taalbegeleiding geboden. Eind 2016 wordt dit pilotproject geëvalueerd. Daarbij wordt gekeken naar het aantal deelnemers van dit aanbod, of de taalvaardigheid is verbeterd en of de taalondersteuning de kans op betaald werk heeft vergroot. Op basis van deze evaluatie wordt besloten op welke wijze de volwasseneneducatie in 2017 moet worden vormgegeven.
Tot slot is er voor de gemeente Lansingerland nog een restbedrag van € 27.038 uit 2015 over. Dit budget wordt gebruikt om indicatie-instrumenten zoals de Taalmeter[10] te implementeren bij de Bibliotheek Oostland en om niveaubepalingen (toetsen) voor niet-inburgeringsplichtige inwoners te financieren.
15.2 Gemeente Leidschendam-Voorburg
Leidschendam-Voorburg ontvangt in 2016 € 239.265,29 voor volwasseneneducatie. 75% van het budget voor Leidschendam-Voorburg voor 2016 wordt besteed bij het ROC ID College. Met het resterende budget van 25% wordt aanbod ingekocht bij stichting Fox Aob.
Het aanbod educatie voor 2016 van het ROC ID College is:
Totaal worden er 1.196 contacturen bij het ID College ingekocht, waarvan voor 218 uur de invulling nog moet worden bepaald.
Bij Stichting Fox Aob gaat het om 362 contracturen voor 3 groepen NT2 ten behoeve van deelnemers met weinig contacten (vanuit sociale redzaamheid met voldoende taalniveau om via de WEB de cursussen te volgen).
Er is in Leidschendam-Voorburg een bijeenkomst Laaggeletterdheid georganiseerd ter informatie over de aanpak van laaggeletterdheid aan alle partijen en om suggesties op te halen. In de twee vestigingen van de bibliotheek in Leidschendam-Voorburg zijn Taalhuizen opgericht.
15.3 Gemeente Pijnacker-Nootdorp
Lokale samenwerking op basis van convenantafspraken
In Pijnacker-Nootdorp werken bibliotheek Oostland (Taalhuis Oostland), ROC Mondriaan, Stichting Lezen & Schrijven en de gemeente Pijnacker-Nootdorp samen om laagdrempelig taal aan te bieden voor laaggeletterden. De samenwerking is door de gemeente Pijnacker-Nootdorp vastgelegd in een convenant voor 2016 en 2017.
De deelnemende partijen leveren op basis van dit convenant een bijdrage aan de aanpak van laaggeletterdheid in Pijnacker-Nootdorp. Door deze samenwerking worden kennis, expertise, infrastructuur en netwerk van de verschillende organisaties effectiever benut. Hiermee wil Pijnacker-Nootdorp meer laaggeletterde inwoners sneller bereiken en meer op maat helpen.
De taken zijn als volgt verdeeld:
Om aan bovenstaande uitvoering te geven wordt het totale WEB-budget voor 2016 (€ 124.382,85) ingezet via het ROC Mondriaan. 75% van het budget (50% gedwongen winkelnering en de helft van het vrij besteedbare budget) wordt ingezet voor het reguliere educatieaanbod van ROC Mondriaan, 25% wordt lokaal besteed waarbij een deel van het budget ingezet wordt voor activiteiten die door de Bibliotheek Oostland in de het Taalhuis worden uitgevoerd.
Regulier educatieaanbod ROC Mondriaan
De Taal⁺ school van het ROC Mondriaan biedt trajecten die afgestemd zijn op de vraag, de leerstijl en het tempo van de deelnemers. Taal⁺ sluit aan bij de gegeven indeling in doelgroepen en aanbod van de WEB. Veel deelnemers behoren tot de doelgroepen binnen het sociaal domein: volwassenen met ondersteuning op het gebied van inkomen, zorg en welzijn. Een groot aantal deelnemers behoort echter tot de doelgroep werkenden en niet-uitkeringsgerechtigden. Hierdoor ontstaat een dynamisch geheel waarbij verschillende doelgroepen binnen de Taal⁺ school elkaar ontmoeten en werken aan hun taal-, reken- en ICT-vaardigheden ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie in de samenleving.
Inwoners van Pijnacker-Nootdorp kunnen deelnemen aan de volgende opleidingen die Mondriaan biedt voor meerdere gemeenten:
Door een betere taalvaardigheid kunnen zowel werkzoekenden als werkenden hun kansen op de arbeidsmarkt vergroten. Tot de doelgroepen behoren in 2016 daarom ook werkenden. Het gaat hier om werknemers die hun kans vergroten werk te behouden of zich verder te ontwikkelen binnen hun werk, als ze hun taal verbeteren. Zij passen daarom ook binnen het beleidsvoornemen met betrekking tot het sociaal domein.
Naast het bieden van bovenstaande trainingen zorgt ROC Mondriaan ook voor het opleiden en begeleiden van taalvrijwilligers die actief zijn als assistent in en naast de lessen om deelnemers meer oefentijd te bieden, die actief zijn in taallessen voor ouders met schoolgaande kinderen of zelfstandig werken.
Lokaal educatieaanbod ROC Mondriaan
Naast het reguliere educatieaanbod verzorgt ROC Mondriaan ook aanbod op lokaal niveau nl.:
In 2015 is gestart met het aanbieden van taalonderwijs aan ouders op verschillende basisscholen in Pijnacker-Nootdorp. Deze aanpak wordt in 2016 gecontinueerd. Er wordt gebruik gemaakt van lesmateriaal ontwikkeld door Taal⁺, dat is afgestemd op lesmateriaal van de scholen of de opvang. Vanaf niveau A1 wordt de methode ‘Taal voor thuis’ gebruikt. De docent van Mondriaan wordt ondersteund door taalvrijwilligers. De docent start met lesgeven en de vrijwilligers doen dit na een aantal lessen zelfstandig.
In 2016 wordt gestart met een groep NT2 In het Taalhuis. In overleg met het Taalhuis en de gemeente wordt de doelgroep bepaald. Het is een korte cursus en afhankelijk van de wensen en mogelijkheden zal de groep doorgaan met een vrijwilliger. De docent zal tijdens de laatste lessen een niveautoets afnemen.
Een deel van het beschikbare budget voor Pijnacker-Nootdorp wordt gebruikt om in het Taalhuis Oostland taalvrijwilligers te scholen en te begeleiden die met WEB-taalcursisten in Pijnacker-Nootdorp aan het werk gaan. De taalvrijwilligers zijn in 2016 actief bij de volgende activiteiten:
Voor Voorschoten is in 2016 € 55.440,24 beschikbaar aan WEB-middelen. Daarvan gaat 50% naar ROC Leiden (conform de afbouwregeling), 12,5 % naar de pilot van de bibliotheek en 37,50% naar een nieuwe partij voor de levering van volwasseneneducatie. In het onderstaande overzicht staan de bedragen en de volwasseneneducatie die per aanbieder geleverd worden. De middelen die in 2015 beschikbaar waren voor de pilot in de bibliotheek, zijn niet benut en meegenomen naar 2016. Ze zijn toegevoegd aan het budget voor de pilot in 2016. Over de besteding van de overige resterende middelen van 2015 zal lopende het jaar nog worden besloten.
ROC Leiden: De inkoop in Leiden wordt afgebouwd conform de afbouwregeling. De 8 studenten ronden hun educatie-activiteiten af.
Bibliotheek: de bibliotheek is gestart met een Taalhuis, met een taalspreekuur, taalvrijwilligers die cursisten extra ondersteuning kunnen bieden en lesmateriaal. De pilot is gericht op laagdrempelig NT2 educatie dicht bij huis, dat voldoet aan de WEB-vereisten.
Nieuwe partij: Voorschoten heeft na aftrek van de middelen voor de pilot van het Taalhuis en de afbouw van het budget voor ROC Leiden, de komende jaren beperkt budget voor een nieuwe partij voor het hogere niveau voor Voorschoten. Dat kan ingezet worden voor educatie-activiteiten (NT1 en NT2), afhankelijk van de individuele behoefte van de gemotiveerde inwoners van Voorschoten.
Voor Wassenaar is in 2016 een budget beschikbaar van € 50.984,55. In voorgaande jaren werd het budget t.b.v. inwoners van Wassenaar verdeeld over het ROC Leiden (55%) en het ROC Mondriaan (45%).
Ten behoeve van de verschillende educatie-activiteiten wordt in 2016 opnieuw 45% van het WEB-budget (€ 22.943,05) ingezet bij ROC Mondriaan (hier vindt geen afbouw plaats). Omdat het Mondriaan voor meerdere gemeenten educatie-aanbod op verschillende niveau’s verzorgt, participeren inwoners van Wassenaar in groepen waar ook inwoners van andere gemeenten aan deelnemen. De middelen worden ingezet voor educatie-activiteiten (NT1 en NT2), afhankelijk van de individuele behoefte van de gemotiveerde inwoners van Wassenaar.
De inkoop bij ROC Leiden wordt dit jaar afgebouwd naar 50% (50% van 55% van het totale budget voor Wassenaar is € 14.020,75) conform de wettelijke afbouwregeling. Er zijn in Leiden nog 4 studenten uit Wassenaar. Over de besteding van het in 2015 niet gebruikte budget 2015 voor ROC Leiden in 2015 zal lopende het jaar nog worden besloten.
Door de afbouw bij ROC Leiden komt 50% (€ 14.020,75) vrij voor de Pilot Volwasseneneducatie in de bibliotheek. De doorgeschoven middelen van 2015 voor de pilot komen daar nog bij. Daarmee is in 2016 totaal € 20.426.60 beschikbaar.
De bibliotheek is gestart met een Taalhuis, met een taalspreekuur, taalvrijwilligers die cursisten extra ondersteuning kunnen bieden en lesmateriaal. De pilot is gericht op laagdrempelig NT2 educatie dicht bij huis, dat voldoet aan de WEB-vereisten.
In 2016 volgt Zoetermeer het tempo van de gefaseerde afbouw van de gedwongen winkelnering en wordt 50% van het beschikbare budget besteed bij het ROC ID College voor trainingen voor Nederlandstalige (NT1 laag, middel, hoog niveau en Opfriscursus) en anderstaligen laaggeletterden met een taalachterstand (NT2 niveauverhoging A1-A2/A2-B1 en examentraining Staatexamen).
In 2015 is in verband met de aanpak van laaggeletterdheid in de Bibliotheek het Taalhuis Zoetermeer gestart waar mensen met een taalbehoefte informatie en advies kunnen krijgen. Het Taalhuis is een samenwerkingsverband tussen de bibliotheek, stichting Lezen en Schrijven en verschillende lokale uitvoerders (zoals Volksuniversiteit, ID College, stichting Piëzo, Gilde Samenspraak en verschillende taalaanbieders van Inburgeringstrajecten). Naast doorverwijzing naar de verschillende aanbieders worden vanuit het Taalhuis taalvrijwilligers ingezet voor de ondersteuning van mensen die o.a. via de WEB-financiering een training volgen. De taalvrijwilligers zijn aanvullend op het onderwijs die uitgevoerd wordt door professionele, gecertificeerde krachten.
In de praktijk is gebleken dat het vooral anderstaligen zijn die zich bij het Taalhuis melden, Nederlandstaligen laaggeletterden vinden vooralsnog slecht de weg naar het Taalhuis.
Veel van de anderstaligen zijn echter nog inburgeringsplichtig waardoor ze niet in aanmerking komen voor een taaltraining gefinancierd met WEB-middelen.
Landelijke cijfers wijzen uit dat er ook in Zoetermeer een grote groep laaggeletterde Nederlandstaligen moet zijn. Echter het is moeilijk deze doelgroep werkelijk te bereiken en te bewegen om wat aan hun achterstand te doen. Uit onderzoek blijkt dat Nederlandstaligen veel minder hun achterstand als een belemmering ervaren om maatschappelijk mee te doen dan anderstaligen. Naast het bieden van taaltrainingen aan niet-inburgeringsplichtige anderstaligen, wordt in 2016 daarom extra aandacht besteed aan het vinden van Nederlandstalige laaggeletterden en het onder de aandacht brengen van mogelijkheden voor verbetering van de taalbeheersing.
Omdat Zoetermeer al beschikt over laagdrempelig taalaanbod via verschillende welzijnorganisaties, zal in 2016 een deel van dit taalaanbod, voor zover het voldoet aan de regels, gefinancierd worden met WEB-middelen.
De educatieactiviteiten die door het ROC ID College worden aangeboden, vinden plaats in het schoolgebouw van het ROC aan het van Doorneplantsoen. Voor de uitvoering van de taal/rekentrainingen die niet door het ROC worden uitgevoerd, kunnen aanbieders gebruik maken van het schoolgebouw aan de Cesar Franckrode. Huisvesting wordt beschikbaar gesteld zodat op basis van de vraag aanbieders kunnen worden gecontracteerd zonder dat de aanbieder over eigen huisvesting in Zoetermeer hoeft te beschikken. De WEB staat dit toe. Bij het contracteren van andere aanbieders zal overigens wel bij voorkeur gebruik worden gemaakt van lokale aanbieders in verband met de verankering in het sociale domein en de aansluiting op de directe leefwereld van deelnemers.
Naast het bieden van taalonderwijs worden ook middelen ingezet om laaggecijferdheid aan te pakken. Laaggecijferdheid kan tot financiële problemen en armoede leiden. Mede daarom is het belangrijk om Zoetermeerders ook de mogelijkheid te bieden om hier iets aan te doen. Daarom zal in de loop van 2016 gestart worden met het bieden van verschillende ‘rekenlessen’. Voor de uitvoering ervan zal samengewerkt worden met stichting Piëzo.
[10] Taalmeter: door de stichting Lezen en Schrijven ontwikkelde digitale toets voor NT1 om te bepalen of er mogelijk sprake is van laaggeletterdheid.