Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dalfsen

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Dalfsen 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDalfsen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Bijzondere Bijstand Dalfsen 2016
CiteertitelBeleidsregels Bijzondere Bijstand Dalfsen 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Participatiewet, art. 7, lid 1, onder b
  2. Participatiewet, art. 35
  3. Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201801-01-20202e wijziging

19-12-2017

gmb-2017-227715

B&W17-02850
01-02-201701-01-20181e wijziging

27-12-2016

31-01-2017, nr. 5509

B&W16-02254
01-08-201601-02-2017Nieuwe regeling

26-07-2016

gmb-2016-107432

B&W16-01940

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Dalfsen 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dalfsen;

gelezen het voorstel van 18-07-2016, nummer 1940;

gelet op artikel 7 lid 1 onder b, artikel 35 van de Participatiewet en artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht,

besluit:

vast te stellen ‘Beleidsregelsbijzondere bijstand Dalfsen 2016’

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 - Begripsbepaling

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet:

    de Participatiewet;

  • b.

    het college:

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dalfsen;

  • c.

    bijstand:

    algemene en bijzondere bijstand;

  • d.

    algemene bijstand:

    de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan;

  • e.

    bijzondere bijstand:

    de bijstand, bedoeld in artikel 35 van de wet.

  • f.

    de voorliggende voorziening:

    elke voorziening buiten de wet waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven;

  • g.

    maatwerk:

    bijzondere bijstand wordt primair op grond van de wettelijke bepalingen en deze beleidsregels vastgesteld, maar bij (zeer) bijzondere individuele omstandigheden die de persoon, zijn sociale omgeving of zijn gezin of kinderen raken, kan de bijstand worden afgestemd op de individuele situatie.

Hoofdstuk 2 - VORM EN VOORWAARDEN

Artikel 2 - Bijzondere bijstand

  • 1.

    Bijzondere bijstand is een uitkering voor extra of hoge kosten. Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand als de kosten voor de aanvrager bijzonder en noodzakelijk zijn en de kosten niet (geheel) zelf kunnen worden betaald uit een andere uitkering of regeling of uit het inkomen en vermogen. 

  • 2.

    Op de verstrekking van de bijzondere bijstand noodzakelijke kosten, worden kosten, die voor een ieder algemeen noodzakelijk zijn, in mindering gebracht.

Artikel 3 - Vorm van de bijstand

  • 1.

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt als bijstand om niet (zonder terugbetalingsverplichting), tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

  • 2.

    Bijzondere bijstand kan ook worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht.

  • 3.

    Op individuele basis kan het college bijzondere bijstand verstrekken waarbij de omstandigheden bepalen of de bijstand in de vorm van een lening of om niet wordt verstrekt. Getoetst wordt of belanghebbende:

    • a.

      op korte termijn zelf voldoende middelden heeft om de kosten te betalen;

    • b.

      had kunnen voorkomen dat hij bijzondere bijstand nodig heeft;

    • c.

      de bijzondere bijstand nodig heeft voor een waarborgsom;

    • d.

      heeft kunnen sparen voor duurzame gebruiksgoederen, zoals een koelkast of wasmachine;

    • e.

      tekortschietend besef van verantwoordelijkheid vertoont c.q. op onverantwoorde of verwijtbare wijze is ingeteerd op zijn vermogen voorafgaand aan een aanvraag bijzondere bijstand.

Artikel 4 - Hoogte van de bijstand

  • 1.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de Nibud-prijzengids, tenzij anders is bepaald in deze beleidsregels.

  • 2.

    Wanneer meerkosten ten opzichte van de richtprijzen aantoonbaar noodzakelijk zijn, kunnen deze alsnog vergoed worden.

  • 3.

    In gevallen waarin de prijzengids niet voorziet, wordt uitgegaan van de goedkoopste, adequate voorziening.

Artikel 5 - Bestedingsverplichting

  • 1.

    De bijzondere bijstand dient besteed te worden aan het doel waarvoor zij wordt verstrekt.

  • 2.

    De besteding van alle verstrekte bijzondere bijstand kan steekproefsgewijs worden gecontroleerd.

  • 3.

    Bewijzen van de besteding van de bijzondere bijstand dienen minimaal 1 jaar bewaard te worden.

  • 4.

    Indien geen of onvoldoende bewijzen van besteding worden overlegd, kan de gemeente de bijzondere bijstand terugvorderen.

Artikel 6 - Voorliggende voorziening

Hoofdstuk 3 AANVRAAG

Artikel 7 - Te verstrekken informatie

Bij de aanvraag worden die gegevens overgelegd die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om het recht op bijzondere bijstand te kunnen beoordelen. Noodzakelijke gegevens zijn onder andere een geldig identiteitsbewijs, bewijs van inkomen/ vermogen, bewijs van de kosten en overige bewijsstukken die van belang kunnen zijn voor de aanvraag.

Artikel 8 - Moment indiening aanvraag

  • 1.

    De aanvraag bijzondere bijstand moet in principe worden ingediend voordat de kosten worden gemaakt.

  • 2.

    Indien de kosten periodieke kosten zijn, dan wordt de aanvraag beoordeeld vanaf de 1e van de maand waarin de aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Afwijken van lid 1 en 2 is mogelijk, als een aanvraag niet ingediend kan worden vóórdat de kosten zijn gemaakt.

  • 4.

    Indien lid 3, dan kunnen de kosten tot maximaal 8 weken voor aanvraagdatum beoordeeld worden.

Hoofdstuk 4 DRAAGKRACHT

Artikel 9 - Uitgangspunt draagkracht

  • 1.

    Bij de vaststelling van de bijzondere bijstand dient rekening te worden gehouden met de aanwezige draagkracht in het inkomen en het vermogen. Bij de vaststelling van aanwezige draagkracht wordt in ieder geval rekening gehouden met de draagkrachtperiode, het vermogen en het inkomen. De toeslagen bedoeld in artikel 36 en 36b van de wet worden niet tot de draagkracht gerekend, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

  • 2.

    Het college kan in zeer bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen over de draagkracht, indien onverkorte toepassing onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 10 - Toepassing kostendelersnorm

Bij het vaststellen van bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met de werkelijke bijstandsnorm inclusief de kostendelersnorm.

Voor alleenstaande ouders met een ten lastend komend kind onder de 18 jaar wordt voor de draagkrachtbepaling uitgegaan van de inkomensnorm volgens de Participatiewet + 20% WML (als deze alleenstaande ouder kostendeler is dan geldt de kostendelersnorm + 20% WML).

Artikel 11 - In aanmerking te nemen inkomen

  • 1.

    Bij de vaststelling van de draagkracht uit inkomen is vrijlating van middelen, bedoeld in artikel 31, tweede lid van de wet, van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Het in aanmerking te nemen inkomen wordt verlaagd met zogenaamde buitengewone uitgaven die ten laste van de belanghebbende komen, zoals:

    • a.

      het huurtoeslagnadeel, zijnde het verschil tussen de daadwerkelijk ontvangen huurtoeslag en de huurtoeslag die zou zijn ontvangen bij een inkomen op bijstandsniveau;

    • b.

      het zorgtoeslagnadeel, zijnde het verschil tussen de daadwerkelijk ontvangen zorgtoeslag en de zorgtoeslag die zou zij ontvangen bij een inkomen op bijstandsniveau;

    • c.

      overige individuele buitengewone uitgaven zoals alimentatie en onderhoudsverplichtingen welke werkelijk zijn voldaan;

    • d.

      het deel van een particuliere oudedagsvoorziening, zoals bedoeld in artikel 33 lid 5 van de wet, wordt niet tot het inkomen gerekend.

  • 3.

    Personen die niet feitelijk de beschikking hebben over hun inkomen door beslag of doordat ze in de Wet sanering natuurlijke personen (WSNP) zitten, worden in beginsel geacht géén draagkracht te hebben.

  • 4.

    Bij de vaststelling van de draagkracht uit inkomen wordt uitgegaan van het inkomen gedurende het jaar, beginnend in de maand waarin de kosten zijn gemaakt waarop de aanvraag om bijstand betrekking heeft.

  • 5.

    Indien een aanvraag nog te maken kosten betreft, wordt uitgegaan van het inkomen in de maand van aanvraag.

  • 6.

    Draagkracht inkomen:

    • a.

      0% van het in aanmerking te nemen inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm;

    • b.

      35% van het in aanmerking te nemen inkomen voor zover dat meer is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm;

  • 7.

    Indien bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor de algemene kosten van levensonderhoud en de woonkostentoeslag, wordt 100% van het in aanmerking te nemen inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm tot draagkracht gerekend.

Artikel 12 - In aanmerking te nemen vermogen

  • 1.

    Het vermogen wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand. Aangesloten wordt bij de vermogensgrenzen genoemd in artikel 34, tweede en derde lid van de wet. Het vermogen boven die grens wordt volledig tot de draagkracht gerekend.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 wordt bij het bepalen van het in aanmerking te nemen vermogen niet meegenomen:

    • a.

      het vermogen in de vorm van een eigen woning;

    • b.

      de vrijlating voor één auto tot een bedrag van € 2.500,–.

  • 3.

    Draagkracht vermogen:

    • a.

      100% van het in aanmerking te nemen vermogen dat de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 van de wet overschrijdt, indien en zover er sprake is van vermogen dat direct ter beschikking is;

    • b.

      Indien er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid wat te wijten is aan het onverantwoord interen van vermogen, zoals beschreven in artikel 3, derde lid onder e, dan zullen de kosten uit het eventueel resterende vermogen voldaan moeten worden. Een periode van 3 maanden wordt in acht genomen.

  • 4.

    Indien woonkostentoeslag wordt aangevraagd, wordt het aanwezige vermogen volledig tot de draagkracht gerekend.

Artikel 13 - Draagkrachtperiode

  • 1.

    De draagkracht wordt vastgesteld voor een periode van 12 maanden, beginnend op de eerste dag van de maand waarin de bijstandsaanvraag wordt ingediend of indien van toepassing de eerste maand dat kosten zijn gemaakt.

  • 2.

    De draagkracht wordt vastgesteld op het moment van de aanvraag overeenkomstig de daarvoor geldende regels.

  • 3.

    De draagkracht kan voor een kortere of langere periode vastgesteld worden, indien de periode waarop de kosten waarvoor bijstand is aangevraagd betrekking hebben, daartoe aanleiding geeft.

  • 4.

    De vastgestelde draagkracht wordt slechts gewijzigd indien een wijziging van de persoonlijke of financiële situatie van de belanghebbende daartoe aanleiding geeft.

Artikel 14 - Drempelbedrag en beslag

  • 1.

    Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd.

  • 2.

    Op bijzondere bijstand wordt geen beslag gelegd.

Artikel 15 - Advies inwinnen

Het college kan advies inwinnen bij derden om de noodzaak van de bijzondere bijstand te bepalen. Hieronder valt ook het opvragen van een medisch advies.

Hoofdstuk 5 PERIODIEKE BIJZONDERE BIJSTAND

Artikel 16 - Zelfstandig of in een instelling wonende jongeren 18 tot 21 jaar

  • 1.

    Een persoon van 18, 19 of 20 jaar kan slechts aanspraak maken op bijzondere bijstand voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan van de belanghebbende uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en voor deze kosten geen beroep gedaan kan worden op de ouders omdat:

    • a.

      de middelen van de ouders niet toereikend zijn of;

    • b.

      ouders van belanghebbende bevinden zich in het (verre) buitenland en zijn daar onbereikbaar of;

    • c.

      de ouders van belanghebbende zijn overleden of;

    • d.

      de belanghebbende redelijkerwijs het onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet ten gelde kan maken.

  • 2.

    Van noodzakelijke bestaanskosten, die de toepasselijke bijstandsnorm te boven gaan, kan uitsluitend sprake zijn als:

    • a.

      de belanghebbende zelfstandige huisvesting heeft en deze huisvesting noodzakelijk is, of;

    • b.

      de belanghebbende in een instelling verblijft en niet wordt voorzien door de instelling zelf.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt vastgesteld, rekening houdend met de individuele omstandigheden, maar bedraagt maximaal een aanvulling tot de geldende norm voor een alleenstaande ingevolge artikel 21 van de wet.

  • 4.

    In de onder lid 1 genoemde gevallen wordt geen verhaal van de bijstand op de onderhoudsplichtige ouders gezocht.

Artikel 17 - Woonkostentoeslag

  • 1.

    Indien een eigen woning wordt bewoond of een huurwoning wordt bewoond waarbij geen aanspraak kan worden gemaakt op een (volledige) bijdrage op grond van de Wet op de huurtoeslag, komt de belanghebbende in aanmerking voor een woonkostentoeslag.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt voor een periode van maximaal 12 maanden verleend.

  • 3.

    Als belanghebbende naar vermogen heeft getracht een goedkopere woonruimte te vinden, maar dit niet gelukt is, dan wordt de woonkostentoeslag opnieuw met maximaal 12 maanden verlengd.

Hoofdstuk 6 INDIVIDUELE VERSTREKKING

Artikel 18 - Medische kosten

  • 1.

    Voor bijzondere bijstandverlening komen in ieder geval de volgende (para)medische noodzakelijke kosten in aanmerking:

    • a.

      bewassing/kledingslijtage;

    • b.

      brillen of contactlenzen (de vergoeding voor een montuur per twee jaar bedraagt maximaal € 105,–);

    • c.

      eigen bijdragen voor WMO-voorzieningen, woonvoorzieningen of vervoersvoorzieningen;

    • d.

      medische behandelingen/ ingrepen;

    • e.

      meerkosten dieet en voedingssupplementen;

    • f.

      meerkosten voor warme maaltijdvoorziening;

    • g.

      meerkosten bij stookkosten;

    • h.

      meerkosten orthopedisch schoeisel/ steunzolen;

    • i.

      pedicure;

    • j.

      tandartskosten en orthodontie;

    • k.

      fysiotherapie

  • 2.

    Uitgesloten van bijizondere bijstand zijn:

    • a.

      alternatieve geneeswijzen;

    • b.

      een ooglaserbehandeling;

    • c.

      kosten mondhygiëne

Artikel 19 - Verhuis- en inrichtingskosten en servicekosten

  • 1.

    Kosten van vervanging of aanschaf van gebruiksgoederen en inrichting behoren in principe tot de algemene kosten van het bestaan, waarvoor men wordt geacht te reserveren. Daarbij worden de individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag beschouwd als een voorliggende voorziening.

  • 2.

    Indien sprake is van bijzondere noodzakelijke omstandigheden is bijstandverlening mogelijk in de volgende situaties:

    • a.

      Verhuiskosten in uitzonderlijke, noodzakelijke situaties, niet zijnde de kosten van een verhuisbedrijf;

    • b.

      Eerste inrichting nieuwkomers en noodzakelijke inrichtingskosten andere situaties;

    • c.

      Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten;

  • 3.

    Voor het in redelijkheid bepalen van de hoogte van de noodzakelijke kosten bij (complete) woninginrichting, uitgaan van maximaal 50% van de in de Nibud-prijzengids genoemde bedragen;

  • 4.

    Uitbetaling vindt in principe plaats in twee termijnen: de eerste helft ineens; het resterende bedrag op basis van inleveren bewijsstukken van het eerste deel;

  • 5.

    De bijstand wordt in principe verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening;

  • 6.

    De aflossing vangt zo spoedig mogelijk na de toekenning van de bijzondere bijstand aan, in ieder geval met ingang van de eerste maand na toekenning van de bijstand.

  • 7.

    Bijzondere bijstand is mogelijke voor servicekosten bij verzorgingshuizen of aanleunwoningen waarbij:

    • a.

      Voor de servicekosten die niet subsidiabel zijn voor de huurtoeslag, voor iedere kostensoort apart wordt beoordeeld of deze noodzakelijk is;

    • b.

      De kosten die in een reguliere huurwoning ook worden gemaakt, niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.

Artikel 20 - Reis- en parkeerkosten

  • 1.

    In beginsel zijn reis- en parkeerkosten algemene kosten van bestaan en komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 2.

    Reis- en parkeerkosten, kunnen bij bijzondere omstandigheden worden vergoed:

    • a.

      indien de reisafstand meer bedraagt dan 10 km enkele reis;

    • b.

      bij reiskosten in verband met noodzakelijk bezoek (para)medische specialisten (geen huisarts en tandarts). Bij een bezoek aan een specialist wordt de hardheidsclausule van de Zorgverzekeringswet als voorliggend beschouwd en beoordeeld;

    • c.

      bij reiskosten naar de rechtbank.

  • 3.

    Hogere reiskosten in verband met scholing (voortgezet onderwijs) kunnen bij bijzondere omstandigheden worden vergoed mits aangetoond kan worden dat het noodzakelijk is een school op grotere afstand te bezoeken en de afstand niet per fiets kan worden bereikt;

  • 4.

    De vergoeding betreft:

    • a.

      de werkelijke kosten van openbaar vervoer, of en indien goedkoper; de kosten van eigen vervoer;

    • b.

      als eigen vervoer gebruikt is, een vergoeding per kilometer conform de standaard kosten per zakelijke kilometer volgens de Belastingdienst;

    • c.

      eventueel gemaakte (noodzakelijke) parkeerkosten.

Artikel 21 - Kosten in verband met kinderen

Kosten voor een babyuitzet zijn algemene bestaandskosten, slechts in heel bijzondere omstandigheden kan bijzondere bijstand worden verleend in de vorm van een renteloze geldlening.

Artikel 22 - Kosten voor rechtsbijstand en bewindvoering

  • 1.

    Kosten van door de Raad voor Rechtsbijstand vastgestelde eigen bijdrage voor rechtshulp voor de eigen bijdrage en kosten griffierecht. 

  • 2.

    Overige kosten als getuigendeskundigen, uittreksels uit openbare registers, en telefoonkosten of rolwisselingen van de deurwaarder in kantongerechtzaken komen voor vergoeding in aanmerking.

  • 3.

    Kosten bewindvoering worden vergoed op basis van de door de rechtbank vastgestelde vergoedingen.

Artikel 23 - Overige kostensoorten

  • 1.

    Voor bijzondere bijstand komen in ieder geval de volgende onderstaande kosten in aanmerking.

    Waar dit van toepassing is wordt uitgegaan van de goedkoopste voorziening.

    • a.

      Krediethypotheek; notaris en/of makelaarskosten;

    • b.

      Ontbrekende toeslagen belastingdienst;

    • c.

      Overbruggingsuitkering wanneer sprake is van liquiditeitsproblemen voor het voldoen aan noodzakelijke kosten per de eerste dag waarop recht bestaat op een bijstandsverlening;

    • d.

      Kosten kinderopvang als sprake is van een sociaal-medische indicatie; bij reguliere kinderopvang en de meerkosten voor het deel dat de belastingdienst niet vergoedt. Uitgegaan wordt van de goedkoopste opvang;

    • e.

      Uitvaartkosten voor zover de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de erfgenaam of bloed-aanverwant niet over toereikende middelen beschikt om (een deel van) de uitvaartkosten te voldoen.

  • 2.

    Bijzondere bijstand kan verder worden toegekend in alle gevallen waarin sprake is van:

    • a.

      Aantoonbare noodzakelijke kosten van bestaan;

    • b.

      Er niet op een andere wijze in de kosten kan worden voorzien;

    • c.

      Er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval;

    • d.

      Kosten niet kunnen worden voldaan uit aanwezige middelen.

  • 3.

    Kostensoorten die zijn uitgesloten van bijzondere bijstand zijn:

    • a.

      Kosten voor scholing/opleiding;

    • b.

      Reiskosten woon-werkverkeer;

    • c.

      Legeskosten; tenzij de legeskosten de verlenging verblijfsvergunning, de gehandicaptenparkeerkaart en een uittreksel uit het BRP nodig voor de schuldsanering betreffen;.

    • d.

      Kosten van naturalisatie.

Hoofdstuk 6 GROEPSKENMERKEN INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND EN CATEGORIALE BIJZONDERE BIJSTAND

Artikel 24 - [vervallen]

Artikel 25 - Maatschappelijke participatie ouderen (ouderenregeling)

  • 1.

    Belanghebbenden in de pensioengerechtigde leeftijd, met een inkomen tot maximaal 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm ontvangen, en geen vermogen hebben boven de genoemde vermogensgrenzen in de wet, kunnen eenmaal per jaar in aanmerking komen voor een tegemoetkoming om maatschappelijke participatie te bevorderen en voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen.

  • 2.

    De tegemoetkoming voor een alleenstaande of een echtpaar is gebaseerd op een door het college vast te stellen bedrag.

Artikel 26 - Chronisch zieken en gehandicapten

  • 1.

    Belanghebbenden, die 18 jaar en ouder zijn en die op het moment van aanvraag aan te merken zijn als chronisch ziek of gehandicapt, komen eenmaal per jaar in aanmerking voor een door het college vast te stellen bedrag ter bestrijding van de kosten wegens ziekte of handicap.

  • 2.

    De tegemoetkoming per persoon wordt jaarlijks vastgesteld door het college.

  • 3.

    Voorwaarden om voor de tegemoetkoming in aanmerking te komen zijn:

    • a.

      Een inkomen tot maximaal 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • b.

      Het vermogen mag niet hoger zijn dan de genoemde vermogensgrenzen in de wet.

  • 4.

    Tot de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten worden gerekend personen die:

    • a.

      personen met een WIA/Wajong/WAO-uitkering;

    • b.

      personen met een WMO-voorziening en/of werkvoorziening Participatiewet;

    • c.

      personen met een indicatie voor hulp in de huishouding;

    • d.

      personen met een gehandicaptenparkeerkaart;

    • e.

      personen die langer dan 12 maanden (jaar van aanvraag en jaar daarvoor) onafgebroken zijn opgenomen in zorginstelling op grond van de WLZ of JW;

    • f.

      personen die voor het tweede jaar (jaar van aanvraag en jaar daarvoor) het wettelijk verplicht eigen risico volledig moeten betalen;

    • g.

      personen voor wie een behandeling noodzakelijk is voor participatie en voor die behandeling de wettelijk of een eigen bijdrage verschuldigd is.

Artikel 27 - Collectieveziektekostenverzekering

Inwoners met een inkomen tot 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en geen vermogen boven de genoemde vermogensgrenzen in de wet, komen in aanmerking voor de collectieve ziektekostenverzekering.

Artikel 28 - Aanvullende zorgverzekering

Inwoners met een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en geen vermogen boven de genoemde vermogensgrenzen in de wet, kunnen een tegemoetkoming krijgen voor de aanvullende zorgverzekering van een door het college vast te stellen maximum bedrag per volwassene per jaar.

Artikel 29 - Slotbepaling

De bevoegdheid tot (periodieke) aanpassing van de in deze beleidsregels genoemde bedragen berust bij de Eenheidsmanager maatschappelijke Ondersteuning.

Artikel 30 - Hardheidsclausule

In gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet, beslist het college.

Artikel 31 - Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling wordt aangehaald als ‘Beleidsregels bijzondere bijstand Dalfsen 2016’.

  • 2.

    Het ‘Beleidsregels bijzondere bijstand Dalfsen 2015’, in werking getreden op 01-01-2015, wordt bij de inwerkingtreding van deze regeling ingetrokken.

  • 3.

    Deze regeling treedt na publicatie op 01-08-2016 in werking.

 

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dalfsen in haar vergadering van 26 juli 2016.

Het college voornoemd,

de burgemeester,

drs. H.C.P. Noten

de gemeentesecretaris/algemeen directeur,

drs. J.H.J. Berends

Bijlage Financiële Uitvoeringsrichtlijnen 2016

De bevoegdheid tot (periodieke) aanpassing van de in deze beleidsregels genoemde bedragen berust bij de Eenheidsmanager Maatschappelijke Ondersteuning.

 

Onderwerp

Bedragen

Artikel

Vermogen en bezittingen

Auto: de waarde in één auto wordt tot € 2.500,– vrijgelaten.Eigen woning: een eigen woning telt niet mee.

Artikel 12

Medische kosten

Bril (montuur): € 105,– per twee jaar.

Artikel 18

Woninginrichting

Huishoudelijke apparatuur

Duurzame gebruiksgoederen

De vergoeding is gebaseerd op maximaal 50% van de in de Nibud Prijzengids opgenomen bedragen. De Nibud Prijzengids verschijnt jaarlijks in augustus en heeft een gelding van één jaar.

Artikel 19

Maatschappelijke participatie ouderen

Alleenstaande: € 625,– per alleenstaande per jaar.Echtparen: € 745,– per echtpaar per jaar.

Artikel 25

Chronisch zieken en gehandicapten

De hoogte van de tegemoetkoming wordt jaarlijks vastgesteld door het college.

Voor 2017 is dit bedrag € 350,- per persoon. Voor 2018 is dit bedrag € 350,– per persoon.

Artikel 26

Tegemoetkoming aanvullende zorgverzekering

De hoogte van de tegemoetkoming wordt jaarlijks vastgesteld door het college. Voor 2017 is dit bedrag € 150,00 per persoon. Voor 2018 is dit bedrag maximaal € 150,00 per persoon.

Artikel 28

Reiskosten

Voor 2016 € 0,19 per kilometer

Artikel 20

TOELICHTING BELEIDSREGELS BIJZONDERE BIJSTAND 2016

Algemene toelichting

De verlening van bijzondere bijstand is geregeld in de Participatiewet. In artikel 35 van deze wet is bepaald dat bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de noodzakelijk kosten van het bestaan die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.

Bij de bijzondere bijstand is niet alleen de aard van de kosten bepalend, maar ook de omstandigheden van belanghebbende. De beoordeling van de noodzaak van kosten en van bijzondere individuele omstandigheden is aan het college van burgemeester en wethouders. Het kan gaan om bijzondere bijstand in de vorm van een lening en om bijzondere bijstand om niet (gift). De wet bepaalt in welke gevallen het een lening of een gift is.

Bijzondere bijstand in Dalfsen

Door invoering van de Participatiewet en jurisprudentie in de afgelopen jaren is de noodzaak aanwezig om het Besluit bijzondere bijstand 2012 aan te passen. In januari 2015 is het ‘Beleidsplan Armoede en Schulden 2014–2018’ door de raad vastgesteld. De aanpassingen in wetgeving op het gebied van sociale zaken, maar ook de bezuinigingen daarin, zijn erop gericht dat de (bijzondere) bijstand bijdraagt aan activering en participatie van belanghebbenden in de maatschappij. En de verhoging van de zelfredzaamheid van belanghebbenden. De (inkomens)ondersteuning die geboden wordt dient zodanig te zijn vormgegeven dat deze terecht komt waar het echt nodig is. Anders gezegd, de ondersteuning is maatwerk. Dit past binnen de uitgangspunten die zijn neergelegd in het Beleidsplan Armoede en Schulden 2014–2018.

Het Besluit bijzondere bijstand 2012 voorzag in een aantal regelingen die kunnen worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. In deze beleidsregels is het buitenwettelijk begunstigend beleid ingeperkt. Daar waar er wel sprake van is, wordt dit in de artikelsgewijze toelichting onderbouwd. Buitenwettelijk begunstigend beleid houdt in dat het bestuursorgaan (het college), terwijl er strikt genomen geen recht op bijzondere bijstand bestaat, dat recht toch aanneemt. De rechter zal het bestuursorgaan hier niet op veroordelen. De rechter kijkt alleen of het bestuursorgaan zijn eigen geschreven beleid juist uitvoert. Een bestuursorgaan zal kiezen voor buitenwettelijk begunstigend beleid omdat dat naar mening van het bestuursorgaan in sommige gevallen onevenredige of maatschappelijk nadelige effecten voorkomt. De keerzijde hiervan is dat buitenwettelijk begunstigend beleid bijdraagt aan het vergroten van armoedeval. Ook mensen met een arbeidsinkomen rond het sociaal minimum komen voor dezelfde vergoedingen in aanmerking.

De individuele uitvoering van de bijzondere bijstand vroeg om richtlijnen die de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid bevorderen en die leiden tot uniforme afhandeling van aanvragen bij gelijke situaties en gemiddelde belanghebbenden. Wel is de bijzondere bijstand met de wetswijziging per 1 januari 2015 nog meer een individuele beoordeling geworden. Deze beleidsregels bieden daarom ook de ruimte voor noodzakelijk maatwerk.

Om de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid verder te bevorderen en de uniforme afhandeling van aanvragen bij gelijke situaties te bewaren, is besloten de beleidsregels bijzondere bijstand nader uit te werken. Daarbij blijft de mogelijkheid tot de individualisering in stand. Gekozen is voor  meer verantwoordelijkheid leggen bij belanghebbenden, door er voor te zorgen dat aanvragen tijdig gedaan worden, namelijk voordat de kosten zijn gemaakt. Dit laatste is belangrijk, omdat zo de noodzaak van de bijzondere bijstand beter beoordeeld kan worden. Dit vraagt een actieve houding van belanghebbenden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepaling

In dit artikel worden enkele relevante begrippen toegelicht.

Artikel 2. Bijzondere bijstand

In principe wordt ervan uitgegaan dat algemene kosten van bestaan kunnen worden bekostigd vanuit de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Bijzondere bijstand wordt daarom alleen toegekend voor bijzondere en noodzakelijke kosten die de aanvrager zelf niet kan bekostigen. Hierop kan aanspraak worden gemaakt voor allerlei kostensoorten.

Artikel 3. Vorm van de bijstand

De bijstand wordt in principe om niet verleend. Dat betekent dat er geen terugbetalingsverplichting is voor de verstrekte bijstand. In bepaalde situaties kan worden gekozen voor een renteloze geldlening, een borgstelling of verstrekking in natura.

De wet heeft in ieder geval bepaald dat voor duurzame gebruiksgoederen allereerst wordt getracht een lening te krijgen bij een kredietverlenende instantie, desnoods met borgstelling. Pas daarna wordt gekeken naar de mogelijkheid van leenbijstand en tot slot pas bijstand om niet.

Indien belanghebbende op korte termijn, dat wil zeggen binnen twee maanden, over voldoende middelen beschikt, om de kosten te betalen, waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd, komt belanghebbende niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Als na twee maanden blijkt dat het inkomen ontoereikend is, kan betrokkene opnieuw een aanvraag indienen en kan op grond van artikel 8, vierde lid besloten worden de bijzondere bijstand alsnog toe te kennen.

De beleidsregels bepalen tot slot dat bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid kan worden afgeweken van het verstrekken om niet. We gaan er daarbij vanuit dat mensen alles doen of nalaten om een beroep op bijzondere bijstand te voorkomen. De bijstand is immers het vangnet voor diegene die dat echt nodig hebben. Als men zich onvoldoende inspant om aanspraak op bijzondere bijstand te voorkomen, is sprake van een onnodig beroep op bijzondere bijstand en van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

Onnodig beroep op bijzondere bijstand kan ontstaan door bijvoorbeeld babyspullen weggeven/verkopen, terwijl belanghebbende binnen twee jaar opnieuw een kindje verwacht.

Indien sprake is van te snel interen van het vermogen, dient drie maanden teruggekeken te worden. Indien nodig, kunnen voor onderzoek over de genoemde periode bankafschriften opgevraagd worden.

Artikel 4. Hoogte bijstand

De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand wordt (individueel) bepaald door de hoogte van de noodzakelijke kosten. Daarbij geldt als uitgangspunt dat, wanneer ter zake van bepaalde kosten meerdere (adequate) voorzieningen mogelijk zijn, voor de goedkoopste voorziening moet worden gekozen.

Als richtlijn wordt hierbij gebruik gemaakt van de Nibud-prijzengids. Gezien de individuele afweging die gemaakt moet worden, kan hier beargumenteerd van worden afgeweken. Wanneer de te maken kosten hoger zijn mogen deze vergoed worden, tenzij de meerkosten ten opzichte van de richtprijzen niet noodzakelijk zijn. Bijvoorbeeld als een luxere, duurdere versie wordt gewenst, maar ook kan worden volstaan met een goedkopere basisuitvoering.

Artikel 5. Bestedingsverplichting

Bijzondere bijstand die wordt verstrekt voor noodzakelijke kosten, dienen ook aan die kosten besteed te worden. Dit is vooral van belang bij de bijzondere bijstand die voor specifieke kosten wordt verstrekt.

De bijzondere bijstand wordt uitbetaald op vertoon van nota of pro-forma nota. Als een pro-forma nota wordt ingediend, dient de definitieve nota binnen twee weken na het verzenden van het besluit overlegd te worden. Indien dit niet wordt gedaan, kan de verstrekte bijzondere bijstand worden teruggevorderd.

De gemeente moet de besteding van de bijstand controleren. In deze beleidsregels is ervoor gekozen dat in principe middels een steekproef te doen. Aandachtspunten zijn: inrichtingskosten en individuele bijzondere bijstand op grond van groepskenmerken. Dat betekent wel dat alle aanvragers na toekenning minimaal 12 maanden de bewijzen van de besteding moeten bewaren. De gemeente kan verzoeken om deze te overleggen als bewijs van juiste besteding van de bijzondere bijstand. Indien belanghebbende hieraan niet voldoet, kan de verstrekte bijzondere bijstand worden teruggevorderd.

Artikel 6. Voorliggende voorziening

Bijzondere bijstand is een vangnet. Dat betekent dat eerst moet worden gekeken of kosten niet op een andere wijze vergoed kunnen worden. Dan is er sprake van een voorliggende voorziening, waar eerst aanspraak op gemaakt moet worden. In dit artikel worden diverse voorliggende voorzieningen opgesomd. Deze opsomming is niet limitatief. Bij elke aanvraag wordt opnieuw gekeken of er voorliggende voorzieningen zijn.

Artikel 7. Te verstrekken informatie

Dit artikel bepaalt dat het college alle informatie kan opvragen van de aanvrager die nodig is om de aanvraag te kunnen beoordelen.

Artikel 8. Moment indiening aanvraag

In principe dient eerst een aanvraag ingediend en goedgekeurd te worden, voordat kosten gemaakt worden. Dit artikel beschrijft echter ook de handelswijze bij omstandigheden waarbij dat redelijkerwijs niet mogelijk is en geeft de maximale termijn weer waarbinnen aanvragen kunnen worden ingediend.

Zie ook de toelichting op artikel 5 betreffende de pro-forma nota.

Artikel 9. Uitgangspunt draagkracht

Draagkracht is dat deel van het vermogen en inkomen dat de aanvrager zelf dient aan te wenden om de bijzondere kosten te voldoen. Uitgangspunt is dat het vermogen en inkomen boven een vastgestelde grens als draagkracht dienen te worden aangemerkt; met andere woorden, middelen die beschikbaar zijn om de bijzondere kosten te voldoen. Het college maakt van zijn bevoegdheid gebruik om de individuele inkomenstoeslag en individuele studietoeslag niet in de draagkrachtbepaling te betrekken, tenzij anders bepaald in de beleidsregels.

Artikel 10. Toepassing kostendelersnorm

In het eerste lid wordt bepaald dat bij het vaststellen van bijzondere bijstand rekening wordt gehouden met de kostendelersnorm. De kostendelersnorm is ingevoerd om, waar mensen kosten voor bijvoorbeeld huur en eten kunnen delen, de algemene bijstand daarop aan te passen.

Het tweede lid regelt dat bij de draagkrachtbepaling voor alleenstaande ouders wordt uitgegaan van de inkomensnorm volgens de Participatiewet + 20% wettelijk minimumloon. Voorheen kreeg de alleenstaande ouder 90% van het wettelijk minimumloon terwijl een alleenstaande 70% ontving. Per 1 januari 2015 is de bijstand voor ‘alleenstaande ouders’ en ‘alleenstaanden’ gelijkgetrokken. Daarbij wordt opgemerkt dat het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders, verstrekt door de Belastingdienst, omhoog gaat met maximaal € 3.050 per jaar. Met de verhoging van de kindregelingen blijft het inkomen in de praktijk nagenoeg gelijk. Wanneer het inkomen van een werkende alleenstaande ouder met de alleenstaande norm wordt vergeleken, ontstaat er direct draagkracht: er is dus geen sprake van autonome draagkracht. Toepassing van deze berekening voorkomt deze ongewenste ontwikkeling.

Artikel 11. In aanmerking te nemen inkomen

In dit artikel is beschreven welke inkomsten meegerekend moeten worden bij het bepalen van de draagkracht van een aanvrager.

In lid 2 worden enkele specifieke kosten genoemd waarmee het inkomen in de berekening verlaagd mag worden. Dit omvat toeslagen van de Belastingdienst, maar ook buitengewone uitgaven die in het individuele geval van toepassing zijn.

In lid 6 en 7 wordt aangeven welk deel van het inkomen tot de draagkracht wordt gerekend.

Artikel 12. In aanmerking te nemen vermogen

In dit artikel is beschreven welk vermogen meegerekend moet worden bij het bepalen van de draagkracht van een aanvrager.

Bijstandsgerechtigden worden geacht geen draagkracht uit vermogen te hebben, de draagkracht wordt op nihil gesteld. Indien het vermogen van bijstandsgerechtigden toeneemt middels sparen, dient dit niet in de draagkrachtberekening meegenomen te worden.

Artikel 13. Draagkrachtperiode

Het college stelt de draagkracht in principe vast op 12 maanden. Er kan aanleiding zijn om de draagkracht te wijzigen in individuele gevallen. Afwijken van de periode van 12 maanden kan ook. Denk bijvoorbeeld aan woonkostentoeslag die moet worden afgestemd op het verkrijgen van huurtoeslag. Na 12 maanden wordt, indien de bijzondere bijstand wordt verlengd, de draagkracht en draagkrachtperiode opnieuw vastgesteld.

De draagkracht wordt bij incidentele kosten ineens verrekend met de bijzondere bijstand. Indien het periodieke kosten zijn, kan de draagkracht maandelijks verrekend worden.

Artikel 14. Drempelbedrag

Het college mag bepalen dat de aanvrager de kosten moet opsparen totdat deze in totaal meer bedragen dan een drempelbedrag. In deze beleidsregels is ervoor gekozen geen drempelbedrag te hanteren.

Artikel 15. Advies inwinnen

Dit artikel legt vast dat het college de mogelijkheid heeft om extern advies in te winnen om te bepalen of kosten daadwerkelijk noodzakelijk en bijzonder zijn. Specifiek worden hierbij medische kosten genoemd, omdat in die gevallen vaker een bewijs van een deskundige gevraagd wordt.

Artikel 16. Zelfstandig of in een instelling wonende jongeren 18, 19 of 20-jarigen

Jongeren tot 21 jaar hebben een lagere bijstandsnorm. In bepaalde situaties kan het echter noodzakelijk zijn om deze bijstandsnorm aan te vullen tot het niveau van iemand van 21 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd. Dit artikel voorziet in deze mogelijkheid wanneer een jongere zelfstandig woont of in een instelling woont en geen aanspraak kan maken op ouders.

Artikel 17. Woonkostentoeslag

Als men (tijdelijk) geen huurtoeslag ontvangt of de woonkosten om een andere reden te hoog zijn, dan kan men aanspraak maken op een woonkostentoeslag. Dit kan zowel van toepassing zijn voor huurders als voor woningbezitters.

Bij het toekennen van een woonkostentoeslag wordt vastgesteld of een verhuisplicht wordt opgelegd. Na 12 maanden moet opnieuw worden beoordeeld of iemand in aanmerking komt voor woonkostentoeslag. Daarbij wordt onder andere getoetst of men zich voldoende heeft ingespannen om aan de opgelegde verhuisverplichting te voldoen. De toekenning kan meermaals opnieuw beoordeeld en toegekend worden, maar elke keer maximaal voor 12 maanden.

Bij de woonkostentoeslag dient de draagkracht volledig te worden ingezet. Dat betekent dat alle inkomsten boven de relevante bijstandsnorm benut dienen te worden evenals het aanwezige vermogen. Dan is geen sprake meer van vrij te laten vermogen.

Artikel 18. Medische kosten

De vergoedingen vanuit de Zvw en de Awbz zijn voorliggende voorzieningen die passend en toereikend worden geacht. Indien de voorliggende voorziening de kosten niet vergoedt, zijn deze niet noodzakelijk en kan daarvoor ook geen bijzondere bijstand worden verleend. Dit artikel beschrijft diverse gevallen waarin desondanks aanspraak kan worden gemaakt op bijzondere bijstand.

Het uitgangspunt voor medische kosten is dat een ieder zich moet verzekeren op het voorzieningenniveau van de basis- en eventuele aanvullende zorgverzekering. Klanten worden daarom gestimuleerd zich aanvullend te verzekeren, in eerste instantie via de collectieve aanvullende zorgverzekering (zie ook artikel 27).

In lid 1 is een niet-limitatieve opsomming opgenomen van diverse (para)medische kosten waarvoor bijzondere bijstand verstrekt kan worden. De hoogte van de kosten worden bepaald aan de hand van de Nibud-prijzengids (zie artikel 4).

Voor (langdurige) fysiotherapie geldt dat behandelingen vanuit een aanvullende zorgverzekering volledig opgemaakt moeten zijn, voordat bijzondere bijstand mogelijk is. Wanneer belanghebbende niet aanvullend verzekerd is, kan deze stap worden overgeslagen.

Bijzondere bijstand voor de kosten van fysiotherapie, wordt toegekend tot  maximaal 20 behandelingen per kalenderjaar. Vergoede behandelingen vanuit de aanvullende verzekering, worden hierop in mindering gebracht. De overheid vergoedt fysiotherapie vanaf de 21e behandeling vanuit de basisverzekering (2015 en 2016), als belanghebbende tot de doelgroep van chronisch zieken behoort. Dit moet belanghebbende navragen bij zijn/haar zorgverzekeraar. Indien belanghebbende niet behoort tot de doelgroep, kan een nieuwe aanvraag voor bijzondere bijstand worden ingediend. Daarbij moet belanghebbende de afwijzing van de zorgverzekeraar overleggen. Om de noodzaak van langdurige fysiotherapie vast te stellen, kan medisch advies worden opgevraagd. Indien de noodzaak vaststaat kan de bijzondere bijstand worden toegekend zolang deze noodzakelijk is op vertoon van nota.

In lid 2 worden alternatieve geneeswijzen en een ooglaserbehandeling expliciet uitgesloten.

Artikel 19. Verhuis- en inrichtingskosten en servicekosten

Dit artikel beschrijft in welke gevallen en onder welke voorwaarden bijzondere bijstand kan worden toegekend voor deze kosten. Het hebben van schulden alleen, is geen reden om niet te kunnen reserveren.

Artikel 20. Reis- en parkeerkosten

Reis- en parkeerkosten vallen in principe onder algemene bestaanskosten. Dit artikel beschrijft diverse gevallen waarin desondanks aanspraak kan worden gemaakt op bijzondere bijstand.

Daarbij wordt uitgegaan van de kortste route volgens de ANWB-routeplanner.

In lid 3 worden specifiek de hogere reiskosten in verband met scholing genoemd. Hiervoor is vanaf 1 augustus 2015 het kindgebonden budget een passende en toereikende voorliggende voorziening. Wanneer dit toch onvoldoende blijkt te zijn, kan aanspraak worden gemaakt op een aanvullende vergoeding vanuit de bijzondere bijstand. Echter, in principe worden kinderen geacht per fiets naar school te gaan en 20 kilometer enkele reis wordt daarbij normaal gevonden.

Bij heronderzoek in verband met de continuering van de bijzondere bijstand voor de reiskosten naar het ziekenhuis/specialisten dient onderzocht te worden of belanghebbende meer kosten heeft gemaakt dan de hoogte van de eigen bijdrage ziekenvervoer. Dan kan een beroep gedaan worden op de hardheidsclausule van de zorgverzekeraar. Belanghebbende moet dan aantonen dat hij geen vergoeding krijgt.

Artikel 21. Kosten in verband met kinderen

In bijzondere gevallen kan bijzondere bijstand worden aangevraagd voor kosten in verband met kinderen. Er wordt aangegeven dat dit mogelijk is voor de babyuitzet. Omdat dit eigenlijk wordt gezien als algemene bestaanskosten is dan sprake van een renteloze geldlening.

Artikel 22. Kosten voor rechtsbijstand en bewindvoering

In bepaalde gevallen kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de kosten van rechtsbijstand en bewindsvoering.

In lid 1 is vastgelegd dat aanspraak kan worden gemaakt op bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand. Daarvoor dient wel een bewijs van het Juridisch Loket te worden overhandigd om de noodzaak van de rechtsbijstand aan te tonen, tenzij het Juridisch Loket geen diagnosedocument hoeft af te geven. Dat is het geval wanneer sprake is van een strafzaak, een asielzaak en een bestuurlijke sanctie of als het alleen om de griffiekosten gaat. Ook geldt dit bij de gang naar een hogere instantie in een civiele of bestuursrechtelijke zaak.

De tarieven voor bewindvoerders worden jaarlijks vastgesteld door de Branchevereniging PBI.

Het bewindvoeringstarief voor problematische schulden kan alleen worden vergoed als problematische schulden worden genoemd in de beschikking van de rechtbank of na inlevering van een ingewilligd beloningsverzoek.

Sinds 1 januari 2016 wordt het tarief voor problematische schulden voor onbepaalde tijd uitgesproken, en wordt tijdens de eindverantwoording door de rechtbank beoordeeld of nog sprake was van problematische schulden. Dit betekent dat eens in de drie jaar kan worden beoordeeld of nog sprake is van problematische schulden door het opvragen van de goedgekeurde eindverantwoording.

Artikel 23. Overige kostensoorten

Dit artikel geeft een niet-limitatieve opsomming van diverse kosten waarvoor bijzondere bijstand verstrekt kan worden.

In het eerste lid wordt onder andere de overbruggingsuitkering genoemd. Deze wordt voor maximaal één maand toegekend ter overbrugging van de periode totdat de toegekende bijstand voor levensonderhoud wordt uitbetaald. De reden hiervan is dat de uitkering voor levensonderhoud altijd aan het begin van de daarop volgende maand wordt uitbetaald. Om niet meteen (opnieuw) schulden te creëren, kan een overbruggingsuitkering worden toegekend. De overbruggingsuitkering is ook bedoeld voor de betaling van de eerste maand huur en andere vaste lasten.

Naast de overbruggingsuitkering kan ook bijzondere bijstand worden toegekend voor de ontbrekende toeslagen van de belastingdienst. De toeslagen worden namelijk toegekend per eerste van de maand.

Het tweede lid van dit artikel geeft nogmaals aan dat bij toekenning van bijzondere bijstand een individuele afweging gemaakt moet worden.

Het derde lid noemt een aantal kostensoorten waarvoor bijzondere bijstand niet mogelijk is. Met betrekking tot de legeskosten wordt wel bijzondere bijstand toegekend voor legeskosten voor verlenging verblijfsvergunning (meerkosten ten opzichte van de kosten van een ID-kaart), de gehandicaptenparkeerkaart en voor een uittreksel uit het BRP nodig voor de schuldsanering.

Artikel 24. [vervallen]

Dit artikel betreffende de Maatschappelijke participatie kinderen is in de beleidsregels komen te vervallen. Daarvoor in de plaats treedt de nieuw vastgestelde kindregeling 0-18 jaar iedereen doet mee! in 2018 in werking.

Artikel 25. Maatschappelijke participatie ouderen (ouderenregeling)

Om te stimuleren dat ouderen na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd kunnen participeren, kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor maatschappelijke activiteiten en de vervanging van duurzame gebruiksgoederen. Een bedrag wordt verstrekt voor alleenstaanden en voor echtparen.

Bedragen 2016:

  • alleenstaanden: € 625,– per persoon; waarbij geldt betaling van € 300,– direct na de aanvraag en in december het resterende € 325,–;

  • echtparen: € 745,- per echtpaar; waarbij geldt € 374,– direct na de aanvraag en in december het resterende € 371,–.

Artikel 26. Chronisch zieken en gehandicapten

Het college acht het van belang om chronisch zieken en gehandicapten te compenseren in kosten die zij hebben als gevolg van hun ziekte of handicap mede als gevolg van het afschaffen van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie Eigen Risico (CER).

Het door het college vastgestelde tegemoetkoming bedraagt per jaar maximaal een bedrag gelijk aan het wettelijk eigen risico.

Artikel 27. Collectieve ziektekostenverzekering

Het college acht het van belang dat inwoners met een laag inkomen zich desondanks goed verzekeren. Dit artikel bepaalt dat elke inwoner met een inkomen tot 130% van de bijstandsnorm zich kan aansluiten bij de collectieve zorgverzekering waarover de gemeente afspraken heeft gemaakt. Deelname aan de collectiviteit levert inwoners een premiekorting op.

Artikel 28. Aanvullende zorgverzekering

Daarnaast kunnen inwoners een tegemoetkoming krijgen voor de aanvullende verzekering. Een bedrag wordt verstrekt per volwassene per jaar. Voor 2017 bedraagt de tegemoetkoming € 150,00 per volwassene. Voor 2018 bedraagt de tegemoetkoming maximaal € 150,00 per volwassene. De hoogte van de aanvullende zorgverzekering is het jaarbedrag van de aanvullende zorgverzekering tot een maximum van € 150,00 .

Artikel 29, 30 en 31. Overige en slotbepalingen

Deze artikelen spreken voor zich.