Organisatie | Helmond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond houdende regels omtrent leerplicht Ambtsinstructie Leerplicht Helmond 2015 |
Citeertitel | Ambtsinstructie Leerplicht Helmond 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Bijlagen |
Deze regeling vervangt de Ambtsinstructie Leerplicht gemeente Helmond 2008.
artikel 16 lid 4 Leerplichtwet 1969
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-07-2016 | nieuwe regeling | 05-01-2016 | Collegebesluit, 2016, 867487 |
De wijze waarop de leerplichtambtenaren hun taak uitvoeren dient te worden vastgelegd in de Ambtsinstructie Leerplicht. Deze instructie geeft een nadere uitwerking van de wijze waarop de leerplichtambtenaar in Helmond de taken uitvoert (in de andere Peelgemeenten wordt eenzelfde ambtsinstructie vastgesteld).
De vorige ambtsinstructie Leerplicht dateert van 2008. Sinds dat moment zijn er diverse ontwikkelingen gaan spelen: de leerplichtadministratie is centraal belegd in Eindhoven, er zijn enkele wijzigingen binnen de Leerplichtwet 1969 (LPW) opgenomen en ook de regionale samenwerking met collega’s uit andere Peelgemeenten en de gemeenten in de regio Zuid-Oost Brabant zijn veel talrijker dan voorheen. Vooral ook de recente decentralisaties zoals de transitie jeugdzorg en de invoering van het passend onderwijs hebben invloed op de omgeving van de leerplichtambtenaar. Reden genoeg om de ambtsinstructie Leerplicht aan te passen en de rol van de leerplichtambtenaar verder te professionaliseren.
Enkele van de opgenomen wijzigingen in deze instructie zijn de afgelopen jaren al doorgevoerd in de uitvoeringspraktijk, maar er zijn ook enkele aanscherpingen aangebracht. De moderne leerplichtambtenaar is veel meer dan voorheen een procesbewaker die er op toeziet dat kinderen voldoen aan de leerplichtwet. Thuiszitters aanpakken en voorkomen, vroegtijdig de dialoog insteken om impasses te doorbreken etc. etc. De moderne leerplichtambtenaar draagt kennis van de nieuwe context (wet passend onderwijs, jeugdzorg etc.) en zorgt ervoor dat actoren uit onderwijs, zorg en vooral ook ouders en kinderen hun verantwoordelijkheid nemen.
Deze ambtsinstructie is met de kennis van 2015 opgesteld. Vanwege de prilheid van de grote decentralisaties kunnen wij ons voorstellen dat de instructie op basis van voortschrijdende inzichten verder zal worden aangescherpt. Een frequente evaluatie voor de komende jaren wordt dan ook aanbevolen.
In deze instructie wordt verstaan onder:
De grondslag van de ambtsinstructie staat in artikel 16 lid 4 van de Leerplichtwet 1969 (LPW) beschreven. In dit artikel staat de opdracht aan het college van burgemeester en wethouders geformuleerd, om de taak en functie van de leerplichtambtenaar te omschrijven in een instructie. Hier staat:
In de ambtsinstructie wordt vermeld hoe de wettelijke taken die de gemeente zijn opgelegd moeten worden uitgevoerd. Ook wordt aangegeven met welke instanties bij de uitvoering van de taken moet worden samengewerkt en hoe overleg wordt gepleegd met de leerplichtambtenaren in de omliggende gemeenten. Dit heeft tot doel ervoor te zorgen dat de leerplicht het karakter heeft van maatschappelijke zorg.
De instructie voor de leerplichtambtenaar is opgesteld om de gewenste werkwijze met betrekking tot het toezicht op de naleving van de LPW zo duidelijk mogelijk, en toegesneden op de situatie in de regio, vast te leggen.
De ambtsinstructie kent drie onderdelen, te weten:
De functie van de leerplichtambtenaar is geen statisch geheel en ondervindt door de jaren heen wijzigingen zowel inhoudelijk binnen de functie als binnen de samenwerking met de betrokken instellingen, organisaties en de gemeenten in de regio. Daarom is het aan te bevelen de instructie regelmatig te actualiseren.
Naast het waarborgen van het recht op onderwijs, op grond van internationale verdragen een taak van de overheid is, heeft de overheid ook een taak om te waarborgen dat de jongeren van dat recht op onderwijs gebruik kunnen maken.
Om te borgen dat jongeren van het recht op onderwijs met regelmaat gebruik maken is de Leerplichtwet 1969 (LPW) van kracht. Deze wet geeft voor het uitoefenen van deze taak een aantal voorschriften. Het is de opdracht aan burgemeester en wethouders van de gemeente om de uitvoering van deze taak mogelijk te maken. De kern van deze taak ligt in het bijdragen aan een zo optimaal mogelijke schoolloopbaan van kinderen.
Artikel 1.1. Ambtsinstructie Leerplicht
De Ambtsinstructie Leerplicht moet in nauwe samenhang met de wetgeving gelezen worden. Met wetgeving wordt hier niet alleen op de LPW en de onderwijswetten gedoeld, maar ook op andere relevante wetgeving, zoals zoals de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Wetboek van Strafrecht en de Wet bescherming persoonsregistratie (Wbp).
De LPW legt de primaire taken en bevoegdheden van de uitvoering van deze wet bij burgemeester en wethouders. Deze LPW geeft in artikel 16 LPW aan dat voor de uitoefening van die taken één of meer leerplichtambtenaren moeten te worden aangewezen. In ditzelfde artikel wordt de grondslag van de ambtsinstructie beschreven, namelijk in artikel 16 lid 4 LPW. Daar staat de opdracht aan het college van burgemeester en wethouders geformuleerd, om de taak en functie van de leerplichtambtenaar te omschrijven in een instructie:
Met het opnemen van een instructie voor de leerplichtambtenaar beoogt de wetgever dat het toezicht op naleving van de LPW een steviger positie krijgt op de bestuurlijke agenda van de gemeente.
Door ten aanzien van een aantal concrete taken uit de LPW samen te werken tussen gemeenten kan worden voorkomen dat een ieder zelf 'het wiel uit moet vinden'. Daarnaast kan samenwerking tussen gemeenten leiden tot het vergroten van deskundigheid en uniformiteit ten aanzien van de manier waarop de LPW wordt uitgevoerd.
De aanwijzing van instellingen en diensten waarmee de leerplichtambtenaar samenwerkt dient in de instructie te worden opgenomen om te bewerkstelligen dat het toezicht op de handhaving van de LPW het karakter krijgt van maatschappelijke zorg. In die zin ligt er een taak voor de leerplichtambtenaar om contacten te onderhouden met diensten en instellingen die op het terrein van de handhaving van de LPW een functie kunnen vervullen. Daar waar het verzuim van leer- en kwalificatieplichtigen door allerlei problemen kan worden veroorzaakt, is het noodzakelijk dat de leerplichtambtenaar met deze instellingen en diensten samenwerkt.
Artikel 1.2. De leerplichtambtenaar
De ambtsinstructie Leerplicht is allereerst een werkdocument voor de leerplichtambtenaar. Volgens artikel 16 lid 1 LPW is het toezicht op de naleving van de LPW aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente opgedragen. Tevens staat in dit lid dat zij daartoe één of meerdere ambtenaren als toezichthouders aanwijzen. In lid 2 staat dat deze ambtenaren de eed of de belofte moeten afleggen voordat zij hun ambt aanvaarden. Om deze reden is in artikel 9 van de Leerplichtregeling 1995 de ambtseed opgenomen. Volgens lid 3 zijn leerplichtambtenaren leerplichtzaken bevoegd hun taak uit te oefenen ten aanzien van leerlingen die in Nederland wonen of verblijfplaats hebben. Lid 4 gaat, zoals hierboven beschreven, over de inhoud van de ambtsinstructie.
Volgens artikel 16 lid 5 gaat de ambtsinstructie ervan uit dat de leerplichtambtenaar over de bevoegdheid van buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) beschikt, omdat voor de strafrechtelijke handhaving de medewerking van de politie niet meer mogelijk is.
De leerplichtambtenaar heeft binnen de uitvoering van de LPW, zowel met het bestuursrecht als het strafrecht te maken. De leerplichtambtenaar adviseert betreffende de artikelen 3a (vervangende leerplicht), 3b (vervangende leerplicht laatste schooljaar) en artikel 15 (vrijstelling voor het volgen van ander onderwijs) van de LPW, het college van burgemeester en wethouders over de te nemen beslissing. De leerplichtambtenaar is dan toezichthouder. Het bestuursrecht en dus de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is op de procedure/adviezen ten aanzien van deze artikelen van toepassing. Dus ook afdeling 5.2 van de Awb. Vanuit de Awb zijn een aantal bepalingen van deze wet, die op een toezichthouder in het algemeen betrekking hebben, ook op de leerplichtambtenaren van toepassing.
Ten aanzien van andere onderwerpen uit de LPW handelt de leerplichtambtenaar zelf als bestuursorgaan, zoals bij de uitvoering van artikel 11 sub g en artikel 14 lid 3 van deze wet. De leerplichtambtenaar is ook hierbij toezichthouder en ook ten aanzien van deze beslissingen is de Awb van toepassing.
Hiernaast dient de leerplichtambtenaar om bepaalde taken binnen de LPW uit te kunnen voeren, om de LPW te kunnen handhaven, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) te zijn. Ten aanzien van deze taken zijn het Openbaar Ministerie en de Korpschef de toezichthouders. Het Wetboek van Strafvordering (WvSv) is op zijn handelingen en beslissingen van toepassing. (art. 1:6 Awb).
De leerplichtambtenaren zijn dus zowel toezichthouder als handhaver.
De ambtsinstructie Leerplicht is dus allereerst een document voor de leerplichtambtenaar.
Ten tweede kan ook de burger er bepaalde rechten aan ontlenen. De ambtsinstructie is een beleidsstuk en bevat richtlijnen. De burger, leerlingen, ouders, scholen en andere betrokkenen moeten de ambtsinstructie erop na kunnen slaan om te zien hoe zij behandeld zullen worden en wat hun rechten en hun plichten zijn.
Hoofdstuk 2 Missie, visie en beleidsuitgangspunten
De missie van de van de gemeente Helmond is het waarborgen van het recht op onderwijs van 5-23 jarigen. Door onderwijs kunnen jeugdigen zich ontplooien en ontwikkelen. Door het behalen van een startkwalificatie zijn zij toegerust om zelfstandig op de arbeidsmarkt en in de maatschappij te participeren.
We kiezen voor een proactieve aanpak en werken met:
en daarbij geven we vooral prioriteit aan preventie, dit ter voorkoming en vroegtijdige bestrijding van schoolverzuim.
De gemeente heeft diverse wettelijke taken en bevoegdheden op zowel het terrein van jeugdbeleid, onderwijsbeleid en leerplichtbeleid. Binnen het jeugd- en onderwijsbeleid is de Leerplichtwet 1969 (LPW) één van deze kaders die verder vorm geeft aan een deelaspect namelijk de leerplichtuitvoering.
De LPW is een rechtsmiddel waarmee gewaarborgd wordt dat alle jongeren tot 18 jaar in Nederland aan het onderwijs kunnen deelnemen. Het is van belang dat alle? jongeren het onderwijs verlaten met een startkwalificatie. Voor hen voor wie dit niet mogelijk is wordt een vervangend doel gesteld namelijk zelfstandige deelname aan de samenleving. Daarnaast ligt de prioriteit bij het voorkomen van schoolverzuim.
Artikel 2.1 Jeugdbeleid/Maatschappelijke zorg - lokaal
Een belangrijk aspect binnen het jeugdbeleid in Helmond is het vormen van een sluitend keten rondom jeugdigen. Voorkomen moet worden dat jongeren buiten de boot vallen. Leerplicht vormt een van de schakels in deze sluitende keten. Hierbij zijn twee zaken van belang: preventie van schoolverzuim en het voorkomen van voortijdig schoolverlaten.
Met name in het belang van de jongere moet door alle betrokkenen ingezet worden om het afbreken van een schoolloopbaan te voorkomen. De activiteiten die in dat verband ondernomen worden, vallen onder de noemer ‘maatschappelijk zorg’ en kennen een grote variatie. In individuele gevallen krijgen leerplichtambtenaren met jongeren en gezinnen te maken en leggen waar nodig contacten met vrijwillige dan wel verplichte (jeugd)hulpverlening.
De uitvoering van de LPW kent naast de wettelijke handhavingstaak dus de zorg- en preventietaak. Naast repressief werken is er evenzo aandacht voor pro-actief werken. Gezien de toename van de zwaarte en complexiteit van de problematiek van leerlingen en hun ouders is dit noodzakelijk. De aanvankelijke leerplichttaak op registreren en sanctioneren is de afgelopen jaren dan ook behoorlijk uitgebreid. In de gemeente Helmond is en wordt deze zorg- en preventieve taak ter hand genomen, door deelname aan diverse overleggen op scholen, casusoverleggen, in het Justitieel Casusoverleg Leerplicht etc. Daarbij is door de gemeente Helmond ook gekeken naar het profiel van de ambtenaar. Van hem of haar wordt sinds enige jaren verwacht dat hij of zij een achtergrond heeft waardoor hij of zij de beide onderdelen – te weten de maatschappelijke zorg- en handhavingstaak - van de Leerplichtwet (o.a. bevoegdheid opsporingsambtenaar) kwalitatief goed kan uitvoeren.
In de gemeente Helmond is geen beperking aangebracht bij de uitvoering van de leerplichtwet voor de leerplichtambtenaar. Dit houdt in dat de zorg- en preventietaak volledig wordt uitgevoerd en tegelijkertijd dat de LPW wordt gehandhaafd. Dit alles met de beperking die de LPW hierbij aanbrengt via haar basisuitgangspunt, dat het in het belang moet zijn van de leerplichtige. In de praktijk kan dit inhouden dat de ambtenaar een bepaling van de LPW niet, niet direct of op een later tijdstip toepast vanwege dit genoemde belang.
Zoals gezegd wordt de LPW in de gemeente Helmond gehandhaafd door de leerplichtambtenaar. Hierbij heeft in de afgelopen jaren bij de gemeente Helmond beleidsmatig een ontwikkeling plaats gevonden waardoor deze handhavingstaak volledig in beeld is gekomen, zonder daarbij de zorg- en preventietaak te beperken. In de Aanwijzing Leerplichtwet 1969 (vastgesteld 1999) is verwoord dat bij het Openbaar Ministerie meer het besef is gekomen dat strafrechtelijke handhaving van de LPW als één van de instrumenten gezien moet worden bij de aanpak van schoolverzuim die vaker, sneller en effectiever toegepast dient te worden. Dit met name omdat vanuit wetenschappelijk onderzoek steeds meer een relatie gelegd wordt dat verzuimsignalen bij jongeren een voorbode kunnen zijn van mogelijk crimineel gedrag. Met de ‘Handleiding voor strafvordering strafrechtelijke aanpak schoolverzuim’ heeft de leerplichtambtenaar een richtsnoer voor meer uniform handelen ten aanzien van de verschillende vormen van schoolverzuim.
De bovengenoemde Aanwijzing geeft ook aan dat er met ketenpartners samen gewerkt dient te worden. Vanuit de samenwerking met het Openbaar Ministerie is men bij het Kantongerecht zogenaamde Themazittingen Leerplicht gaan organiseren, waardoor een verbetering van de uitvoering van de processen verbaal Leerplicht in gang is gezet. Door deze hechtere samenwerking is een betere afdoening van het strafrechtelijk juridisch traject van Leerplicht tot stand gekomen. In samenwerking met het Openbaar Ministerie en de Raad voor de Kinderbescherming is het Justitieel Casus Overleg - Leerplicht tot stand gebracht. Dit is een toegevoegde preventieve schakel voor de leerplichtige jongere tussen 12 en 18 jaar die in overtreding is in het kader van de LPW om via ‘maatwerk’ voor deze leerling het regelmatig schoolbezoek weer mogelijk te maken, waarbij ook de HALT-afdoening binnen de schoolverzuimaanpak is geïntroduceerd.
Voor een gemeente is het van groot belang een sluitende administratie te hebben. Het is een onmisbaar instrument bij handhaven, maar ook bij signaleren en informeren.
Om de leerplichtambtenaar in zijn taken te ondersteunen heeft de gemeente Helmond er voor gekozen om de leerplichtige jongeren actueel in beeld te houden via een onderwijsregistratie-applicatie Key2Jongerenmonitor (K2J). Met ingang van 1 januari 2012 is de Centrale leerlingregistratie ingevoerd voor de gehele regio Zuid-Oost Brabant (21 gemeenten), waardoor op een eenduidige manier geregistreerd kan worden en systemen regionaal aan elkaar gekoppeld zijn.
Registratie en monitoring garandeert goed zicht op individuele leerlinggegevens en schoolloopbanen. Ook het verzamelen van management- en beleidsinformatie voor onderwijs (achterstanden)beleid en jeugdbeleid, en het waarnemen van trends en ontwikkelingen is een onderdeel van dit instrument.
Vanaf 1 augustus 2009 is een het digitale verzuimloket ingevoerd. Dit wordt uitgevoerd door DUO.
Vanaf 1 oktober 2013 moeten ook de vrijstellingen en vervangende leerplicht worden geregistreerd in het vrijstellingenregister van DUO. Hierdoor zijn alle basisgegevens van een leerling beschikbaar op één centraal punt.
Artikel 2.4 Plaats gemeentelijke organisatie lokaal
Eenheid Jeugd van de afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling en Dienstverlening heeft de volgende functies:
Door de bundeling van de verschillende functies wordt het mogelijk om een doorlopende begeleidings- en monitoringslijn te creëren van kinderen/jongeren in de leeftijd van 5 tot 23 jaar. Jarenlang lag de nadruk van de inzet van de leerplichtambtenaren in de leeftijdscategorie 12 tot 18 jarigen, mede in het kader van het integraal Jeugdbeleid 13- van de gemeente Helmond is de laatste jaren meer nadruk gelegd op preventie-activiteiten.
Hoofdstuk 3 Instrumenten leerplicht
Om een goede uitvoering te geven aan de leerplichtwet, hebben leerplichtambtenaren de beschikking over verschillende instrumenten, die met elkaar samenhangen: professionaliseren, informeren, signaleren en handhaven. De leerplichtambtenaar voert daarop de regie. Welke instrumenten de leerplichtambtenaar tot zijn beschikking heeft, komt voort uit de gekozen missie en visie.
Hoe er in de Peelregio uitvoering gegeven wordt aan deze 4 instrumenten wordt in dit hoofdstuk verder uitgewerkt. Schematisch ziet de uitvoering er als volgt uit:
Informeren over de Leerplichtwet kan helpen om onbedoelde overtredingen te voorkomen. De informatie beïnvloedt dan het gedrag van klanten of partners. Zo kan informatie over de wet ouders weerhouden van luxe verzuim. Daarbij vormt informeren ook de eerste stap in een proces, dat kan uitmonden in een sanctie (“U was gewaarschuwd.”).
Er wordt door Eenheid Jeugd – Leerplicht van de gemeente Helmond bewust gestreefd naar een lage toegangsdrempel. Dit betekent dat, naast scholen en instellingen, ook ouders en jongeren zelf de weg naar Leerplicht moeten kunnen vinden. Mede daardoor is het vaak mogelijk om in een vroeg stadium te bemiddelen bij bijvoorbeeld een conflict tussen ouders en school, zodat voortijdig schoolverlaten voorkomen kan worden.
Doordat de leerplichtambtenaar een goede samenwerkingsrelatie met de scholen nastreven, worden zij regelmatig geconsulteerd door de school, ook voordat er sprake is van verzuim of uitval. Zij hebben een advies- en voorlichtingsfunctie voor ouders, instellingen en scholen omtrent schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten. De leerplichtambtenaar geeft gerichte voorlichting over de achtergronden, preventie en aanpak van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten.
In de gemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek, Someren en Geldrop-Mierlo is gezamenlijk een verzuim- en vakantieverloffolder opgesteld voor ouders, scholen, instellingen en jongeren die periodiek geactualiseerd wordt. Hiernaast is “leerplicht” te vinden op de gemeentelijke website waar algemene informatie met betrekking tot leerplichtzaken te vinden is. Ouders en anderen kunnen ook schriftelijk, telefonisch of persoonlijk meer specifieke informatie opvragen.
Een keer per jaar staat het recht op leren in de schijnwerpers. Ingrado en het ministerie van OCW ondersteunen leerplichtambtenaren en scholen bij de organisatie van de Dag van de Leerplicht met een praktische website. De Peelgemeenten proberen hier jaarlijks ook invulling aan te geven.
Zo is er in het jaar 2015 een facebookpagina opgezet voor leerplicht. www.facebook.nl/rmc37. Hier wordt informatie gedeeld betreffende leerplicht en aanverwante thema’s.
Onder vroegtijdig signaleren wordt verstaan het onderkennen van signalen die wijzen op (dreigende) schooluitval. Doel is jongeren en ouders voor het onderwijs te motiveren en op een zo vroeg mogelijk tijdstip de diverse vormen van schoolverzuim en schooluitval te voorkomen.
De zorgtaak ligt overigens niet alleen bij de afdeling Leerplicht/RMC. Goed afbakenen van deze taak voorkomt dat Leerplicht/RMC verantwoordelijkheden van anderen overneemt!
In dit kader kunnen jongeren ook preventief besproken worden, zonder dat er sprake is van een wettelijke overtreding.
Deelname MDO (multi disciplinair overleg), ZAT
Met regelmaat is er georganiseerde (preventieve) afstemming en deelname aan overleggen met relevante ketenpartners waaronder het onderwijsveld en zorginstanties. Binnen Zorg- en adviesteams (ZAT), worden jongeren met een complexe problematiek door ketenpartners besproken. In de regio Zuidoost Brabant functioneren op de scholen voor basisonderwijs, voor voortgezet onderwijs en het MBO,de zogenoemde zorgteams. De teams komen periodiek bij elkaar, waarbij scholen, instellingen en de leerplichtambtenaar gezamenlijk zoeken naar een oplossing voor individuele problemen van leerlingen. Het is de bedoeling dat de leerling binnen dit proces zo lang mogelijk onder de verantwoordelijkheid van de school blijft vallen. Waar de problemen van een leerling school overstijgend zijn, wordt er samen met schoolinterne en -externe deskundigen besproken wat de beste aanpak is. De leerplichtambtenaar nemen (of structureel of op afroep) deel aan deze zorgteams. Vanaf januari 2015, na de invoering van de Jeugdwet, worden deze structurele bijeenkomsten steeds vaker vervangen door overleg op casusniveau (MDO) met de betrokken hulpverleners.
De leerplichtambtenaren houden in overleg met de school eventueel spreekuur voor leerlingen waar sprake is van beginnend verzuim. Het houden van een spreekuur is preventief. Door het beginnend verzuim zo snel mogelijk bespreekbaar te maken met leerlingen en ouders kan toename van verzuim voorkomen worden en zo nodig kan vroegtijdig zorg ingeschakeld worden als er andere problemen zichtbaar worden.
Zowel de school als leerling en ouders kunnen contact opnemen met de leerplichtambtenaar. De leerplichtambtenaar heeft een onafhankelijke positie en kan daarom optreden als bemiddelaar tussen school, leerling, ouders en/of andere ketenpartners.
Aansluiting schoolverzuimbeleid op het lokaal onderwijsbeleid
De leerplichtambtenaar is een spin in het web. Door de vele contacten en ervaringen van de leerplichtambtenaar komt er veel kennis beschikbaar van het aanwezige en ontbrekende aanbod en meer en minder effectieve werkwijze en knelpunten in de aansluiting tussen diverse voorzieningen.
Er liggen vaak raakvlakken met andere beleidsterreinen. Vanuit hun praktijkervaringen informeren zij de beleidsafdeling over trends. De consulent heeft vanuit het werkveld een signaalfunctie naar beleidsmakers om problemen bij het bestrijden van schoolverzuim op te lossen.
De bescherming van het recht op leren is verankerd in de wet. Ook bij handhaving staat het voorkomen van verzuim en voortijdig schoolverlaten voorop.
Handhaven van de Leerplichtwet en ingrijpen wanneer het recht op onderwijs in het geding komt, heeft een tweeledig doel. Ten eerste (zo vroeg mogelijk) voorkomen dat leerlingen voortijdig het onderwijs verlaten of verzuimen. Ten tweede zorgen dat jongeren een startkwalificatie behalen.
In hoofdstuk 2.2 is de handhavende rol van de leerplichtambtenaar in Helmond verder beschreven.
Artikel 3.4 Registreren en monitoren
Registreren en monitoren zijn belangrijke randvoorwaarden om de vier instrumenten te kunnen uitvoeren. Zonder goede registratie en monitoring kan de leerplichtambtenaar het recht op leren niet goed beschermen. In hoofdstuk 2.3 staat is beschreven hoe de gemeente Helmond gegevens registreert en monitort.
Artikel 3.5 Professionaliseren
Het is uiteraard van belang dat de leerplichtambtenaar beschikken over voldoende kennis en vaardigheden om het werk in dit complexe werkveld naar behoren uit te voeren. Het bovenstaande betekent onder meer dat de leerplichtambtenaar bevoegd moet zijn tot het opmaken van een proces-verbaal. Ze moeten dus buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) zijn. Binnen de gemeente Helmond beschikken alle leerplichtambtenaren over deze bevoegdheid.
Deskundigheidsbevordering vindt plaats door het volgen van cursussen op maat die binnen de regio Zuid-Oost Brabant worden aangeboden. Of door landelijke cursussen die de landelijke vereniging Ingrado aanbiedt.
Hoofdstuk 4 Algemene Informatie
Voordat de wettelijke taken van de leerplichtambtenaar ten aanzien van de verschillende soorten verzuim in de hoofdstukken 5 en 6 uiteengezet worden, zal allereerst op een aantal belangrijke begrippen uit de Leerplichtwet 1969 (LPW) worden ingegaan.
Artikel 4.1 Verantwoordelijkheden
In artikel 2 lid 1 LPW staat dat degenen die het gezag over de jongere uitoefenen en de feitelijke verzorging voor hun rekening nemen verantwoordelijk zijn voor het naleven van deze wet. Meestal zijn dit de ouders, maar dit kunnen ook de ‘voogden’ en/of ‘feitelijke verzorgers’ zijn1 . Zij moeten ervoor zorgen dat hun kind op een school wordt ingeschreven en dat het kind geregeld de school bezoekt. Van jongeren vanaf twaalf jaar wordt verwacht dat zij zelf al enige mate van verantwoordelijkheid kunnen dragen en naar school gaan. Op grond van artikel 26 van de LPW kunnen dan ook zowel ouders als jongeren vanaf twaalf jaar verantwoordelijk worden gehouden, indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim. Hiernaast heeft natuurlijk ook de school verantwoordelijkheden.
Volgens artikel 3 LPW is een kind officieel leerplichtig vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het kind vijf jaar is geworden. De meeste kinderen gaan al naar school vanaf vierjarige leeftijd. Ter verduidelijking: een kind dat op 26 februari vijf jaar wordt, is per 1 maart leerplichtig. De leerplicht duurt tot en met het einde van het schooljaar waarin het kind zestien jaar wordt. Vanaf de leerplichtige leeftijd bestaat dus voor de ouders de verplichting om te zorgen dat het kind op een school ingeschreven staat. Is er geen schoolinschrijving dan is er sprake van absoluut schoolverzuim2. In die situatie stelt de leerplichtambtenaar vervolgens op grond van artikel 22 van de LPW een onderzoek in.
Artikel 4.3 De kwalificatieplicht
Aansluitend op deze leerplichtige leeftijd (einde schooljaar waarin de jongere 16 jaar is geworden ) is de jongere ‘kwalificatieplichtig’. De kwalificatieplicht duurt tot achttien jaar. Dit betekent dat de jongere tot zijn achttiende verjaardag naar school moet, tenzij hij een startkwalificatie heeft behaald. De jongere heeft een startkwalificatie als hij een havo- of vwo-diploma heeft gehaald of een diploma van een beroepsopleiding (MBO) minimaal op niveau twee. Na het behalen van een VMBO-diploma heeft een jongere dus nog geen startkwalificatie en is hij dus nog leer- of kwalificatieplichtig. Tijdens de kwalificatieplicht kiest de jongere voor een volledig schoolprogramma of hij kiest voor een combinatie van leren en werken.
Voor jongeren die een getuigschrift/diploma Praktijkonderwijs hebben, en jongeren die in het voortgezet speciaal onderwijs het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel of het uitstroomprofiel dagbesteding hebben, is er een uitzondering gemaakt. Zij zijn vrijgesteld van de kwalificatieplicht. Bovenstaande staat in de artikelen 4a en 4b LPW.
Indien er geen inschrijving op een school of inrichting is, dan voldoen ouders dus niet aan bovengenoemde verplichting. Er is dan sprake van absoluut schoolverzuim3. Ook dan stelt de leerplichtambtenaar op grond van artikel 22 LPW een onderzoek in.
Artikel 4.4.1 Artikel 3a van de Leerplichtwet 1969
Voor een jongere die tenminste de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt en van wie vast is komen te staan dat hij niet geschikt is om vijf dagen per week dagonderwijs te volgen, bestaat de mogelijkheid van een alternatief leertraject. Via het volgen van een aangepast onderwijsprogramma kan de jongere na een jaar weer instromen in het reguliere onderwijs. Een belangrijk onderdeel van het aangepaste leertraject is praktijkonderwijs.
Om een alternatief leertraject te mogen volgen, moet er in overleg met de directeur van de school een aanvraag voor vervangende leerplicht ingediend worden bij de gemeente waar de jongere in het bevolkingsregister staat ingeschreven. De school voegt hier een begeleidingsprogramma aan toe, dat de onderwijs- en praktijkdoelen van het kind bevat. Indien het alternatieve leertraject, na advisering door de leerplichtambtenaar, door het college van burgemeester en wethouders wordt goedgekeurd, geldt deze toestemming voor de duur van één schooljaar. Dit traject kan, indien nodig, verlengd worden.
Artikel 4.4.2 Artikel 3b van de Leerplichtwet 1969
Artikel 3b LPW geeft de mogelijkheid tot vervangende leerplicht voor jongeren die in het laatste jaar van de leerplicht zitten. Het verschil met de vervangende leerplicht, zoals deze is verwoord in artikel 3a LPW is dat er hier sprake is van een vervangende leerplicht waarbij de jongere ingeschreven staat bij een instelling. Deze school of instelling wordt dan ook verantwoordelijk voor de jongere. Ook in dit geval zal het verzoek tot het volgen van een dergelijk programma na advisering door de leerplichtambtenaar beoordeeld moeten door het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 4.4.3 Artikel 3c van de Leerplichtwet 1969
Op grond van de wet van 11 september 2013 tot wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de registratie van vrijstellingen en vervangende leerplicht, moeten vrijstellingen en vervangende leerplicht met ingang van 1 oktober 2013 opgenomen worden in het vrijstellingenregister van DUO. Met het register is het mogelijk om landelijk uniform de vrijstellingen en vervangende leerplicht op individueel niveau vast te leggen.
Het gaat om vrijstellingen op grond van artikel 5 onder a, b en c, artikel 5a en artikel 15 van de Leerplichtwet. En om de vervangende leerplicht op grond van artikel 3a en 3b. De leerplichtambtenaar van de woongemeente kan voor alle onderwijsvarianten (PO, VO en BVE) de vrijstellingen vastleggen in het register.
Het vrijstellingenregister heeft een aantal belangrijke voordelen:
Artikel 4.4.4 Werkwijze leerplichtambtenaar
Blijkt aan de leerplichtambtenaar dat een jongere vermoedelijk in de omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 3a dan wel 3b van de wet, dan draagt de leerplichtambtenaar er zorg voor dat de noodzakelijke gesprekken met betrekking tot het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de praktijktijd (artikel 3a) dan wel arbeid van lichte aard (artikel 3b) binnen 10 werkdagen worden gevoerd. De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de afspraken die in de gesprekken worden gemaakt schriftelijk worden vastgelegd. Hij draagt er zorg voor dat de vastgelegde afspraken in het leerling dossier (K2J) worden opgenomen en hij draagt er zorg voor dat degenen die betrokken zijn bij het ontwerpen van het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de inrichting van de praktijktijd dan wel de arbeid van lichte aard binnen vijf werkdagen over de gemaakte afspraken worden geïnformeerd.
Artikel 4.5 Bepalen of een onderwijsvoorziening een school is in de zin van de Leerplichtwet
Als ouders aangeven dat zij voldoen aan hun verplichtingen krachtens de LPW doordat hun kind gebruikmaakt van een niet uit de openbare kas bekostigde of aangewezen onderwijsvoorziening, dan neemt de leerplichtambtenaar contact op met de onderwijsinspectie met het verzoek een onderzoek in te stellen en binnen een in het verzoek aangegeven termijn een advies uit te brengen over de vraag of de onderwijsvoorziening kan worden beschouwd als een school in de zin van de LPW. Volgt er een advies van de onderwijsinspectie, dan volgt de leerplichtambtenaar dit advies.
Indien een school niet voldoet aan de criteria van de wet en niet langer een school in de zin van de wet is, stelt de leerplichtambtenaar de ouders van de leerlingen van de onderwijsvoorziening binnen zeven dagen schriftelijk op de hoogte van het feit dat de onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in de wet, of verzekert hij4 er zich van dat de onderwijsvoorziening de ouders daarvan schriftelijk op de hoogte heeft gesteld. De grondslag hiervoor staat in de artikelen 1a, 1 lid 2, 1A1 en 22, lid 4 LPW.
Hoofdstuk 5 Wettelijke taken verzuim
Er zijn verschillende onderscheidingen van verzuim op verschillende gronden mogelijk. Het belangrijkste onderscheid in verzuimsoorten is het verzuim van de verplichting tot inschrijving (absoluut verzuim) en het verzuim van de verplichting tot geregeld schoolbezoek (relatief verzuim). Volgens de artikelen 4 en 4c van de Leerplichtwet 1969 (LPW) moeten de kinderen niet alleen ingeschreven staan op een school om absoluut schoolverzuim te voorkomen, maar ze moeten deze school ook geregeld bezoeken. Hiernaast is er ook nog wettelijk verzuim. De directeur van de school is verplicht om wettelijk verzuim te melden bij de leerplichtambtenaar van de gemeente. Dit komt duidelijk tot uitdrukking in artikelen 21 en 21a LPW. De school mag altijd eerder melden.
De leerplichtambtenaar onderzoekt vervolgens de reden van het verzuim (art. 22 LPW). Er kunnen vervolgens verschillende maatregelen volgen, afhankelijk van het soort en de reden van het verzuim. Hoe de leerplichtambtenaar dit onderzoek uitvoert en de verschillende maatregelen die mogelijk zijn, volgen hieronder.
Artikel 5.1.1 Leerlingenadministratie
De LPW verplicht de gemeente een register bij te houden van de jongeren als bedoeld in deze wet, zodat gecontroleerd kan worden of elke leer- en kwalificatieplichtige jongere staat ingeschreven bij een school of instelling. In Helmond zijn alle kinderen en jongeren van vier tot en met 22 jaar opgenomen in de zogenoemde Leerlingenadministratie. Dit register is gekoppeld aan de Basisregistratie personen (BRP) en wordt door de gemeente Eindhoven voor de regio Zuid-Oost Brabant (21 gemeenten) onderhouden en beheerd.
De in- en afschrijvingen, als bedoeld in artikel 18 LPW, van leerlingen worden via het verzuimloket Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) gemeld en in de leerlingenadministratie verwerkt.
Op deze wijze kan op een sluitende wijze worden nagegaan of alle Helmondse jongeren op een school staan ingeschreven. Ook de mutaties van het BRP, zoals verhuizingen, worden wekelijks verwerkt.
Artikel 5.1.2 Controle op absoluut schoolverzuim
De leerlingenadministratie speelt bij de controle op absoluut verzuim op grond van artikel 19 LPW een belangrijke rol, omdat uit deze administratie blijkt welke jongeren niet op een school of instelling staan ingeschreven. Bij het Primair Onderwijs (PO),Voortgezet Onderwijs (VO), het Middelbaar Beroeps Onderwijs (MBO) en het Particulier Onderwijs wordt dit via het digitale verzuimloket Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) doorgegeven.
De kortdurende absoluut verzuimers, bijvoorbeeld bij een verhuizing of overstap naar een andere school staan meestal snel weer ingeschreven op een school. Als het absoluut verzuim langer duurt, loopt de jongere meer risico. Deze moet dan ook zo snel mogelijk opgespoord worden.
Artikel 5.1.3 Verplichting scholen/instellingen
De leerplichtadministratie controleert of de registratie sluitend is. Als deze registratie niet sluitend is, volgt in eerste instantie contact met de school die de afschrijving (zonder kennisgeving van bestemming) gemeld heeft. Wanneer deze geen duidelijkheid kan geven wordt schriftelijk contact gezocht met de ouders van de jongere.
Artikel 5.1.4 Kennisgeving in- en uitschrijvingen, (dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtigen (met inbegrip van verwijdering)
De kennisgeving van een (voorgenomen) beslissing tot verwijdering van een leerling moet direct door de school worden gemeld. De leerplichtambtenaar maakt vervolgens een leerlingendossier (zie bijlage nr.2) aan, of voegt de kennisgeving toe aan het reeds aanwezige leerlingendossier. Zodra de leerplichtambtenaar kennisneemt van verwijdering van een jongere die niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen is gemeld, stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in naar de oorzaak hiervan. Als de directeur onwillig of nalatig is in het nakomen van deze verplichting dan kan de leerplichtambtenaar dit melden bij de Onderwijsinspectie.
De leerplichtambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de aanpak van het voorkomen van verwijdering van een bij de school ingeschreven jongere. Indien de leerplichtambtenaar een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de leerplichtambtenaar mee op welke wijze hij met het advies omgaat.
De directeur van een school voor voortgezet – en primair onderwijs kan een leerling schorsen (voor maximaal één week) of definitief verwijderen van school. Het laatste kan alleen na overleg met de Inspectie van het Onderwijs en na het horen van leerling en/of ouders. In het basisonderwijs hoort het bevoegd gezag ook de groepsleraar. Bovendien kan een leerling alleen worden verwijderd als een andere school bereid is om de leerling op te nemen.
Een besluit tot schorsing wordt aan de betrokken leerling en, als de leerling nog geen 21 is, ook aan de ouders schriftelijk bekendgemaakt. Van een schorsing voor een periode langer dan één dag en een definitieve verwijdering moet de directeur van de school de Inspectie van het Onderwijs schriftelijk in kennis stellen onder vermelding van de redenen.
Artikel 5.1.5 Onderzoek door de leerplichtambtenaar
Indien is gebleken dat er geen sprake is van een administratieve onvolkomenheid, wordt onverwijld contact gezocht met de ouders. Ouders worden tot tweemaal toe aangeschreven. Indien ouders, na aanschrijving, niet reageren en/of de leerplichtige of kwalificatieplichtige jongere niet als leerling staat ingeschreven, zonder dat een grond voor vrijstelling aanwezig is, dan stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in.
Indien ouders in gesprek is aangeraden om de jongere op een school of instelling in te schrijven, dan wel een andere actie uit te voeren, wordt binnen vijf werkdagen gecontroleerd of hier inderdaad gehoor aan is gegeven. Als het advies is opgevolgd wordt dit verwerkt in het dossier. Concludeert de leerplichtambtenaar dat ouders weigeren de jongere als leerling op een school of instelling in te schrijven, zonder dat de jongere op grond van artikel 5, 5a of 15 LPW van deze verplichting is vrijgesteld, dan zendt hij een proces-verbaal van zijn bevindingen aan de officier van justitie en volgt er een melding aan de Sociale Verzekeringsbank. (Dit laatste is alleen mogelijk bij jongeren van zestien of zeventien jaar)
(Bovenstaande vindt zijn grondslag in de artikelen 2, lid 1, 3, 4a en 4b LPW)
Artikel 5.2 Relatief verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige jongeren
De leer- of kwalificatieplichtige jongere die de school niet regelmatig bezoekt en daarvoor geen toestemming heeft is in overtreding. Bij het overgrote deel van de verzuimers blijken problemen de oorzaak te zijn van het verzuim. We spreken daarom ook wel van signaal verzuim. Leerplicht is pas op de hoogte van het verzuim als dit door de scholen gemeld wordt. Scholen zijn verplicht wettelijk verzuim te melden (artikel 21 LPW). Ook als anderen dit verzuim constateren, zoals bijvoorbeeld schoolartsen, politie of jeugdhulpverlening en dit aan Leerplicht melden onderneemt de leerplichtambtenaar actie. De leerplichtambtenaar ondersteunt de scholen bij het uitbouwen van het schoolverzuimbeleid en heeft nauw overleg over wanneer en hoe te melden.
Artikel 5.2.1 Onderzoek door de leerplichtambtenaar
De administratief medewerker leerplicht ontvangt de meldingen van schoolverzuim. Jongeren die onderwijs volgen aan het VO of MBO moeten via het verzuimloket DUO gemeld worden. Bij een melding van een jongere die onderwijs volgt aan het primair onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en het niet-bekostigd onderwijs dient een Kennisgeving (vermoedelijk) Ongeoorloofd Verzuim (KOV) bijgevoegd te worden.
Blijkt uit het onderzoek dat er geen sprake is van een vrijstelling, en blijkt dat er sprake is van verwijtbaar handelen van de jongere die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, dan wordt de jongere na een eerste overtreding eerst door de leerplichtambtenaar schriftelijk of mondeling gewaarschuwd.
Bij een tweede overtreding of bij voortdurend verzuim zoekt de leerplichtambtenaar, na ontvangst van een kennisgeving, zo spoedig mogelijk contact met de ouders. Zij worden in de gelegenheid gesteld om nadere uitleg over het gemelde verzuim te geven. Zij worden tevens geïnformeerd over de procedures en eventuele consequenties van het niet nakomen van hun verplichtingen.
Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat er geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de jongere die tevens voldoet aan de criteria voor verwijzing naar Bureau Halt, dan kan de leerplichtambtenaar, zelfstandig of na tussenkomst van het Openbaar Ministerie, besluiten tot een verwijzing naar Bureau Halt.
Indien de leerplichtambtenaar die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar besloten heeft over te gaan tot een Halt-verwijzing, dan roept hij de ouders en de jongere vanaf 12 jaar op voor een gesprek, waarin hij toestemming vraagt aan de ouders en de jongere om door te verwijzen naar Bureau Halt. De leerplichtambtenaar stelt middels een verkort proces-verbaal een Halt-verwijzing op. De jongere en diens ouder(s)/verzorger(s) (als de jongere < 16 jaar) moeten instemmen met de Halt-verwijzing. De leerplichtambtenaar licht de school in over de verwijzing en over de afloop van de Halt-straf.
Na een derde overtreding van de Leerplichtwet, bij een negatieve afdoening van de Halt-verwijzing, of indien er zorgen zijn die de overtreding ‘niet-Halt-waardig’ maken, wordt de jongere van 12 jaar of ouder opgeroepen voor een verhoor door de leerplichtambtenaar, tevens bevoegd als buitengewoon opsporingsambtenaar. De jongere wordt dan door middel van een proces-verbaal gemeld bij het Justitieel Casus Overleg – leerplicht (JCO).
Blijkt uit het onderzoek dat er geen sprake is van een vrijstelling, en blijkt dat er sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, dan kan de leerplichtambtenaar een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank. Indien de leerplichtambtenaar voornemens is om een melding bij de Sociale Verzekeringsbank te doen, dan roept hij ouders en jongere vanaf zestien jaar op voor een gesprek, waarbij hij de betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een melding bij de Sociale Verzekeringsbank te doen. (Zie bijlage nr. 4)
Na een vierde overtreding, bij een negatieve afdoening van de door het JCO opgelegde sanctie(s) of bij voortduring van het verzuim, wordt de jongere van 12 jaar of ouder indien nodig opnieuw opgeroepen voor een verhoor door de leerplichtambtenaar, tevens bevoegd als buitengewoon opsporingsambtenaar. Blijkt uit het onderzoek dat er geen sprake is van een vrijstelling, en blijkt dat er sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, dan maakt de leerplichtambtenaar, tevens bevoegd als buitengewoon opsporingsambtenaar, een proces-verbaal op van zijn bevindingen, nadat er overleg is geweest met het Openbaar Ministerie.
Artikel 5.2.2 Overtreding directeur van de school
Zodra de leerplichtambtenaar kennis neemt van schoolverzuim waarvan niet door een directeur melding is gemaakt, stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in naar de reden waarom de directeur het verzuim niet heeft gemeld. Blijkt de directeur onwillig of nalatig in het nakomen van deze verplichting, dan kan de leerplichtambtenaar dit melden bij de Onderwijsinspectie. Dit kan via het Loket Onderwijsinspectie. Dit is een gevolg van de wetswijziging op 1 januari 2012 van de Leerplichtwet 1969. Deze wetswijziging houdt in dat het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet door schoolhoofden onderdeel uitmaakt van het toezichtskader op de scholen van de Inspectie van het Onderwijs. Bij urgente signalen neemt de inspectie direct contact op met de school.
De Inspectie van het Onderwijs heeft de mogelijkheid een bestuurlijke boete op te leggen wanneer het hoofd van de school of instelling de leerplichtwet overtreedt.
Artikel 21, lid 1 LPW geeft aan wanneer een melding door de directeur van de school verplicht is. Er zijn verschillende situaties waarbij een eerdere melding wenselijk is. Denk aan onduidelijke redenen voor afwezigheid zoals: een (vage) ziekmelding, bepaalde verzuimpatronen bij jongeren of een situatie waarbij twijfel bestaat aan de effectiviteit van het beleid van de school.
De leerplichtambtenaar geeft aan de directeuren gevraagd of ongevraagd advies betreffende het te voeren beleid met betrekking tot het registreren van verzuim en het doen van kennisgevingen van verzuim. Dit met het oog op het bevorderen van een effectief verzuimbestrijdingsbeleid en de rechtsgelijkheid. De leerplichtambtenaar kan directeuren uitnodigen om eerder een kennisgeving van verzuim te doen dan de wet voorschrijft indien dat doelmatig is met het oog op de verzuimbestrijding.
Hoofdstuk 6 Wettelijke taken vrijstelling en verlof
In uitzonderlijke gevallen kan het college van burgemeester en wethouders vrijstelling van de leerplicht verlenen. Er zijn drie soorten vrijstelling mogelijk. Dit zijn vrijstelling voor leerlingen tot zes jaar, vrijstelling van inschrijving en vrijstelling van schoolbezoek. Dit geldt zowel voor het Primair Onderwijs (PO), het Voortgezet Onderwijs (VO) als het Middelbaar Beroeps Onderwijs (MBO).
De laatste wetswijziging op dit punt (1995) was bedoeld om de mogelijkheden van extra verlof, buiten de schoolvakanties, sterk in te perken. In Helmond wordt er in de geest van deze aanscherping gewerkt. Het onderwijsbelang van de jongere staat voorop. Een jongere die veel lestijd mist, loopt risico. De basis is dat er strikt de hand gehouden wordt aan deze regels, omdat er anders sprake is van precedentwerking. Er is veel overleg tussen de scholen en Leerplicht. Alleen met een strikte en gezamenlijke inspanning is te voorkomen dat extra verlof leidt tot schoolverzuim. In alle gevallen waarbij extra verlof bij Leerplicht wordt aangevraagd, dus als het gaat om meer dan tien schooldagen, wordt een beslissing genomen die voorzien is van een motivering.
Artikel 6.1 Vrijstelling van leerplicht tot zes jaar
Vrijstelling van leerplicht tot zes jaar is gebaseerd op artikel 11a van de Leerplichtwet 1969 (LPW). Vanaf vijfjarige leeftijd moet een kind dagelijks een basisschool bezoeken. Is het kind nog geen zes jaar, dan mag het kind vijf uur per week thuisblijven, indien ouders van een beroep op vrijstelling mededeling doen aan het het hoofd van de school. Hiernaast kan het hoofd van de school deze vrijstelling voor ten hoogste vijf uren per week uitbreiden om overbelasting van het kind te voorkomen.
Artikel 6.2 Vrijstelling van inschrijving
Vrijstelling tot inschrijving op een school of instelling, op grond van artikel 5 LPW, moet worden aangevraagd bij de gemeente waar de jongere als ingezetene in de Basisregistratie personen (BRP) staat ingeschreven. Het betreft een vrijstelling op basis van lichamelijke of psychische gronden (art. 5 sub a), vanwege bezwaren tegen de richting van het onderwijs (art. 5 sub b), vanwege een schoolinschrijving en het geregeld bezoeken van deze inrichting van onderwijs in het buitenland (art 5 sub c). (artikel 5 aanhef en onder a, b en c, alsmede de artikelen 6, 7, 8 en 9 LPW) Indien een vrijstelling op een van bovenstaande gronden wordt verleend, geldt deze voor maximaal één schooljaar. Hiernaast is er onder voorwaarden ook een vrijstelling van schoolinschrijving mogelijk op grond van artikel 15 LPW.
Artikel 6.2.1 Vrijstelling op grond van artikel 5
Indien ouders een vrijstelling aanvragen op grond van artikel 5 sub a (juncto art. 7) LPW, neemt de leerplichtambtenaar de kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van de wet in ontvangst. De kennisgeving dient voor het eerst uiterlijk 1 maand voor de 5e verjaardag gedaan te worden. Verder dient de aanvraag jaarlijks voor 1 juli opnieuw gedaan te worden, tenzij het besluit geldt voor de duur van plaatsing van het kind op een instelling (MKD). Omdat de beslissing van het college van burgemeester en wethouders geen besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht betreft, kunnen ouders geen bezwaar aantekenen of beroep instellen tegen het genomen besluit.
De leerplichtambtenaar probeert te bewerkstelligen dat de aangewezen deskundige binnen twintig werkdagen de jongere onderzoekt en een schriftelijke verklaring over de geschiktheid van de jongere geeft. Binnen tien dagen na ontvangst van de verklaring van de deskundige5 moeten de ouders een bericht van de gemeente hebben ontvangen.
Indien de ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b (juncto art. 8) van de wet, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders ten hoogste twintig werkdagen. Als gegronde redenen aanwezig zijn voor een langere termijn, dan deelt de leerplichtambtenaar deze termijn binnen twintig werkdagen aan de ouders mee.
Ook deze vrijstellingsaanvraag dient voor het eerst uiterlijk 1 maand voor de 5e verjaardag van het kind te worden gedaan en dient jaarlijks opnieuw voor 1 juli aangevraagd te worden.
Bij de aanvraag dient een verklaring ‘overwegende bezwaren’ te zijn gevoegd. De leerling mag niet eerder ingeschreven hebben gestaan op een school waartegen overwegende bedenkingen zijn. Ook dient er een redelijke afstand tot een wel geschikte school te bestaan.
Indien de ouders een beroep doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b van de wet, dan onderzoekt de leerplichtambtenaar de bij de kennisgeving overgelegde bescheiden. Hij nodigt de ouders uit voor een mondelinge toelichting op het beroep. Hij onderzoekt of de bedenkingen daadwerkelijk de richting van het onderwijs betreffen. De vraag of de bedenkingen werkelijk op de richting van het onderwijs betrekking hebben, dient, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, onderzocht te worden. Als vaststaat dat dat het geval is en aan de overige hierboven genoemde voorwaarden wordt voldaan dan ontstaat de vrijstelling van rechtswege en is geen plaats meer voor onderzoek naar het gewicht van de bedenkingen6. In het bericht aan de ouders, wordt aan de ouders meegedeeld of de ontvangen kennisgeving voldoet aan de eisen van de wet. Tevens worden de gevolgen meegedeeld die verbonden zijn aan het al dan niet voldoen aan de eisen van de wet. Indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet, geeft de leerplichtambtenaar de ouders een redelijke termijn, die doorgaans niet langer is dan twintig werkdagen om de jongere alsnog in te schrijven op een school of instelling. Indien ouders niet aan bovengenoemde voorwaarden voldoen, dan zal er een proces-verbaal absoluut verzuim opgemaakt worden. Omdat de beslissing van het college van burgemeester en wethouders geen besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht betreft, kunnen ouders geen bezwaar aantekenen of beroep instellen tegen het genomen besluit.
Indien de kennisgeving wel aan de eisen van de wet voldoet, deelt het college aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum zij een kennisgeving moeten inmoeten indien zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen. Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder c (juncto art. 9) van de wet, dan moeten ouders een verklaring af te geven dat de leerling staat ingeschreven op een school en deze school geregeld bezoekt. Indien de omstandigheden van dien aard zijn dat (nog) geen verklaring van de directeur van de buiten Nederland gelegen school of inrichting van onderwijs kan worden overgelegd, dan deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee op welke wijze, en op welk moment, door hen zal moeten worden aangetoond dat de jongere in het buitenland onderwijs heeft genoten. De aanvraag dient ieder jaar opnieuw voor 1 juli ingediend te worden. Indien ouders niet aan bovengenoemde voorwaarden voldoen, dan zal ouders een termijn gegund worden om hun kind alsnog op een school in Nederland in te schrijven. Indien dit binnen de gestelde termijn niet gebeurt, zal er een proces-verbaal absoluut verzuim opgemaakt worden. Omdat de beslissing van het college van burgemeester en wethouders geen besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht betreft, kunnen ouders geen bezwaar aantekenen of beroep instellen tegen het genomen besluit.
Artikel 6.2.2 Vrijstelling op grond van artikel 15
Een vrijstelling van een schoolinschrijving, vanwege bijzondere omstandigheden, anders dan in artikel 5 genoemd, kan door het college van burgemeester en wethouders aan de jongere worden verleend, indien wordt aangetoond dat de jongere op een andere wijze voldoende onderwijs volgt. Indien ouders/verzorgers van een kwalificatieplichtige jongere een vrijstellingsaanvraag op grond van art. 15 LPW indienen, beslist het college van B&W, na advisering door de leerplichtambtenaar, op de aanvraag. In eerste instantie zal met school onderzocht worden of er nog mogelijkheden op een school zijn tot een aangepast programma, tot oriëntatie op een opleiding, tot stage/werk. Zijn deze er niet dan zal de vrijstelling toegekend worden onder ondergenoemde voorwaarden:
Ouders/verzorgers kunnen bezwaar aantekenen tegen het genomen besluit. Deze mogelijkheid en procedure dient vermeld te worden in het besluit wat aan ouders/verzorgers wordt gezonden.
Artikel 6.2.3 Kennisgeving vrijstelling leerplicht (artikel 6 Leerplichtwet)
Op grond van de wet van 11 september 2013 tot wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de registratie van vrijstellingen en vervangende leerplicht, moeten vrijstellingen en vervangende leerplicht met ingang van 1 oktober 2013 opgenomen worden in het vrijstellingenregister van DUO. Met het register is het mogelijk om landelijk uniform de vrijstellingen en vervangende leerplicht op individueel niveau vast te leggen.
Het gaat om vrijstellingen op grond van artikel 5 onder a, b en c, artikel 5a en artikel 15 van de Leerplichtwet. En om de vervangende leerplicht op grond van artikel 3a en 3b. (zie voor verdere informatie paragraaf 3.4.3. van deze ambtsinstructie)
Artikel 6.3 Vrijstelling van geregeld schoolbezoek
Bij een vrijstelling van geregeld schoolbezoek, op grond van artikel 11, gaat het ofwel om vakantieverlof, of om verlof vanwege ‘andere gewichtige omstandigheden’ of om verlof vanwege verplichtingen voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging.
Artikel 11 sub f juncto art. 13a LPW lichten het vakantieverlof toe. Als ouders vanwege hun werk alleen buiten de schoolvakanties op vakantie kunnen, is het mogelijk om voor hun kind vakantieverlof aan te vragen. Dat moet schriftelijk gebeuren, bij voorkeur via een speciaal formulier, dat de school de aanvrager op zijn verzoek moet verstrekken.
Toestemming voor vakantieverlof kan alleen worden gegeven door de directeur (hoofd) van de school. Vakantieverlof is bedoeld voor de jaarlijkse gezinsvakantie, voor maximaal tien aaneengesloten schooldagen, en niet voor een vakantie tussendoor of voor snipperdagen. Deze toestemming wordt dan ook hooguit één keer per schooljaar verleend.
Gaan ouders buiten de schoolvakanties, zonder toestemming van de directeur van de school of de leerplichtambtenaar, op vakantie, dan is er sprake van luxe verzuim.
Met het Openbaar Ministerie wordt periodiek overleg gevoerd over de aanpak van luxe verzuim.
De afdoeningen zijn conform de landelijke richtlijnen die het Ministerie van Justitie over het leerplichtbeleid heeft geformuleerd.
Artikel 6.3.2 Verlof om andere gewichtige omstandigheden
Er kunnen andere belangrijke redenen zijn waardoor een kind niet naar school kan komen. Ook hiervoor moet de ouder, bij maximaal tien schooldagen, toestemming hebben van de directeur (het hoofd) van de school. Bij meer dan tien schooldagen dient de ouder toestemming te hebben van de leerplichtambtenaar. Dit aantal schooldagen kan bereikt worden in één aanvraag, maar ook in een paar opeenvolgende aanvragen. Bij voorkeur dient het verlof via een speciaal formulier aangevraagd te worden. Het gaat hierbij om verlof op grond van art. 11 sub g juncto art. 14 LPW, vanwege ‘andere gewichtige omstandigheden’. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om ziekte, een verhuizing, een huwelijk of een begrafenis van een bloed- of aanverwanten. (Zie verder bijlage nr. 3) Bewijslast ligt bij ouders.
Bij de beoordeling van een aanvraag van meer dan tien dagen, controleert de leerplichtambtenaar of er sprake is van een medische of sociale indicatie. De leerplichtambtenaar neemt een beslissing en deelt deze schriftelijk mee aan de ouders. Een afschrift van de brief aan de ouders wordt aan de betreffende directeur van de school of instelling gezonden.
De leerplichtambtenaar geeft aan de directeuren van de betrokken scholen en/of instelling(en) gevraagd of ongevraagd advies over het te voeren beleid betreffende verlofaanvragen wegens ‘andere gewichtige omstandigheden’ voor tien schooldagen of minder, met het oog op het bevorderen van de rechtsgelijkheid.
Indien ouders/verzorgers geen bezwaar indienen, dan wel het bezwaar niet gegrond wordt verklaard en ouders toch verlof nemen, dan volgt een melding bij de leerplichtambtenaar. Deze start een onderzoek, hoort ouders/verzorgers en maakt indien er geen vrijstellingsgronden zijn een proces-verbaal relatief verzuim op.
Wordt de verlofaanvraag van 10 schooldagen of meer afgewezen door de leerplichtambtenaar, dan kunnen ouders bezwaar indienen bij de leerplichtambtenaar die het eerdere besluit heeft genomen. Indien ouders/verzorgers geen bezwaar indienen, dan wel het bezwaar niet gegrond wordt verklaard en ouders toch verlof nemen, dan volgt een oproep voor een verhoor bij de leerplichtambtenaar. Er wordt een proces-verbaal relatief verzuim opgemaakt.
Artikel 6.3.3 Verlof vanwege verplichtingen voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging
Verlof op grond van artikel 11 sub e juncto 13 LPW geeft aan dat jongeren wegens de vervulling van plichten voorvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging, bijvoorbeeld met het Suikerfeest, die dag(en) vrijgesteld van schoolbezoek zijn. Wanneer het kind vanwege geloofsovertuiging of levensovertuiging niet op school kan zijn, bijvoorbeeld voor een religieuze feestdag dan moet uiterlijk twee dagen voor de verhindering de school (de directie) geïnformeerd worden.
·Een verlofaanvraag op religieuze gronden dient, volgens de jurisprudentie, beschouwd te worden als een mededeling van de ouders aan de directeur van de school. Er is geen toestemming voor verlof nodig van de directeur.
Hoofdstuk 7 Regionale Meld- en Coordinatiefunctie Voorkomen Voortijdig Schoolverlaten
Een aantal leerling verlaat jaarlijks het onderwijs zonder een startkwalificatie. Een startkwalificatie is een diploma niveau 2 MBO of een diploma van een HAVO. (artikel 7.2.2. van de Wet Educatie- en Beroepsonderwijs (WEB)). Jongeren die wel in staat zijn om dit onderwijs niveau te behalen maar daarin niet slagen zijn voortijdig schoolverlaters.
Nederland heeft in Europees verband afgesproken om het aantal jongeren dat voortijdig het onderwijs verlaat zonder startkwalificatie terug te dringen. Uit onderzoek blijkt dat jongeren zonder startkwalificatie vaker en langduriger werkloos zijn en vaker geconfronteerd worden met problemen op verschillende levensdomeinen.
De RMC regio Helmond – de Peel (inclusief de gemeente Mierlo) is een zelfstandige sub eenheid van de RMC regio Zuidoost Brabant met Eindhoven als kerngemeente.
Een goed functionerend netwerk van partners in het onderwijsveld, arbeidstoeleiding, leerplicht en jeugdhulp is noodzakelijk om voor de voortijdige schoolverlaters tot een sluitende aanpak te komen waarbij de RMC functie de schakel- en makelfunctie vervult voor potentiele voortijdig schoolverlaters. De RMC functie richt zich met name op jongeren die niet (meer) leerplichtig zijn en nog geen 23 jaar oud zijn. De RMC functie werkt vooral nauw samen met leerplichtambtenaren waar jongeren het onderwijs dreigen te verlaten.
Het streven is om te voorkomen dat jongeren het onderwijs voortijdig verlaten. Wanneer dat niet lukt wordt jongeren een traject aangeboden met als doel alsnog een startkwalificatie te behalen en/of toe te leiden naar een passende plek op de arbeidsmarkt.
De RMC functie heeft naast de schakel- en makelfunctie als taak leerplichtige jongeren die voortijdig het onderwijs verlaten te registreren.
RMC regio Helmond- De Peel maakt deel uit van de eenheid Jeugdbeleid van de gemeente Helmond en voert namens de de Peelgemeenten en Mierlo de RMC functie uit voor deze regiogemeenten. De inzet van het beleid van RMC is het terugdringen van het voortijdig schoolverlaten. In de praktijk betekent het een aanvulling op de doelstellingen en aanpak vanuit de leerplichtwet.
Hoofdstuk 8 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Op 1 juli 2013 is de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vastgesteld. Deze meldcode geldt ook voor de leerplichtambtenaar. Werken volgens de meldcode is een wettelijke verplichting. De meldcode op zich is een meldrecht en geen meldplicht.
In artikel 16 is vastgelegd op welke wijze de leerplichtambtenaar met de meldcode om dient te gaan en welke stappen er gezet moeten worden. Deze beschrijving is samengesteld aan de hand van het basismodel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling opgesteld door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Opname van dit artikel in de ambtsinstructie is verplicht gesteld in de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
De meldcode bestaat uit 5 stappen. De leerplichtambtenaar volgt deze stappen.
In kaart brengen van signalen. De leerplichtambtenaar brengt de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en leg deze vast in het leerlingdossier. Tevens worden ook de contacten over de signalen vastgelegd, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. De leerplichtambtenaar beschrijft de signalen zo feitelijk mogelijk. Hypothesen en veronderstellingen worden vastgelegd, daarbij wordt uitdrukkelijk opgenomen dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. Als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht wordt dit vastgelegd met vermelding van de bron als het informatie van derden betreft. Diagnoses worden alleen vastgelegd als ze zijn gesteld door een bevoegde beroepskracht.
Indien uit een vertrouwelijk gesprek met een leerling blijkt dat er mogelijk sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling, dan meldt de leerplichtambtenaar aan de leerling dat hij of zij conform de meldcode zal handelen, tenzij er zwaarwegende belangen van de leerling zijn om dit na te laten.
Betreffen de signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht, dan meldt de leerplichtambtenaar de signalen bij de leidinggevende of de directie. In dat geval zijn de verdere stappen niet van toepassing.
Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen bij Veilig Thuis (=AMHK - Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld). De leerplichtambtenaar bespreekt de signalen met een collega bij voorkeur een leerplichtambtenaar lokaal of regionaal. De leerplichtambtenaar vraagt zo nodig ook advies aan Veilig Thuis. De leerplichtambtenaar legt de uitkomst van de bespreking vast in het leerlingdossier.
Gesprek met de leerling(ouder dan 12 jaar) en ouders/verzorgers. De leerplichtambtenaar nodigt de leerling en ouders/verzorgers uit om de signalen te bespreken. Dit gesprek wordt bij voorkeur door twee medewerkers gevoerd. In het gesprek komen de volgende onderwerpen aan de orde: het doel van het gesprek, de feiten die de leerplichtambtenaar heeft vastgesteld en de waarnemingen die zijn gedaan. Aan de leerling en ouders/verzorgers wordt gevraagd hierop te reageren.
De leerplichtambtenaar komt pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen hij heeft gezien, gehoord en waargenomen. De leerplichtambtenaar vertelt de ouders wat de vervolgeacties (kunnen) zijn. De bevindingen van het gesprek worden vastgelegd in het leerlingdossier.
De leerplichtambtenaar weegt op basis van de signalen, van het ingewonnen advies en van het gesprek met de leerling en ouders/verzorgers en na consultatie van een collega het risico, de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. De afwegingen worden vastgelegd in het leerlingdossier.
De leerplichtambtenaar weegt af of de leerling en het gezin redelijkerwijs voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling beschermd kan worden door het inschakelen van de noodzakelijke hulp. De leerplichtambtenaar plaatst een melding in de verwijsindex Risicojongeren.
De leerplichtambtenaar doet alsnog een melding van zijn vermoeden bij Veilig Thuis als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt of opnieuw begint.
Alvorens dat de leerplichtambtenaar een melding doet bespreekt hij deze melding met de leerling(ouder dan 12 jaar) en ouders/verzorgers. In dit gesprek geeft de leerplichtambtenaar aan waarom hij van plan is de melding te doen, vraagt de leerling en ouders/verzorgers om een reactie, hoort de eventuele bezwaren op de melding aan en probeert hieraan tegemoet te komen en maakt vervolgens de afweging over de noodzaak en de aard en ernst van het geweld en de noodzaak om de leerling of ouders/verzorgers te beschermen. De leerplichtambtenaar legt het gesprek vast in het leerlingdossier. De leerplichtambtenaar geeft bij de melding aan op grond van welke feiten en gebeurtenissen hij of zij hiertoe besloten heeft. Tevens meldt de leerplichtambtenaar of er informatie van anderen afkomstig is. De leerplichtambtenaar legt de melding vast in het leerlingdossier.
Hoofdstuk 9 Samenwerking regio Zuid-Oost Brabant
Uit artikel 16 lid 4 sub c van de Leerplichtwet 1969 (LPW) blijkt dat in de ambtsinstructie Leerplicht moet worden beschreven op welke wijze de ambtenaren bij de uitvoering van hun taken overleg plegen en samenwerken met hun ambtsgenoten van de omliggende gemeenten.
De regio Zuidoost Brabant voor de uitvoering van de LPW opgedeeld in twee 2 subregio’s, te weten Helmond-Peelland met 6 gemeenten (Helmond, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Someren, Asten, Mierlo) en Eindhoven-De Kempen met 15 gemeenten (Eindhoven, Best, Heeze-Leende, Nuenen, Oirschot, Son-Breugel, Veldhoven, Waalre, Bergeijk, Bladel, Cranendonck, Eersel, Reusel-Mierden, Geldrop en Valkenswaard). Deze gemeenten hebben de opdracht vanuit wetgeving om binnen het gebied (RMC-regio 37) samen te werken en inzet te doen om het voortijdig schoolverlaten en schoolverzuim zoveel mogelijk terug te dringen.
Op het gebied van jeugd/onderwijs vindt er binnen de regio Helmond-Peelland afstemming plaats binnen het portefeuillehoudersoverleg jeugd/onderwijs.
Binnen de regio Zuidoost Brabant zijn er een aantal regionale afspraken gemaakt met betrekking tot de uitvoering van de LPW, om te bevorderen dat er meer uniform en efficiënt gewerkt wordt. Tot 1 augustus 2007 mochten leerplichtambtenaren de LPW alleen uitvoeren in de gemeente waarvoor zij benoemd waren. Vanaf 1 augustus 2007, met de invoering van de kwalificatieplicht, mogen zij in geheel Nederland optreden. Hierdoor is de samenwerking in de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden.
Centrale Leerlingenregistratie
In de regio Zuid-Oost Brabant wordt door alle 21 gemeenten samengewerkt middels een Centrale Leerlingenregistratie (CLR). Deze centrale leerlingenregistratie (Key2Jongerenmonitor) is op 16 december 2011 van start gegaan. De CLR wordt voor de hele regio uitgevoerd door de gemeente Eindhoven. De Centrale Leerlingen Registratie is opgezet onder verantwoordelijkheid van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven. In 2015 is Metropool Regio Eindhoven (MRE - samenwerkingsorgaan in de regio Zuid-Oost Brabant, (samenwerking na beëindiging van de wettelijke verplichting tot samenwerking WGR+) in dit verband aangewezen als bestuurlijk verantwoordelijke in verband met de centrale afname van BRP (dit kan alleen door een zelfstandig bestuursorgaan).
Voor een uniform gebruik van het systeem/werkwijze worden afspraken gemaakt tijdens het gebruikersoverleg K2J. Hieraan neemt een leerplichtambtenaar namens Helmond-de Peelgemeenten deel.
Artikel 9.2 Regionaal leerplichtoverleg
Er wordt door de leerplichtambtenaren deelgenomen aan het uitvoerende overleg wat wordt georganiseerd voor leerplichtambtenaren in zowel Helmond als Eindhoven. Voor de regio Helmond-Peelgemeenten zijn vijf regionale overleggen samen met de beleidsmedewerkers Leerplicht. Voor de gehele regio Zuid-Oost Brabant wordt in Eindhoven maandelijks een overleg ingepland.
Tijdens dit overleg staat de uitvoering van de taken krachtens de Leerplichtwet en de RMC-wetgeving centraal. Het doel van dit regionaal overleg is om gezamenlijk tot een meer uniforme regionale uitvoering van de LPW en RMC-wetgeving te komen. Hier kan de leerplichtambtenaar van iedere gemeente een bijdrage aan leveren door onderwerpen naar voren te brengen, waarbij regionale afspraken tot een betere bestrijding van schoolverzuim en/of voortijdig schoolverlaten zullen leiden.
Er zijn ten aanzien van onderstaande onderwerpen duidelijke werkafspraken gemaakt:
Artikel 9.3 Een contactpersoon per school VO en MBO
Na de invoering van de kwalificatieplicht, waarbij de leerplichtambtenaren vanaf 1 augustus 2007 in geheel Nederland mogen optreden, zijn er regionaal nieuwe werkafspraken gemaakt. Deze zijn noodzakelijk omdat jongeren niet allemaal in de eigen gemeente naar school gaan. De scholen voor het Voortgezet onderwijs (VO) en Middelbaar beroepsonderwijs (MBO) kennen dikwijls een instroom vanuit verschillende gemeenten, binnen en buiten de regio. Hierdoor was het voor deze scholen vaak niet makkelijk om de betrokken leerplichtambtenaren te bereiken, dan wel voor de leerplichtambtenaren om al deze, buiten de gemeentegrenzen liggende, scholen te bezoeken. Dit maakte het ook lastig om de LPW uniform voor alle leerlingen op de bestreffende school uit te voeren. Wat veranderd is, is dat er aan iedere school in het VO en binnen het MBO een leerplichtambtenaar is toegewezen, die voor de school het aanspreekpunt is, onafhankelijk van waar de leerling woonachtig is. Indien de leerling woonachtig is in een gemeente buiten de regio Zuid-Oost Brabant, dan zal deze leerplichtambtenaar de melding doorzetten aan een collega van de gemeente buiten de regio, waar deze leerling woonachtig is. Dit doet de leerplichtambtenaar ook, indien hij in zijn contacten met scholen, instellingen of instanties bemerkt dat er sprake kan zijn van een overtreding van de LPW of een bedreiging van de schoolloopbaan van de jongere. Deze praktische wijziging maakt een meer uniforme uitvoering van de LPW mogelijk en maakt het voor school een stuk makkelijker om verzuim te melden. Het verzuimloket (DUO) dat in 2009 ingevoerd is, heeft onder andere hetzelfde doel voor ogen.
Artikel 9.4 Afspraken met het Openbaar Ministerie (OM)
Hiernaast is er ook binnen het strafrechtelijk kader het een en ander veranderd. Binnen de regio Zuid-Oost Brabant bestaat het Justitieel Casus Overleg – Leerplicht (JCO). Dit JCO fungeert als 'voorportaal' voor het kantongerecht. Een melding bij het JCO kan leiden tot een extra maatregel tussen de melding bij Bureau Halt en de gang naar de rechter. Binnen het JCO worden alternatieve straffen opgelegd aan leerplichtige/kwalificatieplichtige leerlingen tussen de twaalf en de achttien jaar die in overtreding zijn.
Naast bovengenoemde regionale afspraken, worden er ten aanzien van leerplichtovertredingen themazittingen Leerplicht voor de regio zuid-oost Brabant georganiseerd. Namens Helmond/De Peelgemeenten is één leerplichtambtenaar van de gemeente Helmond aanspreekpunt, die het contact met het OM onderhoudt en werkafspraken maakt.
Hoofdstuk 10 Samenwerking met diensten en instellingen
De achtergrond van de meeste zaken van verzuim is tamelijk tot zeer complex. Voor een goede diagnose, maar ook voor de goede oplossingen is het belangrijk te beschikken over veel formele en informele contacten met instanties die een bijdrage kunnen leveren aan de begeleiding van jeugd.
In de gemeente Helmond zal Leerplicht blijven investeren in een goede samenwerking met deze diensten en instellingen. Er zal sprake moeten zijn van een sluitende aanpak.
Om inzichtelijk te krijgen of jongeren daadwerkelijk aankomen bij een organisatie en verder worden begeleid, is een goede samenwerking, delen van informatie en registratie nodig voor het handhavingstraject.
In bijlage nr.1 is een lijst van ketenpartners bijgevoegd. De samenwerking met een aantal van deze ketenpartners zal hieronder worden toegelicht.
Artikel 10.1 Centrum Jeugd en Gezin - lokaal
Vanuit Leerplicht wordt altijd geprobeerd eerst vanuit een vrijwillig kader te werken. Dit betekent dat ouders en jongeren die zich begeleidbaar opstellen veelal de mogelijkheid wordt geboden een of andere vorm van vrijwillige hulp aan te gaan. Dit kan variëren van een bezoek aan de schoolarts of begeleiding via het Centrum Jeugd en Gezin (CJG). Vanaf 1 januari 2015 ligt de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg bij de gemeenten. De gemeenten (Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren) zijn al vanaf 1 januari 2014 verantwoordelijk voor de provinciaal gefinancierde jeugdzorg die in de gezinnen, in de thuissituatie van ouders en kinderen wordt geboden. Hiervoor is het CJG Peelland aangewezen als eerste aanspreekpunt voor jeugdzorg. In Helmond zijn in alle wijken opvoedondersteuners direct telefonisch of via de website bereikbaar. Daarnaast zijn op alle scholen opvoedondersteuners aangesteld. Bij afstemmingsgesprekken met de betrokkenen instanties en (meestal) met de ouders is de leerplichtambtenaar aanwezig als het met leerplicht te maken heeft.
Vanaf 1 januari 2015 voert Bureau Jeugdzorg Jeugdbescherming en jeugdreclassering uit in heel Noord-Brabant. In Helmond/Peelland is ook Veilig Thuis (Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling) ondergebracht bij Bureau Jeugdzorg.
Indien er een gezinsvoogd van Bureau Jeugdzorg bij een jongere is betrokken, betreffende waarvan een verzuimmelding is binnen gekomen, overlegt de leerplichtambtenaar over de gewenste aanpak betreffende het schoolverzuim, met deze gezinsvoogd.
Artikel 10.3 Openbaar Ministerie
De strafbepalingen uit de Leerplichtwet 1969 (LPW) (artikelen 26, 27 en 28 LPW) vormen het justitiële sluitstuk van de wet. Zij zijn van toepassing op de overtredingen zoals deze zijn genoemd in de artikelen 2, 4a, 18 en 21 LPW. In de Handleiding Strafrechtelijke aanpak schoolverzuim is een stappenplan onderzoek schoolverzuim ten behoeve van de uniforme handhaving van de leerplichtwet opgenomen. De leerplichtambtenaar kan aangaande bovengenoemde bepalingen zijn bevindingen in de vorm van een proces-verbaal aan de officier van justitie van het Openbaar Ministerie (OM) zenden.
Artikel 10.4 Raad voor de Kinderbescherming
De formele relatie met de Raad van de Kinderbescherming is gelegen in artikel 22 lid 4 LPW.
Indien de leerplichtambtenaar een proces-verbaal tegen de jongere in verband met relatief verzuim aan de Officier van Justitie zendt, zendt hij tevens een afschrift van het proces-verbaal naar de Raad voor de Kinderbescherming (Art. 22, lid 5 LPW)
Indien er tegen de ouders (in verband met schoolverzuim) al eerder een proces-verbaal is opgemaakt, zendt de leerplichtambtenaar een afschrift van het proces-verbaal naar de Raad.
Artikel 10.5 Aanwijzing deskundige - lokaal
Vanwege de mogelijkheid van een beroep op vrijstelling op grond van de artikelen 5 sub a en 7 LPW zijn er afspraken gemaakt met de GGD (een onafhankelijk deskundige) die een verklaring betreffende de geschiktheid tot toelating tot een school of instelling geeft.
Artikel 10.6 Justitieel Casus Overleg - Leerplicht
Er wordt nauw samengewerkt met Bureau jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, het Openbaar Ministerie en andere belangrijke ketenpartners, gericht op een snellere en adequatere aanpak bij die gevallen van risicovol verzuim, waarbij een meer kaderstellende aanpak gewenst lijkt. Jongeren, waarbij sprake is van complex en of hardnekkig verzuim, zullen besproken worden in het Justitieel Casus Overleg. Hierin wordt samen door onder andere Bureau jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, het Openbaar Ministerie en Leerplicht besproken wat de beste aanpak voor de betrokken jongere is. Uitgangspunt hierbij is dat een mogelijke interventie zo snel mogelijk tot een gedragsverandering leidt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar de ernst van het schoolverzuim.
Schoolverzuim is sinds 2010 een zogenaamd 'Halt-waardig' feit. Voor verwijzing bij schoolverzuim geldt een onder- en een bovengrens. De ondergrens is: meerdere dagdelen verzuim of 12 te laat komen. De ondergrens laat ruimte voor maatwerk. Leerplichtambtenaren, scholen en Halt kunnen hierover binnen hun werkgebied afspraken maken. De bovengrens is: maximaal 60 uur verzuim of 60 keer te laat komen. De Halt-regeling is bedoeld voor leerlingen met beginnend verzuim, die wel duidelijk zijn aangesproken en gewaarschuwd door de school en de leerplichtambtenaar en waarbij de school zelf maatregelen heeft genomen en ten minste de ouders heeft gewaarschuwd. Bepalend is dus of er al meerdere keren is verzuimd en tegelijkertijd dat nog geen sprake is van langdurig structureel zorgelijk verzuim. Scholen moeten daarnaast een regeling voor verzuim en te laat komen in hun reglement hebben opgenomen.
Artikel 10.8 De inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
De leerplichtambtenaar draagt op grond van artikel 23 LPW (en artikel 5 van de Leerplichtregeling 1995) zorg voor een goede informatieverstrekking aan het districtshoofd van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met betrekking tot:
Artikel 10.9 Verwijsindex risicojongeren: Zorg voor Jeugd
De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de voor hem geldende afspraken uit het (regionale) convenant betreffende de verwijsindex risicojongeren Zorg voor Jeugd worden nageleefd.
Artikel 10.10 Samenwerkingsverbanden Passend onderwijs
Met de invoering van passend onderwijs hebben scholen zorgplicht. Dat betekent dat ze verantwoordelijk zijn voor het zoeken van de juiste onderwijsplek voor elke leerling die zich bij hen heeft ingeschreven. Ouders melden hun kind aan bij de school van hun keuze, en de school zoekt een passende onderwijsplek.
Het samenwerkingsverband Helmond-Peelland Voortgezet Onderwijs (SWV Helmond-Peelland VO) omvat de gemeenten Asten, Boekel, Deurne, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze, Laarbeek, Helmond en Someren. De gemeente Nuenen sluit in dit kader aan bij de regio Eindhoven. Het samenwerkingsverband voor het Primair Onderwijs, omvat de scholen in de regio Helmond/De Peel en gemeenten Nuenen, Heeze en Geldrop-Mierlo. De kern Leende wordt ingedeeld bij de regio Kempen.
Leerplicht dient, op grond van artikel 25 van de Leerplichtwet 1969 (LPW), jaarlijks voor 1 oktober de noodzakelijke gegevens aan het college van burgemeester en wethouders aan te leveren, in verband met het jaarlijks uit te brengen verslag aan de gemeenteraad. Deze bepaling is in de instructie opgenomen om een actieve betrokkenheid van de gemeenteraad te stimuleren en ervoor te zorgen dat de gemeente voldoende stil staat bij de leerplichtuitvoering die zij wil hebben. De jaarlijkse rapportage biedt de mogelijkheid om de resultaten en ontwikkelingen op dit gebied te volgen.
De leerplichtambtenaar draagt zorg voor het jaarlijks aan de minister uit te brengen verslag inzake de omvang en behandeling van het schoolverzuim. Het verslag zal de kwantitatieve gegevens bevatten die aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) moeten worden gemeld, maar tevens ingaan op het gevoerde beleid.
Vanaf het schooljaar 2012-2013 wordt door de gemeente Eindhoven een statisch regiojaarverslag leerplicht samengesteld met een weergave van resultaten van het afgelopen schooljaar. De gegevens worden per gemeente uitgesplitst.
Artikel 11.2 Beleidsontwikkeling
Om beleidsontwikkeling, indien nodig, mogelijk te maken draagt Eenheid Jeugd – Leerplicht er zorg voor dat de ervaringen met de uitvoering van de LPW binnen het werkgebied, kwantitatief en kwalitatief, op een systematische wijze worden verzameld.
De leerplichtambtenaar blijft hiertoe goed op de hoogte van regionale, provinciale en landelijke ontwikkelingen die voor de uitvoering van de LPW van belang zijn en zorgt voor verwerking van die ontwikkelingen in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijke beleid. Er vindt betreffende deze voorstellen overleg met de beleidsambtenaar plaats met als doel deze noodzakelijke aanpassingen van het beleid te bewerken.
Om goed op de hoogte blijven van regionale ontwikkelingen, vindt meerdere malen per jaar ambtelijk overleg plaats met de regiogemeenten. Ook op uitvoerend niveau vindt overleg plaats om de aanpak en werkwijze af te stemmen.
Hoofdstuk 12 Privacy- en klachtenprocedure
Leerplichtambtenaren handelen zoals vanuit hun ambtelijke functie en de Leerplichtwet 1969 (LPW) wordt verlangd. Ook speelt de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp) een belangrijke rol.
Op het gebruik van leerplichtgegevens is deze wet namelijk van toepassing. De leerplichtambtenaar gaat met leerplichtgegevens om zoals in deze wet is vastgelegd. De leerplichtambtenaar verstrekt slechts gegevens uit het leerlingdossier aan derden, binnen de grenzen van deze wet en het Vrijstellingsbesluit Wbp. In het bijzonder artikel 20 van dit Vrijstellingsbesluit. Dit artikel regelt de voorwaarden voor vrijstelling van de meldingsplicht van de leerlingenadministratie. De gemeente hoeft de verwerking van persoonsgegevens van leer- en kwalificatieplichtigen dan niet te melden bij het Centraal Bureau Persoonsregistratie (CBP).
De leerplichtambtenaar is officieel als leerplichtambtenaar beëdigd en handelt hiernaar. De leerplichtambtenaar is tevens buitengewoon opsporingsambtenaar en handelt conform de hiervoor wettelijk gestelde regelgeving.
De gemeentelijke bezwaarprocedure is van toepassing op besluiten die door de leerplichtambtenaar worden genomen, waarbij zij het bestuurorgaan zijn. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) is op deze besluiten van toepassing.
Dit geldt niet voor de beslissingen die de leerplichtambtenaar binnen het strafrechtelijke traject, als buitengewoon opsporingsambtenaar, neemt. Hierop is het Strafrecht van toepassing.
Klachten worden behandeld volgens de gemeentelijke klachtenprocedure.
Besloten in de vergadering van 5 januari 2016.
De burgemeester van Helmond,
Mevr. P.J.M.G. Blanksma-van den Heuvel
De secretaris,
Mr. drs. A.P.M. ter Voert
Bekend gemaakt op:
19 juli 2016
De gemeentesecretaris,
Mr. drs. A.P.M. ter Voert
Zoals eerder aangegeven is het raadzaam om periodiek te bezien of de ambtsinstructie Leerplicht geactualiseerd dient te worden. Zeker gezien alle ontwikkelingen die momenteel nog gaande zijn, onder andere binnen de samenwerking met collega’s van de gemeenten in de regio Helmond-de Peelgemeenten.
Er is gedurende de afgelopen jaren een hechtere samenwerking tussen de regiogemeenten tot stand gekomen. Hierdoor is een meer uniforme en kwalitatief betere werkmethodiek naar leer- en kwalificatieplichtigen ontstaan. Toch blijven er een aantal knelpunten bestaan.
Zonder volledig te willen zijn, volgen hieronder enkele knelpunten, die momenteel door de leerplichtambtenaren binnen de gemeenten van de regio Helmond - de Peelgemeenten ervaren worden:
Er bestaan kwaliteitsverschillen binnen de regio tussen de leerplichtambtenaren van de verschillende gemeenten, waardoor de gewenste kwaliteit en deskundigheid niet overal hetzelfde is. Bepalend hierbij zijn onder andere de omvang van de gemeente, de formatie, verschillen in opleidings- en ervaringsniveau, prioritering en gemeentebeleid, etc..
Vrijstellingen moeten aangevraagd te worden bij de gemeente waar de jongere als ingezetene in de Basis Registratie Personen (BRP) staat ingeschreven. Ook hier kleven praktische bezwaren aan als een jongere op een school in een andere gemeente ingeschreven staat. Momenteel is de praktijk dan ook anders. De leerplichtambtenaar die als contactpersoon aan de school verbonden is beoordeelt de vrijstellings- of verlofaanvraag en het daadwerkelijk besluit wordt genomen door of het college van de woongemeente of de leerplichtambtenaar.